Regeling vervallen per 12-04-2011

Bijzondere Subsidieverordening voor godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van scholen voor primair onderwijs in de gemeente Oldenzaal 2001

Geldend van 12-04-2011 t/m 11-04-2011

Intitulé

Bijzondere Subsidieverordening voor godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van scholen voor primair onderwijs in de gemeente Oldenzaal 2001

De raad van de gemeente Oldenzaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 juni 2001, nr. 21/26 V;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening Oldenzaal 2001;

b e s l u i t:

vast te stellen de Bijzondere Subsidieverordening voor godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van scholen voor primair onderwijs in de gemeente Oldenzaal 2001

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten

Aan kerkelijke gemeenten, plaatselijke kerken of rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, alsmede volledige rechtsbevoegdheid bezittende organisaties op geestelijke grondslag als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, kan een subsidie worden verleend in de kosten, verbonden aan het geven van godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van de in de gemeente Oldenzaal gevestigde scholen voor primair onderwijs.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen (1)

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      godsdienstonderwijs: het onderricht in bijbelkennis, bijbelse geschiedenis, godsdienstgeschiedenis en cultuurgeschiedenis van het christendom en andere godsdienstige stromingen;

    • b.

      levensbeschouwelijk vormingsonderwijs: het leveren van een bijdrage aan de geestelijke vorming van de leerlingen vanuit een levensbeschouwelijke grondslag;

    • c.

      schoolplan: een beschrijving van het beleid met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs dat binnen de school wordt gevoerd, en dat in elk geval omvat het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en het beleid met betrekking tot de bewaking en verbetering van de kwalitieit van het onderwijs.

  • 2. Het onderwijs, als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, dient te worden gegeven door - naar het oordeel van burgemeester en wethouders - deskundig personeel.

Artikel 3 Begripsomschrijvingen (2)

Onder het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt voor de toepassing van deze verordening mede verstaan het begeleiden van anderen in hun katechetische praktijk op scholen, het verbeteren van het katechetisch klimaat op de scholen, het samenstellen van een schoolplan en daarop geënte leermiddelenpakketten en al hetgeen dat voor een goede begeleiding van het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs in schoolverband wenselijk en noodzakelijk is.

Artikel 4 Grondslag voor de subsidie

  • 1. Aan de in artikel 1 genoemde instanties wordt per jaar voor elk in het schoolplan van de desbetreffende groepen voor godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs uitgetrokken lesuur van minstens 45 minuten een subsidie verstrekt. Deze komt overeen met het voor dat jaar per wekelijks lesuur van 60 minuten geldende salaris zoals dit is vermeld in schaal A, nr. 1, behorende bij het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel. Voor de bepaling van de tegemoetkoming wordt maximaal het aantal wekelijkse klokuren in aanmerking genomen dat gelijk is aan het aantal aan de school verbonden basisformatieplaatsen waarvan de salariskosten door het rijk worden vergoed, vermenigvuldigd met 1/5.

  • 2. Het eventueel op één school geven van meer vormen van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs heeft geen invloed op de hoogte van het maximale subsidiebedrag als bedoeld in het tweede lid. In dat geval wordt de subsidie verdeeld naar evenredigheid van het aantal leerlingen dat de onderscheiden lessen volgt.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1. De aanvraag om subsidie wordt schriftelijk bij burgemeester en wethouders ingediend.

  • 2. Bij de aanvraag om subsidie, dient te worden overlegd:

    • a.

      een opgave vermeldende de scholen waaraan het godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs gedurende het lopende of komende subsidiejaar zal worden gegeven onder vermelding van de basisformatie per school afzonderlijk;

    • b.

      een verklaring van het bestuur der school, waaraan het godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs zal worden gegeven, waaruit blijkt, dat het betrokken schoolbestuur er zijn instemming mee betuigt, dat het godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt gegeven door de in artikel 1 bedoelde instantie en waarin het zich bereid verklaart, daaraan de medewerking te verlenen die noodzakelijk is om het godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs tot volle ontplooiing te brengen;

  • 3. Ingeval van uitbreiding van het werkgebied van de in artikel 1 genoemde instantie met andere scholen dan waarvoor reeds een eerder een aanvraag om subsidie werd ingediend, dient ten aanzien van deze scholen tevoren een afzonderlijke aanvraag om subsidie bij burgemeester en wethouders te worden ingediend, onder overlegging van de in het voorgaande lid bedoelde gegevens en bescheiden.

Artikel 6 Verplichtingen (1)

  • 1. Het voor het geven van godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aangewezen personeel onthoudt zich ervan iets te doen of toe te laten, wat strijdig is met de eerbied, verschuldigd aan de overtuiging van andersdenkenden.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde personen gedragen zich overeenkomstig de aanwijzingen van de directeur van de school.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde personen verstrekken desgevraagd alle gewenste inlichtingen aan burgemeester en wethouders, aan het bestuur van de school en aan de directeur van de school.

Artikel 7 Verplichtingen (2)

De subsidie, bedoeld in artikel 4, mag middellijk noch onmiddellijk ten goede komen aan de school, waaraan het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt gegeven.

Artikel 8 Subsidievaststelling

Ter verkrijging van de in artikel 4 bedoelde subsidie, zendt de instantie als bedoeld in artikel 1, binnen acht weken na afloop van het kalenderjaar bij burgemeester en wethouders een opgave vermeldende:

  • a.

    de naam van de leerkracht/begeleider, die belast is geweest met het geven/begeleiden van godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs;

  • b.

    het aantal lessen/uren dat gegeven/begeleid is per school met vermelding van het aantal minuten per les;

  • c.

    een opgave vermeldende de basisformatie op 1 januari en 1 augustus van het afgelopen kalenderjaar;

  • d.

    een rekening en verantwoording van de gemaakte kosten over het afgelopen kalenderjaar.

De opgaven bedoeld onder a, b en c dienen voor inzending door het bevoegd gezag van de betreffende school voor gezien en akkoord te worden getekend.

Artikel 9 Voorschot

Op aanvraag kunnen burgemeester en wethouders op de in artikel 4 bedoelde subsidie een voorschot verlenen, dat elke drie maanden, telkens voor een vierde gedeelte, wordt uitbetaald.

Artikel 10 Zaken waarin de verordening niet voorziet

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 november 2001.

Artikel 12 Intrekking

De Verordening tot regeling van de vergoeding voor het geven van godsdienst- c.q. levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van basisscholen en leerlingen van scholen voor speciaal onderwijs in de gemeente Oldenzaal, vaststgesteld bij besluit van 27 juni 1985, nummer 75 en gewijzigd bij besluit van 25 november 1993, nummer 531, wordt per 1 november 2001 ingetrokken.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Bijzondere subsidieverordening voor godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van scholen voor primair onderwijs in de gemeente Oldenzaal 2001.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 5 juli 2001,
de secretaris, de voorzitter,