Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening Langdurigheidstoeslag 2009

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag 2009

De raad van de gemeente Oldenzaal;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 december 2008, nr. 47/8, reg.nr. INT-08-00902;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d en artikel 36 van de Wet werk en bijstand en artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening Langdurigheidstoeslag 2009

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • b.

    bijstandsnorm: de norm bedoeld in paragraaf 3.2 van de wet, verhoogd met de toeslag genoemd in artikel 25 van de wet, exclusief vakantietoeslag;

  • c.

    peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat;

  • d.

    referteperiode: 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

  • e.

    inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1. Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen niet uitkomt boven 100 procent van de bijstandsnorm.

  • 2. Geen zicht op inkomensverbetering als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet heeft degene die voldoet aan het bepaalde in het eerste lid. Inkomen uit of in verband met arbeid dat gedurende de referteperiode in enig jaar is ontvangen, mag niet meer bedragen dan de van toepassing zijnde langdurigheidstoeslag.

  • 3. Geen recht op langdurigheidstoeslag bestaat als de belanghebbende:

    • a.

      op de peildatum of in de referteperiode een opleiding volgt of heeft gevolgd als bedoeld in de Wet op de studiefinanciering of de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten;

    • b.

      in onvoldoende mate heeft getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en aanvaarden.

Artikel 3

Belanghebbenden worden geacht voldoende te hebben getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en aanvaarden, indien jegens hen gedurende de referteperiode geen besluit tot verlaging van de uitkering is genomen wegens schending van de arbeidsplicht.

Artikel 4 Hoogte van de toeslag

De langdurigheidstoeslag is gelijk aan 40% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag, geldende op 1 januari van het betreffende jaar, naar boven afgerond op hele tientallen.

Artikel 5 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als: Verordening Langdurigheidstoeslag 2009.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 18 december 2008,
de griffier, de voorzitter,
J.H. Brokers F.T.J.M. Backhuijs

Artikelsgewijze toelichting behorende bij de Verordening Langdurigheidstoeslag 2009

(vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2008, nr. 268)

Algemeen

Deze verordening is tot stand gekomen als gevolg van een wijziging in de Wet werk en bijstand (WWB) waarin van de langdurigheidstoeslag een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand is gemaakt.

Op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel d van de WWB stelt de gemeenteraad bij verordening regels met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig, laag inkomen, zoals dat in artikel 36, eerste lid WWB wordt gebruikt.

In deze verordening is gekozen voor invulling die rekening houdt met de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijk gesignaleerde tekortkomingen. Voorts is gekozen voor een invulling die zo veel mogelijk ongewenste armoedevaleffecten voorkomt.

Artikel 1

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan, is een definitie gegeven in deze verordening.

Bijstandsnorm is de op grond van paragraaf 3.2 op de belanghebbende van toepassing zijnde norm, vermeerderd met de toeslag op grond van artikel 25, exclusief vakantietoeslag. Hiermee komen de LDT-bedragen overeen met de huidige normen en wordt geen rekening gehouden met een woningdelerssituatie.

Met de invulling van het begrip ‘peildatum’ als datum waarop het recht is ontstaan, wordt aangesloten bij de jurisprudentie van de CRvB, dat het niet gaat om de datum waarop is aangevraagd. De aanvraag wordt daarom steeds geacht te zijn gedaan tegen de eerst mogelijke datum na afloop van de referteperiode.

Een referteperiode van 5 jaar zoals de WWB voorschreef wordt als te lang ervaren. Na 3 jaar op een minimuminkomen te zijn aangewezen, wordt over het algemeen geen reserveringsruimte meer aanwezig geacht. Daarom wordt een termijn van drie jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd is door wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar en een belanghebbende is vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig subject van bijstandsverlening.

Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde en door de wetgever bedoelde invulling van het begrip inkomen in artikel 36 WWB, waarmee de wettechnische imperfectie wordt weggenomen.

Artikel 2

Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 100% van de bijstandsnorm. Volgens de CRvB mag een marginale overschrijding van deze 100% grens worden genegeerd.

Er is bewust niet voor gekozen om het recht op langdurigheidstoeslag ook toe te kennen bij een inkomen boven bijstandsniveau. Ten eerste omdat dit ongewenste armoedevaleffecten in zich heeft. Ten tweede omdat het in aanmerking laten komen van belanghebbende met een inkomen hoger dan 100% van de bijstand niet valt te rijmen met de wettelijke uitsluiting van personen van 65 jaar en ouder. Zij zijn immers uitgesloten omdat hun inkomen al voldoende hoger is dan de bijstandsnorm voor personen jonger dan 65 jaar.

Door de zinsnede ‘geen uitzicht heeft op inkomensverbetering’ komen, overeenkomstig de toelichting in de Nota van wijziging van de staatssecretaris, bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief, zoals studenten en werkenden, niet in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag. Tot studenten worden ook gerekend personen waarvan de voor arbeid beschikbare tijd geheel of gedeeltelijk in beslag wordt genomen door studie anders dan bedoeld in de WSF 2000 of WTOS.

Het hebben van inkomen uit of in verband met arbeid kan duiden op het wél uitzicht hebben op inkomensverbetering. Om het begrip ‘geen uitzicht heeft op inkomensverbetering’ in de uitvoeringspraktijk hanteerbaar te houden, wordt in het tweede lid voorgesteld een bedrag ter hoogte van de van toepassing zijnde langdurigheidstoeslag buiten beschouwing te laten bij de beoordeling of er in enig jaar inkomsten uit of in verband met arbeid zijn ontvangen.

Personen met een WSW-dienstverband, waarvan het uitzicht op inkomensverbetering over het algemeen gering is, kunnen ook in aanmerking komen voor de LDT mits het inkomen niet meer bedraagt dan de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm. WSW-arbeid wordt namelijk niet aangemerkt als algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 3

Dit artikel betreft een uitwerking van artikel 2, derde lid, onder b. Het geeft uitdrukking aan de waarde die gehecht wordt aan de inspanning voor arbeidsinschakeling met als doel het inkomen te verbeteren. Schending van de arbeidsplicht mag niet worden beloond en tast het uitzicht op inkomensverbetering aan.

Artikel 4

Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is de hoogte van de langdurigheidstoeslag een percentage (40) van de op 1 januari van het betreffende jaar van toepassing zijnde bijstandsnorm plus toeslag. Het bedrag dat vervolgens uit de berekening volgt, wordt naar boven afgerond op hele tientallen. Hiermee wordt aangesloten bij de hoogte van de bedragen zoals deze in de WWB waren vastgesteld.