Regeling vervallen per 07-06-2017

Re-Integratieverordening Participatieweg Olst-Wijhe

Geldend van 01-07-2015 t/m 06-06-2017

Intitulé

Re-Integratieverordening Participatieweg Olst-Wijhe

De raad van de gemeente Olst-Wijhe;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

Gelet op de artikelen 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, en 10b, vierde lid, van de Participatiewet;

Besluit:

vast te stellen de

Re-integratieverordening Participatiewet Olst-Wijhe

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid onder a van de wet;

  • -

    doelgroep werk: personen met een kleine of geringe afstand tot de arbeidsmarkt, de arbeidsmarkt kan op eigen kracht worden bereikt;

  • -

    doelgroep (Werkend) leren: personen met een middelgrote afstand tot de arbeidsmarkt, beweging is gericht op verbetering van de positie op de arbeidsmarkt en de loonwaarde is 30 tot 70%;

  • -

    doelgroep Meedoen: personen die (langdurig) geen uitzicht (meer) hebben op werk;

  • -

    doelgroep beschut werk: objectief niet in staat zelfstandig in een reguliere omgeving te werken;

  • -

    startkwalificatie: een diploma op Mbo 2 niveau of hoger of een diploma havo/vwo;

  • -

    doelgroep niet uitkeringsgerechtigden (hierna nuggers): personen zoals bedoeld in artikel 6 onder a van de wet. Het gaat om niet uitkeringsgerechtigden met een inkomensgrens tot 100% van het wettelijk minimumloon en een vermogensgrens conform artikel 31 van de wet.

  • -

    mantelzorg: langdurige zorg die in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

  • -

    voorziening: een verstrekking van een product of dienst van de gemeente aan haar inwoner of aan een organisatie

  • -

    wet: Participatiewet

Hoofdstuk 2. Beleid en financiën

Artikel 2. Budgetplafonds

  • 1. Het college kan een of meer budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Artikel 3. Evenwichtige verdeling en financiering

  • 1. Het college biedt aan een persoon uit de doelgroep ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voor zover het college dat noodzakelijk acht een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen, biedt het college maatwerk. Daarbij wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de voorziening, gelet op de mogelijkheden, capaciteiten en wensen van de belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en

    • b.

      de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg

  • 4. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Hoofdstuk 3. Voorzieningen

Artikel 4. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Het college stelt in een plan van aanpak, na overleg met betrokkene, vast welke voorziening wordt aangeboden. Dit plan bevat ten minste een doelstelling, voorwaarden, bijdrage van betrokkene en een tijdspad. Indien van toepassing, wordt hierin ook een budgetplafond bepaald.

  • 2. Het college kan een voorziening beëindigen als:

    • a.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;

    • b.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

    • c.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorzieningen, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

    • d.

      naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    • e.

      de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruikmaakt van de voorziening;

    • f.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruikmaakt van de aangeboden voorziening;

    • g.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Artikel 5. Werkervaringsplaats en proefplaatsingen

  • 1. Het college kan een persoon uit de doelgroep een werkervaringsplaats of proefplaatsing aanbieden aan de doelgroep.

  • 2. Het doel van een werkervaringsplaats is het opdoen van werkervaring of het leren functioneren in een arbeidsrelatie. Het doel van een proefplaatsing is het beoordelen of een persoon voldoende competenties heeft voor een beoogde werkplaats.

  • 3. Een werkervaringsplaats kan worden aangeboden voor maximaal drie maanden. Partijen sluiten een schriftelijke overeenkomst. In de overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      het doel van de werkervaringsplaats; en

    • b.

      de werkzaamheden; en

    • c.

      de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 4. Een proefplaatsing duurt maximaal driemaanden. Voorwaarden voor het verkrijgen van een proefplaatsing zijn:

    • a.

      de proefplaatsing drie maanden achtereenvolgens wordt uitgevoerd welke periode één keer kan worden verlengd met maximaal drie maanden; en

    • b.

      de proefplaatsing gedurende minimaal 20 uren per week wordt verricht; en

    • c.

      alleen werkzaamheden worden verricht die passen binnen het doel en de opzet van de proefplaatsing; en

    • d.

      aan de proefplaatsing een overeenkomst ten grondslag ligt; en

    • e.

      de werkgever de intentie uitspreekt om belanghebbende bij goed functioneren na de proefplaatsing in dienst te nemen.

  • 5. Het college plaatst de persoon niet als hierdoor de concurrentieverhoudingen onverantwoord worden beïnvloed of verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

Artikel 6. Sociale activering

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening.

  • 2. Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

Artikel 7. Scholing

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden.

  • 2. Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      Het gaat de capaciteiten van de te scholen persoon niet te boven, en

    • b.

      Het vergroot de kansen op de arbeidsmarkt.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de wet (jonger dan 27 jaar).

  • 4. Scholing betreft bij voorkeur een praktijkgerichte opleiding of training.

Artikel 8. Leer-werktraject

  • 1. Het college kan een persoon uit de doelgroep een leer-werktraject aanbieden als onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het leer-werktraject heeft als doel de persoon, met behoud van uitkering, werkervaring en vaardigheden op te laten doen in een bepaald vakgebied; alsmede het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3. Deze voorziening kan worden ingezet als door het college is vastgesteld dat de persoon op korte of (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk.

  • 4. Er wordt een individuele overeenkomst aangegaan waarin de leer en/of uitstroomdoelen worden vastgelegd.

Artikel 9. Participatievoorziening beschut werk

  • 1.

    Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt.

  • 2.

    Het college maakt uit de personen uit de doelgroep een voorselectie en wint bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen advies in voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Het college selecteert voor deze beoordeling uitsluitend personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 3.

    Om de in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken, zet het college de volgende ondersteunende voorzieningen in: fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving, uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 4.

    Het college bepaalt de omvang van het aanbod beschut werk en legt vast hoeveel plekken voor beschut werk de gemeente beschikbaar stelt.

In verband hiermee overlegt het college met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, aan de gemeente gelieerde bedrijven en andere reguliere werkgevers.

Artikel 10. Ondersteuning bij leer-werktraject

Het college kan ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep ten aanzien van wie het college van oordeel is dat een leer-werktraject nodig is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:

  • a.

    van zestien of zeventien jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of

  • b.

    van achttien tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.

Artikel 11. Persoonlijke ondersteuning

Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden in de vorm van structurele begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.

Artikel 12. No-riskpolis

  • 1. Een werkgever komt in aanmerking voor een no-riskpolis als:

    • a.

      de werkgever voor ten minste de duur van zes maanden een arbeidsovereenkomst aangaat met een werknemer;

    • b.

      de werknemer voorafgaande aan de aanvang van de arbeid behoort tot de doelgroep;

    • c.

      de werknemer een structurele functionele of andere beperking heeft of de werkgever ten behoeve van de werknemer een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de wet ontvangt;

    • d.

      de werkgever geen aanspraak kan maken op de no-riskpolis van het UWV voor de gemeentelijke doelgroep banenafspraak.

    • e.

      artikel 29b van de Ziektewet niet van toepassing is, en

    • f.

      de werknemer zijn woonplaats heeft binnen de gemeente.

  • 2. De no-riskpolis vergoedt:

    • a.

      het loon van de werknemer tot maximaal 120 procent van het minimumloon, en

    • b.

      15 procent boven de dekking voor extra werkgeverslasten.

  • 3. Om de werkgever een no-riskpolis te kunnen verstrekken, sluit de gemeente een verzekering af met een verzekeraar en treedt op als verzekeringnemer. De begunstigde is de werkgever.

  • 4. Het college verstrekt de no-riskpolis tot en met 24 maanden na indiensttreding van de werknemer bij de werkgever.

Artikel 13. Indienstnemingssubsidie

  • 1. Het college kan een indienstnemingssubsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon, die behoort tot de doelgroep, een arbeidsovereenkomst sluiten, voorzover dit gezien de afstand tot de arbeidsmarkt passend is.

  • 2. De indienstnemingssubsidie wordt uitsluitend versterkt als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en geen verdringing plaats vindt.

Artikel 14. Premies

  • 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden een premie toekennen.

  • 2. Het college stelt nadere regels over de doelgroepen en de hoogte van de premie vast.

Artikel 15. Overige vergoedingen

  • 1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling. Het gaat hierbij in ieder geval om:

  • a. Kosten van kinderopvang

  • b. Reiskosten

  • c. Noodzakelijk geachte werkplekaanpassingen

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 17. Beleidsregels

Het college kan ten behoeve van uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen waarin wordt vastgelegd welke voorzieningen, waaronder ondersteunende voorzieningen, het college in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

Artikel 18. Innovatie

  • 1. Het college kan, als experiment in het kader van het onderzoeken en toepassen van mogelijkheden om de participatie te bevorderen, afwijken van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. De duur van een experiment als bedoeld in het eerste lid is ten hoogste twee jaar.

  • 3. Indien het experiment noodzaakt tot bijstelling van deze verordening kan de periode zoals genoemd in het tweede lid worden verlengd tot aan het moment van inwerkingtreding van de bijstelling.

Artikel 19. Hardheidsclausule

  • 1. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing ervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 20. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Olst-Wijhe wordt ingetrokken per 1 juli2015.

  • 2. Als iemand gebruik maakt van een voorziening op grond van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Olst-Wijhe behoudt die persoon deze voorziening voor de duur dat deze is verstrekt maar maximaal twaalf maanden voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit die verordening.

  • 3. De Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Olst-Wijhe blijft van toepassing ten aanzien van een voortgezette voorziening als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening Participatiewet Olst-Wijhe

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering d.d. 11 mei 2015.
De raad voornoemd,
De griffier De voorzitter
………………………………………….………………………………….
B.A. (Bart) Duursema A.G.J. (Ton) Strien
schakeling.