Regeling Reis en Verblijfskosten

Geldend van 12-03-2018 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-09-2016

Intitulé

Regeling Reis en Verblijfskosten

RegelingReis-enverblijfskosten

Vastgesteld bij besluit van het Dagelijks Bestuur d.d. 2 september 2016

(Datum bekendmaking: 18 oktober 2016

Datum inwerkingtreding:1 september 2016)

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    Medewerker: de ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR-UWO.

  • 2.

    De bij de Omgevingsdienst Groningen tewerkgestelde uitzendkrachten en

  • 3.

    gedetacheerden.

  • 4.

    Dienstreis: een naar het oordeel van de direct leidinggevende noodzakelijke reis van een medewerker tot het verrichten van activiteiten buiten de plaats van tewerkstelling, evenals het hiermede verband houdende verblijf buiten deze plaats.

  • 5.

    Plaats van tewerkstelling: het gebouw, gebouwencomplex of terrein waar of van waaruit de medewerker gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht.

  • 6.

    Reisregeling Binnenland: De vergoedingen wegens reis- en verblijfkosten worden vastgesteld door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en in het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden voor gemeenten van toepassing verklaard.

  • 7.

    Standplaats: Veendam

  • 8.

    Werkgever: Dagelijks Bestuur Omgevingsdienst Groningen

Artikel 2 Algemene bepalingen

  • 1. De dienstreizen dienen in de regel met openbare vervoermiddelen te worden gemaakt.

  • 2. Indien de dienstreis niet of niet op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden gemaakt, kan de direct leidinggevende aan de medewerker toestemming verlenen voor het gebruik maken van een dienstauto.

  • 3. Voor een dienstreis die het gebied doorkruist dat met een straal van 10 kilometer van Veendam ligt wordt, in aanvulling op lid 2, de dienstauto als meest doelmatige wijze van vervoer gezien.

  • 4. In geval er geen dienstauto aantoonbaar beschikbaar is, de dienstreis naar oordeel van de leidinggevende niet of niet op doelmatige wijze per openbaarvervoer kan worden ondernomen en het dienstbelang vereist het maken van een dienstreis, is het de medewerker toegestaan voor de dienstreis gebruik te maken van zijn of haar eigen voertuig.

  • 5. In bijzonder gevallen kan, uit oogpunt van doelmatigheid en efficiency, door de leidinggevende aan de medewerker toestemming worden verleend om de dienstauto eerder op te halen (na 17.00 uur) dan wel later terug te brengen (voor 8.00 uur).

Artikel 3 Afstand

  • 1.

    Tenzij een andere opdracht is gegeven, behoort een dienstreis via de meest optimale route te worden gemaakt. De berekening van de reisafstand met eigen vervoer wordt gebaseerd op de gegevens van de snelste route van de nationale ANWB routeplanner.

  • 2.

    De plaats van tewerkstelling wordt als begin- en eindpunt aangemerkt. Uitgangspunt is dat Veendam de plaats van tewerkstelling is.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in lid 2 wordt de woning van de medewerker (of een andere plaats) als beginpunt respectievelijk eindpunt van de dienstreis aangemerkt, indien de afstand naar de plaats van bestemming vanuit huis (of een andere plaats) korter is dan vanuit Veendam.

Wanneer meerdere locaties moeten worden bezocht, dan geldt dit als een doorlopende dienstreis. De dienstreis eindigt op het moment dat de medewerker weer thuis, dan wel in Veendam is.

  • 4.

    Indien de woning van de medewerker als beginpunt respectievelijk eindpunt van de dienstreis is aangemerkt wordt de reisafstand gemaximaliseerd, met dien verstande dat, indien de woning niet in de Provincie Groningen staat, de afstand tussen de woning en Veendam wordt vergoed tot maximaal de afstand tot 50 kilometer.

  • 5.

    Indien gebruik wordt gemaakt van artikel 3 lid 4 kan er geen declaratie plaatsvinden op grond van art. 12 Sociaal Statuut.

Artikel 4 Vergoeding reiskosten

  • 1. De vergoeding van de reiskosten met een openbaar vervoer middel vindt plaats op grond van de daadwerkelijk gemaakte kosten voor een plaats in de 2e klasse.

  • 2. Indien de direct leidinggevende vooraf toestemming heeft verleend voor het gebruik van een eigen vervoermiddel krijgt de medewerker een kilometervergoeding overeenkomstig het bepaalde in het Reisbesluit Binnenland en de Reisregeling Binnenland van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 3. In de in lid 2 bedoelde kilometervergoeding is inbegrepen de vergoeding voor extra kosten zoals bijvoorbeeld parkeer- en tolgelden e.d..

Artikel 5 Verblijfskosten

De in verband met een dienstreis noodzakelijk gemaakte verblijfkosten worden vergoed conform de bepalingen en de bedragen genoemd in het Reisbesluit Binnenland en de Reisregeling Binnenland van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 6 Declaratie

Uitbetaling van reis- en verblijfskosten geschiedt achteraf, op declaratiebasis. Declaraties dienen voorzien te zijn van originele, deugdelijke bewijsstukken.

Artikel 7 Termijn

Geen aanspraak op tegemoetkoming in reis- en/of verblijfskosten bestaat indien de declaratie van de in een kalendermaand gemaakte kosten niet binnen drie maanden na die kalendermaand is ingediend, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden.

Artikel 8 Aansprakelijkheid bij schade

Voor schade aan het eigen motorvoertuig tijdens uitoefening van de dienst, als gevolg van opzet of roekeloosheid van de medewerker, is de werkgever niet aansprakelijk te stellen.

Artikel 9 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan de directeur een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 10 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling reis- en verblijfkosten” en treedt in werking met ingang van 1 september 2016.