Reglement van Orde Algemeen Bestuur Omgevingsdienst Rivierenland

Geldend van 25-10-2012 t/m heden

Intitulé

Reglement van Orde Algemeen Bestuur Omgevingsdienst Rivierenland

Artikel

Reglement van orde Algemeen Bestuur Omgevingsdienst Rivierenland.

Het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland

gelet op artikel 13 lid 5 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland.

Besluit vast te stellen het:

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van het Algemeen

Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland.

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • b.

    regeling: gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland;

  • c.

    Omgevingsdienst: de omgevingsdienst Rivierenland;

  • d.

    voorzitter: de voorzitter van het Algemeen Bestuur van de omgevingsdienst of diens plaatsvervanger;

  • e.

    lid of leden: lid of leden van het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst:

  • f.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing,

naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

g.subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm

geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

h.motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens

of verzoek wordt uitgesproken;

  • i.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • j.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel.

  • k.

    secretaris: de secretaris van het Algemeen Bestuur van de omgevingsdienst of diens plaatsvervanger, bedoeld in artikel 27 lid 1 van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland.

Artikel 2. De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    hetgeen de wet, de regeling of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3. De secretaris

1.De secretaris is in elke vergadering van het Algemeen Bestuur aanwezig. Bij verhindering of

afwezigheid wordt de secretaris vervangen door een door het Algemeen Bestuur daartoe

aangewezen plaatsvervangend secretaris.

2.De secretaris kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, aan de beraadslagingen als

bedoeld in dit reglement deelnemen.

HOOFDSTUK II VERGADERINGEN

Paragraaf 1. Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 4. Vergaderfrequentie

1.Het Algemeen Bestuur vergadert tenminste twee keer per jaar en verder zo dikwijls als het

Algemeen Bestuur daartoe besloten heeft.

  • 2.

    Indien de voorzitter of het Dagelijks Bestuur of ten minste de helft van het aantal leden waaruit het Algemeen Bestuur bestaat het onder opgaaf van redenen nodig oordeelt belegt de voorzitter binnen 10 dagen een vergadering.

  • 3.

    De secretaris stelt, in afstemming met het Algemeen Bestuur, voor de aanvang van elk

kalenderjaar een schema op voor de in dat jaar te houden vergaderingen. Dit schema wordt

tijdig ter kennis gebracht van de leden.

Artikel 5. Oproep

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste zeven dagen voor een vergadering de leden een oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 32

van dit reglement bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de oproep aan de leden verzonden.

Artikel 6. Agenda

1.In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep tot

uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze

wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden verzonden, en openbaar gemaakt.

  • 2.

    Bij aanvang van de vergadering stelt het Algemeen Bestuur de agenda vast.

  • 3.

    Op voorstel van een lid van het Algemeen Bestuur of de voorzitter kan het Algemeen Bestuur bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4.

    Op voorstel van een lid of van de voorzitter kan het Algemeen Bestuur de volgorde van

behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 7. Ter inzage leggen van stukken

1.Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden

gelijktijdig met het verzenden van de oproep voor een ieder op het kantoor van de

Omgevingsdienst ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kunnen stukken ook op elektronische wijze aan een ieder ter beschikking worden gesteld.

  • 3.

    Indien omtrent stukken op grond van artikel 32 van dit reglement geheimhouding is opgelegd,

blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de secretaris en

verleent de secretaris de leden inzage.

Artikel 8. Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt door aankondiging op de website van de Omgevingsdienst bekend gemaakt.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats, alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de bij de vergadering behorende stukken kan inzien.

  • 3.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden, op de website van de Omgevingsdienst geplaatst.

Paragraaf 2. Orde der vergadering

Artikel 9. Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van het Algemeen bestuur de presentielijst.

Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de secretaris door

ondertekening vastgesteld.

Artikel 10. Opening vergadering: quorum

1.De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur indien meer dan de helft van het

ingevolge de regeling zitting hebbende leden blijkens de presentielijst aanwezig is.

2.Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is,

bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de

volgende vergadering. Deze vergadering kan niet eerder plaats vinden dan tenminste 24 uur na

het bezorgen van de oproeping.

3.Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het

Algemeen Bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 11. Verslag

  • 1.

    De secretaris draagt zorg voor het bijhouden van een presentielijst en een besluitenlijst aangevuld met mogelijke stemverklaringen.

  • 2.

    De concept besluitenlijst van de voorgaande vergadering wordt binnen twee weken toegezonden aan de leden. De concept besluitenlijst wordt gelijktijdig aan de overige personen die het woord hebben gevoerd, toegezonden.

  • 3.

    De concept besluitenlijst bevat tenminste:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de secretaris en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      de genomen besluiten.

  • 4.

    De besluitenlijst wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna deze door de voorzitter en de secretaris wordt ondertekend.

Artikel 12. Ingekomen stukken

Bij het Algemeen Bestuur ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het

Dagelijks Bestuur aan het Algemeen Bestuur, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de

leden toegezonden en ter inzage gelegd.

Artikel 13. Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij het Algemeen Bestuur anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp

of voorstel.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor

wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

5.Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft

gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 14. Handhaving orde: schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het in acht nemen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere

interrupties zijn betoog zal afronden.

2.Indien een spreker zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaat, afwijkt van het

in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel

anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de

betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de

vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

3.De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd

schorsen en, indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

Artikel 15. Beraadslaging

1.Het Algemeen Bestuur kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer

onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

2.Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan het Algemeen Bestuur besluiten de

beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het Dagelijks Bestuur de

gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de

schorsingsperiode verstreken is.

3.Het Algemeen Bestuur kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden en

de secretaris, deelnemen aan de beraadslaging.

4.Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden genomen alvorensmet de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt

genomen.

Artikel 16. Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat het Algemeen Bestuur tot stemming overgaat, heeft

ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.

Artikel 17. Beslissing

1.Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij

de beraadslaging, tenzij het Algemeen Bestuur anders beslist.

2.Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de

stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming

wordt gevraagd.

3.Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het

voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3. Procedures bij stemmingen

Artikel 18. Algemene bepalingen overstemming

1.De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook

de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke

stemming is aangenomen.

2.In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht

willen worden te hebben tegengestemd of zich van medestemmen dienden te onthouden in een

aangelegenheid die het lid rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als

vertegenwoordiger is betrokken .

3.Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan

mededeling.

  • 4.

    De voorzitter of de secretaris roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan

de stemming op grond van de Wet moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6.

    De leden brengen hun stem uit door het woord 'voor', ‘blanco’ of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog

herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later,

dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel

aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter

geen verandering.

8.De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal

voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen

besluit.

Artikel 19. Stemming over amendementen en moties

1.Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat

amendement gestemd.

2.Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het

subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

3.Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn

ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij

geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in

stemming wordt gebracht.

4.Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel

gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 20. Stemming over personen

1.Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van

een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot

stembureau.

2.leder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van stemming dient te onthouden vanwege een

aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als

vertegenwoordiger is betrokken is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes

dienen identiek te zijn.

3.Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan

te bevelen. Het Algemeen Bestuur kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde

stemmingen worden samengevat op één briefje.

4.Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal

leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de

aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt

een nieuwe stemming gehouden.

5.Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de meerderheid

vereist van hen die een stem hebben uitgebracht. De leden die geen behoorlijk stembriefje

hebben ingeleverd, worden geacht geen stem te hebben uitgebracht.

6.In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het Algemeen Bestuur, op

voorstel van de voorzitter.

7.Onder de zorg van de secretaris worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de

uitslag vernietigd.

Artikel 21. Herstemming over personen

1.Wanneer bij de eerste stemming niemand de meerderheid heeft verkregen, wordt

tot een tweede stemming overgegaan.

2.Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de meerderheid is verkregen,

heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste

stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer

dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee

personen de derde stemming zal plaatshebben.

3.Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het

lot.

Artikel 22. Beslissing door het lot

1.Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet

plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

2.Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze

gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

3.Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op

dit briefje voorkomt, is gekozen.

HOOFDSTUK III RECHTEN VAN LEDEN

Artikel 23. Amendementen

1.leder lid kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement

kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen,

waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Er kan alleen beraadslaagd worden

over amendementen die ingediend zijn door leden die de presentielijst getekend hebben en in

de vergadering aanwezig zijn.

2.Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is

ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

3.Elk amendement of subamendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te

kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het

oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt dat met een mondelinge

indiening kan worden volstaan.

4.Intrekking, door de indiener(s), van het amendement of subamendement is mogelijk, totdat de

besluitvorming door het Algemeen Bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 24. Moties

  • 1.

    leder lid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter

worden ingediend.

3.De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de

beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

4.De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats

nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

5.Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door het

Algemeen Bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 25. Voorstellen van orde

1.De voorzitter en ieder lid van het Algemeen Bestuur kunnen tijdens de vergadering mondeling

een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist het Algemeen Bestuur terstond.

Artikel 26. Initiatiefvoorstel

1.Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de

voorzitter worden ingediend.

2.De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de

oproep al verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de

daaropvolgende vergadering geplaatst. Bij vaststelling van de agenda wordt het

initiatiefvoorstel in stemming gebracht.

3.De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen

en onderwerpen zijn behandeld, tenzij het Algemeen Bestuur oordeelt dat:

a.het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander

geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

  • b.

    het voorstel voor advies naar het Dagelijks Bestuur dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt het Algemeen Bestuur in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt

    • 4.

      Het Algemeen Bestuur kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een

voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

Artikel 27. Interpellatie

1.Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de

voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering

schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het

onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

2.De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige

leden. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het

verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. Het Algemeen Bestuur bepaalt op welk

tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

3.De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden niet meer dan

eenmaal, tenzij het Algemeen Bestuur hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 28. Schriftelijke vragen

1.Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een

toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge

beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per

omgaande aan de indiener teruggestuurd.

2.De vragen worden bij de voorzitter ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo

spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden worden gebracht.

3.Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig

dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de

eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur. Indien beantwoording niet binnen deze

termijnen kan plaatsvinden, stelt de secretaris de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis,

waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht

wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De antwoorden van het Dagelijks Bestuur worden aan de leden toegezonden.

  • 5.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende vergadering van het

Algemeen Bestuur en bij mondelinge beantwoording in dezelfde vergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door het Dagelijks Bestuur gegeven antwoord, tenzij het Algemeen Bestuur anders beslist.

Artikel 29. Schriftelijke vragen raads- en statenleden

1.Ieder lid van de raad van een aan de regeling deelnemende gemeente of provincie kan aan het

Algemeen Bestuur schriftelijk vragen stellen. De vragen worden bij de voorzitter ingediend.

2.De voorzitter brengt de gestelde vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van alle raden van de

aan de regeling deelnemende gemeenten en aan provinciale staten van Gelderland.

3.Het Algemeen Bestuur beantwoordt de vragen zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen

twee maanden, nadat de vragen de voorzitter hebben bereikt. De antwoorden worden door de

voorzitter zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de raden van de aan de regeling deelnemende

gemeenten en provincie medegedeeld. Bij de antwoorden worden de vragen opnieuw vermeld.

Artikel 30. Inlichtingen

1.Indien een lid van het Algemeen Bestuur over een onderwerp inlichtingen verlangt over het

door het Dagelijks Bestuur dan wel de voorzitter gevoerde bestuur, wordt een verzoek daartoe

ingediend bij het Dagelijks Bestuur dan wel de voorzitter.

  • 2.

    De secretaris draagt er zorg voor dat de overige leden een afschrift van dit verzoek krijgen.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop

volgende vergadering gegeven.

4.De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de

antwoorden zullen worden gegeven.

HOOFDSTUK IV BESLOTEN VERGADERING

Artikel 31. Algemeen

  • 1.

    De vergaderingen van het Algemeen Bestuur zijn openbaar.

  • 2.

    Wanneer de voorzitter het nodig acht of een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft ondertekend daarom verzoekt, worden de deuren gesloten, waarna het Algemeen Bestuur bepaalt, of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd en besloten.

  • 3.

    Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige

toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de

vergadering.

Artikel 32. Geheimhouding

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent hetgeen in een besloten vergadering is behandeld en besloten en omtrent de inhoud van de stukken, die aan de vergadering worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt zowel door de leden, die bij de behandeling tegenwoordig waren, als door de leden, die op andere wijze van het behandelde en van de stukken kennis nemen, in acht genomen, totdat het Algemeen Bestuur haar opheft.

  • 2.

    Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur kan de

geheimhouding eveneens worden opgelegd door het Dagelijks Bestuur, de voorzitter en door een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan het Algemeen Bestuur of aan de leden van het Algemeen Bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gedaan.

3.De krachtens het tweede lid aan het Algemeen Bestuur opgelegde verplichting tot

geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het Algemeen Bestuur in zijn

eerstvolgende vergadering, die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal

zitting hebbende leden, tezamen vertegenwoordigend meer dan de helft van het aantal

stemmen, is bezocht, wordt bekrachtigd.

4.De krachtens het tweede lid aan leden opgelegde verplichting tot geheimhouding wordt door

hen in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien

het onderwerp waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan het Algemeen Bestuur is

voorgelegd, totdat het Algemeen Bestuur haar opheft. Het Algemeen Bestuur kan deze

beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft

van het aantal zitting hebbende leden, tezamen vertegenwoordigend meer dan de helft van het

aantal stemmen, is bezocht.

5.De geheimhouding dient in acht te worden genomen door een ieder die bij de vergadering

aanwezig is en door een ieder die op een andere wijze kennis heeft van de stukken.

Artikel 33. Opheffing geheimhouding

Indien het Algemeen Bestuur voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom

wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering

met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Artikel 34. Verslag

1.Het verslag van een besloten vergadering wordt niet verspreid, maar ligt uitsluitend voor de

leden ter inzage.

2.Het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt het Algemeen Bestuur een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

HOOFDSTUK V TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 35. Toehoorders en pers

1.Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde

plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

2.Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is

verboden.

Artikel 36. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare vergadering geluid- dan wel beeldregistraties

willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 37. Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering gebruik van

mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen dat inbreuk kan maken op de orde van de

vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN

Artikel 38. Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het

reglement, beslist het Algemeen Bestuur op voorstel van de voorzitter.

Artikel 39. Citeertitel

Dit reglement wordt aangehaald als ‘Reglement van orde voor de vergaderingen van het

Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland’.

Artikel 40. Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking op de dag volgend op de dag van vaststelling.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland op 24 oktober 2012,

de voorzitter, de secretaris,

C.A.H. Zondag A. Schipper