Regeling vervallen per 15-04-2011

Toeslagenverordening wet werk en bijstand

Geldend van 15-04-2011 t/m 14-04-2011

Intitulé

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand

De raad van de gemeente Oost Gelre;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 januari 2007;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c en artikel 30 van de Wet werk en bijstand;

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van bijstandsgerechtigden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de navolgende “Toeslagenverordening Wet werk en bijstand”.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

a. De wet: de Wet werk en bijstand;

b. Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

c. Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost Gelre;

d. De raad: de gemeenteraad van de gemeente Oost Gelre

e. Gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel c, van de wet;

f. Verzorgingsbehoevende: degene die is aangewezen op verzorging ter voorkoming van opname in een verpleeg- of verzorgingstehuis.

2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Rechthebbenden

1. De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar zijn.

2. Onderscheiden worden de categorieën: a) alleenstaande b) alleenstaande ouder c) gehuwde.

Hoofdstuk 2 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm en inkomstenkorting

Artikel 3 Toeslag voor een alleenstaande van 23 jaar en ouder en de alleenstaande ouder van 21- 65 jaar

1. Een alleenstaande van 23 tot 65 jaar (of een alleenstaande ouder van 21 tot 65 jaar) heeft recht op een toeslag van 20 % in de volgende situaties: (Hij/zij is in onderstaande situaties gelijk aan eenoudergezin).

a.hij/zij alleen een woning bewoont en hij/zij voor die woning woonkosten verschuldigd is;

b.hij/zij onderhuurder of medebewoner is op commerciële basis is en hij/zij niet is een bloedverwant in de eerste graad van de hoofdbewoner;

c. hij/zij aantoont dat er ondanks dat er in zijn woning 1 persoon of meer eigen kinderen van 21 jaar en ouder/anderen hun hoofdverblijf hebben dat de voor zijn rekening blijvende woonlasten hoger zijn dan 16 % van het netto minimumloon;

d.de noodzakelijke kosten weliswaar kunnen worden gedeeld met een ander die in zijn woning zijn hoofdverblijf heeft maar deze ander een bloedverwant in de eerste graad is en de belanghebbende zelf bloedverwant in de eerste of tweede graad is en de belanghebbende zelf of de ander kan worden aangemerkt als een verzorgingsbehoevende als bedoeld in artikel 1 lid f van deze verordening;

e. de belanghebbende de woning bewoont met 1 of meer commerciële onderhuurders of kostgangers.

Inkomsten: De daaruit voortvloeiende lagere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan worden als inkomen in aanmerking genomen;

• en als het gaat om onderhuur, bepaald op 10% van het netto minimumloon per onderhuurder;

• en als het gaat om het verstrekken van kost en inwoning bepaald op 16% van het minimumloon per kostganger en nooit meer dan totaal 25%.

• Bij aanwezigheid van 3 of meer kostgangers of onderhuurders is er sprake van een pensionbedrijf dan wel een kamerverhuurbedrijf. Beoordeling van de noodzaak tot bijstandverlening zal plaats moeten vinden op basis van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

2. Een alleenstaande van 23 tot 65 jaar (of eenoudergezin van 21-65 jaar) heeft een toeslag van 10% als:

- hij geen gezamenlijke huishouding voert als bedoeld in artikel 3 van de WWB, maar lagere algemene kosten heeft als gevolg van het kunnen delen met een ander

- de noodzakelijke kosten van het bestaan kunnen worden gedeeld met een ander die in de woning zijn hoofdverblijf heeft, indien door die ander kan worden beschikt over een inkomen dat gelijk is aan of hoger dan 40% van het minimumloon.

Hoofdstuk 3 Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of toeslag en inkomstenkorting

Artikel 4 Inkomstenkorting gehuwden (zie ook artikel 3 lid 1 e)

Indien de belanghebbende gehuwden of daarmee gelijkgestelden de woning bewonen met 1 of meer commerciële onderhuurders of kostgangers vindt onderstaande inkomstenkorting plaats. Het derde lid van artikel 3 lid 1 e is van overeenkomstige toepassing.

Inkomsten: De daaruit voortvloeiende lagere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan worden als inkomen in aanmerking genomen;

• en als het gaat om onderhuur, bepaald op 10% van het netto minimumloon per onderhuurder;

• en als het gaat om het verstrekken van kost en inwoning bepaald op 16% van het minimumloon per kostganger en nooit meer dan totaal 25%.

• Bij aanwezigheid van 3 of meer kostgangers of onderhuurders is er sprake van een pensionbedrijf dan wel een kamerverhuurbedrijf. Beoordeling van de noodzaak tot bijstandverlening zal plaats moeten vinden op basis van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

Artikel 5 Verlaging woonsituatie

De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt:

a. 16 procent van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen kosten van huur of hypotheeklasten verbonden zijn;

b. 10 procent van de gehuwdennorm indien geen woning bewoond wordt.

Artikel 6 Verlaging toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar

1. De verlaging als bedoeld in artikel 29 van de wet bedraagt:

a. 10 procent van de gehuwdennorm indien het een belanghebbende van 21 jaar betreft;

b. 5 procent van de gehuwdennorm indien het een belanghebbende van 22 jaar betreft.

2. In afwijking van lid 1 wordt de verlaging vastgesteld op de hoogte van de op grond van artikel 3 toegekende toeslag, indien deze toeslag minder bedraagt dan de verlaging waartoe toepassing van lid 1 zou leiden.

Artikel 7 Anti-cumulatiebepaling

Op grond van deze verordening bedraagt de hoogte van de uitkering minimaal:

50% van het netto minimumloon voor de alleenstaande;

70% van het netto minimumloon voor de alleenstaande ouder;

80% van het netto minimumloon voor een echtpaar.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 8 Afstemming van de bijstand

Verhoging of verlaging van de bijstandsnorm vindt plaats onverminderd het bepaalde in artikel 18, eerste lid, van de Wet werk en bijstand.

Artikel 9 Nadere regelgeving

9.1 Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

9.2 In het belang van de goede uitvoering van het in deze verordening bepaalde kunnen burgemeester en wethouders nadere regels stellen.

9.3 In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Toeslagenverordening Wet werk en bijstand”.

Artikel 11 De Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2007 onder intrekking van de Toeslagenverordening WWB van de gemeente Groenlo 2005, welke werd vastgesteld op 3 januari 2005,

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 6 maart 2007,
de raadsgriffier,
mw. drs. M.A.H. Heffels
de voorzitter,
H.J. van der Woude

Bijlage Bijlagen

Toelichting Toeslagenverordening Wet werk en bijstand