Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening toeslagen en verlagingen Wet investeren in jongeren Sociale Dienst Oost Achterhoek 2011

Geldend van 31-12-2011 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening toeslagen en verlagingen Wet investeren in jongeren Sociale Dienst Oost Achterhoek 2011

De raad van de gemeente Oost Gelre; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost Gelre van 7 februari 2011; gelet op artikel 147, eerste lid, Gemeentewet, en de artikelen 10,12, eerste lid, onderdeel e, en 35 van de Wet investeren in jongeren; overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van jongeren van 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar bij verordening te regelen;

besluit: vast te stellen de Verordening toeslagen en verlagingen Wet investeren in jongeren Sociale Dienst Oost Achterhoek 2011.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Op grond van artikel 10 van de Wet investeren in jongeren treedt het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek op basis van een gemeenschappelijke regeling in de plaats van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet investeren in jongeren;

b. het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek;

c. alleenstaande: de ongehuwde van 21 jaar of ouder die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij dit bloedverwanten betreft in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij een van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

d. alleenstaand ouder: de ongehuwde van 21 jaar of ouder die de volledige zorg heeft voor één of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van beide bloedverwanten sprake is van zorgbehoefte.

e. gehuwde: een persoon die gehuwd is en 21 jaar of ouder is; hiermee wordt gelijk gesteld de geregistreerd partner; en hiermee wordt gelijkgesteld de ongehuwde die een gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij dit bloedverwanten betreft in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij een van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

f. gezin: de gehuwden tezamen, dan wel gehuwden met de tot hun last komende kinderen, dan wel een alleenstaande ouder met de tot zijn last komende kinderen;

g. gezamenlijke huishouding: twee personen die hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en die blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins,

h. kind: het in Nederland wonende eigen kind of stiefkind;

i. ten laste komend kind: het kind, jonger dan18 jaar, voor wie de alleenstaand ouder of de gehuwde aanspraak kan maken op kinderbijslag;

j. zorgbehoefte: er is sprake van zorgbehoefte in het geval een opname in een inrichting ter verpleging of verzorging noodzakelijk zou zijn.

k. belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

l. woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, Wet op de huurtoeslag, als mede een woonwagen of woonschip, als bedoeld in artikel 3, zesde lid, Wet werk en bijstand;

m. woonkosten:

- indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende huurprijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag;

- indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud;

n. netto minimumloon: gehuwdennorm: de norm bedoeld in artikel 28, eerste lid onderdeel d, van de wet;

o. marktconforme onderhuurprijs: een marktconforme bruto onderhuurprijs bedraagt minimaal 15% van het netto minimumloon;

p. marktconform kostgeld: marktconform bruto kostgeld bedraagt minimaal 35% van het netto minimumloon;

q. marktconforme kamerhuurprijs: een marktconforme kamerhuurprijs bedraagt minimaal 35% van het netto minimumloon;

r. onderhuurder: degene, die op commerciële basis een deel van de woning bewoont, waarin ook de hoofdhuurder of de eigenaar van de woning zijn hoofdverblijf heeft;

s. schoolverlater: de belanghebbende die recent de deelname heeft beëindigd van onderwijs of van een beroepsopleiding waarvoor aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of waarvoor aanspraak bestond op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

t. hoofdverblijf: een woning of wooneenheid waar de jongere zijn woonstede heeft of bij gebreke van een woonstede ter plaatse van zijn werkelijk verblijf, zoals bedoeld in boek 1, titel 3 van het Burgerlijk Wetboek;

u. hoofdbewoner: de eigenaar van een woning die tevens zijn hoofdverblijf in die woning heeft, dan wel degene die als enige een huurovereenkomst heeft met de niet in die woning wonende eigenaar van die woning;

v. inkomensvoorziening: de inkomensvoorziening, zoals bedoeld in artikel 24 van de wet, vermeerderd dan wel verlaagd op grond van deze verordening.

w. norm: de norm bedoeld in artikel 26, 27, 28 en 29 van de wet;

x. ouder: de vader of de moeder als bedoeld in de artikelen 1:198 en 1:199 van het Burgerlijk Wetboek.

y. jongere: een hier te lande woonachtige Nederlander van 16 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar.

  2. De bovenstaande begrippen worden in dezelfde betekenis als in de wet. In geval van verschillen in omschrijving van de begrippen wordt de omschrijving gehanteerd die in de wet staat.

Artikel 3 Doelgroep

De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor jongeren van 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien de gehuwden beiden 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar zijn.

 

Hoofdstuk 2 Categorieën

Artikel 4 Categorieën

1. Voor de jongeren aan wie een inkomensvoorziening kan worden verleend geldt een categorieaanduiding.

2. De categorieën worden aangeduid als:

a. alleenstaande;

b. alleenstaand ouder;

c. gehuwde

 

Hoofdstuk 3 Criteria voor het verhogen van de inkomensvoorziening

Artikel 5 Criteria voor het verhogen van de norm; alleenstaanden en alleenstaande ouders

1. De norm, bedoeld in de artikelen 26, onderdeel b, en 27, onderdeel b, wordt verhoogd met een toeslag voor zover de jongere hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

2. De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande jongere van 23 jaar en ouder en de alleenstaande ouder met de tot zijn last komende kinderen, in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, bepaald op het in artikel 30, tweede lid van de wet genoemde maximumbedrag, zijnde 20% van de gehuwdennorm.

3. De toeslag bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande van 23 jaar en ouder en de alleenstaande ouder op wie het tweede lid niet van toepassing is 10% van het netto minimumloon.

4. De toeslag bedoeld in het tweede lid is in ieder geval van toepassing op de onderhuurder, kostganger en kamerhuurder die krachtens een commerciële overeenkomst een marktconforme onderhuurprijs, marktconform kostgeld of een marktconforme kamerhuurprijs betaalt.

5. De toeslag bedoeld in het tweede lid is in ieder geval van toepassing voor de alleenstaande van 23 jaar en ouder of de alleenstaande ouder gedurende een maximale termijn van 2 maanden indien deze alleenstaande of alleenstaande ouder tengevolge van een tijdelijke onvoorziene noodsituatie het hoofdverblijf met een ander deelt.

6. De toeslag bedoeld in het tweede lid is in ieder geval van toepassing voor de alleenstaande van 23 jaar en ouder of alleenstaande ouder indien deze alleenstaande of alleenstaande ouder het hoofdverblijf deelt met een ander omdat hijzelf of die ander een zorgbehoefte heeft. 7. Aan de alleenstaande jongere van 23 jaar of ouder of de alleenstaande ouder, zijnde de hoofdbewoner, in wiens woning twee of meer andere alleenstaanden dan wel gezinnen hun hoofdverblijf hebben, wordt geen toeslag verstrekt.

8. De toeslag bedoeld in het tweede lid, te weten 20% van het netto minimumloon, is in ieder geval van toepassing voor de alleenstaande of alleenstaande ouder indien deze alleenstaande of alleenstaande ouder het hoofdverblijf deelt met een niet rechthebbende partner zonder inkomen of een toelage Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.

9. Er is geen recht op een toeslag indien de niet rechthebbende partner een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren ontvangt.

Artikel 6 Verlaging voor 21 en 22 jarige alleenstaande jongeren

Alleenstaande woningdeler van 21 jaar, geen toeslag

1. Er is geen recht op een toeslag in de situatie als bedoeld in artikel 5 lid 3 van deze verordening voor een alleenstaande jongere van 21 jaar.

Alleenstaande alleenwonende van 21 jaar, 5% toeslag

2. De toeslag wordt voor een alleenstaande jongere van 21 jaar wordt vastgesteld op 5 % van de gehuwdennorm in de situaties genoemd in artikel 5 lid 2, 4, 5 en 6 van deze verordening.

Alleenstaande woningdeler van 22 jaar, 5% toeslag

3. De toeslag in situaties als bedoeld in artikel 5 lid 3 van deze verordening wordt voor een alleenstaande jongere van 22 jaar wordt vastgesteld op 5% van de gehuwdennorm.

Alleenstaande alleenwonende van 22 jaar,10% toeslag

4. De toeslag in de situaties bedoeld in artikel 5 lid 2, 4, 5, en 6 van deze verordening wordt voor een alleenstaande jongere van 22 jaar vastgesteld op 10 % van de gehuwdennorm.

5. Aan de alleenstaande jongere van 21 of 22 jaar, zijnde de hoofdbewoner, in wiens woning twee of meer andere alleenstaanden dan wel gezinnen hun hoofdverblijf hebben, wordt geen toeslag verstrekt.

Samenloop

6. De leden 2 tot en met 4 van dit artikel zijn niet van toepassing ten aanzien van de jongere op wie artikel 7 of 8 van deze verordening van toepassing is.

Hoofdstuk 4 Het ontbreken van woonlasten / Het niet aanhouden van een woning

Artikel 7 Woonsituatie

1. De norm of de toeslag wordt lager vastgesteld indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde lagere algemene kosten van het bestaan heeft dan waarin de Wet investeren in jongeren-norm of de toeslag voorziet, als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning of de bewoning van een woonruimte waaraan geen woonkosten zijn verbonden zoals omschreven in artikel 2, onder m, van deze verordening.

2. De hoogte van de toeslag bedoeld in het eerste lid bedraagt 5% van het netto minimumloon.

3. De hoogte van de norm wordt voor de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde die in een AWBZ-instelling verblijft met beperkte begeleiding zodanig verlaagd dat de norm samen met de toeslag gelijk is aan de norm inrichting voor een alleenstaande, een alleenstaande ouder of gehuwden genoemd in artikel 29 van de wet.

Samenloop

4. Als artikel 5, lid 7 van deze verordening van toepassing is, wordt er geen toepassing gegeven aan het eerste en tweede lid van dit artikel. Er wordt in die situatie dus geen toeslag toegekend.

Hoofdstuk 5 Schoolverlaters

Artikel 8 Schoolverlaters

1. De norm of toeslag bedoeld in artikel 26, 27 en 30 van de wet wordt voor de alleenstaande schoolverlater gedurende zes maanden na beëindiging van het onderwijs of de beroepsopleiding verlaagd met:

a. 1% van het netto minimumloon, indien het een schoolverlater betreft die uitwonend is en is gestopt met het volgen van hoger onderwijs waarvoor de schoolverlater recht had op studiefinanciering in het kader van de WSF 2000;

b. 25% van het netto minimumloon, indien het een schoolverlater betreft die thuiswonend is en is gestopt met het volgen van hoger onderwijs waarvoor de schoolverlater recht had op studiefinanciering in het kader van de WSF 2000;

c. 20% van het netto minimumloon, indien het een schoolverlater betreft die uitwonend is en is gestopt met het volgen van beroepsonderwijs waarvoor de schoolverlater recht had op studiefinanciering in het kader van de WSF 2000 of voortgezet onderwijs of Vavo volgde en een tegemoetkoming ontving in het kader van de WTOS;

d. 35% van het netto minimumloon, indien het een schoolverlater betreft die thuiswonend is en is gestopt met het volgen van beroepsonderwijs waarvoor de schoolverlater recht had op studiefinanciering in het kader van de WSF 2000 of voortgezet onderwijs of Vavo volgde en een tegemoetkoming ontving in het kader van de WTOS.

2. Bij de in het eerste lid genoemde verlagingen van de norm of de toeslag is uitgegaan van de norm van 50% met een toeslag van 20%. De verlagingen worden hier dus tegen afgezet.

3. Als er samenloop plaatsvindt van de situaties beschreven in de leden 3 of 7 van artikel 5 of artikel 7 van deze verordening en de situaties zoals die beschreven staan in het eerste lid van dit artikel is de laagste norm of toeslag van toepassing. Er vindt dus geen cumulatie van verlagingen plaats.

Hoofdstuk 6 Anticumulatie

Artikel 9 Anticumulatie

Bij een combinatie van (toepassingen van) de verlagingen zoals bedoeld in artikelen 6 en 8 van deze verordening, geldt dat er geen toepassing wordt gegeven aan de verlaging genoemd in artikel 6 van deze verordening.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 10 Bijzondere situaties

1. Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien de toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

2. In die gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het dagelijks bestuur.

 

Artikel 11 Inwerkingtreding en overgangsrecht

1. De Verordening toeslagen en verlagingen Wet investeren in jongeren gemeente Oost Gelre 2011 treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2011.

2. De Toeslagenverordening WIJ gemeente Oost Gelre 2009, vastgesteld op 15 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2011.

3. Als overgangsregeling wordt bepaald, dat besluiten op aanvragen die genomen zijn in voor de inwerkingtreding en vaststelling van deze verordening niet met terugwerkende kracht in negatieve zin worden gewijzigd.

 

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening toeslagen en verlagingen Wet investeren in jongeren Sociale Dienst Oost Achterhoek 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van Oost Gelre op 30 maart 2011.
De raadsgriffier,
J. Vinke
De voorzitter,
mr. drs. H.J.M. Heijman