Regeling vervallen per 15-03-2018

Reglement van Orde voor de Raad 2015

Geldend van 27-05-2015 t/m 14-03-2018

Intitulé

Reglement van Orde voor de Raad 2015

Reglement van Orde voor de Raad 2015

Nummer: BI.0150180

DE RAAD VAN DE GEMEENTE OOSTERHOUT;

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

  • 1.

    vast te stellen het Reglement van Orde voor de Raad 2015;

  • 2.

    in te trekken het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van 14 maart 2002

Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de Raad 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger;

  • b.

    griffier: griffier van de raad of diens plaatsvervanger;

  • c.

    amendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing;

  • d.

    subamendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een aanhangig amendement;

  • e.

    motie: verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • f.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • g.

    initiatiefvoorstel: voorstel van een raadslid voor een verordening of ander voorstel;

  • h.

    interpellatie: vragen van inlichtingen aan het college of de burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda;

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde tijdens de vergaderingen van de raad;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De vicevoorzitter

  • 1.

    De raad benoemt bij het begin van een nieuwe raadsperiode doch uiterlijk in de vergadering waarin de wethouders worden benoemd, een vicevoorzitter en twee plaatsvervangers.

  • 2.

    De benoeming is voor de duur van de raadsperiode.

  • 3.

    Ieder raadslid kan zich, openbaar, kandidaat stellen voor het vicevoorzitterschap.

  • 4.

    Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester zoals vermeld in art. 77, lid 1 Gemeentewet wordt het voorzitterschap van de raad waargenomen door de vicevoorzitter.

  • 5.

    Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester en alle wethouders zoals vermeld in art 77, lid 2 Gemeentewet wordt het ambt van de burgemeester eveneens waargenomen door de vicevoorzitter.

  • 6.

    De verdere inhoud van de functie van de vicevoorzitter en de daarvoor vereiste kennis en vaardigheden worden in nadere regels uitgewerkt.

Artikel 4 De griffier

  • 1.

    De griffier is aanwezig in raadsvergaderingen en vergaderingen van het fractievoorzittersoverleg.

  • 2.

    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen plaatsvervangend griffier.

  • 3.

    De griffier kan op uitnodiging van de voorzitter aan beraadslagingen in raadsvergaderingen deelnemen.

Artikel 5 De agendacommissie

  • 1.

    De raad benoemt bij het begin van een nieuwe raadsperiode doch uiterlijk in de vergadering waarin de wethouders worden benoemd, in zijn vergadering vijf leden van de agendacommissie.

  • 2.

    De agendacommissie is belast met het voorbereiden van de voorlopige agenda van de raadsvergaderingen en de daarmee samenhangende (informatie)bijeenkomsten.

  • 3.

    De samenstelling en taak van de agendacommissie worden in nadere regels uitgewerkt.

Artikel 6 Fractievoorzittersoverleg

  • 1.

    De raad heeft een fractievoorzittersoverleg dat bestaat uit de voorzitters van de fracties in de raad.

  • 2.

    Fractievoorzitters wijzen elk een raadslid aan dat hen bij afwezigheid in het fractievoorzittersoverleg vervangt.

  • 3.

    De fractievoorzitters kunnen anderen uitnodigen deel te nemen aan zijn vergaderingen.

  • 4.

    Een fractievoorzittersoverleg vindt plaats op verzoek van (een der) fractievoorzitters, de voorzitter van de raad of de griffier.

  • 5.

    Het fractievoorzittersoverleg doet aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad en de inrichting en ondersteuning van de griffie voor zover het niet betreft de taken van de agendacommissie en de werkgeverscommissie.

Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

  • 1.

    Bij de benoeming van nieuwe raadsleden stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.

  • 2.

    Deze commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Indien van toepassing, wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in het advies.

  • 3.

    Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raadsvergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.

  • 4.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 8 Benoeming wethouders

Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden. De commissie onderzoekt of benoeming van de kandidaat voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de Gemeentewet en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming van de wethouder.

Artikel 9 Fracties

  • 1.

    Raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd.

  • 2.

    Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als daar geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren.

  • 3.

    De namen van de fractievoorzitter en diens plaatsvervanger worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of als één of meer raadsleden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5.

    Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G3 van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

Hoofdstuk 2 Raadsvergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 10 Vergaderfrequentie

  • 1.

    De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op dinsdag, vangen aan om 19.30 uur en worden gehouden in het gemeentehuis.

  • 2.

    De vergaderingen worden zo veel mogelijk om 23.00 uur beëindigd. Zo nodig beslist hierna de voorzitter in overleg met de raad of de vergadering terstond of op een dan te bepalen andere avond, bij voorkeur de daarop volgende dag, wordt voortgezet.

  • 3.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met de fractievoorzitters.

Artikel 11 Oproep en voorlopige agenda

  • 1.

    De voorzitter zendt tenminste 17 dagen voor een raadsvergadering de raadsleden een schriftelijke oproep en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken.

  • 2.

    Als een aanvullende agenda als bedoeld in artikel 12, eerste lid, wordt vastgesteld, wordt deze met de daarbij behorende stukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de raadsvergadering aan leden verzonden.

Artikel 12 Aanvullende agenda; vaststellen agenda

  • 1.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep een aanvullende agenda opstellen. De daarbij behorende stukken worden openbaar gemaakt.

  • 2.

    Als omtrent de inhoud van stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid onder berusting van de griffier en verleent deze de raadsleden op verzoek inzage.

  • 3.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid worden stukken zoveel als mogelijk digitaal beschikbaar gesteld via de website van de gemeente(raad).

  • 3.

    Als omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste en tweede lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

  • 1.

    Raadsvergaderingen worden ten openbare kennis gebracht door aankondiging in een lokaal huis-aan-huis blad.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken zijn tevens te raadplegen via de website van de gemeente(raad).

  • 3.

    De openbare kennisgeving vermeldt de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 15.

Paragraaf 2 Mogelijkheden inspreken burgers

Artikel 15 Spreekrecht burgers

  • 1.

    Burgers kunnen het woord voeren over onderwerpen die deel uitmaken van de voorlopige raadsagenda.

  • 2.

    Van de mogelijkheid tot inspreken wordt, zoals bepaald in art 14 van dit reglement, openbaar kennis gegeven en vindt, zoveel als mogelijk, plaats op de dinsdag in de week die voorafgaat aan de dinsdag waarop de raadsvergadering plaatsvindt.

  • 3.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een aangelegenheid waar een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

    • d.

      brieven die voorkomen op de lijst van ingekomen stukken

  • 4.

    Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit, tenminste 36 uur voor de aanvang van de vergadering waarop het inspreken is gepland, aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 5.

    De vicevoorzitter van de raad zit de bijeenkomst voor waarop kan worden ingesproken. Hij geeft het woord op volgorde van aanmelding. Hij kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 6.

    Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 7.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid van de raad kan een voorstel doen voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Paragraaf 3 Ter vergadering

Artikel 16 Presentielijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van raadsvergaderingen.

  • 2.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen raadsleden de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 17 Volgorde sprekers

  • 1.

    Een raadslid voert slechts het woord na het aan de voorzitter te hebben gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2.

    De volgorde van de sprekers, zijnde raadslid, in eerste termijn, wordt per onderwerp (of voorstel) willekeurig bepaald door de griffie.

Artikel 18 Aantal spreektermijnen

  • 1.

    Beraadslaging over onderwerpen of voorstellen geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Tijdens de eerste termijn vindt geen interruptie plaats. Aan het raadslid mogen na zijn eerste termijn toelichtende vragen worden gesteld.

  • 3.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 4.

    Raadsleden mogen in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 5.

    Het vierde lid is niet van toepassing op het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, ten aanzien van de beraadslaging over het door dat raadslid ingediende.

  • 6.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

  • 7.

    De raad kan spreektijd vaststellen.

Artikel 19 Interruptie

  • 1.

    De voorzitter kan een interruptie uitdrukkelijk of stilzwijgend toelaten.

  • 2.

    Het aantal interrupties van een en hetzelfde raadslid is beperkt tot maximaal 3 interrupties achter elkaar over een en hetzelfde onderwerp bij hetzelfde raadslid.

Artikel 20 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Onverminderd artikel 21 van de Gemeentewet kan de raad op enig moment besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 21 Voorstellen van orde

Raadsleden kunnen tijdens een raadsvergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raad beslist hier terstond over.

Paragraaf 4 Stemmingen

Artikel 22 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 23 Beslissing

  • 1.

    De voorzitter sluit de beraadslaging als hij vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Artikel 24 Stemming; procedure (hoofdelijke) stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel is aangenomen.

  • 2.

    Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen, kunnen de in de vergadering aanwezige leden aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad.

  • 4.

    Stemming gebeurt bij hand op steken, tenzij hoofdelijke stemming wordt verlangd.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de raadsleden bij hun naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het daarvoor bij loting aangewezen raadslid. Vervolgens geschiedt de oproeping op alfabetische volgorde.

  • 6.

    Bij hoofdelijke stemming brengen ter vergadering aanwezige raadsleden, tenzij zij zich overeenkomstig artikel 28 Gemeentewet niet aan de stemming deel behoren te nemen, hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7.

    Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen totdat het volgende raadslid gestemd heeft. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

  • 8.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee. Deze doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 25 Volgorde stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Als een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

  • 2.

    Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.

  • 3.

    Als meerdere amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, wordt, onverminderd het eerste en tweede lid, eerst over het meest verstrekkende amendement of subamendement gestemd.

  • 4.

    Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 26 Stemming over personen

  • 1.

    Bij stemming over personen voor voordrachten of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, benoemt de voorzitter drie raadsleden tot stembureau.

  • 2.

    Aanwezige raadsleden zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren, tenzij zij overeenkomstig artikel 28 Gemeentewet niet aan stemming deel behoren te nemen.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van het stembureau beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van het stembureau.

Paragraaf 5 Verslaglegging; ingekomen stukken

Artikel 27 Verslag en besluitenlijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor verslagen en besluitenlijsten van raadsvergaderingen.

  • 2.

    Een verslag bevat in ieder geval:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders, allen voor zover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een aantekening van welke raadsleden afwezig waren;

    • c.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • d.

      een zakelijke woordelijke weergave van het gesprokene met vermelding van de namen van de sprekers;

    • e.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • f.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • g.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 20 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 3.

    Een conceptverslag wordt gelijktijdig met de verzending aan de raadsleden verzonden aan de overige personen die het woord hebben gevoerd in de raadsvergadering waarop het betrekking heeft.

  • 4.

    Vastgestelde verslagen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

  • 5.

    Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de raadsvergadering openbaar gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

  • 6.

    Als verslagen en besluitenlijsten elektronisch beschikbaar zijn, worden ze op de website van de gemeente(raad) geplaatst.

Artikel 28 Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst die aan de raadsleden wordt toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2.

    Na de vaststelling van het verslag stelt de raad op voorstel van de griffier de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Paragraaf 6 Besloten raadsvergaderingen

Artikel 29 Toepassing reglement op besloten vergaderingen

Op besloten raadsvergaderingen is dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 30 Verslag besloten vergadering

  • 1.

    Conceptverslagen en –besluitenlijsten van besloten raadsvergaderingen worden niet verspreid, maar uitsluitend voor de leden ter inzage gelegd bij de griffier.

  • 2.

    Deze verslagen en besluitenlijsten worden zo spoedig mogelijk in een besloten raadsvergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van het vastgestelde verslag en de besluitenlijst.

  • 3.

    De vastgestelde verslagen en besluitenlijsten worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 31 Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van de artikelen 25, derde en vierde lid, 55, tweede en derde lid of 86, tweede en derde lid van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Paragraaf 7 Toehoorders en pers

Artikel 32 Toehoorders en pers

  • 1.

    Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen openbare raadsvergaderingen uitsluitend bijwonen op de voor hen bestemde plaatsen.

  • 2.

    Het blijkgeven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is hen verboden.

Artikel 33 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die van een openbare raadsvergadering geluid- of beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Hoofdstuk 3 Bevoegdheden, instrumenten raadsleden

Artikel 34 Amendementen

  • 1.

    Raadsleden dienen amendementen en subamendementen in bij de voorzitter tot het sluiten van de beraadslaging van het voorstel waarop deze betrekking hebben. Dit gebeurt schriftelijk, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat.

  • 2.

    Intrekking door de indiener van een amendement of subamendement is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

Artikel 35 Moties

  • 1.

    Raadsleden dienen moties schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 2.

    De behandeling van een motie vindt gelijktijdig plaats met de beraadslaging over het onderwerp of voorstel waarop de motie betrekking heeft.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 4.

    Intrekking door de indiener van een motie is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

Artikel 36 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Raadsleden dienen een initiatiefvoorstel schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 2.

    Deze voorstellen worden op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering geplaatst, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds is verzonden. In dat geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

Artikel 37 Collegevoorstel

  • 1.

    Een voorstel van het college aan de raad dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad binnen welke termijn het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 38 Interpellatie

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot het houden van een interpellatie schriftelijk in bij de voorzitter. Het verzoek bevat in ieder geval de te stellen vragen

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en de wethouders.

  • 3.

    Als het verzoek tenminste 48 uur voor de aanvang van een raadsvergadering is ingediend of in het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, wordt over het verzoek in de eerstvolgende raadsvergadering gestemd.

  • 4.

    De interpellant voert niet vaker dan tweemaal het woord. De overige raadsleden, de burgemeester en de wethouders niet vaker dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 39 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Raadsleden dienen schriftelijke vragen aan het college of de burgemeester in bij de griffier. Daarbij wordt aangegeven of een voorkeur bestaat voor schriftelijke of mondelinge beantwoording.

  • 2.

    De griffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden van de raad en het college of de burgemeester.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn ingediend.

  • 4.

    Als de vragen tenminste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering zijn ingediend, vindt mondelinge beantwoording plaats in de eerstvolgende raadsvergadering, tenzij het college of de burgemeester de griffier gemotiveerd in kennis stelt dat dit onmogelijk is, waarbij tevens aangegeven wordt binnen welke termijn beantwoording zal plaatsvinden. .

  • 5.

    Schriftelijke antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de raadsleden toegezonden.

  • 6.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering nadere inlichtingen vragen over het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 40 Vragenhalfuur

  • 1.

    Op dinsdag, onmiddellijk voorafgaand aan de raadsvergadering, vindt er van 19.00 tot 19.30 uur een vragenhalfuur plaats, tenzij er geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het fractievoorzittersoverleg bepalen dat het vragenhalfuur op een ander tijdstip wordt gehouden.

  • 2.

    De vicevoorzitter treedt op als voorzitter bij het vragenhalfuur

  • 3.

    Raadsleden die tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, melden dit onder aanduiding van het onderwerp tenminste 36 uur voor aanvang van het vragenhalfuur, via de griffier, bij de voorzitter.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenhalfuur aan de orde worden gesteld.

  • 5.

    De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor het college, voor de burgemeester en voor de overige raadsleden.

  • 6.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 7.

    Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om, korte, aanvullende vragen te stellen.

  • 8.

    Vervolgens kan de voorzitter aan de andere raadsleden het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 9.

    Tijdens het vragenhalfuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 41 Inlichtingen

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet schriftelijk in bij het college of de burgemeester.

  • 2.

    Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener in afschrift toegezonden aan de raad.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4.

    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Artikel 42 Behandeling begroting, jaarrekening en het meerjarenbeleidsplan

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschieden de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en vaststelling van de begroting, de jaarrekening en het meerjarenbeleidsplan volgens een procedure die de agendacommissie vaststelt.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 43 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 44 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag na die van vaststelling.

Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de gemeente Oosterhout, vastgesteld bij raadsbesluit van 14 maart 2002.

Dit reglement kan worden aangehaald onder de titel: Reglement van Orde voor de Raad 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 mei 2015.
DE RAAD VOORNOEMD,
, voorzitter
, griffier

Toelichting op het Reglement van Orde (RvO) voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 2 De voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor handhaving van de orde in de vergadering. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen.

In artikel 77, eerste lid van de Gemeentewet is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Voor dit laatste is in artikel 3 van dit RvO gekozen.

Artikel 3 De vicevoorzitter

Dit artikel bepaalt dat de vervanging van de burgemeester conform artikel 77, eerste en tweede lid van de Gemeentewet geschiedt door de vicevoorzitter. Bij aanvang van de nieuwe raadsperiode kiest de raad uit zijn midden voor de duur van de zittingsperiode een vicevoorzitter en twee plaatsvervangers.

De profielschets en de vereiste kennis en vaardigheden van de vicevoorzitter stelt de raad vast voordat men de vicevoorzitter (en twee plaatsvervangers) benoemt.

Artikel 4 De griffier

De raad is op basis van artikel 100 van de Gemeentewet verplicht een griffier te benoemen. De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist ook dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, lid1). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen.

In verband met artikel 22 van de Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.

In dit reglement zijn de rechtspositionele bepalingen (functiebeschrijving, bezoldiging enz.) met betrekking tot de griffier niet opgenomen, omdat een reglement van orde zich daarvoor niet leent. Daarin is door de raad voorzien door de instelling van een werkgeverscommissie voor de griffie.

Artikel 5 Agendacommissie

De agendacommissie regelt de praktische en huishoudelijke zaken in de voorbereiding op de raadsvergadering. Dan gaat het vooral om het (voorlopig) vaststellen van de agenda, of een onderwerp besluitvormend of eerst opiniërend wordt behandeld of en zo ja, welke, informatie bijeenkomsten nodig zijn enz. De rol van de agendacommissie is procedureel.

De griffier is bij elke vergadering van de agendacommissie aanwezig omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt en terzake bestuurlijk en ambtelijk vooroverleg pleegt. Hij moet weten hoe de agenda er uit komt te zien en welke punten besproken gaan worden. De aanwezigheid van de beleidscoördinator van het college kan gewenst zijn om de agendacommissie te informeren over onderwerpen die worden voorbereid door de ambtelijke organisatie en de planning van het moment waarop die in de raad zullen worden besproken.

De wijze van werken van de agendacommissie is vastgelegd in een reglement.

Artikel 6 Fractievoorzittersoverleg

Het fractievoorzittersoverleg heeft voornamelijk een algemeen adviserende rol inzake de organisatie en het functioneren van de raad. Daarbij moet men denken aan zaken als interne en organisatorische kwesties. Dat kan raakvlakken hebben met de werkwijze van college en ambtelijk apparaat om die reden kunnen de fractievoorzitters uiteraard ook de burgemeester en/of gemeentesecretaris uitnodigen om deel te nemen aan hun beraad.

Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden.

Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature.

De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

Het derde lid bepaalt dat het onderzoek van het proces-verbaal gebeurt door de oude raad vlak voor de samenkomst van de nieuwe raad na de gemeenteraadsverkiezingen. Het onderzoek van het proces-verbaal strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.

Na de verkiezingen heeft de commissie voor het geloofsbrievenonderzoek een specifieke, extra taak. Zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen: is dit op wettige wijze gebeurd. Daarnaast bekijkt ze of de uitslag juist is vastgesteld. Ze doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang omdat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus.

Artikel 8 Benoeming wethouders

Dit artikel geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de gekozen wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld.

De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadslidmaatschap. Het ligt daarom voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen.

Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (art.36b, tweede lid van de Gemeentewet).

Artikel 9 Fracties

Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de fractie verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.

In lid 5 is geregeld dat de naam van de fractie getoetst dient te worden aan de afwijzingsgronden uit artikel G3 van de Kieswet.

Hoofdstuk 2 Raadsvergadering

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 10 Vergaderfrequentie

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien tenminste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. De griffie stelt jaarlijks een schema van de raadsvergaderingen op en de daarmee samenhangende informatiebijeenkomsten. De praktijk is dat de raad dit schema stilzwijgend bekrachtigt en slechts bij uitzondering en dringende noodzaak op andere data vergadert dan in het jaarschema aangegeven.

Artikel 11 Oproep en voorlopige agenda

In artikel 19, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt. Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de voorlopige agenda en de stukken toegestuurd. De toezending geschiedt zoveel mogelijk langs digitale weg.

Artikel 12 Aanvullende agenda; vaststellen agenda

De agendacommissie bepaalt in zijn overleg hoe de voorlopige agenda eruit komt te zien. De raad bepaalt uiteindelijk bij aanvang van de vergadering de definitieve agenda.

In de dagelijkse praktijk van de gemeente kan het bij hoge uitzondering voorkomen dat zich een situatie voordoet die om een besluit van de raad vraagt terwijl de verzonden agenda daar niet in voorziet. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen.

Het derde lid geeft de raad de mogelijkheid bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel te doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het, naast de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.). In de praktijk worden deze meestal digitaal meegezonden met de raadstukken.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de mogelijkheid van plaatsing op het internet toegevoegd.

Paragraaf 2 Mogelijkheden inspreken burgers

Artikel 15 Spreekrecht burgers

Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het bestuur. Dit artikel heeft tot doel de regeling van het spreekrecht van de burgers te verduidelijken.

Het spreekrecht is beperkt gehouden tot geagendeerde onderwerpen, omdat burgers op deze wijze een doelgerichte bijdrage kunnen leveren aan de beraadslaging van de raad.

Paragraaf 3 Ter vergadering

Artikel 16 Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 van de Gemeentewet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd.

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.

Artikel 17 Volgorde sprekers

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 18 Aantal spreektermijnen

Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

Het stellen van vragen aan een raadslid na afloop van diens eerste termijn, wordt niet beschouwd als een spreektermijn van het vragende raadslid.

Een verzoek van een raadslid om na afloop van de tweede termijn nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.

De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

De raad kan spreektijd vaststellen.

Artikel 19 Interruptie

Interrupties kunnen een wezenlijk onderdeel uitmaken van het politieke debat.

Ten einde te voorkomen dat een raadslid steeds weer hetzelfde raadslid interrumpeert over steeds weer hetzelfde onderwerp is het aantal interrupties gemaximeerd tot drie.

Artikel 20 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.

Artikel 21 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, vierde lid van de Gemeentewet is hier niet van toepassing).

Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 35 van het reglement).

Paragraaf 4 Stemmingen

Artikel 22 Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter hebben van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór de (hoofdelijke) oproep van de leden dat de stemming begint.

Artikel 23 Beslissing

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid van de Gemeentewet.

Artikel 24 Stemming; procedure (hoofdelijke) stemming

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te willen, moet die stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling in het eerste lid van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Artikel 32, derde lid van de Gemeentewet is hier ook van toepassing.

De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.

Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 van de Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling te nemen en te stemmen.

Het vierde lid bepaalt dat er zal worden gestemd bij hand op steken, tenzij hoofdelijke stemming wordt verlangd. In het vijfde, zesde en zevende lid wordt vervolgens ingegaan op de procedure van hoofdelijke stemming.

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 25 Volgorde stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 33 en 34 van dit reglement.

Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond.

Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.

Artikel 26 Stemming over personen

De Gemeentewet geeft in artikel 31, eerste lid aan dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd. De stemming is dus geheim.

Een voordracht is voor de raad bindend. Dat wil zeggen dat de raad slechts de keuze heeft tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld.

Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken.

Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) kan een gecombineerd stembiljet worden ontworpen.

Indien de stemmen staken dient gehandeld te worden conform artikel 31, tweede en derde lid van de Gemeentewet.

Paragraaf 5 Verslaglegging; ingekomen stukken

Artikel 27 Verslag en besluitenlijst

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 28 Ingekomen stukken

Over de aan de raad gerichte ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.

Paragraaf 6 Besloten vergaderingen

Artikel 29 Toepassing reglement besloten vergaderingen

Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voor zover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.

Artikel 30 Verslag besloten vergadering

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde lid van de Gemeentewet.

Artikel 31 Opheffen geheimhouding

In de in het artikel aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding op te heffen. In dit artikel wordt, in de gevallen waarin daar om wordt verzocht, een overlegverplichting opgelegd waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Paragraaf 7 Toehoorders en pers

Artikel 32 Toehoorders en pers

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 33 Geluid- en beeldregistraties

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 3 Bevoegdheden, instrumenten raadsleden

Artikel 34 Amendementen

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen (art 147b van de Gemeentewet). Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement.

Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is.

De raad is verplicht een ingediend (sub)amendement te behandelen.

De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 18).

Artikel 35 Moties

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek.

Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen.

Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.

Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 36 geregelde initiatiefvoorstellen.

Artikel 36 Initiatiefvoorstel

Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een verordening of beslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend (art 147a, eerste lid van de Gemeentewet).

Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.

Initiatiefvoorstellen worden aan het college voorgelegd met het verzoek binnen dertig dagen een advies over het voorstel uit te brengen. De consequenties van sommige voorstellen kunnen zo omvangrijk zijn dat deze niet binnen een maand in beeld gebracht kunnen worden. In dat geval overleggen college en raad over wat dan een redelijke termijn voor behandeling is.

Artikel 37 Collegevoorstel

Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel dat het college heeft voorbereid kan agenderen. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is (bijvoorbeeld omdat zij een voorstel willen wijzigen). De raad moet hier toestemming voor geven.

Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de agendacommissie overlaten.

Artikel 38 Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig.

Artikel 39 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. De verantwoordelijke portefeuillehouder dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. Niet de voorzitter, maar het verantwoordelijk collegelid of de burgemeester geeft daarom het antwoord. De raad kan oordelen dat het bijvoorbeeld wenselijk is dat een collegelid of de burgemeester direct kan antwoorden op een vraag. Om die reden is in het zesde lid ingevoegd dat de raad anders kan beslissen.

Artikel 40 Vragenhalfuur

Deze bepaling vormt een aanvulling op artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven.

Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

Artikel 41 Inlichtingen

In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad die vastgelegd is in de artikelen 169 en 180 van de Gemeentewet.

Artikel 42 Behandeling begroting, jaarrekening en het meerjarenbeleidsplan

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 43 Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 44 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.