Standplaatsenbeleid Gemeente Oosterhout

Geldend van 13-08-2015 t/m heden

Intitulé

Standplaatsenbeleid Gemeente Oosterhout

1. Inleiding

Conform artikel 5:17 van de Algemene Plaatselijke Verordening Oosterhout wordt een standplaats gedefinieerd als het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, inkopen, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

Standplaatsen kunnen in een gemeente bijdragen aan de levendigheid en aantrekkelijkheid van de openbare ruimte en het voorzieningenaanbod voor de consument verrijken. Om deze positieve effecten van standplaatsen optimaal te kunnen benutten is het van belang om uitgangspunten te formuleren met betrekking tot het innemen van standplaatsen.

Dergelijke uitgangspunten zijn in juni 2013 geformuleerd in het ‘Standplaatsenbeleid gemeente Oosterhout’. Eén jaar na inwerkingtreding van dit beleid is het beleid geëvalueerd, wat heeft geleid tot een actualisatie.

De doelstelling van dit standplaatsenbeleid is duidelijkheid te verschaffen over de eisen aan standplaatslocaties binnen de gemeente Oosterhout, de toetsing van vergunningaanvragen en de voorschriften die bij het innemen van een standplaats in acht moeten worden genomen. Zo kan de vergunningverlening effectiever worden uitgevoerd. Daarnaast wordt (toekomstige) standplaatshouders inzicht verschaft in wat zij van de gemeente kunnen verwachten en wat de gemeente van hen verwacht. Tot slot kan gehandhaafd worden indien niet aan de voorschriften wordt voldaan.

Bij de totstandkoming van dit standplaatsenbeleid is een afweging gemaakt tussen de belangen van hen die in Oosterhout wonen en verblijven, en de belangen van hen die in Oosterhout ambulante handel uitoefenen.

Volledigheidshalve wordt aangegeven dat dit standplaatsenbeleid niet van toepassing is op de wekelijkse markt. De regelgeving ten behoeve van de weekmarkt is vastgelegd in de Marktverordening van de gemeente Oosterhout. Daarnaast dient het innemen van een standplaats te worden onderscheiden van het venten van goederen, op basis van de tijdsduur waarin de handel vanaf eenzelfde locatie wordt uitgeoefend. Een venter dient zijn goederen voortdurend voortbewegend en daardoor vanaf een steeds wisselende locatie aan te bieden, terwijl een standplaats op een vaste plaats wordt ingenomen.

Voor de Markt in Oosterhout geldt op onderdelen een afwijkend regime. Dit wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 5.

2. Beleidskader

2.1 Vaste, maatschappelijke en incidentele standplaatsen

Voor alle type standplaatsen geldt dat het innemen van een standplaats niet mogelijk is indien op de betreffende locatie de weekmarkt wordt gehouden. Voor deze dagen wordt geen vergunning afgegeven. Daarnaast geldt de vergunning niet tijdens de dagen dat er op de locatie evenementen worden gehouden of dagen dat ter plaatse werkzaamheden aan het wegdek en dergelijke moeten worden uitgevoerd. De standplaatshouder wordt minimaal drie dagen tevoren hiervan in kennis gesteld.

2.1.1 Vaste (commerciële) standplaatsen

Voor vaste standplaatsen wordt een vergunning van maximaal vijf jaar afgegeven. Deze vergunning kan betrekking hebben op een geheel jaar of een gedeelte van een jaar.

2.1.2 Incidentele (tijdelijke commerciële) standplaatsen

Naast vaste standplaatsen kunnen ook incidentele (commerciële) standplaatsen worden ingenomen. De duur van de vergunning wordt in overleg met de gemeente bepaald.

2.1.3 Maatschappelijke (niet commerciële) standplaatsen

Maatschappelijke standplaatsen kunnen alleen worden ingenomen voor maatschappelijke 1 doeleinden. Er mag geen sprake zijn van commerciële doeleinden. Voor het innemen van een maatschappelijke standplaats wordt uitsluitend een vergunning afgegeven voor een aaneengesloten periode van maximaal twee dagen.

2.2 Standplaatsen op particulier terrein

Ook voor standplaatsen op particulier terrein is een standplaatsvergunning verplicht. Dit terrein dient openbaar toegankelijk te zijn en de eigenaar van het terrein moet toestemming verlenen.

2.3 Voorkomen van marktvorming

Het voorkomen van verkapte marktvorming is een belang van openbare orde. Het begrip ‘markt’ is niet in de Gemeentewet beschreven. Of sprake is van een markt moet worden beoordeeld aan de hand van plaatselijke omstandigheden. De grens van het aantal standplaatsen dat tegelijk aanwezig mag zijn zonder dat sprake is van verkapte marktvorming, wordt bepaald aan de hand van de omvang van de gemeente(kern) en de vraag of de standplaatsen wat betreft uiterlijk al dan niet op een normale markt gaan lijken. Vanuit het belang van het voorkomen van marktvorming worden afhankelijk van de beschikbare ruimte maximaal drie standplaatsvergunningen per locatie verleend. Een uitzondering hierop vormt de locatie de Markt. Dit wordt verder uitgewerkt en toegelicht in hoofdstuk 5.

2.4 Vrij ondernemerschap

Dit standplaatsenbeleid is gebaseerd op het uitgangspunt dat ondernemers de ruimte krijgen om binnen gemeente Oosterhout hun ambulante handel te ontplooien. Er wordt daardoor geen gebruik gemaakt van een maximumstelsel. Dit betekent dat de ondernemer zelf een locatie kan aandragen in de aanvraag voor een standplaatsvergunning. Voorwaarde hierbij is dat de gewenste locatie moet voldoen aan het toetsingskader, genoemd onder 3.9. In eerste instantie ligt de verantwoordelijkheid bij de ondernemer om aan te tonen dat de locatie aan de eisen voldoet. Vervolgens wordt in overleg tussen de gemeente en de ondernemer bepaald waar op de locatie de standplaats wordt ingenomen. In de bijlage bij dit beleid is een overzicht opgenomen van locaties die in principe geschikt zijn voor het innemen van een standplaats met daarbij een richtlijn ten aanzien van de afmetingen. Of een specifieke ondernemer ook daadwerkelijk op die locatie een standplaats in kan nemen is afhankelijk van de beschikbaarheid en van de aard, omvang en inrichting van de standplaats en het fysieke middel.

3. Eisen aan standplaatslocaties

In dit beleid worden weigerings- en intrekkingsgronden toegepast. Elke aanvraag of vergunning wordt getoetst aan deze gronden. Een aanvraag mag op basis van onderstaande gronden worden geweigerd. Tevens kan een reeds verstrekte vergunning op basis van onderstaande gronden worden ingetrokken.

3.1 Openbare orde

Openbare orde is een ruim begrip. Het innemen van een standplaats mag niet leiden tot overlast die een bedreiging vormt voor de veiligheid en rust in de publieke ruimte.

3.2 Openbare veiligheid

Het innemen van een standplaats mag niet leiden tot onveilige situaties. Het betreft hierbij zowel brandveiligheid, als verkeersveiligheid. Iedere aanvraag voor een standplaatsvergunning zal door de taakgroep Verkeer worden beoordeeld, vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid. De aanvraag wordt hierbij onder andere getoetst op het risico van ongewenst parkeren van voertuigen en fietsen, blokkeren van voldoende doorzicht en blokkeren van de doorstroming van verkeer.

3.3 Volksgezondheid

Bij standplaatsen moet rekening worden gehouden met de volksgezondheid. Gedacht kan worden aan het aanbieden van bedorven etenswaar. De Warenwet is hierop van toepassing.

3.4 Bescherming van het milieu

De aanwezigheid van een kraam, maar ook de aantrekkende werking die er van uit kan gaan, kan een verstoring van de openbare rust van omwonenden opleveren. In de praktijk is wat betreft overlast voor de omgeving een onderscheid te maken tussen kramen waaruit ter plaatse etenswaren worden bereid en overige kramen. Bij de eerste groep is de kans op overlast (vervuiling van de omgeving, aanwezigheid publiek, geluids- en geuroverlast) groter dan bij overige kramen. Problemen kunnen worden voorkomen of beperkt door voldoende afstand te houden tussen de standplaatsen en omliggende (gevoelige) gebouwen.

3.5 Bestemmingsplan

Een standplaatsvergunning kan worden geweigerd wegens strijdigheid met het geldende bestemmingsplan. Omdat een standplaats een tijdelijk karakter heeft, zal meestal geen sprake zijn van een definitieve planologische reservering. Toch is bij het innemen van (vaste) standplaatsen meestal geen sprake meer van incidenten, zodat het gebruik van de grond in planologisch opzicht van belang is.

3.6 Redelijke eisen van welstand

Deze weigeringsgrond kan worden gehanteerd als één of meer standplaatsen worden ingenomen op een zodanige plaats dat het straatbeeld ernstig wordt verstoord.

3.7 Verzorgingsniveau van de consument

Wanneer binnen een verzorgingsgebied als gevolg van bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing het verzorgingsniveau in het gedrang komt, kan het college besluiten om ter waarborging van een redelijk voorzieningenniveau, tijdelijk dan wel op meer structurele basis, standplaatsen te verlenen die voorzien in de weggevallen behoefte. Gezien het belang dat uitgaat van een redelijk voorzieningenniveau kan het college hierbij afwijken van het standplaatsenbeleid. Wel dient het dan te gaan om in tijd beperkte situaties, zoals een overbruggingstermijn. Deze tijdelijkheid moet in de vergunning worden opgenomen en in de besluitvorming worden gemotiveerd.

Het weigeren van een standplaatsvergunning op grond van bescherming van het voorzieningenniveau is ook mogelijk, maar vereist een grondige en goed gemotiveerde grondslag. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State blijkt namelijk dat het reguleren van de concurrentieverhoudingen niet als een huishoudelijk belang van de gemeente wordt aangemerkt. Hierop wordt door de Afdeling slechts één afzondering toegestaan, namelijk wanneer het voorzieningenniveau voor de consument in een deel van de gemeente in gevaar komt. Wil een gemeente op basis hiervan een vergunning weigeren dan moet worden aangetoond, mede aan de hand van de boekhouding van de plaatselijke winkelier, dat het voortbestaan van de winkel in gevaar komt als vanaf een standplaats dezelfde goederen worden aangeboden. Daarnaast is een onderzoek van het MKB van belang.

3.8 Bescherming van het uiterlijk aanzien van zijn omgeving

In beschermde stads- en dorpsgezichten en in cultuurhistorische waardevolle gebieden bevinden zich uit cultuurhistorisch oogpunt vaak waardevolle panden en ensembles. Vanwege de samenhang van de aanwezige panden kunnen nieuwe objecten, zoals standplaatsen, in dergelijke gebieden worden geweigerd of kunnen aan nieuwe objecten nadere eisen ten aanzien van de vormgeving worden gesteld. Voor de Markt geldt dat er mede in relatie tot het aantal standplaatsen dat toegestaan wordt op de Markt ten aanzien van de omvang van de standplaats/ het object beperkingen aan de vergunning worden verbonden. Dit wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 5.

Als een vergunning op basis van deze grond wordt geweigerd of er op basis van deze grond beperkingen worden verbonden aan de vergunning, is een oordeel van de welstandscommissie overbodig, mits het besluit deugdelijk gemotiveerd is.

3.9 Toetsingskader

Op basis van de weigerings- en intrekkingsgronden en bovengenoemde uitleg daarvan is tevens een concreet toetsingskader geformuleerd, dat voor alle standplaatsen van toepassing is.

  • Een standplaatsvergunning kan in principe verleend worden op een trottoir of voetgangersgebied mits:

    • -

      de standplaats geen zicht ontneemt op oversteekpunten en/of zijwegen;

    • -

      de locatie zich niet binnen een afstand van vijf meter van een kruispunt c.q. uitrit bevindt;

    • -

      de standplaats zich niet hinderlijk voor een (winkel)etalage bevindt;

    • -

      de standplaats op een trottoir geen belemmering vormt voor een vrije doorgang van 1,20 m voor voetgangers en rolstoelgebruikers;

    • -

      de standplaats op een voetgangersgebied geen belemmering vormt voor een vrije doorgang van 3,50 m voor voetgangers, rolstoelgebruikers en calamiteitendiensten;

    • -

      de locatie zich niet onmiddellijk voor de toegang en (nood)uitgang van winkels, woningen, kantoren en andere gebouwen waarin personen verblijven bevindt;

    • -

      er geen sprake is van een locatie die vrij toegankelijk moet blijven voor hulpdiensten en in het geval van noodsituaties (bijvoorbeeld brandgangen, brandkranen etc);

    • -

      de standplaats, indien er gebruik wordt gemaakt van bak- en braadapparatuur en/of een generator, zich niet binnen een afstand van vijf meter van het dichtstbijzijnde gebouw bevindt (in het kader van de brandveiligheid).

  • Een standplaatsvergunning kan niet worden verleend op:

    • -

      een rijbaan of fietspad/-strook;

    • -

      een parkeerplaats van een parkeerterrein bij een winkelcentrum en/of sporthal indien de parkeerdruk dit niet toelaat;

    • -

      een in privaat eigendom, openbaar toegankelijk parkeerterrein, indien de restruimte niet voldoet aan de parkeernorm zoals opgenomen in de nota ‘Stilstaan bij parkeren’;

    • -

      betaalde parkeerplaatsen, parkeerplaatsen voor vergunninghouders, gereserveerde (gehandicapten)parkeerplaatsen en in een blauwe zone.

4. Voorschriften voor standplaatsen

Aan het aanvragen van een standplaatsvergunning en het innemen van een standplaats worden de volgende voorschriften verbonden.

4.1 Vergunningaanvraag

De vergunningaanvraag wordt in behandeling genomen als de volgende bescheiden worden overlegd:

  • NAW-gegevens, e-mailadres en telefoonnummer.

  • Een recent (niet ouder dan zes maanden) uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

  • Een kopie van een geldig legitimatiebewijs.

  • Indien van toepassing een document waaruit rechtmatig verblijf blijkt op grond van de Vreemdelingenwet.

  • Een verzekeringsbewijs in verband met de wettelijke aansprakelijkheid.

  • De maatvoering van kraam- of verkoopwagen wanneer deze is uitgestald (niet de vervoersmaten).

  • Indien van toepassing het kenteken van het voertuig waarmee de standplaats wordt ingenomen.

  • Een duidelijke foto van de kraam of verkoopwagen.

  • Een plattegrond met daarop de indeling van de kraam of verkoopwagen op locatie.

  • De dag(en) en tijden waarop men wenst de standplaats in te nemen.

  • De gewenste locatie.

  • De branche en de activiteiten die men wil ontplooien (bijvoorbeeld het al dan niet ter plaatse bereiden van voedsel).

  • Indien de aanvraag betrekking heeft op een standplaats op privaat terrein, dient de aanvraag vergezeld te gaan van een schriftelijke verklaring van toestemming van de eigenaar van dat terrein.

Aanvragen die niet de benodigde gegevens bevatten zijn niet-ontvankelijk. Niet-ontvankelijke aanvragen nemen burgemeester en wethouders op grond van artikel 4.5 van de Awb niet in behandeling, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door hen te bepalen termijn aan te vullen. Burgemeester en wethouders stellen een aanvrager schriftelijk op de hoogte van het niet in behandeling nemen van een aanvraag.

4.2 Vergunningduur

Een standplaatsvergunning wordt voor de duur van maximaal vijf jaar verleend, tenzij de aard van de vergunning zich daartegen verzet.

4.3 Persoonsgebonden karakter

Een standplaatsvergunning kan zowel aan een natuurlijke persoon als aan een rechtspersoon worden verleend, omdat ondernemingen in diverse rechtsvormen kunnen worden gevoerd. Bij een aanvraag door een rechtspersoon dient een natuurlijk persoon als vergunninghouder te worden aangegeven.

De standplaats mag worden ingenomen door de vergunninghouder, naaste familie van de vergunninghouder of een persoon die een dienstverband met de vergunninghouder heeft. De persoon die de standplaats inneemt dient aan te kunnen tonen dat aan deze bepaling wordt voldaan.

De vergunning mag door de vergunninghouder niet worden overgedragen. De vergunninghouder kan het college verzoeken de tenaamstelling van de vergunning te wijzigen, bijvoorbeeld in verband met de wijziging van ondernemingsvorm of bedrijfsovername.

4.4 Bezetting

De vergunninghouder dient de standplaats daadwerkelijk in te nemen. Afwezigheid dient te worden gemeld, waarbij een geldige reden moet worden opgegeven (zoals ziekte, vakantie, privéomstandigheden). Indien de standplaats op drie peilmomenten per kalenderjaar zonder geldige reden of opgaaf van reden niet is ingenomen, kan de vergunning worden ingetrokken.

Het college kan verzoeken de opgegeven reden met bewijsmateriaal te ondersteunen. De bewijslast ligt hierbij bij de vergunninghouder.

4.5 Dagen en tijden

Een standplaatsvergunning kan worden verleend voor een hele dag, meerdere dagen of de hele week. Bij het innemen van een standplaats moeten de voorschriften van de Winkeltijdenwet in acht genomen worden. Dit betekent concreet:

  • -

    Er wordt geen vergunning verleend voor het innemen van een standplaats op zon- en feestdagen, tenzij vanaf de standplaats uitsluitend (niet-alcoholische) dranken en etenswaren voor directe consumptie worden verkocht of in het geval er sprake is van een ontheffing/vrijstelling op grond van de Winkeltijdenwet.

  • -

    In het belang van de openbare orde mag een standplaats slechts worden ingenomen tussen 08.00 uur en 20.00 uur. Buiten deze tijden dient de standplaats te zijn ontruimd.

4.6 Oppervlakte en inrichting standplaats

De standplaatshouder mag de standplaats gebruiken voor het uitstallen van zijn waren. Dit betekent dat hij op de standplaatslocatie objecten mag plaatsen, bijvoorbeeld een verkoopwagen of kraam, zolang deze maar binnen de aangegeven begrenzing van de standplaats blijft. Buiten de verkoopwagen of kraam en een afvalbak is het niet toegestaan andere objecten op de standplaats te plaatsen. Een algemene beperking wat betreft maximale oppervlakte kan niet worden gemotiveerd vanuit de wettelijke toetsingscriteria en zou te weinig rekening houden met de belangen van de standplaatshouders. Welke ruimte mag worden ingenomen, is immers vooral afhankelijk van de beschikbare ruimte, de feitelijke inrichting van een concrete standplaats en wat een ambulante handelaar gelet op diens branche nodig heeft. Wel zal voorkomen moeten worden dat een standplaats onbeperkt in omvang toe kan nemen. Daarom worden in de vergunning de maximale afmetingen van de standplaats vastgelegd. Het is niet toegestaan om te graven, te boren en/of pennen te slaan in gemeentegrond of anderszins aanpassingen te doen in de openbare ruimte.

4.7 Terras

Het is niet toegestaan een terras te plaatsen op of bij de standplaats.

4.8 Onderhoud standplaats en afval

De vergunninghouder is verplicht er voor te zorgen dat de standplaats steeds een goed verzorgd aanzien biedt. Bij het ontruimen dient de vergunninghouder zijn standplaats en de onmiddellijke omgeving (binnen een straal van vijf meter) schoon op te leveren. Als voor directe consumptie geschikte etenswaren en dranken worden verkocht, moet op de standplaats een afvalbak worden geplaatst. De vergunninghouder zorgt zelf voor lediging van de afvalbak.

4.9 Geurhinder

De standplaatshouders moeten voldoen aan de voorschriften uit de Wet milieubeheer. Hiertoe worden standplaatsen gelijkgesteld aan het begrip inrichtingen uit de Wet milieubeheer, voor zover er kans bestaat op geuroverlast.

4.10 Geluid

Het is, behoudens tijdelijke ontheffing, niet toegestaan geluidsinstallaties vanaf een standplaats in werking te hebben. Sommige standplaatshouders zijn voor de stroomvoorziening afhankelijk van generatoren. Om overlast door generatoren te voorkomen geldt een minimale afstand van vijf meter tussen de locatie van de generator van de standplaats en de dichtstbijzijnde gevoelige bestemming (bijvoorbeeld een woning).

4.11 Nutsvoorzieningen

In principe dienen standplaatshouders zelf zorg te dragen voor hun nutsvoorzieningen. De vergunninghouder dient hierbij maatregelen te treffen, zodat de (verkeers)veiligheid (bijvoorbeeld door kabels) niet in gevaar komt. Bij gebruik van gemeentelijke voorzieningen, mits aanwezig, vraagt de gemeente een marktprijsconforme vergoeding.

4.12 Intrekken van de vergunning/beëindiging standplaats

Er zijn diverse gronden waarop een vergunning kan worden ingetrokken. In deze paragraaf wordt specifiek artikel 1:6 onderdeel b van de Algemene Plaatselijke Verordening Oosterhout verder toegelicht. Een verleende vergunning kan worden ingetrokken of (gedeeltelijk) worden gewijzigd, als omstandigheden of gewijzigd inzicht (beleid) daartoe aanleiding geven. Als op enig moment een standplaatslocatie – al dan niet tijdelijk – niet meer aan de eisen voldoet, kan van de vergunninghouder in redelijkheid worden verwacht dat hij er aan meewerkt dat hij op een alternatieve, gelijkwaardige locatie binnen de gemeente standplaats inneemt zonder recht op enige vorm van compensatie. Een standplaatslocatie, gelegen in dezelfde wijk/kern binnen een straal van één km van de oude locatie kan als gelijkwaardige standplaats worden beschouwd. De standplaatshouder is dan in de gelegenheid dezelfde klantenkring te behouden.

Tevens kan een vergunning conform de door ons vastgestelde Landelijke handhavingsstrategie worden ingetrokken als wet- en regelgeving wordt overtreden.

5. De Markt

De Markt vormt een bijzondere locatie in de Oosterhoutse binnenstad. Enerzijds willen we in het kader van een bruisende en aantrekkelijke binnenstad zoveel mogelijk activiteit op de Markt. Anderzijds willen we de eenheid tussen de ruimtelijke en de sfeerbepalende groene elementen borgen, de oorspronkelijke driehoeksvorm met een beeldbepalende rol voor de Basiliek St. Jan versterken en het uiterlijk van de Markt beschermen.

Om bovenstaande redenen geldt voor de Markt ten aanzien van het aantal standplaatsen, de afmetingen van de standplaats/ het object en de plaatsing van de standplaats/ het object een afwijkend regime.

5.1 Aantal en type standplaatsen

In paragraaf 2.3 staat dat vanuit het belang van het voorkomen van marktvorming er afhankelijk van de beschikbare ruimte maximaal drie standplaatsvergunningen per locatie worden verleend. Omdat de Markt een groot plein is wordt voor deze locatie van deze regel afgeweken en worden er maximaal vijf standplaatsvergunningen verleend, waarvan maximaal drie vaste (commerciële) standplaatsen.

5.2 Afmetingen en plaatsing standplaats

In paragraaf 2.4 staat dat een algemene beperking voor wat betreft de maximale oppervlakte van een standplaats niet kan worden gemotiveerd vanuit de wettelijke toetsingscriteria en te weinig rekening zou houden met de belangen van de standplaatshouders. Conform paragraaf 2.3 worden er op de Markt maximaal vijf standplaatsen toegestaan. Dit in combinatie met het feit dat er op de Markt diverse reserveringen zijn waarmee rekening gehouden moet worden, maakt dat de beschikbare ruimte beperkt is. Bovendien willen we het uiterlijk aanzien van de Markt beschermen (paragraaf 3.8, eenheid tussen de ruimtelijke elementen, cultuurhistorische waardevolle gebieden en de versterking van de oorspronkelijke driehoeksvorm). Om die reden worden voor de Markt beperkingen ten aanzien van de oppervlakte van de standplaats alsmede de omvang van het object gesteld. Deze afmetingen zijn vastgelegd in bijlage 1. Daarnaast wordt bij vergunningverlening door de gemeente aangegeven waar op het plein de standplaats ingenomen mag worden. Zie hiervoor de tekening in bijlage 2.

6. Financieel

6.1 Vergunningaanvraag

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een standplaatsvergunning worden leges in rekening gebracht. Het geldende legestarief is opgenomen in de Verordening Leges Oosterhout en de bijbehorende tarieventabel. Het tarief wordt jaarlijks vastgesteld.

6.2 Precario

Daarnaast wordt ook voor het gebruik van de gemeentegrond een bedrag in rekening gebracht, de precariobelasting. Dit bedrag wordt berekend op basis van het aantal m² van de standplaats en de duur van inname van de standplaats. Het geldende precariotarief is opgenomen in de Verordening precariobelasting Oosterhout. Het tarief wordt jaarlijks vastgesteld.

6.3 Kosten voor nutsvoorzieningen

Voor het afnemen van stroom worden marktconforme kosten in rekening gebracht.

7. Toepassing beleid

7.1 Inwerkingtreding

Dit beleid treedt in werking op 13 augustus 2015. De nota kan worden aangehaald als ‘Standplaatsenbeleid Gemeente Oosterhout’.

7.2 Overgangsregeling

De uitgangspunten uit dit standplaatsenbeleid zijn van toepassing op de vergunningaanvragen die na de vaststelling van dit standplaatsenbeleid worden ingediend.

De reeds verstrekte vergunningen blijven van kracht tot de einddatum van de betreffende vergunning. Voor locaties waarvoor op basis van dit standplaatsenbeleid in het vervolg geen standplaatsvergunningen meer worden verleend, geldt zodoende een ‘uitsterfconstructie’.

7.3 Afwijken van beleid in geval van bijzondere omstandigheden

De uitgangspunten uit dit standplaatsenbeleid laten onverlet de inherente afwijkingsbevoegdheid, op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb, artikel 4:84). Dit houdt in dat het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregels handelt, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Voor de vraag in wat voor soort gevallen afgeweken kan worden van vastgesteld beleid, moet volgens gangbare jurisprudentie worden gedacht aan omstandigheden, die niet voorzienbaar zijn en waarvan de gevolgen redelijkerwijs niet voor rekening van de belanghebbenden mogen komen.

Bijlage 1 Standplaatslocaties

Locatie 1

Aantal standplaatsen

Afmetingen 2

Stroomaanwezig?

Wateraanwezig?

Bijzonderheden

Bouwlingplein (Oosterhout)

2

10x4 of 3x2

Ja

Ja

Alinea 

Spoorstraat/ Dorpsplein (Dorst)

3

8,5x3,5

Ja

Nee

Alinea 

Zuiderhout

(Oosterhout)

2

5x3 of 2x4

Ja

Nee

Alinea 

Arkendonk

(Oosterhout)

2

4x2

Ja

Nee

Alinea 

Bergsebaan

(Oosterhout)

2

3,5x1,5

Nee

Nee

Alinea 

Keiweg/ Kloosterstraat

(Oosterhout)

1

5x5

Nee

Nee

3 parkeerplaatsen vrij maken

Arendstraat/ Nieuwstraat

(Oosterhout)

1

1x2

Nee

Nee

Alinea 

Arendstraat/ Nieuwstraat

(Oosterhout)

2

4x2

Nee

Nee

Maatschappelijke (niet commerciële) standplaats

Laan/ Nieuwstraat

(Oosterhout)

2

4x2

Nee

Nee

Maatschappelijke (niet commerciële) standplaats

De Markt

(Oosterhout)

5

A: Drie van 5x5x3 of twee van 7,5x5x3 én

B: twee van 5x5x3

of één van 10x5x3

Ja

Ja

Maximaal drie vaste (commerciële) standplaatsen/

Niet op zaterdagen

Basiliekplein

1

4x2

Nee

Nee

Alinea 

Bijlage 2 Positionering standplaatsen op de Markt

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3 Juridisch kader

1. Landelijke regelgeving

Er is een veelheid aan landelijke regelgeving die het juridisch kader vormt voor het gemeentelijk standplaatsenbeleid. Hieronder wordt de belangrijkste regelgeving benoemd en beknopt toegelicht.

1.1 Grondwet/Gemeentewet

Artikel 19, lid 3 van de Grondwet stelt dat een ieder vrije keuze van arbeid heeft, behoudens beperkingen bij of krachtens de wet gesteld. Een mogelijke beperking is artikel 108 van de Gemeentewet. De gemeente heeft op grond van dit artikel de bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de gemeente. Hieronder valt ook het beleid omtrent standplaatsen.

1.2 Warenwet

Op het drijven van handel in waren zoals bedoeld in artikel 1 van de Warenwet (eet- en drinkwaren, alsmede andere roerende zaken) zijn de bepalingen uit de Warenwet van toepassing. De Warenwet stelt onder andere regels met betrekking tot hygiëne en degelijkheid van producten. Het toezicht op de naleving van de bepalingen uit de Warenwet wordt uitgevoerd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

1.3 Winkeltijdenwet

In artikel 2 van de Winkeltijdenwet wordt bepaald dat het verboden is om op zondagen, op feestdagen (Nieuwjaar, Goede Vrijdag na 19.00 uur, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, 24 december na 19:00 uur, eerste en tweede Kerstdag en 4 mei na 19.00 uur) en op werkdagen voor 6:00 uur en na 22.00 uur in de uitoefening van een bedrijf, anders dan in een winkel, goederen te koop aan te bieden of te verkopen aan en in rechtstreekse aanraking met particulieren. De tijden van de Winkeltijdenwet dienen ook bij het innemen van een standplaats in acht te worden genomen. Dit geldt overigens niet voor bedrijven die (niet-alcoholische) dranken en etenswaren voor directe consumptie verkopen.

1.4 Wet milieubeheer

Bepalingen krachtens de Wet milieubeheer gelden ook voor een standplaats, voor zover deze als ‘inrichting’ kan worden aangemerkt. Het eerste, derde en vierde lid van artikel 1.1 Wet milieubeheer gaan in op wat onder een ‘inrichting’ moet worden verstaan. Het begrip wordt in de algemene zin gedefinieerd in het eerste lid: "elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht". Het derde lid luidt: "Bij algemene maatregel van bestuur (het Activiteitenbesluit) worden categorieën van inrichtingen aangewezen, die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken". Uit het vierde lid en de opbouw van artikel 1.1 Wet milieubeheer volgt dat een activiteit pas als een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer wordt gezien, indien wordt voldaan aan de omschrijving in het eerste lid en als de inrichting valt onder een categorie uit het Activiteitenbesluit.

Op basis hiervan kan worden gesteld dat er sprake is van een inrichting indien:

  • -

    er sprake is van bedrijvigheid: bedrijfsmatige activiteiten of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was;

  • -

    de bedrijvigheid binnen een zekere begrenzing plaats vindt;

  • -

    er sprake is van continuïteit of een zekere regelmaat;

  • -

    de inrichting onder een categorie uit bijlage I van het lvb (inrichtingen- en vergunningenbesluit) valt.

Met betrekking tot standplaatsen betekent dit dat als uitsluitend sprake is van detailhandel, zonder bijkomende activiteiten zoals bakken en braden, er geen sprake is van een lvb-inrichting. Indien vanuit een mobiel verkooppunt wordt gebakken of gebraden, worden er wel milieueisen gesteld. Deze eisen betreffen in hoofdzaak de gevolgen van het bakken/braden. Afhankelijk van de omstandigheden moeten er voorzieningen worden getroffen voor de vetafscheiding van het afvalwater en het voorkomen van stankoverlast. Ter voorkoming van geuroverlast kan bij de locatie van de verkoopwagen rekening gehouden worden met de meest voorkomende windrichting en de afstand tot (woon)gebouwen. Ook kan men de verplichting opleggen dat ter voorkoming van stankoverlast een ontgeuringsinstallatie (koolstoffilter) wordt aangebracht.

De zinsnede "binnen een zekere begrenzing" geeft aan dat er in beginsel sprake moet zijn van een locatiegebonden of locatiespecifieke bedrijvigheid. Belangrijk is dat de begrenzing van een bedrijvigheid in de loop van de tijd niet mag verschuiven. Bepaalde mobiele installaties kunnen onder het begrip "inrichting" vallen, mits ze binnen een bepaalde begrenzing zijn opgesteld. Standplaatsen, die wekelijks vanaf een vaste plaats worden ingenomen, voldoen aan dit criterium.

1.5 Wet ruimtelijke ordening

De Wet Ruimtelijke ordening regelt hoe de ruimtelijke plannen van onder andere gemeenten tot stand komen. De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vast. Een aanvraag voor een standplaatsvergunning kan worden geweigerd vanwege strijd met een geldend bestemmingsplan.

2. Lokale regelgeving

In aanvulling op de landelijke regelgeving, is er tevens lokale regelgeving van toepassing. In hoofdstuk 5, afdeling 4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Oosterhout zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot standplaatsen.

Het begrip "standplaats" wordt in de APV (artikel 5:17) als volgt omschreven: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, inkopen, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

Tevens wordt aangegeven dat onder een standplaats niet wordt verstaan:

  • a.

    een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

  • b.

    een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24 van de APV.

Naast deze begripsbepaling worden door middel van onderstaande artikelen de (algemene) weigeringsgronden en vergunningsplichten benoemd.

Artikel 1.8 Weigeringsgronden

De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu.

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

  • 2.

    Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

    • a.

      indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • b.

      indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

    • c.

      in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van zijn omgeving.

  • 4.

    Een vergunning wordt verleend voor vijf jaar.

Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende

Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen

  • 1.

    Het verbod van artikel 5:18, eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.

  • 2.

    De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken.

Voor een nadere toelichting op deze artikelen wordt verwezen naar de Algemene Plaatselijke Verordening Oosterhout en de toelichting bij de model-APV van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).


Noot
1

Religieus, politiek, informatief, (para)medisch, sociaal-cultureel en ideëel doel.

Noot
1

Voor Den Hout en Oosteind zijn in dit overzicht geen locaties opgenomen. De Houtse Heuvel in Den Hout de Provinciale weg Oosteind in Oosteind zouden in aanmerking kunnen komen als locatie, maar dat is particulier terrein.

Noot
2

De opgenomen afmetingen betreffen richtlijnen