Regeling vervallen per 01-04-2020

Beleidsregels bijzondere bijstand Oosterhout 2016

Geldend van 07-07-2016 t/m 31-03-2020

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand Oosterhout 2016

Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Oosterhout,

gelet op de Participatiewet, overwegende dat in het kader van artikel 35 van deze wet het wenselijk is de beleidsregels met betrekking tot bijzondere bijstand in een afzonderlijke richtlijn bijeen te brengen en gelet op de zorg van het college van burgemeester en wethouders voor een doeltreffende voorlichting aangaande de verlening van bijstand,

stellen vast de volgende

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Oosterhout 2016

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (hierna te noemen ‘de wet’) en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder bijlage: de Bijlage Gemeentelijke Financiële Uitvoeringsrichtlijnen.

Artikel 2 Hoogte bijzondere bijstand

  • 1. Op de verstrekking van bijzondere bijstand voor bijzondere noodzakelijke kosten worden de kosten die voor een ieder algemeen gebruikelijk zijn in mindering gebracht.

  • 2. Voor de verstrekking van bijzondere bijstand geldt als uitgangspunt de meest goedkope en adequate voorziening.

Artikel 3 Regels omtrent het berekenen van draagkracht uit inkomen en vermogen

  • 1. Bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht uit inkomen en/of vermogen van de belanghebbende en zijn gezin.

  • 2. Voor de volgende personen geldt dat er geen draagkracht uit inkomen en vermogen aanwezig is:

  • 3. Voor personen met een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag, geldt dat er geen draagkracht uit inkomen aanwezig is.

  • 4. Voor personen met een inkomen tussen 110% en 125% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag wordt 30% van het inkomen boven de 110% als draagkracht aangemerkt.

  • 5. Voor personen met een inkomen boven 125% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag wordt 50% van het inkomen boven 125% als draagkracht aangemerkt. Voor deze groep blijft ook artikel 3 lid 4 van kracht.

  • 6. Voor personen met een inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag wordt 100% van het inkomen boven deze norm als draagkracht aangemerkt in het geval van:

    • a.

      buitengewone verwervingskosten, met uitzondering van de kosten voor kinderopvang;

    • b.

      woonkostentoeslagen;

    • c.

      extra kledingkosten in verband met onvoorziene omstandigheden;

    • d.

      begrafeniskosten voor nabestaanden.

  • 7. Bij de bepaling van de draagkracht wordt de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de wet buiten beschouwing gelaten.

  • 8. De draagkracht uit inkomen wordt bij een stabiel inkomen gebaseerd op het inkomen op het moment van aanvraag. In de volgende situaties wordt hiervan afgeweken:

    • a.

      bij een onregelmatig inkomen, in dit geval wordt de draagkracht berekend op basis van het gemiddelde inkomen over de drie voorafgaande maanden;

    • b.

      bij inkomen uit zelfstandig bedrijf of beroep, in dit geval wordt de draagkracht berekend op basis van het inkomen over het kalenderjaar voorafgaand aan de bijzondere bijstandsaanvraag. Basis hiervoor is primair de (voorlopige) aanslag over dat jaar en secundair de aangifte, ingevolge de Belastingwet.

  • 9. Voor personen met een vermogen boven de van toepassing zijnde vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, derde lid van de wet wordt 100% van het vermogen boven de grens als draagkracht aangemerkt.

  • 10. Met in achtneming van het gestelde in lid 9 van dit artikel wordt in de berekening van de draagkracht uit vermogen het vermogen buiten beschouwing gelaten waarvan kan worden aangetoond dat deze bestemd is voor de kosten van een uitvaart en dit vermogen de bedragen uit de bijlage niet overschrijden.

  • 11. Voor de inkomensvaststelling en de vaststelling van het vermogen wordt aangesloten bij de uitgangspunten van de algemene bijstand.

  • 12. Na berekening van de draagkracht uit inkomen, op grond van lid 4 tot en met lid 8 van dit artikel, wordt het berekende bedrag verminderd met voor eigen rekening blijvende buitengewone uitgaven.

    Hieronder vallen in ieder geval:

    • a.

      eigen bijdragen vastgesteld door het CAK;

    • b.

      het verschil tussen de daadwerkelijk ontvangen huurtoeslag en de huurtoeslag die zou zijn ontvangen bij een inkomen op bijstandsniveau;

    • c.

      de woonkosten voor zover deze meer bedragen dan de maximale huur waarbij nog recht op huurtoeslag bestaat;

    • d.

      de kosten van alimentatie- en onderhoudsverplichtingen;

    • e.

      buitengewone verwervingskosten;

    • f.

      kosten voor studie en opleiding ten behoeve van kinderen tot 21 jaar voor zover hier geen andere vergoeding (bijvoorbeeld bijzondere bijstand) voor is verstrekt;

    • g.

      extra kosten ten gevolge van ziekte of handicap voor zover hier geen andere vergoeding (bijvoorbeeld bijzondere bijstand) voor is verstrekt;

  • 13. Bij een draagkracht van minder dan € 25,00 per jaar wordt geen draagkracht aanwezig geacht.

  • 14. De draagkrachtperiode vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gedaan en heeft de duur van een jaar.

  • 15. Bij een wijziging van het netto-inkomen van 20% of meer kan de draagkracht in de eerder vastgestelde draagkrachtperiode tussentijds worden aangepast.

Artikel 4 Bijstand om niet of geldlening

  • 1. Tenzij deze beleidsregels anders bepalen, wordt de bijzondere bijstand verstrekt als een uitkering om niet (zonder terugbetaalverplichting).

  • 2. De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die worden genoemd in artikel 48, tweede lid van de wet en indien het bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft als bedoeld in artikel 51 van de wet, tenzij maatwerk wordt toegepast.

  • 3. Aan de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf waarvan de waarde op grond van de Waardering onroerende zaken (WOZ) de hypothecaire schulden overtreft, verleent het college de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening als de bijzondere bijstand over de periode van één jaar naar verwachting meer bedraagt dan het netto wettelijk minimumloon over één maand, als bedoeld in artikel 37 van de wet.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1. Bijzondere bijstand wordt slechts op aanvraag verstrekt.

  • 2. Aanvrager dient gebruik te maken van de beschikbaar gestelde aanvraagformulieren.

  • 3. Een aanvraag om bijzondere bijstand moet in beginsel worden ingediend voordat de kosten zijn gemaakt of in ieder geval binnen drie maanden na het opkomen van de kosten.

  • 4. Voor kosten die per kostenpost minder dan € 50,00 bedragen, dient gebundeld bijstand te worden aangevraagd zodra de kostenposten samen meer dan € 50,00 bedragen.

  • 5. In geval van bijzondere bijstand voor periodieke kosten wordt voor de toepassing van het vierde lid van dit artikel uitgegaan van de hoogte van deze kosten op jaarbasis.

  • 6. Indien een aanvraag bijzondere bijstand wordt ingediend nadat de drie maanden als genoemd in lid 3 van dit artikel zijn verstreken, kan bijzondere bijstand toch worden toegekend onder voorwaarde dat de aanvraag is ingediend binnen uiterlijk 12 maanden nadat de kosten zijn opgekomen en één van de volgende situaties van toepassing is:

    • a.

      het zijn kosten die per kostenpost minder dan € 50,– bedragen en die, in verband met de toepassing van het vierde lid van dit artikel, gebundeld moeten worden voordat een aanvraag kan worden ingediend; of

    • b.

      het op basis van individuele omstandigheden niet mogelijk was op een vroeger moment de bijzondere bijstand aan te vragen en er geen enkele twijfel bestaat over de noodzaak van de kosten, de bijzondere omstandigheden waaruit de kosten zijn ontstaan en de hoogte van het inkomen en vermogen op het moment dat de kosten werden gemaakt.

Artikel 6 Periodieke bijzondere bijstand

  • 1. Periodieke bijzondere bijstand wordt toegekend voor de duur van maximaal één jaar.

  • 2. Op aanvraag kan de periodieke bijstand telkens voor maximaal één jaar worden voortgezet.

  • 3. Tenzij deze beleidsregels anders bepalen, wordt periodieke bijzondere bijstand maandelijks uitbetaald.

  • 4. De berekende jaarlijkse draagkracht wordt voor de periodieke bijzondere bijstand maandelijks verrekend, dus in twaalf gelijke delen.

Hoofdstuk II Toeslagen

Artikel 7 Jongerentoeslag

  • 1. Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar is mogelijk als en voor zover:

    • a.

      de noodzakelijke kosten van bestaan uitgaan boven de geldende bijstandsnorm en in de hogere bestaanskosten niet kan worden voorzien door het delen van deze kosten met (een) ander(en);

    • b.

      voor de kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders, omdat:

      • de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

      • de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.

  • 2. De jongere bedoelt in het eerste lid van dit artikel wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:

    • a.

      de ouder(s) is / zijn overleden;

    • b.

      de jongere in het kader van de Jeugdwet buiten het gezin is geplaatst;

    • c.

      de jongere op de datum van de aanvraag 12 maanden of langer zelfstandig woont;

    • d.

      er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de minderjarige zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de individuele omstandigheden van de belanghebbende. Hiervoor is onderzoek naar de hoogte van de noodzakelijke kosten van het bestaan vereist.

  • 4. Met inachtneming van het gestelde in het derde lid van dit artikel, bedraagt de bijzondere bijstand maximaal een aanvulling tot het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud van een uitwonende student in het hoger onderwijs zoals deze is vastgesteld in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000.

Artikel 8 Woonkostentoeslag

  • 1. Onder woonkosten wordt verstaan:

    • a.

      Indien een woning in huur wordt bewoond: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5, van de Wet op de huurtoeslag;

    • b.

      Indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de hypotheekrente minus de voorlopige teruggave belastingen (de hypotheekrente aftrek) en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten.

  • 2. Woonkostentoeslag voor een huurwoning:

    • a.

      Indien belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

    • b.

      Indien belanghebbende een woning bewoont waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag een belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag wordt, mits er geen sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid, een woonkostentoeslag verstrekt. De hoogte van de woonkostentoeslag wordt vastgesteld op de woonkosten minus de huurlasten zoals deze zouden gelden als belanghebbende in een woning zou wonen waarvan de huur gelijk is aan de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag en belanghebbende wel huurtoeslag zou hebben ontvangen.

  • 3. Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom:

    • a.

      Indien belanghebbende een eigen woning bezit, waar hij tevens woont, kan woonkostentoeslag worden verstrekt.

    • b.

      Bij bepaling van de hoogte van de woonkostentoeslag wordt aangesloten bij de regels voor woonkostentoeslag aan huurders. De hoogte van de woonkostentoeslag wordt vastgesteld op de woonkosten minus de huurlasten zoals deze zouden gelden als belanghebbende in een huurwoning met gelijke woonkosten zou wonen en huurtoeslag zou ontvangen.

    • c.

      Indien belanghebbende een woning bewoont waarbij de woonkosten het bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag (de maximale huurgrens) overschrijden, wordt de hoogte van de woonkostentoeslag vastgesteld op de woonkosten minus de huurlasten zoals deze zouden gelden als belanghebbende in een huurwoning zou wonen waarvan de huur gelijk is aan de maximale huurgrens en belanghebbende wel huurtoeslag zou hebben ontvangen.

    • d.

      Aan de belanghebbende wordt de woonkostentoeslag verstrekt onder de voorwaarde dat vooraf om voorlopige teruggave van belastingen wordt verzocht.

  • 4. Aan de woonkostentoeslag is de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden (verhuisplicht). Dit wordt halfjaarlijks gecontroleerd.

  • 5. De woonkostentoeslag wordt toegekend voor de periode van maximaal 1 jaar.

  • 6. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college naar vermogen heeft getracht goedkopere woonruimte te vinden, maar dit niet is gelukt, dan kan de woonkostentoeslag worden verlengd met maximaal één jaar.

  • 7. De verhuisplicht wordt niet opgelegd aan personen met een beperking, als de hoge huur wordt veroorzaakt door voorzieningen die in de woning zijn aangebracht vanwege de beperking.

Artikel 9 Toeslag alleenstaande ouder

  • 1. Bijzondere bijstand in de vorm van een toeslag alleenstaande ouder is mogelijk indien de alleenstaande ouder geen aanspraak kan maken op het volledige kindgebonden budget als gevolg van het afwijkende partnerbegrip in de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (Awir).

  • 2. De hoogte van de toeslag alleenstaande ouder wordt vastgesteld op 20% van de bijstandsnorm voor een echtpaar als bedoeld in artikel 21 onder b van de wet.

  • 3. Aan de toeslag is de verplichting verbonden dat de alleenstaande ouder de duur van de bijstandsverlening zo veel mogelijk beperkt door waar mogelijk het Awir-partnerschap bij de Belastingdienst ongedaan te laten maken.

  • 4. Een toeslag alleenstaande ouder kan ook worden verstrekt als er geen sprake is van een afwijkend partnerbegrip, maar geen kindgebonden budget wordt ontvangen, omdat deze pas wordt verstrekt per de eerste dag van de maand volgend op de datum van een wijziging in de situatie van de alleenstaande ouder.

Hoofdstuk III Individuele verstrekkingen

Artikel 10 (Para)medische kosten

  • 1. De Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet langdurige zorg (Wlz), de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zijn passende en toereikende voorliggende voorzieningen. Kosten die onder deze regelingen vallen, maar waarvoor geen (volledige) vergoeding wordt gegeven, komen in beginsel niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 2. Personen die zich niet aanvullend kunnen verzekeren als gevolg van opname in het wanbetalersregime zorgpremie kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand als vergoeding van noodzakelijke medische kosten niet vallen onder de basisverzekering. Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aangesloten bij de vergoedingen zoals deze worden gegeven bij deelname aan het uitgebreide pakket van de collectieve zorgverzekering als bedoeld in artikel 25 van deze beleidsregels.

Artikel 11 Extra stookkosten, waskosten (bewassing) en kledingslijtage – chronisch zieken en gehandicapten

  • 1. Bijzondere bijstand voor extra stookkosten, extra waskosten (bewassing) en extra kosten in verband met kledingslijtage is mogelijk als en voor zover:

    • a.

      er een medische noodzaak is voor het maken van deze extra kosten; en

    • b.

      de medische noodzaak van extra kosten middels een medisch advies is vastgesteld; en

    • c.

      het gaat om kosten die uitkomen boven de gemiddelde kosten zoals vermeld in de Nibud prijzengids.

  • 2. Bijzondere bijstand voor extra stookkosten wordt eenmaal per jaar verleend en wordt vastgesteld op 14% van de gemiddelde stookkosten zoals vermeld in de Nibud prijzengids waarbij het type woning van de aanvrager uitgangspunt is.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand voor extra waskosten en extra kosten in verband met kledingslijtage wordt vastgesteld op het verschil tussen het totaal aan te verwachte kosten en de gemiddelde kosten zoals vermeld in de Nibud prijzengids.

Artikel 12 Uitvaartkosten

  • 1. Indien de nalatenschap van de overledene onvoldoende opbrengt en er geen sprake is van een voorliggende voorziening in de vorm van bijvoorbeeld een uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering, kan in de kosten van de begrafenis of crematie aan de nabestaanden, ieder voor het eigen aandeel in deze kosten, bijzondere bijstand worden verleend.

  • 2. Bijzondere bijstand ten behoeve van uitvaartkosten kan verleend worden aan erfgenamen en bloed- en aanverwanten die krachtens de artikelen 392–396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, voor zover de erfgenaam of bloed-/aanverwante niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen.

  • 3. Voor bijstandsverlening komen slechts de strikt noodzakelijke kosten in aanmerking, waaronder wordt verstaan:

    • a.

      legeskosten overlijdensakte;

    • b.

      werkzaamheden uitvaartverzorger;

    • c.

      eenvoudige kist;

    • d.

      grafrechten (voor een algemeen graf, niet voor een graf in eigendom);

    • e.

      crematiekosten;

    • f.

      rouwauto met maximaal 1 volgauto;

    • g.

      rouwkaarten;

    • h.

      overbrengen van overledene naar rouwcentrum of woonhuis;

    • i.

      laatste verzorging overledene;

    • j.

      opbaren in rouwcentrum of thuis;

    • k.

      dragers;

    • l.

      eenvoudige grafzerk.

  • 4. Voor de volgende kosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt:

    • a.

      rouwadvertentie;

    • b.

      kosten eredienst en/of kosten die voortvloeien uit culturele en religieuze achtergrond;

    • c.

      koffietafel;

    • d.

      een begrafenis of crematie in het buitenland.

  • 5. De hoogte van de bijzondere bijstand voor uitvaartkosten is gekoppeld aan de maximale bedragen zoals opgenomen in de bijlage, waarbij er vanuit gegaan wordt dat ieder van de erfgenamen en bloed- en aanverwanten – als bedoeld in lid 2 van dit artikel – een gelijk aandeel draagt in de kosten.

  • 6. De bijzondere bijstand wordt verleend om niet, tenzij aannemelijk is te achten dat er achteraf voldoende middelen zijn.

Artikel 13 Reiskosten

  • 1. Voor het bezoeken van een in het ziekenhuis verpleegde partner dan wel bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad, kan voor zover de kosten niet uit andere hoofde worden vergoed, bijzondere bijstand worden verleend in de reiskosten. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal een keer per dag.

  • 2. Voor het bezoeken van een gedetineerde partner dan wel bloed- of aanverwant in de 1e graad, kan voor zover de kosten niet uit andere hoofde worden vergoed, bijzondere bijstand worden verleend in de reiskosten. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal eenmaal per twee weken. Bijzondere bijstand is alleen mogelijk indien de gedetineerde verblijft in een gesloten inrichting binnen Nederland en geen recht heeft op verlof.

  • 3. Voor het bezoeken van een uit huis geplaatst kind door de ouder(s) dan wel bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad, of omgekeerd bezoek van het opgenomen kind onder de 18 jaar aan het ouderlijk huis, kan bijzondere bijstand worden verleend in de reiskosten. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld aan de hand van de bezoekregeling die is opgesteld door de hulpverlenende instantie, voor zover de bezoekfrequentie niet meer bedraagt dan eenmaal per week.

  • 4. Voor het volgen van een opleiding of studie door ten laste komende kinderen kan bijzondere bijstand worden verleend in de reiskosten.

  • 5. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt berekend op basis van het tarief voor openbaar vervoer, voordeligste mogelijkheid, voor maximaal twee personen, dan wel bij eigen vervoer tegen een kilometervergoeding van € 0,19 per kilometer, kortste route (volgens de ANWB routeplanner).

  • 6. Wanneer de enkele reisafstand minder dan 10 kilometer bedraagt, wordt geen vergoeding verstrekt.

  • 7. In tegenstelling tot het genoemde in het vijfde lid van dit artikel wordt de hoogte van de bijzondere bijstand ten behoeve van reiskosten voor schoolgaande kinderen gebaseerd op de kosten van de goedkoopste wijze van reizen per openbaar vervoer naar de dichtstbijzijnde school van het gewenste onderwijstype voor zover deze buiten de straal van 10 km ligt.

Artikel 14 Kosten beschermingsbewind, curatele en mentorschap

  • 1. Bijzondere bijstand is op basis van de rechterlijke beschikking mogelijk in de kosten van beschermingsbewind, curatele of mentorschap.

  • 2. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op basis van de richtlijnen van de Regeling Beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

  • 3. Bijzondere bijstand kan ook worden verleend indien de bewindvoerder aan de belanghebbende vooruitlopend op de rechterlijke beschikking voorschotten in rekening brengt.

  • 4. In het geval bijzondere bijstand wordt gevraagd voor een hoger bedrag dan de bedragen overeenkomstig de ministeriële regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren dient om vaststelling en goedkeuring van de toezichthoudende kantonrechter te worden gevraagd, waaruit blijkt dat de rechter deze hogere beloning heeft vastgesteld.

  • 5. Voor de kosten van extra werkzaamheden is alleen bijzondere bijstand mogelijk indien hiervoor goedkeuring is gegeven door de toezichthoudende kantonrechter.

  • 6. Geen bijzondere bijstand is mogelijk voor bewindvoering in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). Het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering en het Besluit salaris bewindvoerder schuldsanering gelden bij de uitvoering van de WSNP als toereikende voorliggende voorzieningen.

Artikel 15 Kostenondersteuning in inkomensbeheer

  • 1. Bijzondere bijstand is mogelijk voor de kosten van ondersteuning in inkomensbeheer indien de uitvoerder gemeentelijke schuldhulpverlening hier de noodzaak voor heeft vastgesteld.

  • 2. Bijzondere bijstand is alleen mogelijk op basis van een ondertekende overeenkomst tussen aanvrager en de uitvoerder gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op basis van de bedragen zoals genoemd in de bijlage.

  • 4. Periodieke bijzondere bijstand kan telkens op aanvraag met een jaar worden verlengd op basis van de jaarlijkse rapportage van de uitvoerder gemeentelijke schuldhulpverlening waarin omschreven staat wat de mate van financiële zelfredzaamheid is van de aanvrager en welke stappen in het afgelopen jaar zijn ondernomen om de zelfredzaamheid te vergroten.

  • 5. Indien de ondersteuning inkomensbeheer wordt aangeboden in combinatie met een minnelijke schuldregeling of een wettelijke schuldsanering dan wordt geen bijzondere bijstand toegekend.

Artikel 16 Eigen bijdrage rechtsbijstand

  • 1. Bijzondere bijstand kan worden verstrekt in de eigen bijdrage van rechtshulp of mediation, indien op basis van een toevoeging krachtens de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) rechtsbijstand of mediation wordt verleend en de kosten niet op andere wijze vergoed kunnen worden.

  • 2. Bij het vaststellen van de noodzakelijke kosten wordt het kortingsbedrag dat wordt verkregen bij een procedure via het Juridisch Loket altijd in mindering gebracht.

  • 3. Er is geen bijzondere bijstand mogelijk voor de proceskosten van de tegenpartij in het geval dat de aanvrager wordt veroordeeld om deze kosten te betalen.

Artikel 17 Inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen

  • 1. De kosten van de aanschaf van algemene (duurzame) gebruiksgoederen behoren tot de algemene kosten van bestaan, waarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand mogelijk is.

  • 2. Indien belanghebbende vanuit een niet verwijtbare situatie beschikt over onvoldoende draagkracht voor de betaling van inrichtingskosten of duurzame gebruiksgoederen en redelijkerwijs niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten en er geen geldlening mogelijk is waarmee volledig in de kosten kan worden voorzien, kan bijzondere bijstand worden verleend.

  • 3. Tot de in lid 2 genoemde categorie belanghebbenden behoren in ieder geval zij die (recentelijk) de opvang in een asielzoekerscentrum (hebben) verlaten om zich in de gemeente te huisvesten.

  • 4. Voor de draagkrachtbepaling voor bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt uitgegaan van het in aanmerking te nemen vermogen voor zover dit meer bedraagt dan € 1.500,–. In deze situaties geldt dus een andere vermogensgrens dan in artikel 34 lid 3 van de wet.

  • 5. De bijzondere bijstand voor inrichtingskosten of duurzame gebruiksgoederen wordt verleend in de vorm van een geldlening.

  • 6. Alleen wanneer er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, is het mogelijk om de bijzondere bijstand om niet te verstrekken. Van een zeer bijzondere situatie is in ieder geval sprake als de aanvrager al 3 jaar een inkomen op bijstandsniveau heeft én tevens in een (minnelijke of wettelijke) schuldregeling zit.

  • 7. De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de richtprijzen van het NIBUD en bedraagt maximaal 75% van de nieuwprijs van de NIBUD prijzengids.

  • 8. Bij een complete woninginrichting wordt de te verstrekken bijzondere bijstand echter in afwijking van lid 7 van dit artikel bepaald aan de hand van de bedragen die zijn opgenomen in de bijlage.

  • 9. De toegekende bijzondere bijstand wordt indien mogelijk direct aan de leverancier van de goederen overgemaakt op basis van (proforma) nota’s.

Artikel 18 Eerste maand huurlasten, administratiekosten, kosten opknappen woning (verven en behangen) en verhuistransport

  • 1. De kosten van de eerste huur over de lopende maand en de daarmee verband houdende administratiekosten, transportkosten verband houdende met een verhuizing en de kosten voor het opknappen van de woning behoren tot de algemene kosten van bestaan, waarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand mogelijk is.

  • 2. Indien belanghebbende vanuit een niet verwijtbare situatie beschikt over onvoldoende draagkracht voor de betaling van de eerste huur over de lopende maand, administratiekosten, transportkosten of de kosten voor het opknappen van de woning en redelijkerwijs niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten en er geen geldlening mogelijk is waarmee volledig in de kosten kan worden voorzien, kan bijzondere bijstand worden verleend.

  • 3. Tot de in lid 2 genoemde categorie belanghebbenden behoren in ieder geval zij die (recentelijk) de opvang in een asielzoekerscentrum (hebben) verlaten om zich in de gemeente te huisvesten.

  • 4. De bijzondere bijstand voor de administratiekosten, transportkosten en de kosten voor het opknappen van de woning wordt verleend om niet.

  • 5. De bijzondere bijstand voor de betaling van de eerste huur over de lopende maand wordt om niet verleend, mits er geen recht bestaat op huurtoeslag. Voor zover er recht bestaat op huurtoeslag wordt de bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een geldlening.

  • 6. De hoogte van de bijzondere bijstand voor de transportkosten en het opknappen van de woning is opgenomen in de bijlage.

Artikel 19 Overbruggingsuitkering

  • 1. De financiële overbrugging van de periode van het wegvallen van de inkomsten tot de eerste betaling van de periodieke uitkering behoort tot de eigen verantwoordelijkheid waarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand mogelijk is.

  • 2. Bijzondere bijstand in de vorm van een overbruggingsuitkering kan, na aanvraag van de bijstandsuitkering, slechts worden toegekend indien:

    • a.

      belanghebbende in de problemen dreigt te raken doordat de algemene bijstand voor levensonderhoud achteraf betaald wordt; en

    • b.

      belanghebbende tot de ingangsdatum van het recht op algemene bijstand, geen andere uitkering of inkomsten ontving.

  • 3. Tot de in lid 2 genoemde categorie belanghebbenden behoren in ieder geval zij die (recentelijk) de opvang in een asielzoekerscentrum (hebben) verlaten om zich in de gemeente te huisvesten.

  • 4. De hoogte van de overbruggingsuitkering is gelijk aan de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm, afgestemd op de periode die moet worden overbrugd. Dit is in beginsel de periode van de aanvraagdatum van uitkering tot de eerste betaling van de periodieke uitkering.

  • 5. Met inachtneming van het gestelde in het vierde lid van dit artikel wordt de periode van overbrugging maximaal vastgesteld op een maand.

  • 6. Indien belanghebbende beschikt over contant geld en/of een positief saldo op bankrekeningen dan worden deze in mindering gebracht op de overbruggingsuitkering. Ook vermogen onder de van toepassing zijnde vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 derde lid van de wet dient te worden aangewend ter overbrugging en zal op de overbruggingsuitkering in mindering worden gebracht.

Artikel 20 Kosten hulp bij het huishouden

  • 1. Bijzondere bijstand voor kosten voor hulp bij het huishouden is mogelijk als en voor zover huishoudelijke hulp geleverd wordt door een thuiszorgorganisatie, een schoonmaakbedrijf of via een bemiddelingsbureau op basis van de Regeling dienstverlening aan huis van de Belastingdienst.

  • 2. Voor het vaststellen van het recht op bijzondere bijstand voor kosten van hulp in het huishouden gelden afwijkende draagkrachtregels:

    • a.

      In afwijking van artikel 3 lid 4 uit deze beleidsregels geldt voor personen met een inkomen van maximaal 125% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag dat er geen draagkracht uit inkomen aanwezig is.

    • b.

      Voor personen met een inkomen boven 125% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag wordt 50% van het inkomen boven 125% als draagkracht aangemerkt.

    • c.

      In afwijking van artikel 3 lid 9 wordt in de berekening van de draagkracht uit vermogen de door de aanvrager zelf bewoonde eigen woning buiten beschouwing gelaten.

  • 3. Met uitzondering van lid 4 en 9 blijven de bepalingen uit artikel 3 van deze beleidsregels onverkort van kracht in het berekenen van de draagkracht voor bijzondere bijstand kosten hulp bij het huishouden.

  • 4. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt berekend aan de hand van:

    • a.

      het maximale uurtarief (zie bijlage); en

    • b.

      het aantal indicatie-uren zoals opgenomen in het ondersteuningsplan van de hulpverlenende instantie.

  • 5. In afwijking van artikel 6 lid 3 wordt de bijzondere bijstand voor hulp bij het huishouden per 4 weken betaalbaar gesteld op een wijze zoals met de aanvrager wordt overeengekomen.

Hoofdstuk IV Kindgebonden kosten

Artikel 21 Indirecte schoolkosten schoolgaande kinderen en tegoed www.na-school.nl

  • 1. Bijzondere bijstand in de vorm van een tegemoetkoming voor indirecte schoolkosten schoolgaande kinderen is mogelijk voor ten laste komende schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar.

  • 2. Voor ten laste komende basisschoolkinderen wordt zowel een tegemoetkoming verstrekt voor de indirecte schoolkosten als een digitaal tegoed voor de activiteiten die worden aangeboden op www.na-school.nl.

  • 3. De hoogte van de tegemoetkoming voor ten laste komende kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs, alsook de hoogte van het digitale tegoed voor www.na-school.nl zijn opgenomen in de bijlage.

  • 4. Tot een bedrag van € 120,– per kind per jaar worden de daadwerkelijk gemaakte kosten steekproefsgewijs achteraf getoetst. Bij de verstrekking en uitbetaling van de bijzondere bijstand wordt de verplichting opgelegd bonnen en betaalbewijzen ten minste een jaar te bewaren.

  • 5. Indien ouder(s) van het ten laste komende kind in het voortgezet onderwijs ten tijde van de aanvraag kunnen onderbouwen én aantonen dat de indirecte kosten hoger zijn dan € 120,– en zij voldoen aan de overige voorwaarden voor bijzondere bijstand dan is vergoeding van een hoger bedrag – tot het maximum zoals genoemd in de bijlage – mogelijk.

  • 6. Het digitale tegoed voor www.na-school.nl is een jaar geldig en kan niet worden meegenomen naar het daaropvolgende jaar.

Artikel 22 Zwemlessen

  • 1. Bijzondere bijstand is mogelijk voor de kosten van het behalen van zwemdiploma’s A en B of een ander soort diploma van een vergelijkbaar niveau voor ten laste komende kinderen vanaf 5 jaar die het basisonderwijs volgen.

  • 2. De kosten worden vergoed tot een maximum bedrag als genoemd in de bijlage.

  • 3. De bijzondere bijstand wordt na ontvangst van de factuur rechtstreeks overgemaakt aan de zwemschool.

Artikel 23 Voorschool

  • 1. Bijzondere bijstand is mogelijk voor de kosten van de voorschool voor ten laste komende kinderen.

  • 2. Bijzondere bijstand is mogelijk voor de volgende vormen van voorschool:

    • a.

      Reguliere voorschool, twee dagdelen in de week

    • b.

      Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) voor kinderen met een (taal)achterstand waarbij de noodzaak is vastgesteld door de voorschool zelf of het consultatiebureau, vier dagdelen per week.

  • 3. De kosten worden vergoed tot een maximum bedrag als genoemd in de bijlage.

  • 4. De bijzondere bijstand wordt na ontvangst van de factuur rechtstreeks overgemaakt aan de voorschool.

Artikel 24 Kinderopvang sociaal-medische indicatie

  • 1. Bijzondere bijstand is mogelijk in de kosten van kinderopvang indien er sprake is van een sociaalmedische indicatie.

  • 2. Deze regeling is van toepassing op:

    • a.

      personen met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking van wie is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken; of

    • b.

      een kind ten aanzien van wie is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is.

  • 3. Alvorens te besluiten, wordt ten behoeve van de vaststelling van noodzakelijkheid van kinderopvang als bedoeld in lid 2 van dit artikel, advies ingewonnen van een onafhankelijke organisatie die beschikt over adequate deskundigheid, hieronder valt in ieder geval de GGD.

  • 4. Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval:

    • a.

      de geldigheidsduur van de indicatie;

    • b.

      de omvang en de duur van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht;

    • c.

      de hoogte van de voorziening.

  • 5. De hoogte van de voorziening:

    • a.

      is gelijk aan de toeslagen voor kinderopvang die door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn vastgesteld en worden uitgevoerd door de Belastingdienst;

    • b.

      wordt telkens met ingang van januari aangepast aan de bedragen die de Belastingdienst hanteert.

Hoofdstuk V Collectieve zorgverzekering minima (CZM)

Artikel 25 Collectieve zorgverzekering minima

  • 1. Bijzondere bijstand in de vorm van een gemeentelijke bijdrage in de kosten van een collectieve aanvullende zorgverzekering is mogelijk.

  • 2. De collectieve zorgverzekering bestaat altijd uit:

    • a.

      een zorgverzekering op grond van de Zvw (de basisverzekering);

    • b.

      een aanvullende verzekering die niet valt onder de onder a genoemde verzekering.

  • 3. De hoogte van de gemeentelijke bijdragen in de premie van de aanvullende verzekering genoemd in lid 2 onder b van dit artikel zijn opgenomen in de bijlage. De gemeente betaalt deze bijdrage rechtstreeks aan de zorgverzekeraar.

  • 4. Aan de collectieve verzekering kunnen deelnemen:

    • a.

      personen die van de gemeente Oosterhout een uitkering ter voorziening in de algemene bestaanskosten ontvangen op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ;

    • b.

      overige inwoners van de gemeente Oosterhout met een minimuminkomen, hieronder wordt verstaan:

      • 1° personen die in aanmerking komen voor kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen;

      • 2° personen waarvan het inkomen op jaarbasis niet meer bedraagt dan maximaal 125% van de bijstandsnorm zoals bepaald in artikel 21, lid b en artikel 22, lid b van de wet en een vermogen hebben dat de grens genoemd in artikel 34, lid 3 van de wet niet overschrijdt.

  • 5. In de berekening van het vermogen wordt de door de aanvrager zelf bewoonde eigen woning buiten beschouwing gelaten

  • 6. Voor de persoon als genoemd in het vierde lid, onder b, sub 1° dient gekeken te worden naar het belastingjaar voorafgaande aan het jaar waarop de verzekering betrekking heeft.

  • 7. Voor de persoon als genoemd in het vierde lid, onder b, sub 2°, wordt op basis van het inkomen en het vermogen over de maand voorafgaand aan deelname vastgesteld of hij in aanmerking komt voor deelname aan de collectieve verzekering met ingang van 1 januari van het volgende jaar.

  • 8. Voor de persoon als bedoeld in het vierde lid onder a wordt de premie ingehouden op de uitkering, mits de uitkering voldoende hoog is om het bedrag in te houden. Als dit niet het geval is, dient de premie door aanvrager zelf via automatische incasso aan de zorgverzekeraar betaald te worden.

  • 9. De persoon als bedoeld in vierde lid onder b dient de premie aan de zorgverzekeraar te betalen via automatisch incasso.

  • 10. Voor de beëindiging van de verzekering gelden dezelfde bepalingen als in de Zvw.

  • 11. Naast het gestelde in het tiende lid wordt de verzekering beëindigd indien de deelnemer niet meer behoort tot de doelgroep.

Hoofdstuk VI Schuldhulpverlening

Artikel 26 Borgstelling

  • 1. Bijzondere bijstand voor schulden is op grond van artikel 48, lid 2 onder d van de wet mogelijk in de vorm van een borgstelling.

  • 2. Deze borgstelling wordt slechts verleend als deze gericht is op kredietverstrekking door de uitvoerder gemeentelijke schuldhulpverlening

    • a.

      ter sanering van de gehele schuldsituatie; en

    • b.

      de uitvoerder gemeentelijke schuldhulpverlening oordeelt dat de kredietwaardigheid van de klant onvoldoende is; en

    • c.

      er een plan van aanpak van de uitvoerder gemeentelijke schuldhulpverlening aanwezig is waaruit blijkt dat er overeenstemming is bereikt met alle schuldeisers.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand dient te worden afgestemd op de omvang van het krediet dat benodigd is om een schuldregeling tot stand te brengen.

Hoofdstuk VII Slotbepalingen

Artikel 27 Periodieke aanpassingen

Bij de manager van de afdeling Informatie- en Servicecentrum berust de bevoegdheid tot het aanpassen van de beleidsregels voor zo ver dit geen inhoudelijke beleidswijzigingen tot gevolg heeft.

Artikel 28 Bijzondere en onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels beslist de manager van de afdeling Informatie- en Servicecentrum namens het college.

Artikel 29 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Bijzondere Bijstand Oosterhout 2016’.

Artikel 30 Inwerkingtreden

  • 1. De beleidsregels treden inwerking de dag na bekendmaking.

  • 2. Besluiten die zijn genomen voor het in werking treden van dit besluit blijven van kracht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Burgemeester en Wethouders van Oosterhout, gehouden op 28 juni 2016.

, burgemeester
,secretaris

Toelichting

Algemeen

Bijzondere bijstand is in principe mogelijk als:

  • a.

    sprake is van noodzakelijke kosten door bijzondere individuele omstandigheden;

  • b.

    geen beroep kan worden gedaan op ondersteuning vanuit een eigen netwerk, eigen sociale omgeving of voorliggende voorzieningen;

  • c.

    de kosten niet kunnen worden voldaan uit eventueel aanwezige financiële draagkracht in inkomen en vermogen.

De genoemde bijzondere kostensoorten in de beleidsregels vormen geen uitputtende opsomming. Degene die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden wordt geconfronteerd met noodzakelijke bestaanskosten waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan, heeft recht op bijzondere bijstand. Welke kosten daarvoor in aanmerking komen, hangt af van de omstandigheden in het individuele geval en kan dan ook slechts van geval tot geval worden beoordeeld. Het kan hierbij om zeer diverse kostensoorten gaan. Bepalend is dat sprake is van kosten die uit bijzondere individuele omstandigheden voortkomen en die in het concrete geval als noodzakelijk moeten worden aangemerkt. Het betreft hier dus bij uitstek een kwestie van maatwerk. Met maatwerk bedoelen we dus het afstemmen op de individuele situatie.

Een voorliggende voorziening is elke voorziening buiten de wet waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven.

Bewijsstukken en bronnen

Aanvrager levert op verzoek alle bewijsstukken aan die de gemeente nodig acht om het recht op bijstand te kunnen beoordelen. Met de behandeling van de aanvraag stelt de gemeente ook de hoogte vast van de bijzondere bijstand. Hiervoor kan de gemeente verschillende bronnen gebruiken: bewijsstukken van de aanvrager (proforma nota’s, bonnen, afschriften et cetera), NIBUD prijzengids, bronnen op het internet. Welke bewijsstukken nodig zijn voor het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand kan per kostensoort verschillen. De gemeente (in casu de klantmanager) maakt de inschatting welke bewijsstukken aanvrager zal moeten overleggen.

Bestedingsverplichting

De bijzondere bijstand dient te worden besteed aan hetgeen waarvoor de bijstand is verstrekt. Dit kan ten tijde van de aanvraag of achteraf steekproefsgewijs door de gemeente worden getoetst. Aanvrager is daarom verplicht alle betaalbewijzen, die hij/zij ten tijde van de behandeling van de aanvraag (nog) niet heeft moeten / kunnen inleveren, voor ten minste één jaar te bewaren.

Uitbetaling

Als het recht en de hoogte van de bijzondere bijstand is vastgesteld, kan de uitbetaling gedaan worden:

  • op rekening van de aanvrager zelf; of

  • op rekening van een derde (in meeste gevallen de leverancier).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Hoogte bijzondere bijstand

Op de verstrekking van bijzondere bijstand voor bijzondere noodzakelijke kosten worden de kosten die voor een ieder algemeen gebruikelijk zijn in mindering gebracht. Om de hoogte te bepalen van de algemeen gebruikelijke kosten kan de Nibud prijzengids worden gebruikt in Grip op Participatiewet. De prijzengids kan ook nuttig zijn voor het bepalen wat de meest goedkope en adequate voorziening is. In het geval van duurzame gebruiksgoederen werken we met 75% van de genoemde nieuwprijzen (zie ook verderop in deze toelichting onder artikel 17). In de bijlage staan tevens bedragen opgenomen.

Artikel 3 Regels omtrent het berekenen van draagkracht uit inkomen en vermogen

Lid 10 stelt dat het vermogen waarvan kan worden aangetoond dat deze bestemd is voor de kosten van een uitvaart, voor de vaststelling van de draagkracht uit vermogen, in mindering kan worden op het aanwezige vermogen. Dit is alleen mogelijk indien:

  • het geld gereserveerd is middels een uitvaart- of levensverzekering en deze niet afkoopbaar of tussentijds opneembaar is; of

  • het geld gereserveerd is op een geblokkeerde rekening en pas na overlijden door een erfgenaam kan worden opgenomen.

Naast twee bovengenoemde punten mag het gereserveerde bedrag de maximumbedragen uit de bijlage niet overschrijden. Zijn de bedragen hoger, dan wordt met het meerdere alsnog rekening gehouden bij de draagkrachtberekening.

Lid 12 geeft aan dat voor eigen rekening blijvende buitengewone uitgaven in mindering worden gebracht op de berekende draagkracht. Het is van belang om na te gaan of de buitengewone uitgaven inderdaad voor eigen rekening van belanghebbende zijn. In het bijzonder als het gaat om eigen bijdragen Wet langdurige zorg en eigen bijdragen Wet maatschappelijke ondersteuning die zijn opgelegd door het CAK. Bepaalde aanvullende zorgverzekeringen vergoeden deze kosten namelijk. Hieronder staan de vergoedingen vermeld zoals deze gelden in de gemeentelijke collectieve zorgverzekering voor minima.

afbeelding binnen de regeling

Artikel 5 Aanvraag

Artikel 44 lid 1 van de wet verbiedt bijstandsverlening tegen een eerdere datum dan de datum waarop belanghebbende zich heeft gemeld voor de aanvraag. Met het verbod op bijstandsverlening met terugwerkende kracht moet echter als het gaat om bijzondere bijstand niet te rigide omgegaan worden. In de aard van de bijzondere omstandigheden, waardoor het recht op bijzondere bijstand is ontstaan, kan immers besloten liggen dat een aanvraag indienen voordat de kosten opkomen niet (goed) mogelijk is. Voorkomen moet worden dat door het vasthouden aan het verbod op bijstandsverlening met terugwerkende kracht, de functie van de bijzondere bijstand wordt uitgehold. Daarom hanteren we de periode van drie maanden in het derde lid van dit artikel. Rekening houdend met de doelstellingen van de bijzondere bijstand is het redelijk om deze periode, waarbinnen een aanvraag toch nog gehonoreerd kan worden, te hanteren.

Artikel 8 Woonkostentoeslag

Lid 1 onder b geeft aan wat er wordt verstaan onder woonkosten voor eigen huisbezitters:

  • De rente die verband houdt met de woning.

    • Het gaat hier meestal om hypotheekrente. Het is niet van belang of de eigenaar de hypotheekrente ook daadwerkelijk betaalt. Verder geldt dat de jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente hierop in mindering moet worden gebracht.

    • Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijvoorbeeld voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld.

    • De aflossing van de hypotheek telt niet mee. Dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.

  • Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals:

    • premies van verzekeringen tegen brand- en stormschade (alleen voor de opstallen);

    • eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel).

Lid 2 gaat over de woonkostentoeslag voor een huurwoning. Voor een woning met een huur boven de huurtoeslag grens kan alleen onder bijzondere omstandigheden bijzondere bijstand voor woonkosten worden verstrekt. Bij het vaststellen van het recht op bijstand zijn de volgende vragen van belang:

  • Is er een dringende reden waarom juist deze dure woning wordt gehuurd?

  • Woonde de aanvrager al op dat adres voor zijn bijstandsafhankelijkheid?

  • Was de bijstandsbehoefte al voorzienbaar bij het aangaan van de huurovereenkomst en is er sprake van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid?

Bij een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid kan de bijstand in de vorm van een geldlening worden verstrekt.

Lid 4 betreft de verhuisplicht. Voorop staat dat de aanvrager verplicht is op zoek te gaan naar goedkopere woonruimte. Van de aanvrager wordt verwacht dat hij/zij de woonsituatie in overeenstemming brengt met zijn/haar financiële middelen. Voor huiseigenaren betekent dit dat zij in ieder geval hun huis te koop zetten en zich inschrijven voor een sociale huurwoning. Voor huurders betekent dit dat zij zich in ieder geval inschrijven voor een sociale huurwoning en wekelijks reageren op beschikbare woonruimte. Huurders dienen in ieder geval ook via het lotingsmodel en het direct te huur-model te reageren.

Dit is vooral van belang bij een relatieve korte inschrijvingsduur. Halfjaarlijks wordt gecontroleerd of de aanvrager zich voldoende heeft ingespannen om goedkopere woonruimte te vinden. De aanvrager overlegt hiervoor de volgende gegevens:

  • bewijs van inschrijving inclusief inschrijvingsduur;

  • overzicht van reacties in de afgelopen zes maanden.

Deze gegevens kan de huurder via ‘mijn pagina’ op Klik voor Wonen downloaden.

Blijkt dat de aanvrager na de eerste twaalf maanden nog geen vervangende woonruimte te hebben gevonden, maar wel alles in het werk gesteld te hebben om andere woonruimte te vinden, dan is verlenging voor nog eens een jaar mogelijk.

Blijkt na twaalf maanden dat de aanvrager weinig tot geen inspanning te hebben verricht om naar vervangende woonruimte te zoeken, dan is in beginsel geen verlenging mogelijk. Bekijk wel of er een schrijnende situatie zal ontstaan als gevolg van het niet verlengen van de bijzondere bijstand. Bij schrijnende gevallen kan verlenging alleen met bijstand in de vorm van een lening. Dan is er namelijk sprake van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

Artikel 10 (Para)medische kosten

De Zorgverzekeringswet (Zvw) met het Besluit Zorgverzekering en de Regeling Zorgverzekering vormen in beginsel een passende en toereikende voorliggende voorziening voor medische behandelingen, medicijnen en hulpmiddelen. Jaarlijks wordt door de minister van Volksgezondheid vastgesteld welke zorg noodzakelijk is, welke medicijnen voorgeschreven kunnen worden en welke hulpmiddelen tot de noodzakelijke zorg horen. Al deze noodzakelijke zorg wordt opgenomen in de basisverzekering. De zorgverzekeraars die de Zorgverzekeringswet uitvoeren hebben hier geen eigen beleidsvrijheid in. De stelregel is dat alleen kosten die in de basisverzekering zijn opgenomen noodzakelijk zijn.

Naast de basisverzekering zijn er aanvullende verzekeringen. De aanvullende verzekering betreft een particuliere verzekering voor kosten waarin mensen zelf horen te voorzien. Uitgangspunt is dat mensen hierin hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Zorg kost geld. Daar moeten mensen zich van bewust zijn.

In het tweede lid wordt het wanbetalersregime zorgpremie genoemd. Bij een betalingsachterstand van de zorgverzekeringspremie van zes maanden komt de verzekerde in het wanbetalersregime. Het gaat hier om de bestuursrechtelijke premieheffing Zorgverzekeringswet (Bronheffing). De Bronheffing bestaat voor een deel uit vervangende premie voor de basisverzekering en voor een deel uit een boete. De Bronheffing is bedoeld als drukmiddel om tot een schuldregeling te komen bij de zorgverzekeraar voor een (oude) premieachterstand. In de Bronheffing zelf zit geen aflossingscomponent. Gedurende de tijd dat de verzekerde in het wanbetalersregime zit, is het niet mogelijk een aanvullende zorgverzekering af te sluiten.

Artikel 11 Extra stookkosten, waskosten (bewassing) en kledingslijtage – chronisch zieken en gehandicapten

De extra kosten voor verwarming (stookkosten) komen voor vergoeding in aanmerking als hiervoor een medische noodzaak bestaat. Sommige personen moeten hun woning door ziekte, handicap of ouderdom extra verwarmen. Daardoor hebben zij een hoger gasverbruik dan gemiddeld. In de NIBUD prijzengids staat het gemiddelde gasverbruik van bepaalde woningen vermeld. Over het algemeen geldt dat het gasverbruik met 7% toeneemt wanneer de thermostaat van de verwarming 1 graad hoger wordt gezet. De gemiddelde kamertemperatuur ligt tussen de 18°C en 22°C. Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand gaan we uit van een verhoging van de temperatuur met gemiddeld 2 graden. Dit komt dus neer op 14% van de gemiddelde stookkosten per jaar. Hierbij is het van belang na te gaan in wat voor type woning de aanvrager woont. De toegekende bijzondere bijstand moet gezien worden als een tegemoetkoming in de extra verwarmingskosten. Het heeft niet als doel om de meerkosten geheel te compenseren.

De hoogte van de bijzondere bijstand voor extra waskosten en kledingslijtage wordt bepaald aan de hand van de NIBUD prijzengids. De gemeente (in casu de klantmanager) zal op basis van het medisch advies en eventuele aanvullende informatie van de klant moeten nagaan wat het totaal aan te verwachte kosten is per jaar.

De indicatie voor de extra stookkosten, waskosten en kledingslijtage wordt gesteld door een medisch adviseur. In de rapportage van de adviseur zal de geldigheidsduur van het advies moeten worden opgenomen. Voor de bijzondere bijstand geldt een toekenningsperiode van een jaar.

Artikel 13 Reiskosten

Het eerste lid gaat over de mogelijkheid van bijzondere bijstand voor reiskosten in verband met ziekenbezoek. Voor het vaststellen van het recht op bijstand moet worden nagegaan in hoeverre een vergoeding mogelijk is vanuit de aanvullende zorgverzekering. In veel aanvullende verzekeringspakketten zijn vergoedingen opgenomen voor de reiskosten die gemaakt worden voor ziekenbezoek. Hieronder staan de vergoedingen vermeld van de gemeentelijke collectieve zorgverzekering voor minima.

afbeelding binnen de regeling

Reiskosten voor ziekenbezoek aan familie in het buitenland komen niet voor vergoeding in aanmerking.

afbeelding binnen de regeling

Het zevende lid van artikel 13 gaat over de hoogte van bijzondere bijstand voor reiskosten van schoolgaande kinderen. Voor het bepalen van de hoogte moet aansluiting worden gezocht bij goedkoopste wijze van reizen per openbaar vervoer. Let hierbij ook op de mogelijkheden van het afsluiten van abonnementen in het openbaar vervoer. Voor schoolgaande kinderen is het afsluiten van een maandabonnement bij de busmaatschappij vaak goedkoper dan het betalen van losse ritjes gedurende het schooljaar.

Artikel 15 Kosten ondersteuning in inkomensbeheer

Ondersteuning in inkomensbeheer door de uitvoerder schuldhulpverlening kent gradaties. De zwaarste vorm is Budgethulp en is bedoeld voor mensen die zelf nog niet in staat zijn een gezonde financiële huishouding te voeren. Vanuit een beheerrekening worden vaste lasten en overige rekeningen betaald. Er wordt ook geld opzij gezet voor noodzakelijke incidentele uitgaven. Betrokkene zelf ontvangt weekof maandgeld. Beheer vaste lasten is de meest lichte vorm van inkomensbeheer waarbij vanuit een beheerrekening enkel de vaste lasten worden betaald waarna het resterende geld geheel in eigen beheer van betrokkene komt. Bij het toekennen van bijzondere bijstand voor ondersteuning inkomensbeheer dient de uitvoerder schuldhulpverlening (in casu Kredietbank Nederland) te oordelen over de noodzaak van deze vorm van ondersteuning. Indien inkomensbeheer wordt aangeboden in combinatie met een minnelijke schuldregeling of schuldsanering dan worden de kosten inkomensbeheer bekostigd vanuit het budget schuldhulpverlening en is bijzondere bijstand niet nodig.

Artikel 16 Eigen bijdrage rechtsbijstand

Uittreksels worden kosteloos door de afdeling Burgerzaken verstrekt. Het komt voor dat deze kostenpost toch op de factuur van de advocaat vermeld staat. Het is van belang hier alert op te zijn bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand.

Artikel 17 Inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen

Een geldlening (commercieel, volkskrediet of anderszins) is alleen een passende voorliggende voorziening als de lening de volledige kosten dekt voor de duurzame gebruiksgoederen en/of de inrichtingskosten. Indien dit niet het geval is, dan is bijzondere bijstand mogelijk. Ook voor het gedeelte dat gedekt had kunnen worden uit de ontoereikende geldlening.

Uitgangspunten bij de vaststelling van de hoogte van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten zijn:

  • de mogelijkheid om korting te bedingen of gebruik te maken van een aanbieding;

  • creativiteit in het verzamelen van de woninginrichting, zoals goedkope of gratis tweedehands artikelen van kringloopwinkels, weggeefinitiatieven of via marktplaats.

Op basis van deze uitgangspunten wordt de hoogte van de bijzondere bijstand bepaald aan de hand van de richtprijzen uit de NIBUD prijzengids waarbij we werken met maximaal 75% van de nieuwprijs. De uitgangspunten hebben als doel de hoogte van de lening te beperken.

Bij complete woninginrichting wordt de te verstrekken bijzondere bijstand bepaald aan de hand van bedragen als genoemd in de bijlage. Indien belanghebbende de kosten van de betreffende goederen in redelijkheid niet kan voldoen uit de hierin genoemde bedragen, kan hiervan gemotiveerd worden afgeweken.

Artikel 19 Overbruggingsuitkering

Doordat de bijstand voor levensonderhoud achteraf wordt betaald, kan een aanvrager in de periode tot de eerste reguliere uitbetaling van bijstand te maken krijgen met een financieel tekort. In principe staat de eigen verantwoordelijkheid in deze situatie voorop. In bijzondere gevallen is een overbruggingsuitkering echter mogelijk, bijvoorbeeld bij de huisvesting vanuit een asielzoekerscentrum of huisvesting van een ex-gedetineerde zonder inkomsten of vermogen. De overbruggingsuitkering moet niet worden verward met een voorschot. Een voorschot wordt bij de eerste reguliere uitbetaling van de bijstand verrekend. Met een voorschot wordt het probleem in de tijd vooruit geschoven, maar niet opgelost. De overbruggingsuitkering is bedoeld om de aanvrager te verzekeren van voldoende middelen tot aan de eerste reguliere uitbetaling van de bijstand. De overbruggingsuitkering wordt om niet verleend.

Artikel 21 Indirecte schoolkosten schoolgaande kinderen en tegoed www.na-school.nl

Met indirecte schoolkosten wordt onder andere bedoeld:

  • de vrijwillige ouderbijdrage voor zaken als (kerst)vieringen, schooltoneel, sportdagen, kopieerkosten, et cetera;

  • kosten voor ondersteunend materiaal als woordenboeken, atlassen, (grafische) rekenmachines, tekenmaterialen maar ook bijvoorbeeld werkkleding, gereedschap en veiligheidsschoenen;

  • kosten in verband met culturele activiteiten en buitenschoolse activiteiten die al dan niet ter versterking dienen van het les- en leerprogramma, zoals kosten voor

    • schoolreisjes;

    • schoolkamp;

    • buitenland reizen;

    • (vak)excursies;

    • survivalweken;

    • veldwerkweken;

    • et cetera.

Tegoed www.na-school.nl

Met de toekenning van het digitale tegoed voor www.na-school.nl ontvangt de ouder informatie over hoe het tegoed op de website kan worden geactiveerd. Ouders ontvangen nooit zelf het tegoed. Dit wordt rechtstreeks overgemaakt aan Oosterhout in Beweging (OiB). Dit is de organisatie die ‘achter de schermen’ de activiteiten rondom www.na-school.nl coördineert.

Artikel 22 Zwemlessen

Het is belangrijk dat kinderen in een waterrijk land als Nederland voldoende zwemvaardig zijn. In het verleden is door de GGD geadviseerd dat het in het kader van de veiligheid kinderen zwemvaardig moeten zijn tot in ieder geval het niveau van zwemdiploma B. We verstrekken bijzondere bijstand voor zwemlessen tot het maximale bedrag als genoemd in de bijlage. Uitgangspunt is dat voor dit bedrag kinderen zwemvaardig kunnen worden tot het niveau van zwemdiploma B of een diploma van een vergelijkbaar niveau (of hoger).

In Oosterhout zijn de volgende zwemscholen actief:

  • Zwemschool Juf Angela

  • Sportbedrijf Oosterhout

  • Zwembad Heijl

  • OZ&PC De Warande

Ouders zijn vrij in hun keuze voor de zwemschool. De bijzondere bijstand dient rechtstreeks te worden overgemaakt aan de desbetreffende aanbieder van de zwemlessen.

Gezien het belang van het bevorderen van de zwemvaardigheid onder kinderen willen we ouders aansporen om na toekenning van de bijzondere bijstand het kind zo snel mogelijk te laten starten met de zwemlessen (voor zo ver het kind nog niet is begonnen). Indien na drie maanden nog niet is gestart, neemt de klantmanager contact op met de ouder(s) om na te gaan waarom het kind nog niet is begonnen met de zwemlessen. Indien na zes maanden nog altijd niet is gestart, wordt het dossier afgesloten.

Artikel 25 Collectieve zorgverzekering minima

Naast de collectieve basisverzekering biedt de gemeente vier collectieve aanvullende pakketten waaruit kan worden gekozen, te weten:

  • CZ Gemeente Extra

  • CZ Gemeente Extra Uitgebreid + gespreide betaling Eigen Risico

  • VGZ Gemeentepakket Compleet

  • VGZ Gemeentepakket Compleet + verzekering Eigen Risico

Indien belanghebbende voor een andere aanvullende verzekering heeft gekozen of indien belanghebbende geen aanvullende verzekering heeft afgesloten, wordt, wanneer dit leidt tot een lagere dan wel geen vergoeding, het verschil met de vergoeding van de collectieve aanvullende verzekering niet middels bijzondere bijstand gecompenseerd.

Artikel 27 Periodieke aanpassingen

Periodiek gaat het college na of inhoudelijke aanpassingen noodzakelijk zijn op basis van wijzigingen in wetgeving, beleid of ervaringen uit de uitvoeringspraktijk. De afdelingsmanager ISC is bevoegd om aanpassingen door te voeren voor zo ver dit geen inhoudelijke beleidswijzigingen tot gevolg heeft. Het betreft hier onder andere tekstuele aanpassingen, aanpassingen die gericht zijn op het verhelderen van de bedoeling van een beleidsregel, aanvullingen en/of aanpassingen in de toelichting, aanpassingen in de bijlage Gemeentelijke Financiële Uitvoeringsrichtlijnen en correcties.

Artikel 28 Bijzondere en onvoorziene gevallen

Bijzondere bijstand wordt primair op grond van de wettelijke bepalingen en deze beleidsregels vastgesteld, maar bij (zeer) bijzondere individuele omstandigheden die de persoon, zijn sociale omgeving of zijn gezin of kinderen kan raken, kan de bijstand worden afgestemd op de individuele situatie.

Bijlage Gemeentelijke Financiële Uitvoeringsrichtlijnen 2016

Artikel 3 / Artikel 12 Uitvaartkosten

Maximale reservering / kosten begrafenis

€ 9.000,–

Maximale reservering / kosten crematie

€ 6.000,–

Artikel 15 Kosten ondersteuning in inkomensbeheer

Budgethulp

Per 1 juli ‘16

Maandelijkse kosten

€ 86,67

€ 87,00

Aanvangswerkzaamheden

€ 390,00

€ 390,00

Beheer vaste lasten

Maandelijkse kosten

€ 21,64

€ 22,50

Artikel 17 Inrichtingskosten

Voor een complete woninginrichting:

Gezinssamenstelling

Alleenstaande (kamerbewoner)

€ 1.100,–

Alleenstaande (zelfstandig gehuisvest)

€ 2.100,–

Gezin van 2 personen

€ 3.500,–

Gezin van 3 personen

€ 3.900,–

Gezin van 4 personen

€ 4.350,–

Voor elk persoon meer

€ 450,–

Maximale toekenning voor complete inrichting

€ 5.700,–

Artikel 18 Transportkosten verband houdend met een verhuizing en kosten opknappen woning (verven en behangen)

Transportkosten

€ 50,–

Opknapkosten gehele woning

€ 250,–

Opknapkosten kamerbewoning

€ 100,–

Artikel 20 Kosten hulp bij het huishouden

Maximale uurtarief

€ 16,10

Artikel 21 Indirecte schoolkosten en tegoed www.na-school.nl

Kinderen op de basisschool

€ 60,– per kind per jaar

Kinderen op de middelbare school

€ 120,– tot maximaal € 250,– per kind per jaar

Overstap basisschool voortgezet onderwijs

€ 225,– per kind

Tegoed www.na-school.nl

€ 50,– per kind per jaar

Artikel 22 Zwemlessen

Behalen diploma’s A en B of een ander diploma van een vergelijkbaar niveau

€ 640,– all-in

Artikel 23 Voorschool

Reguliere voorschool, twee dagdelen

€ 47,50 per kind per maand

Voor- en vroegschoolse educatie, vier dagdelen

€ 10,– per kind per maand

Artikel 25 Collectieve zorgverzekering minima

Gemeentelijke bijdrage in de premie aanvullende zorgverzekering:

CZ Gemeente Extra

€ 10,–

CZ Gemeente Extra Uitgebreid + gespreide betaling Eigen Risico

€ 31,–

VGZ Gemeentepakket Compleet

€ 10,–

VGZ Gemeentepakket Compleet + verzekering Eigen Risico

€ 31,–