Verordening Wet inburgering 2010, gemeente Oosterhout

Geldend van 01-11-2010 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Verordening Wet inburgering 2010, gemeente Oosterhout

De raad van de gemeente Oosterhout;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 27 juli 2010

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 19a, eerste lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24e, tweede lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid van het Besluit inburgering, de bepalingen van de Gemeentewet;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen en vrijwillige inburgeraars, het soort voorziening, de eigen bijdrage voor vrijwillige inburgeraars en de rechten en plichten voor degene voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd en regels stelt voor inzet van persoonlijke inburgeringsbudgetten;

besluit

vast te stellen: de “Verordening Wet inburgering 2010, gemeente Oosterhout”.

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening gebruikt zijn.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

    • d.

      uitkering: een uitkering op basis van sociale zekerheidswetten of sociale zekerheidsregelingen;

    • e.

      vrijstellend examen: een examen dat leidt tot een diploma als genoemd in artikel 2.3 van het Besluit inburgering;

    • f.

      participatietraject: een traject, afhankelijk van zijn of haar capaciteiten en ambitie, variërend van het volgen van een vervolg- of vakopleiding, het toeleiden naar de arbeidsmarkt tot het deelnemen aan activiteiten in de wijk;

    • g.

      PIB: persoonlijk inburgeringsbudget.

Artikel 1.2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot een inburgeringsvoorziening.

  • 2.

    Het college bepaalt op welke wijze invulling wordt gegeven aan de informatieverstrekking voor de inburgeringsplichtigen. In beginsel gebeurt dit via de onderstaande kanalen:

    • a.

      een spreekuur;

    • b.

      schriftelijk;

    • c.

      via de website;

    • d.

      informatiegesprekken.

  • 3.

    Het college kan van de bovenstaande communicatiekanalen afwijken indien het dit nodig acht.

Hoofdstuk 2 De voorziening (voor inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen)

Artikel 2.1 Aanwijzen van de doelgroep

De gemeenteraad wijst in het Beleidsplan sociale zekerheid de groep(en) inburgeraars (inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen) aan, waaraan bij voorrang een voorziening kan worden aangeboden.

Artikel 2.2 De samenstelling van de voorziening

  • 1.

    Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de voorziening aan geestelijke bedienaren, zoveel als mogelijk af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden, de maatschappelijke positie en de ambitie van de inburgeraar.

  • 2.

    Een voorziening omvat in elk geval een traject ter voorbereiding op het inburgeringsexamen of een vrijstellend examen en het minimaal eenmaal kosteloos afleggen van één van deze examens. Voor asielgerechtigde vluchtelingen bevat deze voorziening ook maatschappelijke begeleiding.

  • 3.

    Indien de inburgeraar een re-integratievoorziening wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor, dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op deze re-integratievoorziening.

  • 4.

    Indien de inburgeraar een participatietraject wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat het traject, afhankelijk van de capaciteiten en ambitie, zich richt op deelname aan de samenleving.

Artikel 2.3 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB)

  • 1.

    Het college behandelt een verzoek van de inburgeraar om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een PIB op de volgende wijze:

    • a.

      tijdens het intakegesprek met de consulent wordt de mogelijkheid van een PIB besproken indien het ingekochte aanbod aan voorzieningen niet passend blijkt te zijn;

    • b.

      het college bevestigt schriftelijk dat de inburgeraar gebruik wil maken van een PIB;

    • c.

      de inburgeraar heeft vier weken de gelegenheid om een eigen voorziening samen te stellen in samenwerking met een aanbieder;

    • d.

      de aanbieder brengt een offerte uit.

  • 2.

    Het college beoordeelt het voorstel van de inburgeraar op volledigheid. Het voorstel moet minimaal de onderstaande onderdelen bevatten:

    • a.

      de inhoud van het traject;

    • b.

      de kosten van het traject;

    • c.

      de inhoud en de frequentie van de rapportage;

    • d.

      de betalingvoorschriften.

  • 3.

    Het voorstel moet verder aan de volgende voorwaarden voldoen:

    • a.

      de kosten van de voorziening bedragen maximaal € 4.500,-;

    • b.

      de voorziening duurt maximaal 3½ jaar;

    • c.

      de aanbieder moet voldoen aan het keurmerk inburgeren.

Hoofdstuk 3 De procedure voor inburgeringsplichtigen

Artikel 3.1 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    De potentiële inburgeringsplichtige wordt opgeroepen voor een intakegesprek.

  • 2.

    Het college doet een schriftelijk aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet.

  • 3.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en plichten vermeld die hieraan worden verbonden.

  • 4.

    De inburgeringsplichtige aan wie het aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken het college schriftelijk mee of hij of zij het aanbod wel of niet aanvaardt.

  • 5.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen vier weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de voorziening, overeenkomstig het gedane aanbod. Dit wordt verwerkt in een beschikking.

Artikel 3.2 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of vrijstellende examen moet zijn behaald;

  • d.

    de wijze van betaling van de eigen bijdrage;

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Artikel 3.3 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de consulent;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college bepaald wordt;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Artikel 3.4 De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De inburgeringsplichtige die op grond van artikel 23, tweede lid van de wet verplicht is voor de voorziening een eigen bijdrage te betalen, dient deze in maximaal 18 termijnen te voldoen.

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de wijze van betaling van de eigen bijdrage vast.

Artikel 3.5 Kosten van medisch advies

Indien een inburgeringsplichtige door medisch advies kan aantonen dat hij of zij niet in staat is om aan de inburgeringsplicht te voldoen, worden de kosten van het medische advies door het college vergoed.

Hoofdstuk 4 De bestuurlijke boete

Artikel 4.1 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 200,- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 200,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 3.3 van deze verordening.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 500,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a en b, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 4.2 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid van deze verordening, bedraagt € 250,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 4.1, tweede lid van deze verordening, bedraagt € 500,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 1000,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 en 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 5 De procedure voor vrijwillige inburgeraars

Artikel 5.1 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en plichten van de vrijwillige inburgeraar;

  • c.

    de datum waarop aan het inburgeringsexamen of vrijstellende examen moet zijn deelgenomen;

  • d.

    de wijze van betaling van de eigen bijdrage;

  • e.

    de maatregelen die kunnen worden genomen wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen.

Artikel 5.2 Opleggen van verplichtingen

Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de consulent;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college bepaald wordt;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Artikel 5.3 De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De vrijwillige inburgeraar die op grond van artikel 24e, eerste lid van de wet, een eigen bijdrage moet betalen, dient deze in maximaal 18 termijnen te voldoen.

  • 2.

    Het college legt in de overeenkomst de wijze van betaling van de eigen bijdrage vast.

Artikel 5.4 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Intrekking

De verordening Wet inburgering Gemeente Oosterhout 2007 wordt ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding, genoemd in artikel 6.2.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 november 2010 en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2010.

Artikel 6.3 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald: ‘Verordening Wet inburgering 2010, gemeente Oosterhout”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 oktober 2010.
de voorzitter de griffier

Toelichting

Algemene toelichting

De Wet inburgering (WI) is op 1 januari 2007 in werking getreden en kwam in plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (WIN).

Op 1 januari 2010 is de Wet inburgering gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:

het college krijgt de mogelijkheid om een inburgeringsvoorziening aan te bieden die gericht is op het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008.

het college krijgt de bevoegdheid om in plaats van een inburgeringsvoorziening een taalkennisvoorziening aan te bieden aan een inburgeraar die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgt of gaat volgen. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 september 2008;

het college krijgt de mogelijkheid om een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB) beschikbaar te stellen aan een inburgeraar, zodat deze zelf zijn traject kan samenstellen;

de gemeenteraad stelt bij verordening regels op met betrekking tot het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan een vrijwillige inburgeraar. Deze regels hebben betrekking op de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod en de wijze waarop het college in overleg treedt met een vrijwillige inburgeraar om te komen tot een passende voorziening;

de gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat het college een voorziening kan vaststellen, zonder dat daar een procedure van een inburgeringsvoorziening door het college en aanvaarding daarvan door de inburgeringsplichtige aan vooraf hoeft te gaan. De inburgeraar is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening.

De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) centraal. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen of een ander vrijstellend examen is behaald.

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht inburgeraars in de gemeente goed te infomeren over hun rechten en plichten.

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar een inburgeringsexamen of een vrijstellend examen en omvat het minstens eenmaal kosteloos afleggen van het examen. In plaats van een inburgeringsexamen mag een gemeente aan een inburgeraar die een mbo-opleiding niveau 1 of 2 volgt of gaat volgen een taalkennisvoorziening aanbieden. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van die opleiding (artikel 19, derde lid, WI).

Voor de asielgerechtigde inburgeringsplichtige bestaat een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).

Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van de inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten daarom op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

regels over de informatieverstrekking door gemeenten aan inburgeraars (artikel 8 WI en artikel 24f WI);

regels met betrekking tot het aanbieden van de voorziening en over de rechten en plichten van de inburgeraar (artikel 19, vijfde lid, artikel 23, derde lid, artikel 24a vijfde lid en artikel 24f WI);

het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI);

het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid, WI).

De bevoegdheid om een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening direct vast te stellen

Artikel 19a, eerste lid, WI geeft de gemeenteraad de bevoegdheid om bij verordening te bepalen dat het college een voorziening niet aanbiedt aan de inburgeringsplichtige, maar deze direct vaststelt. Dit heeft als gevolg dat de inburgeringsplichtige het aanbod niet kan weigeren. Hij of zij is verplicht om per direct medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Indien met een vaststellingsstelsel gewerkt wordt, zou dit voor alle inburgeringsplichtige gelden.

De gemeente Oosterhout kiest er voor om niet te gaan werken met het vaststellingsstelsel. Aan deze keuze ligt een aantal argumenten ten grondslag:

inburgeren is primair de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeraar. De gemeente kan hierin ondersteunen. Indien een inburgeraar deze ondersteuning niet wenst, gaat de gemeente over tot handhaven;

het verplichte karakter is geen garantie voor motivatie, inzet en resultaat. De kans van slagen is veel groter als de betrokkene zelf overtuigd is van de noodzaak en gemotiveerd is;

de inburgeringsplichtige heeft ook bij het vaststellingsstelsel de mogelijkheid om in bezwaar en beroep te gaan. Het levert dus geen lastenvermindering op het gebied van bezwaarschriften op als er voor het andere stelsel gekozen zou worden.

De bevoegdheid om een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB) aan te bieden

De gemeenteraad heeft de mogelijkheid om een voorziening aan te bieden in de vorm van een PIB (artikel 19, tweede lid en artikel 24e, tweede lid, WI). Bij een PIB wordt de betrokkene de mogelijkheid geboden om zelf een inburgeringstraject samen te stellen.

De gemeente Oosterhout kiest ervoor de mogelijkheid om een PIB in te kunnen zetten te benutten. Het PIB kan echter alleen ingezet worden als de betrokkene hierom verzoekt en het college de reguliere voorzieningen niet toereikend acht. Het zal hier voornamelijk hoger opgeleide mensen betreffen.

Daarnaast hecht de gemeente belang aan het creëren en behouden van werkgelegenheid en hanteert daarbij een actieve werkgeversbenadering. Indien bedrijven hun medewerkers willen laten inburgeren op de werkvloer, dan biedt het PIB daar mogelijkheden toe.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Omwille van de leesbaarheid van de verordening wordt het begrip “voorziening” (eerste lid, onderdeel c) gebruikt. Een voorziening kan zowel een (duale) inburgeringsvoorziening als een taalkennisvoorziening inhouden.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen zoals die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 1.2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Eerste lid

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in Oosterhout goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze dit gebeurt. Wel bepalen de artikelen 8 en 24f WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan respectievelijk inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars inzake hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet. Ten aanzien van inburgeringsplichtigen dienen ook regels vastgesteld te worden, aangaande het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting.

Tweede lid

De gemeente heeft ervoor gekozen om in de verordening alleen de kaders vast te stellen voor een adequate informatievoorziening. Hiertoe zijn er in het tweede lid een viertal communicatiekanalen beschreven:

ad a. het spreekuur geschiedt op afspraak waarbij er sprake is van een goede telefonische bereikbaarheid wat aansluit bij het ISC [1];

ad b. schriftelijke informatieverstrekking gebeurt voornamelijk in de intakefase. In de intakefase worden de rechten en plichten uitgelegd in een persoonlijk gesprek met de inburgeraar en worden ze schriftelijk vastgelegd, waardoor er een beter begrip ontstaat;

ad c. informatie met betrekking tot inburgeren in Oosterhout is beschikbaar op de gemeentelijke website. Tevens vindt er op de website een doorverwijzing plaats naar de websites van het Ministerie van VROM [2] en Duo [3];

ad d. informatiegesprekken betreffen informatiebijeenkomsten voor zelforganisaties.

Derde lid

In het derde lid is geregeld dat het college indien gewenst ook andere informatiekanalen kan benutten.

Hoofdstuk 2 De voorziening (voor inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen)

Artikel 2.1 Aanwijzen van de doelgroep

Het college kan aan alle inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen een aanbod doen voor een voorziening (artikel 19, eerste lid en artikel 24a, eerste lid, WI). Het college is echter verplicht een voorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en aan geestelijke bedienaren.

Dit artikel regelt dat het college groepen inburgeraars kan aanwijzen, aan wie met voorrang een voorziening kan worden aangeboden. Het college benoemt deze prioritaire groepen en de gemeenteraad stelt ze vast in het Beleidsplan sociale zekerheid.

Artikel 2.2 De samenstelling van de voorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende (duale) voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, sub b en artikel 24a, vijfde lid, sub b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeraar die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.

Eerste lid

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:

de kennis van de inburgeraar van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit;

de maatschappelijke rol die de inburgeraar vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan gedacht worden aan het verrichten van arbeid of het opvoeden van kinderen;

de persoonlijke situatie van de inburgeraar. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

Voor de mogelijkheden van het aanbieden van een duale inburgeringsvoorziening wordt verwezen naar het Besluit inburgering.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de voorziening voor deze groep mensen naar eigen inzicht vorm te geven.

In het geval van een uitkeringsgerechtigde inburgeraar die al een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangt, kan het voordeel opleveren de voorziening daarmee te combineren.

De WI bepaalt dat de voorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een voorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere sociale regeling en deze verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid en artikel 24b eerste lid, WI). Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van een gecombineerde voorziening (artikel 20, tweede lid en artikel 24b, tweede lid, WI).

Tweede lid

Het tweede lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld dat een inburgeringsvoorziening ten minste moet bestaan uit:

  • een cursus die leidt naar het inburgeringsexamen of

  • het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en

  • het minimaal eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid en artikel 24a, derde lid, WI)

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud en nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de voorziening voor inburgeringsplichtigen kan opnemen, kan worden gedacht aan trajecten die gericht zijn op sociaal maatschappelijke of juridische begeleiding of bijvoorbeeld omgaan met financiën. Participatie in de gemeente kan hier ook een voorbeeld van zijn.

Derde lid

Artikel 19, vierde lid, WI en artikel 24a, vierde lid, WI, dragen het college op om ervoor te zorgen dat de voorziening wordt afgestemd op de mogelijkheden van betrokkene tot arbeidsinschakeling. De voorziening dient dus te worden afgestemd op de re-integratievoorziening. Aangezien de re-integratievoorziening in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college wordt verstrekt, zal het college afspraken maken met de verantwoordelijke uitvoerders van deze socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswetgevers (artikel 21 en artikel 24c, WI)

Vierde lid

Het inburgeringsexamen bevat ook een praktijkgericht onderdeel, waarin praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het spreekt voor zich dat bij de samenstelling van de voorziening ook rekening moet worden gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Hierbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol spelen.

Artikel 2.3 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB)

Op grond van de artikelen 19, tweede lid en 24a, tweede lid, WI kan het college een voorziening aanbieden in de vorm van een PIB, als de inburgeraar daarom vraagt. Op grond van het vijfde lid van artikel 19 en het vijfde lid van artikel 24a, WI moet de gemeenteraad bij verordening regels vaststellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een PIB, alsmede welke criteria worden gehanteerd bij het toekennen van een PIB.

Eerste lid

In het eerste lid is vastgelegd welke verzoeken van inburgeringsplichtigen voor een PIB worden behandeld. Het belangrijkste criterium voor het toekennen van een PIB is dat reguliere trajecten die door de gemeente zijn ingekocht niet passend zijn.

Verder gelden de volgende uitgangspunten:

  • de inburgeraar dient zelf aan te geven dat hij gebruik wil maken van een PIB;

  • het traject moet leiden tot een succesvol afgelegd inburgeringsexamen of een van de inburgeringsplicht vrijstellend examen;

  • de inburgeraar mag niet al in een ander gemeentelijk inburgeringstraject zitten;

  • de aanbieder van de voorziening moet een erkend instituut of re-integratiebedrijf zijn (hierbij wordt aangesloten bij het keurmerk inburgering).

Tweede lid

Op grond van artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering moet het college het voorstel van de inburgeraar tot het volgen van een inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goedkeuren. Dit voorstel zal in de praktijk worden opgesteld door de aanbieder. Het tweede lid van artikel 2.3 van de verordening geeft aan welke onderdelen er minimaal in het voorstel moeten zijn opgenomen:

ad a. een trajectplan met bijbehorende tijdspanne en intensiteit van de voorziening;

ad b. de totale kosten. Deze kosten mogen de norm in het derde lid niet overschrijden en moeten marktconform zijn;

ad c. de inhoud en frequentie van de rapportage aan de gemeente;

ad d. de betalingsvoorschriften.

Derde lid

Het voorstel moet verder aan de volgende voorwaarden voldoen:

ad a. de kosten bedragen maximaal € 4.500,-. De opbouw van de kosten moet aansluiten bij de wijze van financiering aan gemeenten vanuit het Rijk, te weten:

  • 20% bij start van de voorziening;

  • 30% als het traject duaal is;

  • 50% bij behalen van het inburgeringsexamen of een ander vrijstellend examen.

Indien een traject niet duaal is, kunnen de kosten dus niet hoger dan € 3.150,- zijn;

ad b. de voorziening duurt maximaal 3½ jaar. Dit is tevens de maximale wettelijke periode, waarbinnen het examen (voor inburgeringsplichtigen) behaald moet zijn;

ad c. de voorziening moet worden verzorgd door een aanbieder die voldoet aan het keurmerk inburgeren of door een onderwijsinstelling die onder andere Nederlands taalgericht onderwijs aanbiedt.

Ook voor werkgevers is het belangrijk dat hun medewerkers inburgeren. Op het moment dat de medewerkers (zowel inburgeringsplichtigen als inburgeringsbehoeftigen) ingeburgerd zijn, hebben ze een bepaald minimum kennisniveau. Ze beheersen de taal, kunnen daardoor communiceren en hebben kennis van Nederlandse normen en waarden. Hierdoor functioneren ze beter op de werkvloer.

De gemeente Oosterhout hecht daarnaast belang aan een actieve werkgeversbenadering om werkgelegenheid te behouden en te creëren. Om werkgevers te stimuleren om medewerkers te laten inburgeren op de werkvloer is het van belang om maatwerk te kunnen leveren. Hier kan het PIB ook voor ingezet worden.

Hoofdstuk 3 Procedures voor inburgeringsplichtigen

Artikel 3.1 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt.

Eerste en tweede lid

In het eerste lid wordt de inburgeringsplichtige opgeroepen voor een intakegesprek. De inburgeringsconsulent zal het kennisniveau en de leerbaarheid van de inburgeringsplichtige toetsen. Aan de hand van de resultaten stelt de inburgeringsconsulent een trajectplan op.

Het trajectplan zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (tweede lid).

Derde lid

In het derde lid is weergegeven wat conform de wet in ieder geval in de beschikking moet zijn weergegeven.

Vierde lid

Dat de inburgeringsplichtige het aanbod niet hoeft te accepteren staat in het vierde lid. De inburgeringsplichtige dient dit binnen 2 weken kenbaar te maken aan het college. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zichzelf zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.

Vijfde lid

Als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, bevestigt het college dat met een beschikking binnen vier weken na de aanvaarding.

Artikel 3.2 De inhoud van de beschikking

De beslissing tot het vaststellen van een voorziening is een besluit ingevolge artikel 1:3, lid 1, Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen ten minste in de beschikking moeten worden opgenomen.

ad a. & in de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en

ad b. plichten nauwkeurig worden vermeld. De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene kenbaar zijn gemaakt (onder andere door middel van de beschikking);

ad c. de termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet. Deze termijn bedraagt drieënhalf jaar (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) alleen melding van deze termijn (de begin- en einddatum) worden gemaakt;

ad d. bepaalt dat in de beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt. Er wordt altijd de maximale eigen bijdrage opgelegd;

ad e. heeft betrekking op beschikkingen voor inburgeringsplichtige oudkomers. Indien het college een voorziening vaststelt voor een oudkomer, dan neemt men in de beschikking ook de dag op, waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht ingaat (artikel 22, tweede lid en artikel 26 WI). Binnen drieënhalf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringsexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand deze termijn direct in te laten gaan. Koppeling aan de start van de voorziening is niet nodig omdat de precieze datum waarop de voorziening start niet altijd bekend zal zijn op het moment dat er wordt toegekend.

Artikel 3.3 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel is de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen op te leggen. Het college legt deze verplichtingen in de beschikking vast.

Artikel 3.4 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening worden regels gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid tot het betalen in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270,-. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI). De eigen bijdrage wordt in beginsel in 10 termijnen betaald. Indien er dringende redenen spelen, kan het college besluiten de eigen bijdrage in maximaal 18 termijnen te laten voldoen. Er wordt altijd de maximale eigen bijdrage opgelegd.

Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de hoogte van de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

Artikel 3.5 Kosten van medisch advies

In sommige gevallen kan het voorkomen dat de inburgeringsplichtige stelt dat hij of zij niet in staat is om te voldoen aan de inburgeringsplicht. De inburgeringsplichtige dient dit met behulp van een medisch advies aan te tonen. Indien uit het medische advies blijkt dat de inburgeringsplichtige niet aan de inburgeringsplicht kan voldoen, vergoedt het college de kosten van het medisch onderzoek. Het college bepaalt conform artikel 2.8 van het Besluit inburgering waar het medisch advies wordt ingewonnen.

Hoofdstuk 4 De bestuurlijke boete

Artikel 4.1 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boetes vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximum bedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

De boetebedragen die in de verordening zijn opgenomen zijn maximumbedragen en geen gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook, indien nodig, rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de inburgeringsplichtige.

In het kader van een uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of –regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Eerste, tweede en derde lid

De maximale boetes bedragen voor het niet meewerken aan het onderzoek of het niet meewerken aan de uitvoering van de voorziening € 200,-. De maximale boete voor het niet behalen van het examen binnen de gestelde termijn bedraagt € 500,-.

Voor de afweging die aan de boete ten grondslag ligt, de bepaling van de hoogte van de boete en de wijze waarop de boete plaatsvindt wordt aansluiting gezocht bij de Afstemmingsverordening Sociale Zekerheid 2010, gemeente Oosterhout.

Artikel 4.2 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan, dan op grond van artikel 4.1 mogelijk is. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die zijn opgenomen in artikel 34 WI.

Om te kunnen spreken van een herhaling moet dezelfde overtreding zich wel binnen een bepaald tijdspanne voordoen. De gemeente Oosterhout hanteert een tijdspanne van 12 maanden.

Eerste lid

Als de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de overtreding genoemd in artikel 4.1, lid 1, van de verordening opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding wordt deze beboet. De boete bedraagt maximaal € 250,-.

Tweede lid

Als de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de overtreding genoemd in artikel 4.1, lid 2, van de verordening opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding wordt deze beboet. De boete bedraagt maximaal € 500,-.

Derde lid

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 4.1, derde lid, van de verordening (€ 500,-).

Op grond van de artikelen 32 en 33 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid van artikel 4.2 het mogelijk dat het college een hogere boete (maximaal € 1.000,-) vaststelt.

Hoofdstuk 5 Procedures voor vrijwillige inburgeraars

Artikel 5.1 De inhoud van de overeenkomst

In dit artikel zijn de rechten en plichten neergelegd die het college kan opnemen in de overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen die het college kan opnemen in de beschikking waarmee een voorziening voor een inburgeringspichtige wordt vastgesteld (artikel 3.2 van deze verordening).

Artikel 5.2 Opleggen van verplichtingen

In dit artikel zijn de verplichtingen opgenomen die het college kan opnemen in een overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen die het college kan opnemen in de beschikking waarmee een voorziening voor een inburgeringsplichtige wordt vastgesteld (artikel 3.3 van deze verordening).

Artikel 5.3 De inning van de eigen bijdrage

Op grond van artikel 24e, WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is overeengekomen een eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte hiervan is geregeld in artikel 23, tweede lid, WI. Artikel 24f, WI, bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de eventuele inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen. Artikel 5.3 van deze verordening is de uitwerking van deze verplichting. De eigen bijdrage wordt in beginsel in 10 termijnen betaald. Indien er dringende redenen spelen, kan het college besluiten de eigen bijdrage in maximaal 18 termijnen te laten voldoen. Er wordt altijd de maximale eigen bijdrage opgelegd.

Artikel 5.4 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Artikel 24f WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels op te stellen over het vaststellen van de identiteit van een vrijwillige inburgeraar. In artikel 5.4 is deze opdracht uitgewerkt. Dit artikel is gelijk aan artikel 27 WI, waarin is geregeld op welke wijze het college de identiteit van een inburgeringsplichtige vaststelt.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Intrekking

De bestaande verordening wordt op de dag dat de nieuwe verordening inwerking treedt ingetrokken.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking met ingang van 1 november 2010 en werkt terug tot 1 januari 2010 en sluit daarmee aan op de wetswijziging welke per 1 januari 2010 is gepubliceerd.

Artikel 6.3 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

[1] Informatie- en Servicecentrum

Terug naar de verwijzing naar voetnoot [1]; in de tekst

Terug naar de verwijzing naar voetnoot [2] in de tekst

Terug naar de verwijzing naar voetnoot [3] in de tekst