Regeling vervallen per 31-12-2023

Besluit van de raad van de gemeente Oosterhout van 12 november 2019 tot vaststelling van het Treasurystatuut gemeente Oosterhout 2020-2023

Geldend van 01-01-2020 t/m 30-12-2023

Intitulé

Besluit van de raad van de gemeente Oosterhout van 12 november 2019 tot vaststelling van het Treasurystatuut gemeente Oosterhout 2020-2023

Inleiding

De gemeente Oosterhout onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. De gemeente streeft er daarom naar om haar activiteiten op het gebied van treasury zo transparant en beheersbaar mogelijk in te richten.

Onder treasury wordt verstaan het sturen, beheersen van, het verantwoorden van en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële positie en de hieraan verbonden risico’s. Het treasurystatuut kan beschouwd worden als een nadere uitwerking van de geldende externe en interne regelgeving.

Bij het opstellen van dit statuut is rekening gehouden met het relevante wettelijke kaders zoals opgenomen in de Gemeentewet, de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet FIDO), de wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet Hof), de Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden (RUDDO), het Besluit Begroten en Verantwoorden (BBV), de Wet Markt & Overheid en de Verordening 212.

In dit treasurystatuut wordt de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk.

Het treasurystatuut kan gesplitst worden in twee delen. Deel 1 (hoofdstukken 2 t/m 5) heeft betrekking op het beleidskader waarin als eerste het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente zijn geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: kasbeheer, gemeentefinanciering en risicobeheer. De Raad stelt dit deel vast als onderdeel van haar kaderstellende rol.

Deel 2 (Hoofdstuk 6) heeft betrekking op het beheersdeel van de treasuryfunctie, waarin de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde komen. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatievoorziening die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. Deel 2 is veel meer het domein van het College van B&W en is ter informatie voor de gemeenteraad.

In dit treasurystatuut is ervoor gekozen om de toelichting op de artikelen niet in een aparte memorie van toelichting op te nemen, maar onder de relevante artikelen zelf. Dit om de leesbaarheid en begrijpelijkheid van deze materie te vergroten.

Naast het treasurystatuut neemt de gemeente jaarlijks een treasuryparagraaf op in zowel de begroting als in de jaarrekening. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken.

1. Algemeen Treasury

Artikel 1. begripsbepaling

In dit statuut wordt verstaan onder:

-

Administratie

Het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens en het verstrekken van informatie ten behoeve van de besturen, het functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en het afleggen van verantwoording hierover, ook omvattende de administratie en verantwoording aangaande de geldmiddelen en leningen.

-

Autorisatie

Een zelfstandige, inhoudelijke afweging waarbij de overwegingen hiervan schriftelijk zijn vastgelegd.

-

Administratieve organisatie

het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen van de goede werking van de administratie.

-

Borgstelling

het zich verbinden aan een verbintenis van een schuldenaar.

-

Daggeldlening

Lening die dagelijks door een van beide partijen kan worden opgezegd.

-

Derivaten

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

-

Financiële instelling

Een instelling als bedoeld in artikel 1, onder b, van de regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.

-

Financiering

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

-

Garantie

Besluit om een garantie te verlenen tot zekerstelling aan de geldgever van de betaling van rente en aflossing indien de geldnemer daarmee in gebreke is gebleven.

-

Geldstromenbeheer

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

-

Intern liquiditeitsrisico

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten c.q. financieringsbehoeften kunnen afwijken van de verwachtingen.

-

Kasgeldlimiet

De kasgeldlimiet begrenst de omvang van de korte financiering (korter dan een jaar) tot een percentage van het begrotingstotaal bij aanvang van het jaar.

-

Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

-

Kredietrisico

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

-

Liquiditeitenbeheer

Het aantrekken en uitzetten van middelen.

-

Liquiditeitenplanning

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid.

-

Liquiditeitspositie

Omvat het totaal van de rekening-courantsaldi, kasgeld- en daggeldleningen og/ug (opgenomen geld en uitgeleend geld).

-

Publieke taak

Door de raad in de begroting, verordening, raadsbesluit of ander beleidsdocument aangewezen gemeentelijke taak in het kader van vastgestelde beleidsdoelen.

-

Rating

De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

-

Renterisico

Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.

-

Renterisiconorm

Een bedrag ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van de gemeente, dat aangeeft welk deel van de vaste schuld maximaal in aanmerking komt voor aflossing en/of renteherziening.

-

Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

-

Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

-

Rentevisie

Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling.

-

Schatkistbankieren

Decentrale overheden dienen al hun overtollige middelen aan te houden in de schatkist bij het ministerie van Financiën.

-

Treasury functie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.

-

Uitzettingen

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

-

VIC

Verbijzonderde Interne Controle (VIC) is een onafhankelijke, objectieve functie die zekerheid verschaft en adviesopdrachten uitvoert, om meerwaarde te leveren en de operationele activiteiten van de organisatie te verbeteren.

-

Wet Fido

De Wet financiering decentrale overheden.

2. Doelstelling en uitgangspunten

2.1. Algemene doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2. Doelstellingen van de treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het renterisico beperken en een zo gunstig mogelijk renteresultaat behalen binnen de kaders van de wet FIDO en de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut;

  • 5.

    Het waarborgen dat de taken en bevoegdheden op het gebied van treasury duidelijk worden geregeld.

Het treasurybeleid is onderdeel van het algemene financiële beleid van de gemeente Oosterhout. Het treasurybeleid van de gemeente kent een risicomijdende, duurzame en maatschappelijk verantwoorde strategie welke past binnen de kaders van de hogere regelgeving. Bij de uitvoering van de treasuryfunctie worden de volgende algemene doelstellingen in acht genomen:

Duurzaam toegang tot financiële markten

In de eerste plaats dient de treasurer ervoor te zorgen dat de gemeente duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities. De treasurer dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de rekening-courant bij het Rijk (schatkistbankieren) of bij decentrale overheden, niet zijnde de toezichthoudende provincie.

Minimalisatie van risico’s

Ten tweede is het de taak van de treasurer om risico’s tegen acceptabele condities te beperken. De financiële risico’s die de gemeente loopt zijn renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. In hoofdstuk 5 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Minimalisatie van kosten

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasurer het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Optimalisatie renteresultaat

Tot slot streeft de treasurer er naar om de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat gestreefd wordt naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten c.q. zo laag mogelijke rentekosten. Dit zonder daarbij meer dan normale risico’s te lopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers geen profit center.

Waarborgen van taken en verantwoordelijkheden

De aanzienlijke risico’s binnen de treasuryfunctie vragen om een gedegen beheersing van de geldstromen. Het is daarom van belang om taken en verantwoordelijkheden van Raad, College en ambtelijke organisatie eenduidig te regelen

  • -

    De gemeenteraad heeft een kaderstellende en controlerende functie. Ten aanzien van het treasurybeleid gaat het om vaststelling van de financiële verordening ex art. 212 gemeentewet en het vaststellen van de uitgangspunten van het treasurybeleid, zoals vastgelegd in dit treasurystatuut. Daarbij dient het bestuur zich voldoende bewust te zijn van de (kritische) vragen die zij ten aanzien van treasury kan of moet stellen om het toezicht op de uitvoering van het treasurybeleid goed te kunnen uitvoeren.

  • -

    Het college is verantwoordelijk voor de dagelijkse treasurypraktijk. Daarbij heeft zij een initiërende rol en zorgt zij voor de beleidsmatige inkadering van de treasuryfunctie binnen de vigerende kaders van landelijke- en gemeentelijke wetgeving. Onderdeel daarvan is het vaststellen van nadere uitvoeringsregels zoals uitvoeringsregels voor het geldstromenbeheer, leningvoorwaarden e.d. Ook bepaalt het College welke risico’s met betrekking tot treasury acceptabel zijn en welke afgedekt dienen te worden. Dit in relatie tot de door de wet en gemeenteraad geschetste risicokaders.

  • -

    Op ambtelijk niveau wordt zorg gedragen voor de uitvoering van de treasuryfunctie binnen de door het bestuur (raad en college) vastgestelde beleidsmatige kaders.

2.2. Algemene uitgangspunten van de treasuryfunctie

Artikel 3. Algemene uitgangspunten bij de treasuryfunctie

Het treasurybeleid wordt uitgevoerd binnen de volgende algemene voorwaarden:

  • 1.

    Burgemeester en wethouders of de Gemeenteraad mogen géén leningen verstrekken, met uitzondering van de leningen die de gemeente bij de Stichting SVn (Stimuleringsfonds Volkshuisvesting) heeft ondergebracht. Hierbij is het niet van belang of het wel of niet past binnen het gemeentelijk beleid uit hoofde van de ‘publieke taak’;

  • 2.

    Burgemeester en wethouders mogen garanties verstrekken uit hoofde van de ‘publieke taak’;

  • 3.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 4.

    Er worden geen financieringen aangegaan met enkel het doel het aangetrokken geld weg te zetten tegen een hoger rendement;

  • 5.

    De gemeente kan middelen uitzetten indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico;

  • 6.

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

De Wet Fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten voor treasury. Dit betreft enerzijds de ‘publieke taak’ waarvoor leningen en garanties dienen en anderzijds het prudente karakter van (overige) uitzettingen. Er is dus een specifiek onderscheid tussen het verstrekken van leningen ‘uit hoofde van de publieke taak’ en het uitzetten van middelen ‘uit hoofde van treasury’.

Geen leningen verstrekken

Het beleid van de gemeente Oosterhout is om geen geldleningen te verstrekken aan derden. Hierbij is het niet van belang of het wel of niet past binnen het gemeentelijke beleid uit hoofde van de publieke functie. Ons beleid is om onder bepaalde voorwaarden garanties te verstrekken aan instellingen.

Publieke taak

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. De gemeente Oosterhout kan – gemotiveerd en transparant – in principe zelf bepalen wat onder de publieke taak moet worden verstaan. Een publieke taak is een taak die in het algemeen belang wordt uitgevoerd. Hoewel de definitie zeer simpel is, is het vaak onduidelijk wat het begrip in de praktijk betekent; dit kent een spanningsveld. Van een verstrekking is sprake indien:

  • a.

    het doel waarvoor de garantie wordt gevraagd door B&W wordt gerekend tot die beleidsterreinen of thema’s waarvoor het gemeentebestuur zich volgens het bestuursakkoord, de begroting of andere beleidsstukken voor inzet;

  • b.

    er naar het oordeel van B&W een relevant maatschappelijk doel wordt gediend, en;

  • c.

    het afgeven van de garantie naar het oordeel van B&W ten goede komt aan de inwoners van de gemeente.

Prudent karakter

De Wet Fido geeft (in artikel 2, lid 2) aan dat bij het uitzetten van (tijdelijk) overtollige liquiditeiten en bij het gebruik van financiële derivaten sprake dient te zijn van prudent beheer. Omdat overtollige middelen alleen maar in ’s Rijks schatkist mogen worden aangehouden en het gebruik van derivaten niet is toegestaan is er te allen tijde sprake van prudent beheer.

Garantstellingen

Bij het verstrekken van garantstellingen gelden de volgende richtlijnen:

  • Uitgangspunt is dat de ‘publieke taak’ wordt gediend;

  • Garantstelling aan natuurlijke personen is niet toegestaan;

  • Voor het verlenen van een garantstelling wordt vóóraf toestemming van de gemeenteraad wordt gevraagd als het belang uitgaat boven € 100.000;

  • De garantstelling moet passen binnen de hiervoor geldende nationale en internationale kaders, waaronder de wet FIDO en de bepalingen die van toepassing zijn op staatssteun;

  • De garantstelling wordt alleen verstrekt indien de aanvrager onvoldoende zekerheden heeft om via een commerciële bank een geldlening aan te trekken zonder gemeentegarantie. Dit dient te worden aangetoond middels tenminste 2 offertes of bankverklaringen met daarin opgenomen de redenen waarom geen lening (tegen aanvaardbare voorwaarden) kan verstrekken zonder gemeentegarantie;

  • De aanvrager kan geen of slechts gedeeltelijk beroep doen op een waarborgfonds of een andere financieringsregeling. Wanneer een waarborgfonds slechts gedeeltelijk kan waarborgen, mag de gemeente maximaal voor het resterende deel een garantstelling afgeven;

  • Er vindt onderzoek plaats welk financieel risico het verlenen van de garantstelling met zich meebrengt en hoe deze zich verhouden tot de stand van de gemeentelijke financiën, dit ook in relatie tot het gemeentelijk weerstandsvermogen. De uitkomst van deze toets weegt zwaar mee bij het besluit over de aanvraag;

  • De looptijd van de lening is maximaal gelijk aan de technische levensduur van de objecten die de gemeente tot zekerheid strekken voor de verleende garantie, tot een maximum van 30 jaar. Er is sprake van een jaarlijkse aflossing op de lening;

  • De geldnemer is bij garantstelling een éénmalige vergoeding verschuldigd, bestaande uit 1% van het bedrag van de lening waarvoor de garantstelling wordt verleend, plus een vaste vergoeding van € 500 voor de behandelingskosten. Indien de regelgeving voor staatssteun op de garantieverlening van toepassing is, wordt een jaarlijkse rente in rekening gebracht;

  • De geldnemer gaat akkoord met door het college te stellen nadere bepalingen en voorwaarden voor het verstrekken van garanties.

2.3. Structuur van treasurymanagement

afbeelding binnen de regeling

3. Kasbeheer

Kasbeheer omvat alle activiteiten die verband houden met de optimalisatie van financiële stromen tussen de gemeente, de bank en derden. We onderscheiden daarbij geldstromenbeheer, saldobeheer en liquiditeitenbeheer.

Artikel 4. Geldstromenbeheer

De kosten van het geldstromenbeheer worden als volgt geminimaliseerd:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik wordt beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau, in relatie tot de liquiditeitsplanning, op elkaar af te stemmen;

  • 2.

    Er wordt op toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om een tijdige nakoming van verplichtingen te kunnen garanderen;

  • 3.

    Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Geldstromenbeheer omvat alle activiteiten die nodig zijn om gelden (liquiditeiten) over te boeken zowel binnen de gemeente als tussen de gemeente en derden (betalingsverkeer). Een actief beheer van geldstromen en posities op bankrekeningen kan besparingen opleveren.

Minimaliseren kosten

Voor een efficiënt betalingsverkeer stemt de treasurer van de gemeente Oosterhout de geldstormen op elkaar af door de betalingsdata en de uitgaande geldstromen af te stemmen op de verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente rentekosten moet maken door het tijdelijk aantrekken van gelden, of een renteverlies door het tijdelijk onttrekken van middelen in de uitzettingsportefeuille om betalingen te kunnen financieren.

Beperken kosten betalingsverkeer

Om de externe verwerkingskosten van geldstormen te beperken laat de gemeente Oosterhout haar betalingsverkeer zoveel als mogelijk uitvoeren door één bank. De kosten van het overboeken van gelden tussen verschillende banken wordt hiermee beperkt.

Artikel 5. Saldo- en liquiditeitsbeheer

Bij het aantrekken en uitzetten van middelen uit hoofde van de treasury functie voor een periode korter dan een jaar gelden voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatie circuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt de kasgeldlimiet niet overschreden (conform artikel 10 lid 1);

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeldleningen, kasgeldleningen en krediet in rekening courant;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het extern uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn daggeldleningen aan derden (overheid & semi-overheid), deposito’s, spaarrekeningen, rekening-courant rekeningen en beleggingen in staatsobligaties;

  • 5.

    De gemeente vraagt bij minimaal 3 instellingen offertes op alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar. Telefonisch ontvangen offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

Saldobeheer

Omdat de rentecondities op de rekening courant onvoldoende aantrekkelijk zijn is het van belang om geen hoge saldi op deze bankrekeningen aan te houden. Het zo optimaal sturen op dagelijkse kasoverschotten en -tekorten, met als uitgangspunt het minimaliseren van de rentekosten en het maximaliseren van de rentebaten is dé doelstelling van saldobeheer.

Rentecompensatiecircuit

Om het saldobeheer zo efficiënt mogelijk te organiseren wordt het aantal banken en bankrekeningen zoveel mogelijk beperkt. De verschillende bankrekeningen die worden aangehouden bij een bepaalde bank worden zoveel mogelijk ondergebracht in een zogenaamd rentecompensatiecircuit. In die situatie worden de aangehouden posities op de verschillende bankrekeningen gesaldeerd weergegeven op de concernrekening. Hierdoor zal het beheer van de diverse bankrekeningen beperkt blijven tot de hoofdrekening.

Liquiditeitenbeheer

Het liquiditeitenbeheer tracht door middel van het opstellen van een prognose van de verwachte in- en uitgaande geldstromen (de liquiditeitsplanning) de financieringsbehoefte tot de periode van 1 jaar inzichtelijk te maken. Dit gebeurt om de minimale liquiditeitspositie te kunnen vaststellen teneinde op elk willekeurig tijdstip aan de behoefte aan geldmiddelen te kunnen voldoen en tevens het renteresultaat te kunnen optimaliseren. Met deze renteoptimalisatie wordt bedoeld dat tijdelijke tekorten (korter dan één jaar) worden opgevangen door geld aan te trekken tegen minimale kosten en dat tijdelijke overschotten tegen maximale opbrengsten en met minimale risico’s worden uitgezet.

Kortlopende financiering

We kennen de volgende korte termijn financieringsinstrumenten:

  • daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kunnen worden.

  • kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en voor een vaste periode (van maximaal twee jaar) tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage.

Met betrekking tot het proces van het aangaan van korte termijn financiering geldt het volgende:

  • -

    Voor het afsluiten van financiering voor één jaar of korter wordt vastgehouden aan het kader om bij minimaal drie instellingen offertes op te vragen;

  • -

    Het voornemen om over te gaan tot het aantrekken van een geldlening korter dan 1 jaar wordt beargumenteerd door de treasurer (digitaal) voorgelegd aan de concerncontroller. De concern-controller geeft hierop een goedkeuring om offertes op te vragen. In geval van spoed kan dit ook achteraf plaatsvinden.

  • -

    Offertes worden telefonisch door de treasurer aangevraagd (wegens praktische uitvoerbaarheid géén gezamenlijk telefonisch overleg).

  • -

    De treasurer legt de onderbouwing van zijn keuze vast en legt deze na de keuze voor aan de concerncontroller.

  • -

    De concerncontroller geeft achteraf digitaal de goedkeuring voor de transactie.

  • -

    De concerncontroller geeft second opinion (prestatieakkoord) op de kosten van het afsluiten van de geldlening

  • -

    De treasurer houdt een digitaal logboek bij waarin het volgende wordt vastlegt:

    • Onderbouwing van de noodzaak om tot aantrekken van “kort geld” over te gaan (liquiditeitsplanning), inclusief goedkeuring door de concerncontroller;

    • Vastlegging van de telefonische offertes door de treasurer, waarbij vermeld wordt op welke datum bij welke financiële instelling offertes zijn opgevraagd en welke offertes zijn verkregen.

    • Vastlegging van de goedkeuring door de concerncontroller.

4. Gemeentefinanciering

De financiering van de gemeente is een van de primaire taken van de treasuryfunctie. Doelstellingen zijn het bepalen van de lange termijn financieringsbehoefte en het optimaliseren van het renteresultaat op bestaande en geprognosticeerde liquiditeitsposities. De treasurer zal zich een beeld moeten vormen van de positie op de vermogensmarkt en hierop inspelen. Dit kan door het ontwikkelen van een financiële strategie waardoor de financierbaarheid van de gemeente wordt geoptimaliseerd.

Artikel 6. Financiering één jaar en langer

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden uitsluitend aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn o.a. onderhandse leningen;

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 3 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd;

  • 5.

    Het maximum van de af te sluiten geldleningen met een looptijd langer dan één jaar wordt vooraf geautoriseerd door het college;

  • 6.

    De gemeenteraad wordt bij de begroting en de jaarrekening geïnformeerd over de hoogte van de aangegane leningen.

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2 van de wet Fido: het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is nadrukkelijk niet toegestaan.

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarvan de voorwaarden in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

De richtlijn om minimaal 3 offertes aan te vragen beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-)clausules bij vervroegde aflossing. Via het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat er een objectief beeld is van de gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten op het moment van afsluiten van overeenkomsten van geldlening.

Artikel 7. Schatkistbankieren

  • 1. Overtollige liquide middelen (boven het drempelbedrag) van de gemeente mogen alleen in rekening-courant en via deposito’s bij de schatkist worden aangehouden of onderling worden uitgeleend aan andere decentrale overheden.

  • 2. Het drempelbedrag voor de gemeente Oosterhout is gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal.

Schatkistbankieren is gebaseerd op het principe van zero-balancing. Dit houdt in dat dagelijks aan het einde van de dag de overtollige middelen worden afgeroomd naar of aangevuld uit de schatkist. De gemeente heeft hiervoor een speciale rekening geopend bij de BNG, de werkrekening schatkistbankieren (SKB).

De gemeente is gerechtigd om een bepaald bedrag aan middelen buiten ’s Rijks schatkist aan te houden. Gerekend over een kwartaal mag het op dagbasis buiten ’s Rijks schatkist aangehouden bedrag gemiddeld niet hoger zijn dan het drempelbedrag. Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van de begrotingsomvang van de gemeente. Voor de gemeente Oosterhout is het drempelbedrag gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 250.000 bedraagt.

Schatkistbankieren kent ook een bepaling over onderling lenen. Dit betreft het uitlenen van overtollige middelen tussen decentrale overheden als alternatief voor het aanhouden van die overtollige middelen in de schatkist. Het gaat daarbij expliciet over leningen die verstrekt worden in het kader van de publieke taak en indien er tussen de desbetreffende decentrale overheden geen sprake is van een toezichtrelatie.

Artikel 8. Langlopende uitzettingen

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasury functie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan met inachtneming van de voorwaarden onder 5. Risicobeheer;

  • 2.

    De gemeente vraagt bij minimaal 2 instellingen offertes op alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

Een langdurig overschot levert minder op dan het rendement op uitzettingen. Bij het uitzetten van middelen dient aan de hand van de liquiditeitsprognose de horizon van de overliquiditeit te worden bepaald. Een periode van langdurige overliquiditeit is de komende tien jaren in onze gemeente niet te verwachten.

Artikel 9. Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste eens in de vijf jaar beoordeeld;

  • 2.

    Financiële instellingen dienen in landen met minimaal een AA-rating gevestigd te zijn en onder Nederlands of anderszins EER-toezicht1 te vallen, zoals De Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer;

  • 3.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Tussenpersonen zijn intermediair bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder het begrip ‘tegenpartijen’. De vereisten van punt 3 gelden daarom niet voor tussenpersonen. Om dit te ondervangen is de eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben.

5. Risicobeheer

Artikel 10. Renterisicobeheer

Bij het renterisicobeheer wordt gestreefd naar beperking van het renterisico op de lange en korte schuld:

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet Fido;

  • 2.

    Indien de gemeente voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet toch overschrijdt dan stelt het college de gemeenteraad en de toezichthouder daarvan op de hoogte middels de kwartaalrapportage en een plan om binnen de kasgeldlimiet te komen;

  • 3.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet Fido;

  • 4.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning en passen binnen lid 1 en 3 van dit artikel;

  • 5.

    Bij nieuwe leningen wordt de rente typische looptijd zoveel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de verwachte renteontwikkelingen;

  • 6.

    Om renterisico’s te beperken en het renteresultaat te optimaliseren wordt het aantrekken van externe financieringsmiddelen zoveel mogelijk beperkt; primair worden de beschikbare interne financieringsmiddelen aangewend;

  • 7.

    De rentevisie van de gemeente wordt verwoord in de paragraaf Financiering van de programmabegroting en is minimaal gebaseerd op de rentevisie van De Bank Nederlandse Gemeenten;

  • 8.

    Binnen de kaders gesteld onder punt 4 en 5, streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen en uitzettingen.

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente. Een belangrijk uitgangspunt van de wet is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van de gemeente.

Kasgeldlimiet

Om een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de wet de zogenaamde kasgeldlimiet opgenomen. Het renterisico kan met name voor korte financiering aanzienlijk zijn, omdat rentefluctuaties bij zo’n financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet is een percentage (8,5%) van het totaal van de primaire begroting. Concreet betekent dit dat als voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet wordt overschreden de toezichthouder (= de provincie) daarvan op de hoogte wordt gesteld. Daarbij moet dan aan de provincie een plan worden voorgelegd om binnen de kasgeldlimiet te blijven. Dit kan betekenen dat de korte termijn leningen omgezet moeten worden naar langere termijn financiering.

Renterisiconorm

De doelstelling achter de renterisiconorm is dat de gemeente haar leningportefeuille zo moet spreiden dat de risico’s bij herfinanciering over de jaren gespreid worden. De norm is een vastgesteld percentage (20%) van het begrotingstotaal. Dat houdt in dat de jaarlijks verplichte aflossingen (herfinancieringen) en renteherzieningen niet meer mogen bedragen dan 20 % van het begrotingstotaal.

Rentevisie

Een rentevisie is een verwachting over de renteontwikkeling; op basis daarvan wordt een financiering- en beleggingsbeleid gevoerd. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van onze huisbankier (Bank Nederlandse Gemeenten). Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld dat met het aantrekken van lange termijn financiering wordt gewacht indien men een rentedaling verwacht.

Artikel 11. Intern liquiditeitsbeheer

  • 1. De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasury activiteiten mede te baseren op een korte termijn liquiditeiten planning (looptijd tot één jaar).

  • 2. Daarnaast wordt een meerjarige liquiditeiten planning met een looptijd van minimaal vier jaar gehanteerd die aansluit op het meerjaren investeringsprogramma van de begroting.

Voor de beperking van liquiditeitsrisico’s zullen kredietfaciliteiten bij één of meerdere bankinstellingen worden aangehouden. Van deze faciliteiten zal gebruik worden gemaakt met inachtneming van de kasgeldlimiet.

Het intern liquiditeitsrisicobeheer is het risico van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsplanning en meerjareninvesteringsplanning waardoor als gevolg daarvan de financieringskosten hoger kunnen uitvallen.

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich o.a. voor wanneer middelen voor een bepaalde periode zijn uitgezet en gedurende de looptijd daarvan blijkt dat (een deel van) die middelen (onverwacht) nodig (is) zijn. Dit kan tot gevolg hebben dat tijdelijk een lening moet worden afgesloten (de uitzettingen kunnen vast staan in een deposito) of dat tussentijds een uitzetting moet worden verkocht (een obligatie). Dit kan in beide gevallen negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente financiële transacties mede op een liquiditeitsprognose. Daarin zijn de toekomstige inkomsten en uitgaven met een planningshorizon van één jaar opgenomen. Ten aanzien van het meerjarig investeringsplan wordt een globale planning opgesteld met een prognose over een periode van vier jaar. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitsprognose niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die zijn verbonden aan de gemeentelijke activiteiten/ projecten en met mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van belang dat de treasuryfunctie goed op de hoogte is van de financiële ontwikkelingen in de totale organisatie.

Artikel 12. Valutarisicobeheer

  • 1. Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.

Valutarisicobeheer is het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat op een bepaald moment de waarde van vreemde valutasoorten, uitgedrukt in euro’s, afwijkt van wat verwacht werd op het beslismoment. Omdat het Besluit Leningvoorwaarden Decentrale Overheden (BLDO) bepaalt dat decentrale overheden slechts in Euro’s mogen lenen, uitzetten en garanderen kan de gemeente geen valutarisico lopen.

Het land waar een financiële instelling is gevestigd hoeft zelf de Euro overigens niet als nationale munteenheid te hebben. Ook in EER-landen waar dat niet het geval is, zijn uitzettingen toegestaan, mits deze in Euro’s wordt gedaan.

Artikel 13. Koersrisicobeheer

  • 1. Koersrisico’s zijn voor de gemeente uitgesloten doordat uitzettingen alleen nog mogelijk zijn door het aanhouden van tegoeden in ’s Rijks schatkist en/of door het verstrekken van leningen aan andere decentrale overheden.

Koersrisicobeheer omvat het risico dat de koers van een effect (uitzetting) een onverwachte (en vaak ongewilde) beweging maakt. Omdat hiervan bij het rijk geen sprake is kan koersrisico’s van gelden die in ’s Rijks schatkist worden aangehouden op nihil worden gesteld. Ditzelfde geldt voor andere decentrale overheden.

Artikel 14. Kredietrisicobeheer

  • 1. Kredietrisico’s zijn voor de gemeente uitgesloten doordat uitzettingen alleen nog mogelijk zijn door het aanhouden van tegoeden in ’s Rijks schatkist en/of door het verstrekken van leningen aan andere decentrale overheden.

Het kredietrisico heeft betrekking op de mogelijkheid dat een tegenpartij, waarbij uitzettingen uitstaan, failliet gaat waardoor de hoofdsom verloren gaat. Omdat hiervan bij het Rijk geen sprake is kan het kredietrisico van gelden die in ’s Rijks schatkist worden aangehouden op nihil worden gesteld. Ditzelfde geldt voor uitgezette leningen aan andere decentrale overheden. Deze leningen zijn gegarandeerd door het Rijk.

6. Administratieve organisatie en Interne controle

Artikel 15. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot de treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd.

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd.

  • 3.

    Bij het uitvoeren van treasurywerkzaamheden is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      Iedere transactie wordt vooraf door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • b.

      Achteraf legt de treasurer verantwoording af aan de concerncontroller over de afgesloten transactie;

    • c.

      De registratie van de ontvangsten en betalingen in de financiële administratie geschiedt door een medewerker van de financiële administratie.

  • 4.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de treasurer.

  • 5.

    Een transactie wordt onmiddellijk vastgelegd in de treasury administratie door de treasurer.

  • 6.

    De treasurer legt per transactie een dossier aan t.b.v de uitvoering van de verbijzondere interne controle.

  • 7.

    Transacties worden periodiek zichtbaar gecontroleerd door een medewerker die belast is met de verbijzonderde interne controle.

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere functionarissen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet de delegatie en mandatering vast, over welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de verschillende betrokkenen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 16. Verantwoordelijkheden

De taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie/taken

Verantwoordelijkheden

Gemeenteraad

• Het vaststellen van treasury doelstellingen, het beleid en de beleidskaders;

• Het vaststellen de treasury (financierings)paragraaf in de programmabegroting en de jaarrekening;

• Het houden van toezicht op de uitvoering van het treasury beleid;

• Evalueren en als gevolg daarvan bijstellen van het treasurybeleid.

College van B&W

• Het uitvoeren van het treasury beleid (formele verantwoordelijkheid);

• Het autoriseren van de af te sluiten transacties (bij een looptijd > 1 jaar);

• Het rapporteren aan de Gemeenteraad bij de Planning en Control cyclus over de uitvoering van het treasury beleid in de financieringsparagraaf (o.a. kasgeldlimiet en renterisiconorm).

Concerncontroller

• Het opzetten van administratieve richtlijnen op treasurygebied;

• Het bewaken van de kwaliteit van de treasury processen;

• Het autoriseren van voorstellen in het kader van het aantrekken van korte financieringsmiddelen (< 1 jaar);

• Het autoriseren van voorstellen in het kader van het doen van kortlopende uitzettingen (< 1 jaar).

Manager Bedrijfsvoering

• Uitvoeren van de aan hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;

• Het zorgdragen voor een juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten.

Concernadministrateur

• Het voorbereiden van het openen van bankrekeningen en mede bepalen van condities (bankrelatiebeheer);

• Verantwoordelijk voor het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, opbrengsten, kosten, inkomsten, uitgaven in de financiële administratie.

Treasurer

• Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinancieringen en kasbeheer. De transacties dienen geautoriseerd te zijn door de manager Bedrijfsvoering;

• Het beheren van de geldstromen en verwerken van informatie van de afdelingen in een liquiditeitsplanning;

• Het aantrekken van gelden in het kader van saldo- en liquiditeitsbeheer;

• Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

• Het schriftelijk vastleggen van treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de kassier;

• Het per kwartaal doen van meldingen aan CBS en de provincie;

• Het jaarlijks opstellen van de treasuryparagraaf voor de begroting en jaarrekening.

• Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied, waaronder de rentevisie;

• Het bewaken van banksaldi in het kader van schatkistbankieren (bewaken van drempelbedragen);

Werkgroep Treasury, bestaande uit planeconoom, assistent controller, concerncontroller, treasurer

Het gezamenlijk voorbereiden van voorstellen op het gebied van treasury. Betreft een werkgroep, die wordt ingesteld om de taken op het gebied van treasury te verbreden in de organisatie. Concrete taken:

• Bewaking kwaliteit liquiditeitsplanning

• Samen vaststellen van een rentevisie op basis van de Bank Nederlandse Gemeenten en dit vertalen naar inhoudelijke voorstellen.

Voorstellen voor korte en/of lange termijn financiering/ uitzettingen moeten via deze werkgroep lopen.

Budgetbeheerders

Het fiatteren van lasten en baten ten laste c.q. ten gunste van de budgetten van de budgetbeheer.

Financiële administratie

• Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie;

Verbijzonderde Interne Controle (VIC)

Het verrichten van interne controle activiteiten op de treasury activiteiten.

• Het toetsen of bevoegdheden en limieten niet zijn overschreden;

• Het toetsen of procedures zijn opgevolgd;

• Het toetsen of uitvoering binnen het beleidskader heeft plaatsgevonden;

• Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W.

Externe accountant

• In het kader van zijn reguliere controletaak adviseren en controleren van het uitgevoerde treasurybeheer en waar nodig adviseren.

De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

De bestuurlijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn conform de vastlegging in het Delegatie- en Mandaatbesluit. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de ambtelijke organisatie geven de situatie ten tijde van de vaststelling van dit statuut aan.

Artikel 17. Bevoegdheden

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasury activiteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde autorisatie.

Bevoegd functionaris2 (voorbereiding)

Bevoegd functionaris (goedkeuring vooraf)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstroombeheer (looptijd tot 1 jaar)

1. Het uitzetten van middelen korter dan één jaar

Treasurer

(Concerncontroller)

Concerncontroller

(manager Bedrijfsvoering)

2. Het aantrekken van middelen korter dan één jaar

Treasurer

(Concerncontroller)

Concerncontroller

(manager Bedrijfsvoering)

3. Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Concernadministrateur

(Sr. Med. Admin.)

Manager Bedrijfsvoering

(concernadm)

Bankrelatiebeheer

4. Bankrekeningen openen/ sluiten/ wijzigen

Concernadministrateur

(senior medewerker administratie)

Manager Bedrijfsvoering

5. Bankcondities en tarieven afspreken

Concernadministrateur

(senior medewerker administratie)

Manager Bedrijfsvoering

Financiering en uitzetting (looptijd langer dan 1 jaar)

6. Het doen van langlopende uitzettingen/ beleggingen

Treasurer

(Concerncontroller)

College van B&W

7. Het aantrekken van vaste financieringsmiddelen

Treasurer

(Concerncontroller)

College van B&W

8. Het garanderen van middelen uit hoofde van de publieke taak tot € 100.000.

Treasurer

(Concerncontroller)

College van B&W

9. Het garanderen van middelen uit hoofde van de publieke taak groter dan € 100.000.

Treasurer

(Concerncontroller)

Gemeenteraad

Bij onderlinge vervanging wordt altijd het vier-ogen-principe toegepast.

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 18. Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasury activiteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

1. Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitsplanning

Dagelijks

Afdelingsmanagers

Treasurer

2. Liquidieitsplanning

6 wekelijks

Treasurer

Werkgroep Treasury

3. Opstellen van de financieringsparagraaf bij de begroting

Jaarlijks

Treasurer

College van B&W en gemeenteraad

4. Evaluatie treasury activiteiten in financieringsparagraaf van de jaarrekening

Jaarlijks

Treasurer

College van B&W en gemeenteraad

5. Informatie aan derden (toezichthouder en CBS)

Periodiek

Financiële administratie

Provincie en CBS

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2) en verantwoordingsinformatie (punt 3, 4 en 5). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Afdelingen dienen “incidenteel” informatie te verschaffen in een zo vroeg mogelijk stadium waarin zich significante wijzigingen aandienen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).

7. Slotbepalingen

7.1. Citeertitel

Deze nota wordt aangehaald als het treasurystatuut gemeente Oosterhout 2020 – 2023.

7.2. Wijziging van de nota

Indien wet- en regelgeving of andere omstandigheden dit vereisen wordt deze nota opnieuw beoordeeld op toepasbaarheid en actualiteit en, waar nodig, aangepast.

7.3. Inwerkingtreding

Deze nota treedt in werking op 1 januari 2020.


Noot
1

Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.

Noot
2

Tussenhaakjes is aangegeven wie als vervanger optreedt.