Regeling vervallen per 01-05-2009

Richtlijn vrijlating van inkomsten 2006

Geldend van 01-04-2006 t/m 30-04-2009

Intitulé

Richtlijn vrijlating van inkomsten 2006

Burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf;nr. 10gelezen artikel 17a van de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand (IWWB) en uitvoering gevende aan het raadsbesluit tot invoering van vrijlating van inkomsten;b e s l u i t e n :vast te stellen de volgendeRICHTLIJN VRIJLATING VAN INKOMSTEN 2006

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

Alle begrippen, die in deze richtlijn worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Hoofdstuk 2 Voorwaarden, hoogte en uitsluiting

Artikel 2 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor de vrijlating

  • 1. Om voor een vrijlating van inkomsten in aanmerking te komen moet een belanghebbende:

    • a.

      een parttime baan hebben die naar het oordeel van de casemanager past binnen een reïntegratieplan gericht op uitstroom;

    • b.

      voorafgaande aan de toekenning van de vrijlating tenminste gedurende zes aaneengesloten maanden een bijstandsuitkering hebben ontvangen;

    • c.

      binnen een jaar na aanvang van de werkzaamheden zicht hebben op een volledige dienstbetrekking;

    • d.

      inkomsten uit algemeen geaccepteerde arbeid en aanvullende bijstand ontvangen;

  • 2. De vrijlating is eenmalig en kan nooit langer dan zes aaneengesloten maanden worden verstrekt.

Artikel 3 Vrijlating kostenvergoeding leden Cliëntenraad

  • 1. De kostenvergoeding die door de gemeente wordt verstrekt aan de cliëntleden van de Cliëntenraad, wordt aangemerkt als een vergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk.

  • 2. De vergoeding wordt conform artikel 31, lid 2, onder k WWB niet gerekend tot de middelen.

Artikel 4 De hoogte van de vrijlating

De hoogte van de vrijlating is:

  • a.

    gerelateerd aan de hoogte van de langdurigheidstoeslag;

  • b.

    per maand maximaal het bedrag van de toepassing zijnde norm voor de langdurigheidstoeslag voor een alleenstaande, een alleenstaande ouder en voor een gehuwde, gedeeld door zes maanden. Als de inkomsten lager zijn dan de maximale vrijlating, dan wordt het lagere bedrag aan inkomsten vrijgelaten.

Artikel 5 Uitgesloten van het recht op een vrijlating

Uitgesloten van het recht op een vrijlating is de belanghebbende die:

  • a.

    op het moment dat het recht op bijstand ontstaat, al parttime werkt;

  • b.

    deelneemt aan het traject ‘Direct Werk’;

  • c.

    in het verleden, op grond van de Abw of de WWB, al aanspraak heeft gemaakt op een vrijlating;

  • d.

    inkomsten heeft verzwegen of inkomsten uit illegale activiteiten (‘zwart werk’) heeft (gehad).

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 6 Beleid en onvoorziene situaties

  • 1. Voor de uitvoering van deze richtlijn kunnen wij nadere beleidsregels vaststellen.

  • 2. In situaties waarin deze richtlijn niet voorziet, wordt door ons beslist.

Artikel 7 Hardheidsclausule

In situaties waarin deze richtlijn niet voorziet, wordt door ons beslist.

Artikel 8 Citeerartikel

Deze richtlijn kan worden aangehaald als: ‘Richtlijn vrijlating van inkomsten 2006’.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt inwerking met ingang van 1 april 2006 en vervangt de ‘Richtlijn vrijlating van inkomsten’, vastgesteld op 22 februari 2005. 

Ondertekening

Oosterwolde, 7 februari 2006Burgemeester en wethouders voornoemd,, secretaris.                , burgemeester. 

Toelichting 1 Algemeen

AlgemeenDe vrijlating van inkomsten mag niet categoriaal worden verstrekt en moet worden gezien als een reïntegratie-instrument. De beoordeling van het recht op de vrijlating moet op individueel niveau gebeuren en daarvoor gelden de voorwaardenzoals die in deze richtlijn zijn vastgelegd. Het beleid is zo ingericht, dat een belanghebbende wordt gestimuleerd eerder een beroep te doen op een premie, dan op een vrijlating. Dit is in het voordeel van de belanghebbende, omdat de premie niet doorwerkt in inkomensafhankelijke regelingen, zoals de huurtoeslag. Daarnaast is het voor de gemeente ook voordeliger, omdat een eventueel gemis aan huurtoeslag niet hoeft te worden gecompenseerd door het verstrekken van bijzondere bijstand.VeegnotitieIn 2004 zijn alle verordeningen in het kader van de WWB en de Wet kinderopvang (Wk) vastgesteld. In 2006 zijn de verordeningen geactualiseerd, gestandaardiseerd en waar nodig juridisch aangepast. De toelichtingen op de verordeningen zijn overeenkomstig aangepast. Voor een inhoudelijke motivatie wordt verwezen naar de ‘Notitie tot wijziging van de verordening in het kader van de WWB, WIN en Wk’, die door de raad is vastgesteld op 1 maart 2006. De gewijzigde verordeningen en richtlijnen zijn op 1 april 2006 in werking getreden.ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTINGArtikel 1. BegripsomschrijvingAlle begrippen die in deze richtlijn worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De richtlijn bevat geen bepalingen ofbegripsomschrijvingen die afwijken van hetgeen is bepaald in de reïntegratieverordening. Artikel 2. Voorwaarden om in aanmerking te komen voor de vrijlatingAd a.De vrijlating moet bijdragen aan de arbeidsinschakeling. In de WWB, artikel 31, tweede lid, onder o, is vastgelegd dat een vrijlating kan worden verleend als dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling. Eenparttime baan moet dus een opstap zijn naar fulltime reguliere arbeid. Het werk moet passen binnen en aansluiten op het vastgestelde of nog vast te stellen reïntegratieplan. De parttime baan mag zeker geen belemmering vormen voor hetaanvaarden van fulltime reguliere arbeid en deelname aan reïntegratieactiviteiten.Ad b.Een vrijlating kan niet worden verleend aan belanghebbenden die nog maar kort (minder dan zes maanden) een bijstandsuitkering ontvangen. Deze groep van nieuwe uitkeringsgerechtigden is in eerste instantie niet aangewezen op parttime arbeid maar op fulltime reguliere arbeid. Er is verschil tussen de belanghebbende die al geruime tijd (langer dan zes maanden) een bijstandsuitkering ontvangt en de belanghebbende die op zijn parttime inkomsten aanvullende bijstandontvangt. Voor deze laatste belanghebbende is een parttime baan in eerste instantie geen opstap naar een reguliere fulltime baan. Dit in tegenstelling tot de belanghebbende die vanuit een uitkeringssituatie een parttime baan aanvaard.

Ad c.Bij de toekenning van de vrijlating wordt gekeken of er redelijkerwijs zicht is op een fulltime baan. Dit ter voorkoming van de situatie dat een belanghebbende slechts omwille van het ontvangen van een vrijlating een beroep doet op deregeling, terwijl bij voorbaat al vaststaat dat er sprake is van een tijdelijke parttime baan. Waar mogelijk moet dit vooraf worden beoordeeld. Het criterium dat er sprake moet zijn van algemeen geaccepteerde arbeid in combinatie metaanvullende (algemene) bijstand voor levensonderhoud vloeit rechtstreeks voort uit de wet.Tweede lid.Volgens de Handreiking Middelen van SZW moet worden aangenomen dat er geen nieuw recht op de vrijlating kan ontstaan, indien een belanghebbende in het verleden reeds zes maanden recht heeft gehad op de vrijlating. In het beleidvan de gemeente Ooststellingwerf wordt dit ook als uitgangspunt gehanteerd. De vrijlating wordt daardoor niet jaar op jaar verleend en krijgt daarmee niet het karakter van inkomensondersteuning (in plaats van een reïntegratiemiddel).Artikel 3. Vrijlating kostenvergoeding leden CliëntenraadIn de ‘Verordening op de Cliëntenraad’ is in artikel 6, tweede lid, opgenomen dat de vergoeding voor het bijwonen van de vergadering voor cliënten van SoZaWe niet tot de middelen wordt gerekend. Deze bepaling hoort ook in de ‘Richtlijnvrijlating van inkomsten’ thuis en is daarom hier geplaatst.Artikel 4. De hoogte van de vrijlatingAd a.In het premiebeleid is, op voorstel van de gemeenteraad, voor de hoogte van de premie parttime inkomsten aangesloten bij de hoogte van de langdurigheidstoeslag. Voor een eensluidend beleid wordt ook in het vrijlatingsbeleid een koppeling gemaakt naar de langdurigheidstoeslag.Ad b.De gemeente Ooststellingwerf geeft bewust geen invulling aan de door de wetgever geboden maximale vrijlating. De gemeente kan afwijken van het in artikel 31, tweede lid, onder o de WWB gestelde bedrag, omdat hierin is bepaald dathet slechts gaat om een maximumbedrag. Door middel van een voorbeeld kan de bedoeling worden verduidelijkt (bedragen per 1 januari 2006) De hoogte van de langdurigheidstoeslag bedraagt voor gehuwden € 473,00, voor een alleenstaande ouder € 425,00 en voor een alleenstaande € 331,00 per jaar. Deze bedragen worden door SZW periodiek geïndexeerd. Een alleenstaande verdient met een parttime baan € 100,00 per maand. De maximale vrijlating bedraagt in zijn situatie € 55,17 per maand. Berekening: langdurigheidstoeslag voor een alleenstaande € 331,00, gedeeld door zes maanden. Indien deze persoon echter de volgende maand € 50,00 verdient, dan bedraagt de vrijlating over die maand maximaal € 50,00 omdat de vrijlating nooit hoger kan zijn dan het werkelijk verdiende inkomen.Artikel 5. Uitgesloten van het recht op een vrijlatingAd a en b.In de situatie dat een belanghebbende al een parttime baan heeft en vervolgens toch aanspraak maakt op bijstand, draagt dit niet bij aan zijn arbeidsinschakeling. Dat geldt ook voor de belanghebbende die deelneemt aan het traject ‘Direct Werk’ want van de deelnemer wordt verwacht dat deze binnen acht weken kan instromen in fulltime reguliere arbeid.Ad c.Zo is het ook niet logisch de belanghebbende die eerder een vrijlating heeft ontvangen, opnieuw voor de vrijlating in aanmerking te laten komen. Temeer daar de vrijlating eenmalig is.

Ad d.Van het verzwijgen van inkomsten kan niet worden gezegd dat dit bijdraagt aan de arbeidsinschakeling, omdat het college hiermee achteraf wordt geconfronteerd. Van illegale activiteiten kan niet gezegd worden dat deze de reïntegratiebevorderen. Artikelen 6, 7, 8 en 9Deze artikelen spreken voor zich.