Regeling vervallen per 11-02-2021

Subsidieverordening beschermde gemeentelijke monumenten Ooststellingwerf 2010

Geldend van 01-10-2010 t/m 10-02-2021

Intitulé

Subsidieverordening beschermde gemeentelijke monumenten Ooststellingwerf 2010

De raad van de gemeente Ooststellingwerf;nr. C.5gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 mei 2010;

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, art. 149 van de Gemeentewet, de Monumentenwet, de Erfgoedverordening 2010 gemeente Ooststellingwerf en de Algemene subsidieverordening gemeente Ooststellingwerf;b e s l u i t :vast te stellen deSUBSlDlEVERORDENlNG BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN                                    OOSTSTELLINGWERF 2010

Hoofdstuk I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf.

  • b.

    Gemeentelijke monumentenlijst: gemeentelijke monumentenlijst als bedoeld in artikel 1, lid d van de Monumentenverordening Ooststellingwerf.

  • c.

    Gemeentelijke beschermde monumenten: gemeentelijke beschermde monumenten als bedoeld in artikel 1, lid c van de Monumentenverordening Ooststellingwerf.

  • d.

    Subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:21 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (de aanspraak op financiële middelen, door burgemeester en wethouders verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten).

  • e.

    Subsidiebeschikking: een schriftelijk besluit tot subsidieverlening waarbij een omschrijving van te leveren activiteiten, de maximale hoogte en eventuele subsidievoorwaarden worden meegedeeld.

  • f.

    Subsidieperiode: het in de subsidiebeschikking en/of de overeenkomst overeengekomen tijdvak waarvoor de subsidie is verstrekt.

  • g.

    Subsidieplafond: het maximale bedrag dat gedurende een bepaald kalenderjaar beschikbaar is.

  • h.

    Subsidievaststelling: de beschikking waarbij het bedrag van subsidie wordt vastgesteld en dat aanspraak geeft op betaling van het vastgestelde bedrag.

  • i.

    Subsidiabele instandhoudingkosten:Kosten die noodzakelijk zijn voor het herstellen en/of in standhouden van een gemeentelijk monument. Hieronder zijn niet begrepen kosten die uitsluitend dan wel in overwegende mate worden gemaakt voor verbetering van het wooncomfort;

  • j.

    Instandhouding:Periodieke werkzaamheden aan een gedeeltelijk in goede, matige staat verkerend gemeentelijk monument, welke werkzaamheden door het college als zodanig worden aangemerkt en dienen om het beschermd gemeentelijk monument als zodanig in stand te houden;

  • k.

    Instandhoudingplan;Een door burgemeester en wethouders goedgekeurd overzicht van instandhoudingwerkzaamheden die gedurende een langere periode (zes jaren) nodig worden geacht, teneinde het bouwtechnisch kwaliteitsniveau dat met het treffen van de voorzieningen zal worden bereikt, te handhaven;

  • l.

    Eigenaar:1.degene die het recht van eigendom heeft;2.degene die het recht van erfpacht heeft;3.degene die het recht van opstal heeft.

Artikel 1.2 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op subsidiëring voor beschermde gemeentelijke monumenten aangewezen op grond van de Erfgoedverordening 2010.

Artikel 1.3 Bevoegdheden

  • 1. Het college is bevoegd tot het verlenen, vaststellen en uitbetalen van subsidie als bedoeld in deze verordening.

  • 2. Het college is eveneens bevoegd tot het intrekken of wijzigen van subsidieverlening- of subsidievaststellingsbesluiten, alsmede tot het geheel of gedeeltelijk terugvorderen van subsidiegelden.

  • 3. Aanvragen worden behandeld in de volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat onder aanvragen volledige aanvragen worden bedoeld. Indien de ingediende aanvragen om subsidieverlening het jaarlijks beschikbare bedrag overschrijden wordt de subsidie voorlopig toegekend en vervolgens met voorrang verleend in het daaropvolgende subsidiejaar.

Artikel 1.4 Te overleggen stukken

  • 1. De aanvrager vraagt subsidie aan met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier (bijlage 1).

  • 2. Een aanvraag wordt ingediend voordat overgegaan wordt tot uitvoering van de mogelijke subsidiabele activiteiten.

  • 3. Bij overvraag wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag aan te houden voor het eerstvolgende subsidiejaar.

  • 4. Bij een aanvraag om subsidie, voor de instandhoudingskosten dient mede te worden overlegd:a. een gespecificeerde begroting van de kosten, die niet ouder is dan 2 jaar;b. een technische omschrijving van de te verrichten werkzaamheden;c. tekeningen van de bestaande en toekomstige situatie(minimaal schaal 1:100) indien er wijzigingen plaats zullen vinden;d. een recent inspectierapport van een ten aanzien van de monumentenzorg deskundige instelling kan een vereiste zijn;

  • 5. Het college kan nadere eisen stellen aan de wijze waarop een aanvraag moet worden ingediend.

  • 6. Indien het college dit voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht, kunnen zij om nadere gegevens en stukken verzoeken.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

  • 1. Burgemeester en wethouders weigeren een subsidie wegens het ontbreken van voor verstrekking beschikbare gelden, indien het subsidieplafond bij verstrekking zou worden overschreden.

  • 2. Subsidie kan slechts worden toegekend voor de instandhoudingskosten zoals die genoemd zijn in de “Leidraad Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten” (BRIM), met uitzondering van subsidiabele kosten ten behoeve van het interieur. De subsidiabele kosten worden vastgesteld door het college.

  • 3. Burgemeester en wethouders weigeren de subsidieverlening in ieder geval indien:

    • a.

      de aanvraag betrekking heeft op een soort pand dat niet in deze verordening wordt genoemd;

    • b.

      de benodigde bouwvergunning is geweigerd.

  • 4. Het college kan de subsidieverlening voorts in ieder geval weigeren indien reeds een begin is gemaakt met de werkzaamheden zonder zijn toestemming.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie weigeren indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidieverbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie voorts weigeren indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zouden hebben geleid, of:

    • b.

      failliet is of in surseance van betaling verkeert, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 1.6 Voorschriften (voorwaarden)

  • 1. Subsidie kan slechts worden toegekend voor de instandhoudingskosten zoals die genoemd zijn in de “Leidraad BRIM subsidiabele instandhoudingskosten”, met uitzondering van subsidiabele kosten ten behoeve van het interieur. De subsidiabele kosten worden vastgesteld door het college.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen aan een beschikking tot subsidieverlening aan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      de voor het vaststellen van de subsidie te verstrekken gegevens en bescheiden;

    • d.

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor een derde;

    • e.

      de verwezenlijking van het doel van de subsidie, met dien verstande, dat voor zover de subsidie op wettelijk voorschrift berust hierin bij of krachtens wettelijk voorschrift moet zijn voorzien;

    • f.

      een verzekeringsplicht;

    • g.

      het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • h.

      het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • i.

      verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen aan de beschikking worden verbonden, voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald en voor zover deze betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 1.7 Termijn aanvang en beëindiging werkzaamheden

  • 1. De subsidieontvanger meldt het project zo spoedig mogelijk na voltooiing van de werkzaamheden gereed bij het college. Uiterlijk binnen 2 jaar na het verlenen van de subsidie moeten de werkzaamheden gereed zijn.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met maximaal 1 jaar verlengen.

  • 3. De gereedmelding is tevens een aanvraag om vaststelling van de subsidie en geschiedt op een door het college vastgesteld, ingevuld, gereedmeldingsformulier.

  • 4. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van:

    • a.

      een verklaring van de subsidieontvanger dat bij het realiseren van het project is voldaan aan de opgelegde verplichtingen;

    • b.

      een gespecificeerde opgave van de gesubsidieerde kosten van het project met daarop betrekking hebbende originele rekeningen en originele betaalbewijzen;

    • c.

      een opgave van de datum waarop het project is gereedgekomen;

  • 5. Het college bevestigt binnen 3 weken de ontvangst van de gereedmelding.

  • 6. De subsidie vervalt als niet binnen 12 maanden na datum van verzending van het besluit tot subsidieverlening met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen.

  • 7. Bij onvoorziene omstandigheden, die buiten de directe invloedssfeer van de aanvrager liggen, kan het college de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen schriftelijk verlengen op verzoek van de aanvrager.

Artikel 1.8 De subsidievaststelling

  • 1. De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag.

  • 2. Binnen twaalf weken na ontvangst van de gereedmelding als bedoeld in artikel 1.7 neemt het college, nadat de bedoelde werkzaamheden door of vanwege het college zijn gecontroleerd en akkoord bevonden, een besluit tot vaststelling en uitbetaling van de subsidie.

  • 3. Indien bij deze controle blijkt dat de werkelijk gemaakte kosten hoger zijn dan de geraamde kosten, dan leidt dit gegeven niet tot verhoging van subsidie.

  • 4. Indien bij deze controle blijkt dat de werkelijke gemaakte kosten lager zijn dan de geraamde kosten, dan wordt de subsidie dienovereenkomstig verlaagd.

  • 5. Het college stelt de definitieve subsidie betaalbaar op de wijze zoals vermeld in deze verordening, mits aan alle in deze verordening vermelde voorwaarden is voldaan.

  • 6. Het college kan de beschikking intrekken of de subsidie lager vaststellen dan het bedrag uit de subsidiebeschikking indien de aanvrager het bij of krachtens deze verordening gestelde niet heeft nageleefd.

  • 7. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn eenmalig met 8 weken verlengen. Een dergelijke verlenging wordt door het college meegedeeld aan de subsidieontvanger.

Artikel 1.9 Intrekking, wijzigingen en beëindiging subsidieverlening

Voor wat betreft de mogelijkheden om een besluit tot subsidieverlening of subsidievaststelling in te trekken of te wijzigen is Afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht onverkort van toepassing

Artikel 1.10 Betaling

  • 1. De subsidie wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald.

  • 2. De subsidie wordt door het college aan de subsidieontvanger uitbetaald als bijdrage ineens binnen 4 weken na het besluit als bedoeld in artikel 1.8 eerste lid.

  • 3. Het college kan in specifieke gevallen besluiten de subsidieontvanger voorschotten te verlenen.

Artikel 1.11 Voorschotten

  • 1. Het gemeentebestuur kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen.

  • 2. Bij de subsidievaststelling worden betaalde voorschotten verrekend met het bedrag van de subsidie.

Artikel 1.12 Opschorting

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop burgemeester en wethouders aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geven van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 1.9, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Artikel 1.13 Terugvordering

Een onverschuldigd betaald subsidiebedrag of voorschot kan worden teruggevorderd tot vijf jaar na de subsidievaststelling, de intrekking of wijziging daarvan.

Artikel 1.14 Ontheffing

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. In alle gevallen waarin deze verordening niet in voorziet is de Algemene Subsidieverordening Ooststellingwerf 2009 van toepassing.

Hoofdstuk II

Artikel 2.1 Subsidieverlening

  • 1. Aan de eigenaar, tevens bewoner of gebruiker van een beschermd gemeentelijk monument, kan op aanvraag een subsidie worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van het treffen van:

    • a.

      voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken, het normale onderhoud te bovengaand;

    • b.

      overige voorzieningen, het normale onderhoud te bovengaand, die voor de instandhouding van het object noodzakelijk zijn.

  • 2. Van de eigenaar, tevens verhuurder van een beschermd gemeentelijk monument, kan op aanvraag een subsidie worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van voorzieningen, zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De subsidie wordt alleen toegekend voor voorzieningen betreffende de karakteristieke delen van het beschermd gemeentelijk monument.

  • 4. De subsidie bedraagt maximaal 25% van de instandhoudingkosten, doch ten hoogste € 10.000,--. Verzoeken voor een bijdrage voor het treffen van voorzieningen waarbij de subsidie € 250,-- of minder bedraagt worden niet gehonoreerd. Op de kosten van de voorzieningen worden in mindering gebracht de kosten die uit andere hoofde van deze verordening of op grond van enige andere regeling subsidies of bijdragen kunnen worden toegekend, alsmede kosten die uit hoofde van een regeling zijn of kunnen worden gefinancierd.

Artikel 2.2 Subsidiabele kosten

  • 1. Onder de in artikel 2.1 bedoelde kosten van de voorzieningen worden in elk geval begrepen de geraamde en door of namens burgemeester en wethouders goedgekeurde bedragen van:

    • a.

      de aanneemsom;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen;

    • c.

      het honorarium van de architect en de constructeur, de kosten van het dagelijks toezicht en de aanbestedingskosten;

    • d.

      de verschuldigde omzetbelasting.

  • 2. Subsidiabel zijn de kosten van werkzaamheden, voor zover de werkzaamheden:

    • a.

      strekken tot instandhouding van het beschermde gemeentelijk monument en zijn monumentale waarden;

    • b.

      sober en doelmatig zijn;

    • c.

      gericht zijn op maximaal behoud van aanwezig historische materialen en constructies.

  • 3. Voor het vaststellen van de subsidiabele instandhoudingkosten worden de beleidsregels van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) inzake instandhouding monumenten als uitgangspunt gehanteerd.

  • 4. Subsidiabel zijn de kosten die gericht zijn op het voorkomen van verval of het voorkomen van gevolgschade.

  • 5. Subsidiabel zijn de kosten voor werkzaamheden die gericht zijn op vervanging van materialen die hun functie niet meer kunnen vervullen.

  • 6. Niet subsidiabel zijn de kosten voor werkzaamheden die:

    • a.

      gericht zijn op reconstructie, tenzij deze in uitzonderlijke gevallen naar het oordeel van het college ter versterking van de monumentale waarden gewenst zijn;

    • b.

      voortvloeien uit veranderd gebruik;

    • c.

      zijn gericht op comfortverbetering.

Artikel 2.3 Subsidiecriteria

  • 1. De subsidie ingevolge artikel 2.1 wordt slechts toegekend wanneer het beschermd gemeentelijk monument, indien van een ingrijpende verbetering sprake is, na het treffen van de voorzieningen, in zijn geheel beschouwd, zal voldoen aan de eisen die volgens wettelijke voorschriften aan het beschermd gemeentelijk monument moeten worden gesteld.

  • 2. De subsidie ingevolge artikel 2.1 wordt slechts toegekend wanneer het beschermd gemeentelijk monument na het treffen van de voorzieningen uit een oogpunt van monumentenzorg of de monumentencommissie aan redelijke eisen van de monumentencommissie voldoet.

Artikel 2.4 Nadere voorschriften voor toekenning

  • 1. De subsidie wordt voorts toegekend onder de voorwaarde dat de eigenaar schriftelijk ten genoegen van burgemeester en wethouders verklaart dat hij het beschermd gemeentelijk monument na het treffen van de voorzieningen behoorlijk zal onderhouden.

  • 2. Hiertoe valt ondermeer de verplichting van de eigenaar om het monument minimaal vanaf de werkzaamheden op zijn kosten voldoende te verzekeren, danwel verzekerd te houden tegen brand-, storm- en bliksemschade en na afloop van de werkzaamheden daartegen verzekerd te houden. Bij aanvang van de werkzaamheden kan naar de verzekeringspolis van het pand worden gevraagd.

Artikel 2.5 Beslistermijnen

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen omtrent een aanvraag om een subsidie binnen 12 weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is. Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste 8 weken verdagen. Een afschrift van hun besluit tot verdaging zenden zij aan de aanvrager.

  • 2. Indien de subsidie wordt geweigerd in verband met het overschrijden van het begrotingsplafond kan de aanvraag worden doorgeschoven naar een volgend jaar. Burgemeester en wethouders kunnen daarbij bepalen dat artikel 1.5 niet van toepassing is.

Artikel 2.6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als subsidieverordening beschermde gemeentelijke monumenten Ooststellingwerf 2010.

Artikel 2.7 Slotbepalingen

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de ambtenaar die belast is met de monumentenzorg in de Gemeente Ooststellingwerf en/of de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 3. De subsidieverordening beschermde gemeentelijke monumenten Ooststellingwerf, vastgesteld  16 september 2008, wordt ingetrokken nadat deze subsidieverordening in werking treedt.

  • 4. Deze Subsidieverordening beschermende gemeentelijke monumenten Ooststellingwerf treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.

Ondertekening

Besloten in de openbare vergadering van 15 juni 2010                                griffier,                                            , voorzitterDe griffier,

Toelichting 1 Artikelgewijze Toelichting op de Subsidieverordening Beschermde gemeentelijke monumenten

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingenDe algemene bepalingen van hoofdstuk 1 gelden voor alle onderdelen. Specifieke bepalingen ofaanvullingen op deze algemene bepalingen staan in hoofdstuk 2. De bepalingen van hoofdstuk 1 zijn daaromnaast de in hoofdstuk 2 genoemde voorwaarden van toepassing.Artikel 1.1 BegripsbepalingenIn dit artikel worden de begrippen uitgelegd die bij de toekenning van de subsidie een rol spelen.Artikel 1.2 Reikwijdte verordeningDeze verordening geldt alleen voor subsidieaanvragen voor instandhouding van gemeentelijke monumentenen is een aanvulling op de Algemene Subsidieverordening Ooststellingwerf 2004.Artikel 1.3 BevoegdhedenHet college is bevoegd tot het verlenen, vaststellen en uitbetalen van de instandhoudingsubsidie.Het college is bevoegd tot het intrekken of wijzigen van subsidieverlening- of subsidievaststellingsbesluiten,alsmede tot het geheel of gedeeltelijk terugvorderen van subsidiegelden.  Aanvragen worden behandeld in de volgorde van binnenkomst. Wanneer de ingediende aanvragen om subsidieverlening het jaarlijks beschikbare bedrag overschrijden wordt de subsidie voorlopig toegekend en vervolgens met voorrang behandeld in het daaropvolgende subsidiejaar. In de verordening is gekozen voorde volgorde van binnenkomst als bepalend criterium. Dit criterium zet niet in op een optimale kwaliteit van het plan, maar op rechtszekerheid en overzichtelijkheid. Artikel 1.4 Te overleggen stukkenWelke bescheiden bij de aanvraag om subsidie moeten worden overgelegd is in dit artikel geregeld.Overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt een standaardformulier gehanteerd voor destroomlijning van de aanvragen.In artikel 4:5 Awb wordt een eenvoudige wijze van afdoening geregeld voor het geval dat de benodigdestukken ontbreken. Het bestuursorgaan moet immers kunnen beschikken over alle relevante stukken alvorenseen besluit te kunnen nemen op de subsidie-aanvraag.Als de aanvrager verzuimt alsnog ontbrekende stukken toe te voegen, kan besloten worden de aanvraag nietverder te behandelen.

Artikel 1.5 WeigeringsgrondenArtikel 1.5 lid 1 bevat de basis van de subsidieplafonds die de gemeenteraad jaarlijks dient vast te stellen.Daarin wordt het bedrag aangegeven, dat gedurende een begrotingsjaar beschikbaar is voor de verstrekkingvan subsidies. Met het aangeven van een jaarlijks volume van subsidiëring wordt bereikt, dat een subsidiewordt geweigerd (artikel 4:25 Awb) of een aanvraag niet wordt behandeld als de middelen zijn uitgeput diein de begroting beschikbaar zijn gesteld.Overigens biedt de wet nog een voorbehoud/beperking in de subsidietitel door middel van debegrotingsvoorwaarde. Indien de begroting nog niet is vastgesteld (of goedgekeurd), kan de subsidie wordenverleend onder voorwaarde dat er voldoende middelen beschikbaar worden gesteld.Subsidie wordt slechts toegekend voor de instandhoudingskosten zoals die genoemd zijn in de “LeidraadBRIM (Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten) subsidiabele instandhoudingskosten”,met uitzondering van subsidiabele kosten ten behoeve van het interieur. Deze leidraad is als bijlagetoegevoegd aan de subsidieverordening.Ondanks de weigering van een subsidie kunnen burgemeester en wethouders een aanvraag overigensdoorschuiven naar een volgend jaar. Binnen het kader van het door de raad vastgestelde subsidieplafond is desubsidiëring van restauraties overgelaten aan het college van burgemeester en wethouders. De Awb verplichtbij de subsidieplafonds verdeelregels op te stellen. In de verordening wordt als verdeelsleutel het systeemgehanteerd van: 'wie het eerst komt, het eerst maalt'.Daarnaast worden enige weigeringsgronden opgenomen, die het de gemeente mogelijk maakt uitbeleidsmatige overwegingen een aanvraag niet te honoreren.Daarnaast bevat de Awb in artikel 4:35 enige subjectieve weigeringsgronden: zij geven het bestuursorgaande gelegenheid te toetsen of er gegronde redenen bestaan om aan te nemen of de activiteiten niet of nietgeheel zullen plaatsvinden, de aanvrager niet zal voldoen aan de opgelegde verplichtingen of de aanvragerniet op behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen.Daarnaast zijn er enkele objectieve weigeringsgronden: indien de aanvraag betrekking heeft op een soortpand dat niet in deze verordening wordt genoemd, de benodigde bouwvergunning is geweigerd, reeds eenbegin is gemaakt met de werkzaamheden zonder zijn toestemming,het verwijtbaar leveren van onjuistegegevens en het voorkomen dat de subsidie in een failliete of in een in surséance gaande of verkerendeboedel terechtkomt, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.1.6 Voorschriften (voorwaarden).Artikel 4:1 Awb bepaalt dat subsidie wordt aangevraagd bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op deaanvraag te beslissen. Voor deze verordening is dat het college van burgemeester en wethouders. Om deprocedure te vergemakkelijken, zijn er door het college vastgestelde aanvraagformulieren te verkrijgen. Ophet aanvraagformulier wordt aangegeven welke gegevens bij de aanvraag moeten worden meegestuurd. Degevraagde gegevens zijn nodig om het voorgestelde project te toetsen aan de gestelde prioriteiten.Er is geen uiterste indieningdatum ingevoerd aangezien de subsidiabele plannen zich het hele jaar kunnenaandienen. Wel is bepaald dat men de aanvraag alleen maar kan indienen voordat begonnen is met dewerkzaamheden.Artikel 1.7 Termijn aanvang en beëindiging werkzaamhedenZodra een project is voltooid, vindt de gereedmelding plaats door de subsidieaanvrager. Eengereedmeldingstermijn is gewenst om de voortgang van de plannen te garanderen en om te voorkomen datonnodig lang een verplichting tot betaling van subsidie blijft bestaan. Het is uiteraard van belang de uiterlijketermijn voor de gereedmelding af te stemmen met het moment waarop moet zijn begonnen met de activiteitof waarop deze moet zijn afgerond.De gereedmelding vormt tegelijkertijd de aanvraag tot vaststelling van de subsidie en moet worden ingevuldop een door het college vastgesteld ingevuld gereedmeldingsformulier. De gemeente controleert achteraf ofaan de voorwaarden bij het verlenen van de subsidie is voldaan. Om te voorkomen dat iedere voorwaardedaadwerkelijk moet worden gecontroleerd, is ervoor gekozen om een verklaring te vragen. Indien later blijktdat bij de uitvoering van het project is afgeweken van het goedgekeurde plan, kan de subsidie alsnog wordeningetrokken en eventueel worden teruggevorderd. Met het oog op de uitbetaling van de subsidie is het vanbelang te weten wanneer het project is voltooid. Omdat de gemeente controle moet kunnen uitoefenen,moeten de originele rekeningen en originele betalingsbewijzen worden ingeleverdArtikel 1.8 De subsidievaststellingDe vaststelling dient om de hoogte van de subsidie definitief te bepalen op basis van de uitvoering van hetproject. Indien het college instemt met de aanvraag tot vaststelling en uitbetaling, stelt het de subsidie vastovereenkomstig artikel 4:46 van de Awb. Artikel 4:46 van de Awb noemt in lid 2 de gronden om de subsidielager vast te stellen. Dit artikel voegt daar een uitdrukkelijke grond aan toe: het niet naleven van het bij ofkrachtens de verordening gestelde. Lager vaststellen houdt ook de mogelijkheid in om, indien degereedmelding daartoe aanleiding geeft, de subsidie vast te stellen op nul.Artikel 1.9 Intrekking, wijzigingen en beëindiging subsidieverleningDe mogelijkheden om een besluit tot subsidieverlening of subsidievaststelling in te trekken of te wijzigen isafdeling 4.2.6. van de Algemene wet bestuursrecht onverkort van toepassing.Artikel 1.10 BetalingIn artikel 4:52 en verder van de Awb worden regels gegeven voor uitbetaling en bevoorschotting vansubsidiebedragen. Een deel van deze bepalingen is regelend recht, hetgeen wil zeggen dat de wet een normgeeft waarvan bij wettelijk voorschrift kan worden afgeweken.De subsidie wordt volgens de standaard regeling uit de Awb (4:52) betaald als bijdrage ineens, binnen 4weken na de vaststelling.Artikel 1.11 VoorschottenHet derde lid onder artikel 1.10 maakt het geven van voorschotten mogelijk. Het ligt voor de hand om bijgrote aantallen subsidieaanvragen een algemene beleidslijn te ontwikkelen voor bevoorschotten. Overigebepalingen over het geven van voorschotten zijn te vinden in artikel 4:54 e.v. Awb.Artikel 1.12 OpschortingDe verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort metingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidieontvanger schriftelijk kennisgeeftvan het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49 Awb ,tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt ofde dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.Artikel 1.13 TerugvorderingOnverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voorzover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel4:49, eerste lid, onderdeel c, Awb heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.Artikel 1.14 OntheffingHet college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van hetgeen bij of krachtensdeze verordening is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.In alle gevallen waarin deze verordening niet in voorziet is de Algemene SubsidieverordeningOoststellingwerf 2004 van toepassing.Hoofdstuk IIArtikel 2.1 SubsidieverleningIn dit artikel wordt aangegeven welke panden in principe in aanmerking komen voor een subsidie. Desubsidie is gemaximaliseerd op 25% van de kosten van instandhoudingvoorzieningen tot een maximum van€ 10.000,-- om te voorkomen dat al het beschikbare geld naar slechts één enkele restauratie gaat.Verzoeken voor een bijdrage voor het treffen van voorzieningen waarvan de subsidiabele kosten € 250,-- ofminder bedragen worden niet gehonoreerd.Artikel 2.2 Subsidiabele kostenDe in dit artikel genoemde voorwaarden geven aan welke kosten van werkzaamheden subsidiabel zijn enwelke kosten van werkzaamheden niet subsidiabel zijn.Artikel 2.3. SubsidiecriteriaDe subsidie wordt slechts toegekend wanneer het beschermd gemeentelijk monument zal voldoen aan deeisen die volgens wettelijke voorschriften aan het beschermd gemeentelijk monument moeten wordengesteld.De subsidie wordt slechts toegekend wanneer het beschermd gemeentelijk monument na het treffen van devoorzieningen uit een oogpunt van monumentenzorg of de monumentencommissie aan redelijke eisen van demonumentencommissie voldoet.Artikel 2.4 Nadere voorschriften voor toekenningDe in dit artikel genoemde voorwaarden geven aan waar het betreffende pand aan moet hebben voldaanindien de geplande voorzieningen zijn getroffen.Artikel 2.5 BeslistermijnenBurgemeester en wethouders beslissen over een aanvraag om subsidie binnen 12 weken na de dag waarop deaanvraag ontvangen is. Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste 8weken verdagen. Een afschrift van besluit tot verdaging wordt aan de aanvrager toegezonden.Indien de subsidie wordt geweigerd in verband met het overschrijden van het begrotingsplafond kan deaanvraag worden doorgeschoven naar een volgend jaar. Burgemeester en wethouders kunnen daarbij bepalendat artikel 1.5 (weigeringsgronden) niet van toepassing is.Artikel 2.6 SlotbepalingenNaleving verordening.Met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn de bij besluit van het college aan te wijzenpersonen belast.Deze bepaling is opgenomen om de gemeente betere mogelijkheden te geven om anders dan aan de hand vande gereedmelding vast te stellen of de gesubsidieerde activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en ofhet krachtens de verordening gestelde is nageleefd.De bevoegdheden van de aan te wijzen ambtenaren zijn te vinden in afdeling 5.2 van de Awb.In bijzondere gevallen kan het college afwijken ten gunste van de aanvrager van hetgeen bij dezeverordening is bepaald, indien strikte toepassing tot onbillijkheden v