Regeling vervallen per 01-01-2014

besluit maatschappelijke ondersteuning 2012   Behorende bij de Verordening voorzieningen Maatschappelijke ondersteuning   Gemeente Oostzaan 2011

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2013

Intitulé

besluit maatschappelijke ondersteuning 2012 behorende bij de Verordening voorzieningen Maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2011

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

In dit Besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvrager: de persoon voor wie de voorziening is bedoeld;

  • b.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge de Verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • c.

    Eigen aandeel: een door het college vast te stellen eigen aandeel (bijdrage) in de kosten, dat bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor rekening van de aanvrager komt;

  • d.

    Eigen bijdrage: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget voor rekening van de aanvrager komt;

  • e.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden op grond van de Verordening indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • f.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag, zoals bedoeld in artikel 6 en 6a van de Wet, waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven;

  • g.

    Verordening: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, vastgesteld door de gemeenteraad

  • h.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • i.

    Overige begrippen: alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Verordening, de Wmo en de Algemene wet bestuursrecht.

hoofdstuk 2 bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Verstrekking van het persoongebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      eerder misbruik is gemaakt van deze vorm van verstrekking van een individuele voorziening.

  • 3. Bij de toekenning van het persoonsgebonden budget gelden in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het persoonsgebonden budget wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de geïndiceerde voorziening en de daarmee samenhangende kosten;

    • b.

      de geïndiceerde voorziening die de aanvrager verwerft met het persoonsgebonden budget dient adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord te zijn;

    • c.

      de aanvrager dient een aansprakelijkheidsverzekering te hebben (afgesloten) voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan;

    • d.

      de aanvrager dient een voorziening die een motorrijtuig is in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) te verzekeren overeenkomstig artikel 2 van die wet;

    • e.

      de aanvrager bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het persoonsgebonden budget verworven geïndiceerde gedurende vijf jaar of, indien de normale afschrijvingsduur langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze op verzoek ter beschikking van het college.

    • f.

      de aanvrager dient indien de voorziening binnen de vooraf vastgestelde looptijd niet meer nodig is de gemeente te informeren. De gemeente kan overwegen om de voorziening op te vragen bij de aanvrager.

  • 4. De aanvrager mag niet overgaan tot verkoop of verpanding van de voorziening.

  • 5. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt steekproefsgewijs plaats.

  • 6. Het deel van het toegekende persoonsgebonden budget dat niet wordt besteed aan de geïndiceerde dienst of voorziening, wordt niet uitgekeerd, wordt verrekend of dient te worden terugbetaald aan de gemeente.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen, eigen aandeel en tarief collectief vervoer

Artikel 3 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel hulp bij het huishouden

  • 1. Als eigen bijdrage moeten eenpersoons huishoudens tussen 18 en 65 jaar per periode van vier weken €18,- betalen. Is hun inkomen hoger dan €22.905,-, dan moeten zij per jaar 15% van dat hogere inkomen als extra eigen bijdrage betalen.

  • 2. Als eigen bijdrage moeten eenpersoonshuishoudens van 65 jaar of ouder per periode van vier weken €18,- betalen. Is het inkomen hoger dan €16.007,- dan moeten zij per jaar 15% van dat hogere inkomen als extra eigen bijdrage betalen.

  • 3. Als eigen bijdrage moeten meerpersoons huishoudens, indien een van beiden ouder is dan 18 jaar en jonger is dan 65 jaar per periode van vier weken €25,80 betalen. Is hun gezamenlijk inkomen hoger dan €28.306,- dan moeten zij per jaar 15% van dat hogere inkomen als extra eigen bijdrage betalen.

  • 4. Als eigen bijdrage moeten meerpersoons huishoudens die beiden 65 jaar of ouder zijn per periode van vier weken €25,80 betalen. Is hun inkomen hoger dan €22.319,- dan moeten zij per jaar 15% van dat hogere inkomen als extra eigen bijdrage betalen.

  • 5. De maximale eigen bijdrage per uur voor de hulp bij het huishouden wordt gesteld op:

    • a.

      €21,- voor hulp bij het huishouden categorie 1;

    • b.

      €24,48 voor hulp bij het huishouden categorie 2;

    • c.

      €26,01 voor hulp bij het huishouden categorie 3.

Artikel 4 Klanttarief collectief vervoer

In het collectief betaalt de klant een bedrag dat vergelijkbaar is met zonetarief van de blauwe strippenkaart/OV-chipkaart en bedraagt tot 1 maart 2012 of anders tot het moment van ingang van het nieuwe contract voor het aanvullend openbaar vervoer:

  • a.

    voor een normale rit: €0,50 voor (opstap)zone en €0,50 voor elke ritzone;

  • b.

    voor een plusrit vraagt de vervoerder voor een prioritaire rit: € 1,50 en € 1,50 voor elke ritzone.

Vanaf 1 maart 2012 of uiterlijk vanaf de ingangsdatum van het nieuwe contract voor het aanvullend openbaar vervoer is het bedrag dat de klant betaalt:

  • a.

    voor een normale rit een starttarief van €0,50 en een reizigerstarief per kilometer van €0,15

  • b.

    voor een prioritaire rit 4 maal het reguliere reizigerstarief

HOOFDSTUK 4 HULP IN HET HUISHOUDEN

Artikel 5 Vaststelling bedrag persoongebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1. 1.Het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld op 80% van het door de gemeente gecontracteerde tarief voor ondersteuning in natura. Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen per week en als volgt vastgesteld:

    Tarief in natura

    Berekening omvang persoonsgebonden budget (bedrag per jaar)

    HBH 1

    €21,42

    €21,42 x aantal uren x 80% x aantal weken (max. 52)

    HBH 2

    €24,48

    €24,48 x aantal uren x 80% x aantal weken (max. 52)

    HBH 3

    €26,01

    €26,01 x aantal uren x 80% x aantal weken (max. 52)

  • 2. PGB bedragen tot €6.700,- worden in één keer per jaar bij voorschot op het door de aanvrager opgegeven rekeningnummer overgemaakt. De bedragen daarboven worden één keer per half jaar bij voorschot overgemaakt op het door de aanvrager opgegeven rekeningnummer.

  • 3. Het persoonsgebonden budget wordt toegekend voor een periode die aanvangt op de dag van het besluit tot toekenning van de voorziening.

Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen

Artikel 6 Hoogte tegemoetkoming bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en uitraasruimte

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen als bedoeld in artikel 15 onder b en d van de verordening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Het eigen aandeel in de kosten wordt hierop in mindering gebracht.

Artikel 7 Hoogte persoonsgebonden budget voor niet bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen en onderhouds- en reparatiekosten

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een niet bouwkundige of woontechnische woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 onder c van de verordening wordt vastgesteld op 100% van de tegenwaarde van het bedrag van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening.

  • 2. Indien een persoon een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als bedoeld in het eerste lid, wordt een financiële tegemoetkoming per jaar verstrekt ter hoogte van de gemiddelde onderhouds- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening. De bedragen voor trapliften, plafondliften, elektrische deuropeners, was-föhninstallaties en elektrische verstellingen van keukens of wastafels zijn opgenomen in bijlage 1.

Artikel 8 Hoogte financiële tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 15 onder a van de verordening bedraagt:

  • a.

    € 2.500,- voor alleenstaanden, echtparen, gezinnen met meerderjarige kinderen;

  • b.

    € 3.775,- voor alleenstaanden of gezinnen met minderjarige kinderen;

  • c.

    € 3.775, voor personen die op verzoek van de gemeente een aangepaste woning vrijmaken.

Artikel 9 Hoogte financiële tegemoetkoming keuring/inspectie, onderhoud en reparatie van een woonvoorziening

De hoogte van een door het college te verstrekken financiële tegemoetkoming in de kosten van keuring/inspectie, onderhoud en reparatie als bedoeld in artikel 15 sub e van de verordening is gelijk aan de kosten zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

Artikel 10 Afschrijvingsschema

Het in artikel 21 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt: afschrijving in 10 jaar.

Artikel 11 Bezoekbaar maken woonruimte

Het bedrag voor het bezoekbaar maken van een woonruimte, niet zijnde het hoofdverblijf, als bedoeld in artikel 19 vierde lid van de verordening, bedraagt maximaal € 5.000,-.

Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 12 Hoogte persoonsgebonden budget vervoersvoorzieningen en onderhoud en reparatie

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, als bedoeld in artikel 22 onder c van de verordening, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening in natura bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier.

  • 2. Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als bedoeld in het eerste lid, wordt op declaratiebasis, een financiële tegemoetkoming per jaar verstrekt voor verzekering, onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt.

    Voorziening

    Pgb-bedrag bij standaarduitvoering

    Maandelijks bedrag onderhoud/reparatie

    Scootermobiel voor gebruik in de directe woonomgeving

    €1.032,51

    €11,50

    Scootermobiel voor gebruik in de woonomgeving en buiten

    €1.392,15

    €11,50

    Scootermobiel voor gebruik in de woonomgeving en buiten, met een goede vering

    €1.900,35

    €11,50

    Driewielfiets volwassene

    €1.046,50

    €11,50

Artikel 13 Hoogte financiële tegemoetkomingen vervoersvoorzieningen

  • 1. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 22 onder d van de verordening in de kosten van een eigen auto bedraagt maximaal € 1.210,- per jaar;

  • 2. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 22 onder d van de verordening in de kosten van gebruik van een bruikleenauto bedraagt maximaal € 476,- per jaar;

  • 3. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 22 onder d van de verordening in de kosten van gebruik van een bruikleenbusje bedraagt maximaal € 635,- per jaar;

  • 4. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 22 onder d van de verordening in de kosten van gebruik van een taxi bedraagt maximaal € 3.212,- per jaar;

  • 5. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 22 onder d van de verordening in de kosten van gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 4.642,- per jaar;

  • 6. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 22 onder d van de verordening in de kosten van aanpassing van een eigen auto is gelijk aan de door het college geaccepteerde offerte. De aanvrager is verplicht om minimaal twee offertes op te vragen.

Hoofdstuk 7 verplaatsen in en rond de woning

Artikel 14 Hoogte persoonsgebonden budget rolstoelvoorzieningen en onderhoud en reparatie

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening, als bedoeld in artikel 27 lid c wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst -compenserende voorziening in natura bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier.

  • 2. Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als bedoeld in het eerste lid, wordt op declaratiebasis, een financiële tegemoetkoming per jaar verstrekt voor verzekering, onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt.

    Voorziening

    Pgb-bedrag bij standaarduitvoering

    Maandelijks bedrag onderhoud/reparatie

    Handbewogen rolstoel voor incidenteel gebruik

    €327,18

    €11,50

    Handbewogen rolstoel voor (semi-) permanent gebruik

    €675,09

    €11,50

    Handbewogen rolstoel voor actief gebruik (vouwbaar frame)

    €734,84

    €11,50

    Duwrolstoel voor continu gebruik

    €815,73

    €11,50

    Elektrische rolstoel voor (semi-) permanent gebruik, in en om het huis

    €2.285,11

    €11,50

    Elektrische rolstoel voor (semi-) permanent gebruik, binnen/buiten

    €3.032,15

    €11,50

Artikel 15 Hoogte tegemoetkoming sportrolstoel en andere aangepaste sportvoorziening

  • 1. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel of een andere aangepaste sportvoorziening als bedoeld in artikel 27 lid d van de verordening bedraagt maximaal € 2.531,-.

  • 2. Het bedrag bedoeld in het eerste lid van dit artikel zijn een tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van de voorziening voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 16 Prijsindexatie

  • 1. De bij dit besluit geldende bedragen kunnen jaarlijks door het college aangepast worden conform de ontwikkelingen van de materiële consumptie index, die voor de gemeentelijke begroting wordt gehanteerd.

  • 2. In afwijking van het vorige lid wordt het tarief van de ritten voor het collectief vervoer aangepast aan de prijsontwikkeling overeenkomstig de OV-tarieven.

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 2. Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2011 wordt ingetrokken per 1 januari 2012.

Artikel 18 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2012’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgermeester en wethouders gemeente Oostzaan 20 december 2011.
R.Schaatsbergen P.J. Möhlmann
Secretaris Burgemeester

Bijlage 1 Financiële tegemoetkoming kosten onderhoud en keuring

De genoemde bedragen gelden voor zover niet geregeld in een contract met een leverancier.

Alleen de werkelijk gemaakte kosten van de onder a t/m i genoemde onderdelen, komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming, tot een maximum van het, voor die onderdelen, vastgestelde bedrag.

  • a.

    Stoelliften

  • b.

    Rolstoel- of plateauliften

  • c.

    Woonhuisliften

  • d.

    Hefplateauliften

  • e.

    Balansliften

  • f.

    Plafondliften

  • g.

    Mechanische inrichting voor het verstellen van keukenblok of wastafel

  • h.

    Open- en sluitingsmechanisme voor deuren

  • i.

    Toiletten voorzien van onderspoel- en föhn inrichting

De maximale vergoeding voor onderhoud en keuringen bedraagt (excl. BTW):

Keuring

Startkeuring

Kosten

Periodiek

Kosten

Stoellift

Ja

€ 312,-

1 x per 4 jaar

€ 227,-

Rolstoellift

Ja

€ 312,-

1 x per 4 jaar

€ 227,-

Woonhuislift

*

1 x per 1,5 jaar

€ 276,-

Hefplateaulift

*

1 x per 1,5 jaar

€ 281,-

Balanslift

**

1 x per 1,5 jaar

€ 81,-

f.t/m i.

*

1 x per 2 jaar

Kostprijs

* de prijs van de startkeuring is bij de nieuwprijs inbegrepen

** balansliften worden niet meer gemaakt en er is derhalve geen startkeuring

Onderhoudskosten woonvoorzieningen

Onderhoud

Frequentie

Kosten onderhoud

Stoellift

1 x per jaar

€ 156,-

Rolstoellift

1 x per jaar

€ 156,-

Woonhuislift

2 x per jaar

€ 227,-

Hefplateaulift

2 x per jaar

€ 156,-

Balanslift

1 x per jaar

€ 156,-

Plafondlift

1 x per jaar

kostprijs

Er is een maximale toeslag van 50% op bovenvermelde bedragen als: de installatie buiten de woning is geplaatst, er meer dan 1 verdieping wordt overbrugd en als er elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk wegklapbare raildelen.

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

hoofdstuk 2 bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen, eigen aandeel en tarief collectief vervoer

Artikel 3 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel hulp bij het huishouden

Artikel 4 Klanttarief collectief vervoer

HOOFDSTUK 4 HULP IN HET HUISHOUDEN

Artikel 5 Vaststelling bedrag persoongebonden budget hulp bij het huishouden

Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen

Artikel 6 Hoogte tegemoetkoming bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en uitraasruimte

Artikel 7 Hoogte persoonsgebonden budget voor niet bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen en onderhouds- en reparatiekosten

Artikel 8 Hoogte financiële tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten

Artikel 9 Hoogte financiële tegemoetkoming keuring/inspectie, onderhoud en reparatie van een woonvoorziening

Artikel 10 Afschrijvingsschema

Artikel 11 Bezoekbaar maken woonruimte

Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 12 Hoogte persoonsgebonden budget vervoersvoorzieningen en onderhoud en reparatie

Artikel 13 Hoogte financiële tegemoetkomingen vervoersvoorzieningen

Hoofdstuk 7 verplaatsen in en rond de woning

Artikel 14 Hoogte persoonsgebonden budget rolstoelvoorzieningen en onderhoud en reparatie

Artikel 15 Hoogte tegemoetkoming sportrolstoel en andere aangepaste sportvoorziening

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 16 Prijsindexatie

Artikel 17 Inwerkingtreding

Artikel 18 Citeertitel  Bijlage 1 financiële tegemoetkoming kosten onderhoud en keuring