Geurverordening gemeente Oostzaan 2011

Geldend van 25-04-2012 t/m heden

Intitulé

Geurverordening gemeente Oostzaan 2011

De raad van de gemeente Oostzaan,

gelet op artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij;

gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 september 2011;

besluit:

vast te stellen de verordening: Geurverordening gemeente Oostzaan 2011

Artikel 1 Begripsomschrijving

De begrippen die in deze verordening worden gehanteerd zijn gelijk aan de overeenkomende begrippen in de Wet geurhinder en veehouderij (verder ook aangeduid met ‘Wgv’) en de bijbehorende uitvoeringsregeling (Regeling geurhinder en veehouderij).

Artikel 2 Wettelijke grondslag

Deze verordening is opgesteld op grond van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij. Hierbij is rekening gehouden met de voorwaarden uit de artikelen 8 en 9 van de Wet geurhinder en veehouderij.

Artikel 3 Wijzigen afstanden

Het gebied waarop dit artikel betrekking omvat het gehele grondgebied van de gemeente Oostzaan.

In afwijking van de waarde (de afstand), genoemd in artikel 4, eerste lid onder a Wgv voor een geurgevoelig object gelegen binnen de bebouwde kom (100 meter) is voor dit gebied als waarde van toepassing 50 meter.

In afwijking van de waarde (de afstand), genoemd in artikel 4, eerste lid onder b Wgv voor een geurgevoelig object gelegen buiten de bebouwde kom (50 meter) is voor dit gebied als waarde van toepassing 25 meter.

Artikel 4 Motivering

Voor de onderbouwing en motivering van deze verordening verwijzen wij naar het rapport ‘Geurgebiedsvisie Oostzaan’, De Roever Milieuadvisering, d.d. 9 september 2010.

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De verordening kan worden aangehaald als “Geurverordening gemeente Oostzaan”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oostzaan van
2 april 2012
de raadsgriffier, de voorzitter,
E.H.M. Ouwehand-Brussel P.J. Möhlmann

Toelichting bij artikelen 3 en 4:

De aangepaste waarden gelden voor geurgevoelige objecten die zijn gelegen binnen het aangegeven gebied. Deze gelden niet voor geurgevoelige objecten als bedoeld in artikel 3, tweede lid en artikel 14, tweede en derde lid van de Wet geurhinder en veehouderij. De bedoelde uitzonderingen betreffen geurgevoelige objecten die behoren tot een veehouderij of geurgevoelige objecten die daartoe op of na 19 maart 2000 behoord hebben of die op of na 19 maart 2000 op een voormalig agrarisch perceel zijn gerealiseerd in het kader van de Regeling beëindiging veehouderijtakken.