Regeling vervallen per 13-07-2023

Verordening onderwijshuisvesting Oostzaan 2013

Geldend van 02-04-2013 t/m 12-07-2023

Intitulé

Verordening onderwijshuisvesting Oostzaan 2013

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oostzaan;

  • b.

    minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

  • b.

    bevoegd gezag: bevoegd gezag van een school die wordt bekostigd volgens de Wetop het primair onderwijs en die geheel of gedeeltelijk is gehuisvest in een gebouw ophet grondgebied van de gemeente Oostzaan;

  • a.

    school: school voor basisonderwijs, dat is: een basisschool als bedoeld in artikel 1 vande Wet op het primair onderwijs;

  • b.

    nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van deWet op het primair onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • c.

    voorziening: een van de voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 vandeze verordening;

  • d.

    programma: het programma als bedoeld in artikel 12 van deze verordening;

  • e.

    programmajaar: het jaar waarvoor het programma wordt vastgesteld;

  • f.

    voorbereidingsjaar: het jaar dat voorafgaat aan het programmajaar;

  • g.

    overzicht: het overzicht als bedoeld in artikel 13 van deze verordening;

  • h.

    aanvrager: het bevoegd gezag dat een aanvraag voor bekostiging van eenvoorziening als bedoeld in artikel 2 van deze verordening of van bouwvoorbereidingvan een voorziening als bedoeld in artikel 3 van deze verordening heeft ingediend;

  • i.

    aanvraag: verzoek om bekostiging van een voorziening of van bouwvoorbereiding vaneen voorziening;

  • j.

    voor blijvend gebruik bestemde voorziening: voorziening die volgens de uitkomstvan de prognose als bedoeld in bijlage II van deze verordening, 15 jaren of langernoodzakelijk is.

  • k.

    voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening: voorziening die volgens de uitkomstvan de prognose als bedoeld in bijlage II van deze verordening, niet langer dan 15jaren noodzakelijk is.

  • l.

    permanent gebouw: schoolgebouw dat door de keuze van het ontwerp en de aardvan de constructie en materialen tenminste 60 jaren als volwaardige huisvesting voorhet onderwijs kan functioneren;

  • m.

    noodlokaal: verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard vande constructie en materialen tenminste 15 jaren als volwaardige huisvesting voor hetonderwijs kan functioneren;

  • n.

    gymnastiekruimte: ruimte die geschikt is voor het onderwijs in lichamelijke oefening;

  • o.

    advies van de onderwijsraad: een advies van de Onderwijsraad over de vaststellingvan het programma in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, alsbedoeld in artikel 95 van de Wet op het primair onderwijs.

  • p.

    verhuur: het gebruik van een onderwijsgebouw door derden, niet zijndeonderwijsgebruik of gebruik ten behoeve van culturele, recreatieve of anderemaatschappelijke doeleinden;

  • q.

    gezamenlijke akte: de akte als bedoeld in artikel 110 van de Wet op het primaironderwijs;

  • r.

    beslissing van gedeputeerde staten: de beslissing van gedeputeerde staten in eengeschil als bedoeld in artikel 110, tweede lid van de Wet op het primair onderwijs;

  • s.

    eigendomsoverdracht: de eigendomsoverdracht als bedoeld in artikel 110 van deWet op het primair onderwijs;

Artikel 2 omschrijving van voorzieningen in de huisvesting

Deze verordening onderscheidt de volgende voorzieningen in de huisvesting:

  • a.

    de voor blijvend gebruik bestemde voorzieningen, die bestaan uit:

nieuwbouw voor een school die voor het eerst voor rijksbekostiging in

aanmerking is gebracht, dan wel nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke

vervanging van een gebouw waarin een school is gehuisvest;

uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;

3° gehele of gedeeltelijke ingebruikneming van een bestaand gebouw voor de

huisvesting van een school;

verplaatsing van een of meer bestaande noodlokalen voor de huisvesting van

een school;

terrein voor zover nodig voor het realiseren van een onder 1° tot en met 4°

omschreven voorziening;

inrichting met onderwijsleerpakket voor zover deze nog niet eerder voor

bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is gebracht;

inrichting met meubilair voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging door

rijk of gemeente in aanmerking is gebracht;

medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een

andere school in gebruik is en medegebruik van een gymnastiekruimte;

  • b.

    aanpassingen aan gebouwen bestaande uit een of meer activiteiten zoalsonderscheiden in bijlage I van deze verordening;

  • c.

    onderhoud aan gebouwen van een school voor basisonderwijs, zoals onderscheidenin bijlage I van deze verordening;

  • d.

    herstel van een constructiefout bestaande uit schade aan een gebouw als gevolg vaneigen gebrek of eigen bederf, alsmede uit de kosten gemoeid met het voorkomen vannog niet manifest geworden materiële schade onmiddellijk voortvloeiend uitontwerpfouten, uitvoeringsfouten of wanprestatie;

  • e.

    herstel en vervanging in verband met schade aan een gebouw, aanonderwijsleerpakket en aan meubilair in geval van bijzondere omstandigheden;

Artikel 3 Bouwvoorbereiding

Ten aanzien van voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onder a1° (nieuwbouw), a2°(uitbreiding), voor zover betrekking hebbend op een uitbreiding van minimaal 2 groepen enhet daartoe benodigde terrein als bedoeld onder a 5°, kan een aanvraag worden ingediendvoor bekostiging van bouwvoorbereiding. Hierbij is het bepaalde in hoofdstuk 4 van

toepassing.

Artikel 4 Vaststelling vergoeding voorzieningen

  • 1. Bij toekenning van de in artikel 2 genoemde voorzieningen, of bij toekenning vanbekostiging van bouwvoorbereiding als bedoeld in artikel 3, maakt deze verordening bijde wijze van vaststelling van de hoogte van de vergoeding een onderscheid tussen

    a)vooraf genormeerde bedragen en

    b) bedragen die zijn gebaseerd op de feitelijkevoorziene kosten per geval.

  • 2. De genormeerde vergoedingsbedragen worden vastgesteld met inachtneming van hetbepaalde in bijlage IV, deel A.De vergoedingsbedragen die zijn gebaseerd op de feitelijke kosten worden vastgesteldmet inachtneming van het bepaalde in bijlage IV, deel B.

  • 3. Bijlage IV, deel A (normbedragen) is van toepassing op de voorzieningen als bedoeldin artikel 2, onder a sub 1° ( nieuwbouw), 2° ( uitbreiding), 6° ( onderwijsleerpakket),7°( meubilair) en 8°( medegebruik) en in artikel 3 (bouwvoorbereiding).Bijlage IV, deel B (feitelijke kosten) is van toepassing op de voorzieningen alsbedoeld in artikel 2 onder a, sub 3° ( ingebruikneming bestaand gebouw),4°( verplaatsing noodlokalen) en 5°( terrein), en onder b (aanpassingen),c (onderhoud),d (constructiefouten) en e (schades).

Artikel 5 Informatieverstrekking aan gemeente

1.Het bevoegd gezag verstrekt aan het college de gegevens die nodig zijn voor deuitvoering van deze verordening. Het college kan nadere regels stellen aan degegevensverstrekking.

Hoofdstuk 2 Programma en overzicht

Paragraaf 2.1 Aanvragen voor het programma

Artikel 6 Indienen van de aanvraag

  • 1. het bevoegd gezag dient voor 1 februari van het voorbereidingsjaar bij het college eenaanvraag in om een voorziening op te nemen in het programma.

  • 2. Als de aanvraag niet voor 1 februari is ingediend, neemt het college de aanvraag nietin behandeling.

Artikel 7 Inhoud aanvraag; aanvullen aanvraag; niet behandelen van onvolledige aanvraag

  • 1. De aanvraag vermeldt in ieder geval:

      • a.

        naam en adres van de aanvrager;

      • b.

        dagtekening van de aanvraag;

      • c.

        de naam van de school en indien van toepassing het gebouw waarvoor devoorziening bestemd is;

      • d.

        welke voorziening wordt gevraagd;

      • e.

        de onderbouwing van de noodzaak en de omvang van de gewenste voorziening;

      • f.

        de geplande aanvangsdatum van uitvoering van de voorziening.

  • 2.

        • In aanvulling op het eerste lid gaat de aanvraag vergezeld van:

      • a.

        een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school, die voldoetaan de in bijlage II omschreven vereisten, tenzij het een voorziening betreft alsbedoeld in artikel 2, onder a sub 6°, 7° en 8°, en artikel 2 onder d en e;

      • b.

        de aanduiding van de gewenste plaats als het een voorziening betreft alsbedoeld in artikel 2, onder a sub 1° 2°, 3° of 4° ( resp. nieuwbouw, uitbreiding,ingebruikneming of verplaatsing noodlokaal);

      • c.

        een rapport waaruit de bouwkundige noodzaak blijkt als het een voorzieningbetreft die bestaat uit 1° nieuwbouw voor de gehele of gedeeltelijke vervangingvan een gebouw, 2° onderhoud of 3° herstel van een constructiefout;

      • d.

        een begroting van de kosten die zijn gemoeid met de uitvoering van devoorziening, als de aanvraag betrekking heeft op een voorziening waarvan devergoeding wordt gebaseerd op de feitelijke kosten (als bedoeld in artikel 4, lid 3,tweede volzin);

      • e.

        een voor aanbesteding gereed bouwplan en bouwbegroting, als de aanvraag volgt op een toekenning van een vergoeding van de kosten van bouwvoorbereiding als bedoeld in artikel 27.

        De aanvrager gebruikt bij het rapport als bedoeld onder c. zo nodig een door het college vastgesteld formulier “Bouwkundige Opname”.

  • 3. Als een of meer gegevens als bedoeld in het eerste en tweede lid ontbreken, deelt hetcollege dit voor 15 februari schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij krijgt deaanvrager de gelegenheid (hersteltermijn) om voor 15 maart de ontbrekende gegevensaan te vullen. Als de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet voor 15 maartheeft verstrekt, besluit het college de aanvraag niet te behandelen. Het college maaktdit besluit aan de aanvrager bekend binnen vier weken na het verstrijken van dehersteltermijn.

  • 4. Als een door het college in behandeling genomen aanvraag betrekking heeft op eenvoorziening waarvan de beoordeling van de noodzaak mede is gebaseerd op hetaantal leerlingen van de betrokken school op de wettelijke teldatum van hetvoorbereidingsjaar, dan zendt de aanvrager binnen een week na de wettelijke teldatumaan het college een afschrift van de opgave van het aantal leerlingen op die teldatum.Als dat afschrift niet tijdig is ontvangen, maakt het college de aanvrager daarvanschriftelijk melding en stelt het college de aanvrager in de gelegenheid dat afschriftalsnog binnen een week na de datum van die melding in te zenden (hersteltermijn). Als het afschrift niet binnen de termijn van de vorige volzin is ontvangen, besluit het college de aanvraag niet te behandelen. Het college maakt dit besluit aan de aanvrager bekend binnen vier weken na het verstrijken van de hersteltermijn.

Artikel 8 Opgave aan schoolbesturen van ingediende aanvragen

Het college verstrekt ter informatie aan de bevoegde gezagsorganen een opgave van deaanvragen die zijn ingediend op grond van artikel 6 (huisvestingsvoorzieningen) en artikel 25(bouwvoorbereiding) en geeft daarbij aan welke aanvraag of aanvragen niet in behandeling

worden genomen.

Paragraaf 2.2. Overleg voorafgaand aan vaststelling van programma en overzicht

Artikel 9 Toelichting op aanvraag; overleg over ingediende begroting

  • 1. Na het in behandeling nemen van een aanvraag door het college kan de aanvrager deaanvraag voor 1 mei van het voorbereidingsjaar nader toelichten. De toelichting kanplaatsvinden op verzoek van de aanvrager en op verzoek van het college.

  • 2. Als de aanvraag een voorziening betreft waarvan de vergoeding wordt gebaseerd opde feitelijke kosten, treedt het college voor 1 mei in overleg met de aanvrager indienhet college meent dat de door de aanvrager overgelegde begroting van de kosten moetworden aangepast. Wanneer in het overleg geen overeenstemming wordt bereikt overde hoogte van het geraamde bedrag dan geeft het college dat -- onder vermelding vande redenen -- aan in het programma en het overzicht als bedoeld in paragraaf 2.3Het college geeft in het programma tevens de hoogte van het geraamde bedrag aanwaarvan voor de aangevraagde voorziening wordt uitgegaan bij de toepassing van hetgestelde in paragraaf 2.3.

Artikel 10 Overleg over programma en overzicht; advies Onderwijsraad

  • 1. Voordat het college een besluit neemt over de vaststelling van het programma en hetoverzicht, stelt het college de bevoegde gezagsorganen in de gelegenheid om in eenoverleg hun zienswijze kenbaar te maken over de voorgenomen inhoud van hunbesluit.

  • 2. Het overleg als bedoeld in lid 1 vindt plaats voor 1 september. Het college stelt debevoegde gezagsorganen tenminste twee weken voor de vastgestelde datum daarvanin kennis.

  • 3. De bevoegde gezagsorganen die niet deelnemen aan het overleg kunnen voor dedatum van dat overleg hun zienswijze schriftelijk aan het college kenbaar maken. Hetcollege stelt de deelnemers van het overleg in kennis van de ingediende zienswijzen.

  • 4. Het college maakt een verslag van de in het overleg ingediende zienswijzen, en van detijdig ingediende schriftelijke zienswijzen en van de reactie van het college op dezezienswijzen. Het college geeft in het besluit tot vaststelling van het programma en hetoverzicht haar reactie op de zienswijzen.

  • 5. Advies onderwijsraad:

    Als een bevoegd gezag of het college een advies wenst van de Onderwijsraad over devoorgenomen inhoud van het programma in relatie tot de vrijheid van richting en devrijheid van inrichting, dan maakt het bevoegd gezag of het college dat kenbaar in het overleg. Dat gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover het advies van de Onderwijsraad wordt verwacht. Hierbij wordt ook het verband aangegeven tussen deze onderwerpen en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting.

  • 6. De bevoegde gezagsorganen en het college worden in het overleg in de gelegenheidgesteld hun zienswijzen naar voren te brengen over een verzoek om advies van deOnderwijsraad. Het schriftelijke verzoek om advies en de daarover naar vorengebrachte zienswijzen maken deel uit van het verslag van het overleg als bedoeld inhet vierde lid.

  • 7. Het college verzorgt de indiening van een verzoek om advies bij de Onderwijsraad.Daarbij zorgt zij ervoor dat de Onderwijsraad alle stukken, waaronder het schriftelijkverslag van het overleg, ontvangt die nodig zijn voor de beoordeling van het verzoek.

  • 8. Het college stuurt zo spoedig mogelijk een afschrift van het door de Onderwijsraaduitgebrachte advies aan de bevoegde gezagsorganen. Indien het geheel of gedeeltelijkopvolgen van het advies van de Onderwijsraad zou leiden tot een of meer inhoudelijkebijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma, dan worden debevoegde gezagsorganen door het college bij de toezending van het afschrift van hetadvies uitgenodigd voor een nader overleg. In alle andere gevallen beoordeelt hetcollege of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijkis. Het college geeft dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies van deOnderwijsraad.

  • 9. Het nader overleg als bedoeld in het vorige lid vindt binnen twee weken plaats natoezending van het advies van de Onderwijsraad aan de bevoegde gezagsorganen.Het college maakt van dit overleg een verslag en voegt dit toe aan het verslag alsbedoeld in het vierde lid.

Artikel 10a Overleg over wijziging van de verordening

Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op een wijziging of intrekking van dezeverordening. De datum 1 september in artikel 10, lid 2 is daarbij niet van toepassing.

Paragraaf 2.3. Vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht

Artikel 11 Tijdstip vaststelling

Het college stelt jaarlijks het bedrag vast dat ten hoogste beschikbaar is

(bekostigingsplafond) voor de vergoeding van de aangevraagde voorzieningen. Hetcollege kan voor onderdelen een apart plafond vaststellen. Het college stelttegelijkertijd de inhoud van het programma en het overzicht vast.

Het college stelt het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht vast nadatde gemeentebegroting is vastgesteld dan wel in voorkomende gevallen isgoedgekeurd.

Artikel 12 Inhoud programma

  • 1. De aangevraagde voorzieningen waarmee in het programmajaar kan wordenbegonnen, komen in aanmerking voor plaatsing op het programma voor zover hetcollege heeft vastgesteld dat geen van de in de Wet op het primair onderwijsopgenomen weigeringgronden van toepassing is.

    • a.

      het genormeerde bedrag dat ingevolge bijlage IV, deel A voor de betreffendevoorziening beschikbaar wordt gesteld;

    • b.

      het geraamde bedrag dat gemoeid is met de uitvoering van de voorziening alsbedoeld in artikel 4, derde lid laatste volzin;

    • c.

      de voorwaarden voor ingebruikneming of buitengebruikstelling van gebouwen oflokalen.

    Daarbij past het college de regels toe met betrekking tot:de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I;de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II;de oppervlakte en indeling van schoolgebouwen als bedoeld in bijlage III. Van voorzieningen die in aanmerking komen voor plaatsing op het programma neemt het college, aan de hand van de urgentiecriteria als bedoeld in bijlage V, uitsluitend voorzieningen op in het programma voor zover het bedrag of deelbedragen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, toereikend zijn.

  • 2. Het college kan op voorstel van het overleg als bedoeld in artikel 10, bij de vaststellingvan het programma afwijken van de urgentiecriteria als bedoeld in bijlage V.

  • 3. Het college geeft ten aanzien van de in het programma opgenomen voorzieningen,voor zover van toepasing, aan:

Artikel 13 Inhoud overzicht

Het overzicht bevat de aangevraagde voorzieningen die, gelet op het bepaalde inartikel 12, eerste lid, niet in het programma zijn opgenomen. Het overzicht geeft pervoorziening aan waarom die niet in het programma is opgenomen.

Artikel 14 Bekendmaking vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht.

Het college maakt de besluiten tot vaststelling van het bekostigingsplafond, hetprogramma en het overzicht binnen twee weken na de datum van vaststelling bekenddoor toezending van de besluiten aan de aanvragers en aan de overige bevoegdegezagsorganen.

Paragraaf 2.4. Uitvoering programma

Artikel 15 Overleg over wijze van uitvoering

  • 1. Het college treedt binnen vier weken na de vaststelling van het programma in overleg metde aanvrager over de wijze van uitvoering van de voorziening die op het programma isgeplaatst. In dat overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor de uitvoering van devoorziening. Daarbij worden, voor zover van toepassing, afspraken gemaakt over hetvolgende:

    • a.

      het bouwheerschap als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;

    • b.

      het tijdstip waarop de aanvrager het bouwplan en de begroting indient;

    • c.

      een andere wijze van uitvoering van het besluit met inachtneming van hetbeschikbaar te stellen bedrag;

    • d.

      hoe het college toepassing geeft aan de toetsing van het bouwplan en debegroting, als mede aan de toetsing in verband met wettelijke voorschriften ennieuwe feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 16;

    • f.

      de controle op en het afleggen van verantwoording over de besteding van debeschikbaar te stellen middelen.

  • 2. Indien het overleg betrekking heeft op de uitvoering van een voorziening als bedoeld inartikel 4, derde lid, laatste volzin (feitelijke kosten), dan geeft de aanvrager aan hoe deaanbesteding van de uitvoering zal plaatsvinden. Daarbij gelden, voor zover vantoepassing gezien de aard van de voorziening, de gestelde richtlijnen als bedoeld inbijlage IV, deel B (financiële normering, feitelijke kosten).

  • 3. Het college legt de inhoud van de afspraken of de constatering dat het overleg niet totovereenstemming heeft geleid, schriftelijk vast in een verslag van het overleg en brengtdat verslag binnen vier weken na afloop van het overleg ter kennis van de aanvrager.Als de aanvrager schriftelijk instemt met het verslag of binnen twee weken naontvangst nog niet schriftelijk heeft gereageerd, wordt -- afhankelijk van de inhoud van het vastgelegde verslag -- geacht dat er overeenstemming of geen overeenstemming is bereikt.

  • 4. Als het college toepassing geeft aan het bepaalde in artikel 16, vierde lid, neemt hetcollege binnen vier weken nadat de overeenstemming als bedoeld in het derde lid isbereikt, een beslissing over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kannemen. Het bepaalde in artikel 17 is daarbij van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Als in het overleg geen overeenstemming als bedoeld in het derde lid is bereikt, deelthet college dit schriftelijk mee aan de aanvrager binnen vier weken nadat het verslag isvastgelegd. Daarbij geeft het college aan dat de bekostiging van de uitvoering van devoorziening geen aanvang zal nemen.

Artikel 16 Instemming bouwplannen en begroting; tijdstip ingaan bekostiging; toetsing wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overleggen offertes.

  • 1. Nadat de overeenstemming als bedoeld in artikel 15, derde lid is bereikt envoorafgaand aan het verlenen van de bouwopdracht, dient de aanvrager -- metinachtneming van de hierover gemaakte afspraken -- de bouwplannen, dedesbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging moet beginnen, terinstemming in bij het college.

  • 2. Binnen zes weken na ontvangst beslist het college over de instemming met debouwplannen, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging kanbeginnen. Het college kan deze termijn -- onder mededeling daarvan aan de aanvrager-- verlengen met drie weken. Als niet binnen deze termijn is besloten, wordt geachtinstemming te zijn verleend met de bouwplannen en de begroting en begint debekostiging op het door de aanvrager aangegeven tijdstip.Binnen twee weken na de datum van de beslissing over het bouwplan, de begroting enhet tijdstip van ingaan van de bekostiging, deelt het college de beslissing schriftelijkmee aan de aanvrager.

  • 3. Bij de beslissing als bedoeld in het tweede lid stelt het college eveneens vast of defeiten en omstandigheden ten tijde van de vaststelling van het programma al dan nietgewijzigd. Als het college van oordeel is dat er sprake is van ingrijpendgewijzigde feiten en omstandigheden komt de voorziening alsnog niet voor bekostigingin aanmerking.

  • 4. De instemming met de bouwplannen, de instemming met de begroting, de toetsing ofvoldaan wordt aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en de toetsing ofer sprake is van ingrijpend gewijzigde feiten en omstandigheden kunnen achterwegeblijven, als dat naar het oordeel van het college niet noodzakelijk is gezien de inhoudvan de in het programma opgenomen voorziening. Het college doet hiervanmededeling aan de aanvrager in het overleg als bedoeld in artikel 15.

  • 5. De indiening van de in het eerste lid bedoelde begroting blijft achterwege als het deuitvoering betreft van een voorziening als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin(feitelijke kosten). In dat geval treedt de offerte als bedoeld in lid 6 in de plaats van debegroting.

  • 6. Nadat het college heeft ingestemd met het bouwplan van een voorziening als bedoeldin artikel 4, derde lid, laatste volzin (feitelijke kosten), overlegt de aanvrager metinachtneming van de hierover gemaakte afspraken als bedoeld in artikel 15, tweede lid,aan het college de aan de aanvrager uitgebrachte offertes voor de uitvoering van devoorziening. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van de offertes overhet bedrag dat definitief beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van devoorziening en over het tijdstip waarop de bekostiging kan ingaan. Het college stelt de aanvrager binnen twee welken na de datum van de beslissing hiervan in kennis. Voor de vaststelling van het bedrag is de offerte met de laagste prijsstelling bepalend.

Artikel 17 Ingaan bekostiging en uitbetaling bedragen

Het college kan bij de beslissing als bedoeld in artikel 16, tweede lid of zesde lid over hettijdstip waarop de bekostiging kan ingaan, bepalen dat de beschikbaarstelling van de geldenin termijnen plaatsvindt. De beschikbaarstelling van de gelden geschiedt dan telkens op een

zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen dievoortkomen uit de realisering van de op het programma geplaatste voorziening.

Artikel 18 Vervallen aanspraak op bekostiging

  • 1. De aanspraak op bekostiging van een voorziening vervalt, indien de aanvrager nietvoor 1 oktober van het jaar volgend op de vaststelling van het programma eenbouwopdracht heeft verleend dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst isgesloten en een afschrift hiervan niet voor 15 oktober daaropvolgend aan het collegeheeft gezonden. De in de eerste volzin bedoelde bouwopdracht is onherroepelijk envermeldt de aanvangsdatum van het werk en de termijn, uitgedrukt in het aantalwerkbare dagen, waarbinnen het werk wordt opgeleverd.De in de eerste volzin bedoelde overeenkomsten zijn onherroepelijk. In geval van eenhuur- of erfpachtovereenkomst wordt daarin de datum van inwerkingtreding vermeld,alsmede de duur van de overeenkomst. In geval van een koopovereenkomst vermeldtdie de datum van aankoop.

  • 2. De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de termijn alsbedoeld in het eerste lid wordt veroorzaakt door bijzondere omstandigheden die nietaan de aanvrager zijn toe te rekenen en de aanvrager voor 1 september een schriftelijkgemotiveerd verzoek heeft ingediend bij het college tot verlenging van de termijn alsbedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college beslist voor 15 september op het verzoek tot verlening van de termijn.Indien het verzoek wordt ingewilligd, wordt in het besluit aangegeven tot welke datumde termijn wordt verlengd.

Hoofdstuk 3 Spoedaanvragen

Artikel 19 Indienen aanvraag

Een aanvraag om bekostiging van een voorziening die gelet op de voortgang van hetonderwijs geen uitstel kan lijden, kan worden ingediend bij het college. De aanvragergebruikt hierbij zo nodig een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 20 Inhoud aanvraag

  • 1. De aanvraag bevat in ieder geval de gegevens zoals vermeld in artikel 7, eerste lid. Inaanvulling daarop moet de aanvrager de volgende gegevens verstrekken:

    • a.

      een nadere aanduiding van de omstandigheden die de voorziening spoedeisendmaken;

    • b.

      de reden waarom de voorziening niet is aangevraagd in het kader van een nogvast te stellen programma;

    • c.

      een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school, die voldoetaan de in bijlage II omschreven eisen, tenzij het een voorziening betreft alsbedoeld in artikel 2 onder a, onderdelen 6° tot en met 8°, en artikel 2 onder d ene.

    • d.

      een begroting van de kosten die zijn gemoeid met de uitvoering als het eenvoorziening betreft als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin (feitelijkekosten).

  • 2. Als naar het oordeel van het college een of meer gegevens als bedoeld in het eerste lidontbreken, deelt het college dit binnen twee weken na datum van indienen van deaanvraag schriftelijk mee aan de aanvrager en stelt deze daarbij in de gelegenheid omde ontbrekende gegevens binnen twee weken na ontvangst van de mededeling in tedienen bij het college. Als de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet binnendie twee weken heeft verstrekt, besluit het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 21 Tijdstip beslissing

  • 1. Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag of binnen twaalfweken nadat de aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt.Binnen twee weken na de datum van de beslissing stelt het college de aanvragerschriftelijk in kennis van het besluit.

  • 2. Als het college een beslissing niet binnen twaalf weken kan geven, stelt het college deaanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen deaanvrager de beslissing wel tegemoet kan zien.

Artikel 22 Inhoud beslissing

  • 1. Het college wijst de aangevraagde voorziening toe als het college heeft vastgesteld dathet treffen van de voorziening, gelet op de voortgang van het onderwijs, geen uitstelkan lijden en geen van de in de Wet op het primair onderwijs opgenomenweigeringsgronden van toepassing is. Bij deze vaststelling past het college de regelstoe met betrekking tot:

    • a.

      de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I;

    • b.

      de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II;

    • c.

      de oppervlakte en indeling van gebouwen als bedoeld in bijlage III.

  • 2. De beslissing van het college kan een gedeelte van de gewenste voorziening omvatten of een andere dan de gevraagde voorziening.

  • 3. Het college vermeldt welk genormeerd bedrag ingevolge bijlage IV, deel A voor detoegewezen voorziening beschikbaar wordt gesteld, dan wel het geraamde bedrag alshet een voorziening betreft als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin (feitelijkekosten). Bij de beschikking stelt het college vast voor welke datum een bouwopdrachtmoet zijn verleend, dan wel een huur-, koop- of erfpachtovereenkomst moet zijngesloten, en voor welke datum een afschrift daarvan aan het college moet zijntoegezonden. De datum waarop een bouwopdracht moet zijn verleend, dan wel eenhuur-, koop- of erfpachtovereenkomst moet zijn gesloten, ligt niet eerder dan zes maanden na de datum van de beschikking van het college.

Artikel 23 Uitvoering beslissing

  • 1. Na de bekendmaking van de beslissing als bedoeld in artikel 21, eerste lid, waarbij eenvergoeding is toegewezen, treedt het college zo spoedig mogelijk in overleg met deaanvrager over de wijze van uitvoering.Het bepaalde in de artikelen 15, 16 en 17 is daarbij overeenkomstig van toepassing,met uitzondering van de in artikel 16, lid 2 genoemde termijn van zes weken, waarvoormoet worden gelezen: drie weken.

  • 2. In het overleg wordt vastgesteld voor welke datum een bouwopdracht moet zijnverleend, dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst moet zijn afgesloten, envoor welke datum de aanvrager een afschrift daarvan aan het college moet inzenden.

Artikel 24 Vervallen aanspraak bekostiging

  • 1. Als niet voor de in artikel 22, derde lid bedoelde tijdstippen een bouwopdracht isverleend, dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is afgesloten en eenafschrift daarvan is gezonden aan het college, vervalt de aanspraak op bekostiging.Ten aanzien van de inhoud van een bouwopdracht, dan wel een koop-, huur- oferfpachtovereenkomst is het daarover gestelde in artikel 18, eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanspraak op bekostiging vervalt niet, als de overschrijding van de datum isveroorzaakt door bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe terekenen en de aanvrager uiterlijk vier weken voor het verstrijken van deze datum eenschriftelijk gemotiveerd verzoek heeft ingediend bij het college tot verlenging van determijn.

  • 3. Dit verzoek schort het vervallen van de aanspraak op bekostiging op totdat het collegeop het verzoek heeft beslist. Als het college het verzoek afwijst, geldt de datum vanbeslissing op het verzoek als vervaldatum, met dien verstande dat deze datum nietvoor de oorspronkelijke vervaldatum kan vallen.

Hoofdstuk 4 Bekostiging van bouwvoorbereiding

Artikel 25 Aanvraag

  • 1. Het bevoegd gezag dat van plan is een aanvraag in te dienen voor plaatsing op hetprogramma van een voor blijvend gebruik bestemde voorziening als bedoeld in artikel3, kan daaraan voorafgaand een aanvraag indienen bij het college voor bekostigingvan de kosten van de bouwvoorbereiding. Het betreft de voorbereiding voorafgaand aan het moment van aanbesteding van die voorziening.

  • 2. De aanvraag wordt gedaan voor 1 februari van het jaar voorafgaand aan het jaarwaarin de bekostiging gewenst wordt. Hierbij wordt zo nodig gebruik gemaakt van eendoor het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:

      • a.

        de naam en het adres van de aanvrager;

      • b.

        de dagtekening;

      • c.

        de naam van de school waarvoor de bekostiging wordt gevraagd;

      • d.

        de reden, de gewenste omvang en de aanduiding van de gewenste locatie vande voorziening;

      • e.

        het gewenste tijdstip van realisering van de voorziening;

      • f.

        een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school die voldoetaan de in bijlage II omschreven vereisten;

      • g.

        als het nieuwbouw betreft ter vervanging van een bestaand gebouw: een rapportwaaruit de bouwkundige noodzaak van de vervanging blijkt. Bij het rapport wordtzo nodig gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier“bouwkundigeopname”.

      • h.

        vervallen

  • 4. Bij het ontbreken van een of meer gegevens als bedoeld in het derde lid, deelt het college dat voor 15 februari schriftelijk mee aan de aanvrager en stelt hem in de gelegenheid om voor 15 maart de gegevens aan te vullen. Als de aanvrager devereiste ontbrekende gegevens niet voor 15 maart heeft verstrekt, besluit het college de aanvraag niet te behandelen. Het college maakt dit besluit aan de aanvrager bekend binnen vier weken na het verstrijken van de hersteltermijn.

Artikel 26 Toelichting en overleg aanvraag

  • 1. Ten aanzien van het geven van een toelichting op de aanvraag of het overleg over debegroting is artikel 9 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Voordat het college besluit over de aanvraag voor bekostiging van bouwvoorbereiding,treedt het college in overleg met de aanvrager. Dit overleg over de aanvraag vindtplaats tezamen met het overleg over programma en overzicht als bedoeld in artikel 10,eerste lid. De leden twee, drie en vier van artikel 10 zijn daarbij van overeenkomstigetoepassing.

Artikel 27 Beschikking op de aanvraag

  • 1. Het college neemt voor het tijdstip als bedoeld in artikel 11 een beslissing over deaanvraag.

  • 2. Het college wijst de aanvraag toe indien en voor zover:

    • a.

      er voldoende middelen voor de vergoeding van de kosten van bouwvoorbereidingbeschikbaar zijn;

    • b.

      de noodzaak van de gewenste voorziening voldoende vaststaat;

    • c.

      er een reële mogelijkheid is dat de voorziening in het gewenste jaar vanuitvoering voor bekostiging in aanmerking kan worden gebracht.

  • 3. Als het college de aanvraag toewijst, vermeldt ze in de beschikking tot welk bedrag dekosten van bouwvoorbereiding worden vergoed. Het bedrag kan in termijnen aan deaanvrager beschikbaar worden gesteld, echter op een zodanig tijdstip dat de aanvragerkan voldoen aan de financiële verplichtingen jegens derden die hij heeft ingeschakeldbij de bouwvoorbereiding.

  • 4. De aanvrager kan aan de toewijzing als bedoeld in het tweede lid geen rechtenontlenen ten aanzien van de plaatsing van de voorziening op enig toekomstigprogramma.

Artikel 28 Vervallen aanspraak bekostiging

De aanspraak bekostiging van bouwvoorbereiding vervalt, indien de aanvrager niet voor 15september van het jaar dat volgt op het jaar waarin de beschikking is genomen,daadwerkelijk is gestart met de bouwvoorbereiding en niet voor 1 oktober daaropvolgendinformatie heeft verstrekt aan het college waaruit dit blijkt.

Hoofdstuk 5 Vordering voor medegebruik en verhuur

Paragraaf 5.1. Vordering voor medegebruik voor onderwijs of educatie

Artikel 29 Aanduiding omstandigheden

Het college kan overgaan tot vordering van een gedeelte van een gebouw of terrein,bestemd voor een school, indien:

  • a.

    er sprake is van een tekort aan huisvestingscapaciteit bij een school berekend volgenshet gestelde in bijlage III, delen A en B en het bevoegd gezag van die school eenaanvraag als bedoeld in artikel 6 of 19 voor medegebruik of uitbreiding heeft ingediend;

  • b.

    het bevoegd gezag van een school een aanvraag voor een anderehuisvestingsvoorziening heeft ingediend en door medegebruik aan de behoefte aanhuisvesting kan worden voorzien;

  • c.

    er sprake is van een tekort aan huisvestingscapaciteit bij een andere school of eeninstelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, vastgesteld aan dehand van de voor die school of instelling gangbare berekeningswijze;

  • d.

    er sprake is van leegstand in een lesgebouw van een school;

  • e.

    er sprake is van leegstand in gymnastiekruimte van een school.

Artikel 30 Omschrijving leegstand

Er is sprake van leegstand in een lesgebouw:

a.wanneer het betreft een gebouw voor een school voor basisonderwijs, indien uitde vergelijking van het aantal vierkante meters bruto vloeroppervlakte zoalsberekend op basis van bijlage III, deel B en de capaciteit van het gebouw invierkante meters bruto vloeroppervlakte zoals vastgesteld op basis van bijlage III,deel A blijkt dat er ten minste een aantal vierkante meters bruto vloeroppervlakteter grootte van de in bijlage III deel C onder § 1.1. genoemde drempelwaarde nietnodig is voor de daar gevestigde school of scholen.

Artikel 31 Nalaten vordering; volgorde van vordering

  • 1. Het college gaat niet over tot vordering voor medegebruik indien het bevoegd gezag deleegstand van het gebouw waarin het beoogde medegebruik dient plaats te vinden ingebruik heeft gegeven aan een andere school of scholen voor het onderwijs aan dieschool of scholen.

  • 2. Het gestelde in het eerste lid is niet van toepassing als het gebruik van die andereschool of scholen kan plaatsvinden in de aan die scholen reeds ter beschikkingstaande huisvestingscapaciteit.

  • 3. Indien er zich in meerdere gebouwen leegstand voordoet is de volgorde van vorderingals volgt:

    • a.

      eerst de leegstand in het gebouw dat in gebruik is bij een school van hetzelfdebevoegd gezag, tenzij uit oogpunt van doelmatigheid het vorderen van leegstandin een ander gebouw een betere oplossing biedt;

    • b.

      vervolgens de leegstand in het gebouw waarin een school van dezelfde richtingis gehuisvest en

    • c.

      vervolgens de leegstand in het gebouw dat het dichtst is gelegen bij hethoofdgebouw van de school waarvoor de vordering plaatsvindt.

  • 4. Het college kan in een individueel geval van de in het derde lid opgenomen volgordeafwijken als de bij de vordering betrokken bevoegde gezagsorganen daarmeeinstemmen.

Artikel 32 Overleg en mededeling

  • 1. Als het college van plan is om over te gaan tot vordering van leegstand in eenlesgebouw of gymnastiekruimte, voert het college daarover overleg met het bevoegdgezag waarvan de leegstand wordt gevorderd en met het bevoegd gezag waarvoor dehuisvesting is bestemd. Dit overleg maakt deel uit van het overleg als bedoeld in artikel10.

  • 2. Binnen vier weken na de vaststelling van het programma als bedoeld in artikel 11, doethet college schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag waarvanhet college vordert. Het college kan van deze mededeling afzien als dat bevoegdgezag in het overleg te kennen heeft gegeven geen bezwaar tegen de vordering tehebben.

  • 3. Als het college van plan is om over te gaan tot vordering in het kader van eenaanvraag als bedoeld in artikel 19 (spoedprocedure), voert het college daarover zospoedig mogelijk overleg met het bevoegd gezag waarvan de leegstand wordtgevorderd en met het bevoegd gezag waarvoor de huisvesting is bestemd.

  • 4. Binnen een week na het overleg als bedoeld in het vorige lid, doet het collegeschriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag waarvan gevorderdwordt. Het college kan van deze mededeling afzien als dat bevoegd gezag in hetoverleg te kennen heeft gegeven geen bezwaar tegen de vordering te hebben.

  • 5. De schriftelijke mededeling van het college als bedoeld in het tweede en het vierde lid,bevat in elk geval:

    • a.

      De naam van de school en het bevoegd gezag waarvan wordt gevorderd;

    • b.

      Een aanduiding van het aantal leerlingen waarvoor het college vordert of, als hetonderwijs in de lichamelijke oefening betreft, het aantal klokuren dat het collegevordert;

    • c.

      Een aanduiding van het gebouw waarop de vordering betrekking heeft;

    • d.

      Een aanduiding van het aantal en het type ruimten dat het college vordert;

    • e.

      De periode waarvoor het college vordert en de ingangsdatum van hetmedegebruik.

Artikel 33 Vergoeding

De bevoegde gezagsorganen stellen in onderling overleg, met inachtneming van dewettelijke bepalingen, een vergoeding voor het medegebruik vast. Indien dit overlegniet tot overeenstemming leidt, geldt het bepaalde in bijlage IV, deel C.

Paragraaf 5.2 Vordering voor medegebruik voor maatschappelijke doeleinden (ex artikel 107 WPO)

Artikel 34 Aanduiding omstandigheden

Het college kan overgaan tot vordering van leegstand voor gebruik voor culturele,recreatieve of andere maatschappelijke doeleinden indien er sprake is van leegstand vaneen lesgebouw zoals bedoeld in artikel 30.

Artikel 35 Overleg en mededeling

  • 1. Voordat het college overgaat tot vordering voert ze overleg met het bevoegd gezag.

  • 2. In dat overleg komt in ieder geval aan de orde:

    • a.

      Voor welke organisatie en welke activiteiten het college vordert;

    • b.

      Of die activiteiten zich verdragen met het onderwijs dat in het gebouw wordtgegeven;

    • c.

      Welke maatregelen eventueel noodzakelijk zijn om te voorkomen dat hetonderwijs hinder van het medegebruik ondervindt;

    • d.

      Wat naar de mening van het college en het bevoegd gezag een redelijkevergoeding voor het medegebruik is;

    • e.

      De datum waarop het medegebruik redelijkerwijs kan beginnen.

  • 3. Binnen vier weken na afloop van het overleg doet het college schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag. Als het overleg heeft geleid tot afspraken, bevat de mededeling in ieder geval die afspraken. Voor zover het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, bevat de mededeling de beslissing van het college over de punten waarover geen overeenstemming bestond. Als het bevoegd gezag in het overleg te kennen heeft gegeven geen bezwaar te hebben tegen de vordering, kan het college afzien van de schriftelijke mededeling als hier bedoeld.

  • 4. De mededeling van het college als bedoeld in het derde lid bevat tevens:

    • a.

      De naam en het adres van de maatschappelijke organisatie en een aanduidingvan de activiteiten waarvoor het college vordert

    • b.

      Een aanduiding van het gebouw waarop de vordering betrekking heeft;

    • c.

      Een aanduiding van het aantal en het type ruimten dat het college vordert;

    • d.

      De periode waarvoor het college vordert en de ingangsdatum van hetmedegebruik.

Paragraaf 5.3 Verhuur

Artikel 36 Toestemming college

  • 1. Voordat het bevoegd gezag een huurovereenkomst sluit, vraagt ze daarvoor de opgrond van artikel 108 van de Wet op het primair onderwijs vereiste toestemming aanhet college.

  • 2. Het verzoek om toestemming wordt schriftelijk gedaan en bevat een aanduiding van dehuurder, en van de bestemming van de te verhuren ruimte.

  • 3. Het college verleent geen toestemming indien;

    • a.

      De bestemming van de te verhuren ruimte in strijd is met bepalingen daaromtrentuit de Wet op het primair onderwijs of andere regelgeving;

    • b.

      De te verhuren ruimte onmiddellijk nodig is voor een school;

    • c.

      De te verhuren ruimte nodig zal zijn voor medegebruik voor maatschappelijkedoeleinden al bedoeld in paragraaf 5.2.

Hoofdstuk 6 Einde gebruik gebouwen en terreinen

Artikel 37 Tijdstip beëindiging gebruik; staat van onderhoud

  • 1. Nadat een gebouw of terrein niet meer voor het bevoegd gezag nodig is voor dehuisvesting van een school wordt het gebruik van het gebouw of het terrein zo spoedigmogelijk beëindigd, doch uiterlijk op de datum genoemd in de door het college en hetbevoegd gezag ondertekende gezamenlijke akte of op de datum zoals vastgestelddoor gedeputeerde staten bij de beslissing als bedoeld in de Wet op het primaironderwijs inzake een geschil over de totstandkoming van een gezamenlijke akte.

  • 2. Als er, naar het oordeel van het college, mogelijk sprake is van achterstallig onderhoudaan het gebouw of het terrein als bedoeld in het eerste lid, dat tot deverantwoordelijkheid van het bevoegd gezag behoort, wordt, voordat deeigendomsoverdracht plaatsvindt, een staat van onderhoud opgemaakt.

  • 3. De staat van onderhoud wordt opgemaakt in opdracht van het college na overleg methet bevoegd gezag.

  • 4. Het college en het bevoegd gezag overleggen over de staat van onderhoud. In hetoverleg wordt, indien van toepassing, vastgesteld welk deel van het onderhoud alsnogdoor het bevoegd gezag wordt uitgevoerd of welk bedrag het bevoegd gezag in deplaats daarvan aan het college betaalt. Indien het overleg niet tot overeenstemmingleidt, stellen partijen vast welke handelwijze wordt gevolgd.

  • 5. Het opmaken van een staat van onderhoud blijft achterwege als dit naar het oordeelvan het college niet nodig is.

Hoofdstuk 7 Gebruik en vergoeding gymnastiekruimte

Artikel 38 Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit; inroostering gebruik

  • 1. 1.Een bevoegd gezag verstrekt jaarlijks voor 1 april voorafgaand aan het volgendeschooljaar een opgave van de voor dat schooljaar voor de school gewensteonderwijsgebruik van een gymnastiekruimte. Deze opgave bevat de volgendegegevens:

    • de gewenste omvang van het onderwijsgebruik uit gedrukt in een aantal klokuren;

    • de aanduiding van de gymnastiekruimte waarin he t gebruik gewenst is;

  • 2. De jaarlijkse opgave als bedoeld in het eerste lid, wordt beschouwd als een aanvraag in de zin van artikel 19 (spoedeisend karakter), met dien verstande dat op de afhandeling van een dergelijke aanvraag het bepaalde in dit artikel van toepassing is.

  • 3. Het college stelt jaarlijks voor 1 mei voor het daaropvolgende schooljaar op basis vaningediende opgaven een voorstel tot inroostering vast van het onderwijsgebruik doorbasisscholen van de in Oostzaan gelegen gymnastiekruimten. Hiertoe wordt hetgewenste onderwijsgebruik afgezet tegen de beschikbare capaciteit van degymnastiekruimten, waarbij wordt uitgegaan van een capaciteit van 26 klokuren pergymnastiekruimte.

  • 4. Het college neemt bij de vaststelling van het voorstel tot inroostering het volgende inacht:

    • a.

      De afstanden in relatie tot de omvang van het onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte als volgt:

    _ 1 kilometer hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik van tenminste 20 klokuren;

    _ 3,5 kilometer hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik van tenminste 15 klokuren;

    _ 7,5 kilometer hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik van tenminste 5 klokuren.

    • b.

      Het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school dat eigenaar is van een gymnastiekruimte wordt voor de betreffende school het eerste ingeroosterd voor die gymnastiekruimte;

    • c.

      Het gymnastiekonderwijs van een school wordt zoveel mogelijk ingeroosterd in één gymnastiekruimte.

  • 5. Het voorstel tot inroostering vermeldt per school voor basisonderwijs de volgendegegevens:

    • a.

      Het aantal klokuren waarvoor de school wordt ingeroosterd in een gymnastiekruimte;

    • b.

      De aanduiding van de gymnastiekruimte waarin en de tijden gedurende welke het onderwijsgebruik plaatsvindt;

    • c.

      Een nadere onderverdeling van het aantal klokuren per gymnastiekruimte wanneer het gebruik in meer dan één gymnastiekruimte plaatsvindt;

    • d.

      Voor zover het gewenste aantal klokuren hoger is dan het aantal klokuren dat ingevolge artikel 38, eerste lid voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt, wordt vermeld hoeveel klokuren voor rekening komen van het bevoegd gezag van de school. Het college neemt het aantal klokuren als bedoeld in dit lid onder d slechts op in het voorstel tot inroostering voor zover daarvoor nog capaciteit beschikbaar is, nadat rekening is gehouden met het totale klokuurgebruik dat voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt.

  • 6. Het college stuurt het voorstel tot inroostering binnen twee weken na vaststelling toeaan de bevoegde gezagsorganen van de basisscholen. De bevoegde gezagsorganenworden daarbij uitgenodigd voor een overleg over het voorstel. Dit overleg vindt plaatsbinnen twee weken na toezending van het voorstel. In het overleg worden devertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen in de gelegenheid gesteld tereageren op het voorstel tot inroostering.

  • 7. Het college stelt voor 15 juni en met inachtneming van de reacties van de bevoegdegezagsorganen de definitieve inroostering vast van het gebruik van degymnastiekruimten voor het volgende schooljaar. Als het college daarbij afwijkt van dereacties van de bevoegde gezagsorganen, dan motiveert het college dat.

  • 8. Binnen twee weken na vaststelling van de inroostering ontvangen de bevoegdegezagsorganen een schriftelijke mededeling van het college over de inroostering in debeschikbare gymnastiekruimten van de basisscholen die onder hun gezag staan. Dezemededeling is te beschouwen als een beslissing in de zin van artikel 22 en, indien vantoepassing, een beslissing in de zin van artikel 32, vierde lid.

Artikel 38a vereenvoudigde vaststelling rooster

Als de bevoegde gezagsorganen in overeenstemming met elkaar een voorstel voorinroostering insturen dat voldoet aan het gestelde in artikel 38, kan het college volstaan metvaststelling van het rooster volgens dat voorstel.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 40 Hardheidsclausule en onvoorziene gevallen

  • 1. In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin de verordeningniet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan van het bepaalde in deze verordening afwijken in gevallen waarin dezeverordening niet voorziet, die tot kennelijke onbillijkheid leiden of tot situaties leidenwaarmee geen aanwijsbaar belang is gediend.

Artikel 41 Indexering

Het college stelt jaarlijks de normbedragen vast die in het kader van deze verordeningworden gehanteerd voor de vergoeding van de voorzieningen, en wel op basis van de inbijlage IV, deel A opgenomen prijsindexen en systematiek van prijsbijstelling.

Artikel 42 Citeerartikel, intrekking voorgaande verordening en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening onderwijshuisvestingOostzaan 2013.

  • 2. Deze verordening treedt in werking acht dagen nadat zij is bekend gemaakt.

  • 3. De verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Oostzaan, zoals die voorafgaand aan voorliggende verordening gold en was vastgesteld op 23 maart 2009, wordt ingetrokken acht dagen nadat de intrekking is bekend gemaakt.

  • 4. Op aanvragen die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze verordening, is voorzover nodig de verordening als bedoeld in lid 3 van toepassing.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van de Raad van de gemeente Oostzaan op
25 maart 2013
de griffier, de voorzitter,
E.H.M. Ouwehand-Brussel P. Möhlmann

Bijlage 1 beoordelingscriteria

Bijlage 2 regels voor prognoses

Bijlage 3 criteria voor oppervlakte en indeling

Bijlage 4 Financiële normering

Bijlage 5 urgentiecriteria