Verordening maatschappelijke participatie kinderen Oostzaan 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Verordening maatschappelijke participatie kinderen Oostzaan 2015

Overwegende, dat het van wezenlijk belang wordt geacht dat kinderen zich door maatschappelijke participatie kunnen ontplooien en ontwikkelen en daarin niet belemmerd worden door de financiële positie van hun ouders, dat gemeenten daaraan dienen bij te dragen door het voeren van beleid, gericht op inkomensondersteuning;

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    maatschappelijke participatie:

    het deelnemen aan activiteiten met een sportief, educatief, sociaal dan wel cultureel karakter door schoolgaande kinderen van ouders met een laag inkomen;

    voorziening:

    een vorm van financiële ondersteuning of ondersteuning in natura, gericht op de maatschappelijke participatie van kinderen en/of volwassenen met een laag inkomen, van de deelname ter bevordering van maatschappelijke participatie;

    laag inkomen:

    een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de Participatiewet.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Doelgroep

  • 1. De belanghebbende met een inkomen niet hoger dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm met ten laste komende kinderen.

  • 2. In afwijking van artikel 4, eerste lid onder e van de Participatiewet, wordt onder een ten laste komende kinderen ook verstaan het kind van 18 jaar of ouder voor wie de leer- of kwalificatieplicht geldt, zoals bedoeld in artikel 4 van de Leerplichtwet.

Artikel 3 Toepassingsbereik

  • 1. De gemeenteraad beschouwt het als zijn taak om de maatschappelijke participatie te bevorderen en het aantal schoolgaande kinderen dat belemmeringen ondervindt in die participatie door de financiële positie van hun ouders of verzorgers, terug te dringen.

  • 2. Deze verordening stelt regels over de wijze waarop de in het eerste lid genoemde taak door het college wordt uitgevoerd, met inbegrip van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie.

Artikel 4 Verantwoordelijkheid college

  • 1. Het college zet zich in voor het tot stand komen en ondersteunen van diensten door natuurlijk- en rechtspersonen die naar haar oordeel bijdragen aan maatschappelijke participatie.

  • 2. Het college biedt op grond van artikel 35 van de Participatiewet voorzieningen aan, die gericht zijn op maatschappelijke participatie.

  • 3. Het college werkt bij het bevorderen van maatschappelijke participatie samen met natuurlijke- en rechtspersonen, voor zover die samenwerking naar het oordeel van het college daaraan bijdraagt.

Artikel 5 Groepskenmerken en kostencategorieën

  • 1. Het college verstrekt een voorziening aan personen, die gezien hun inkomen niet in staat zijn om maatschappelijk te participeren en daardoor niet kunnen deelnemen aan sociaal, culturele en/of maatschappelijke activiteiten.

  • 2. De kosten van deze voorziening worden als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten aangemerkt en daarmee aanwezig geacht als een belanghebbende onder de in het eerst lid omschreven groep valt.

Artikel 6 Beleid en voorzieningen

  • 1. Het college geeft uitvoering aan het beleid ter bevordering van de maatschappelijke participatie door de bekostiging van sociale- of maatschappelijke activiteiten aan het schoolgaand kind.

  • 2. Het college kan daarnaast bij beleidsregels uitvoering geven aan bevordering van de maatschappelijke participatie van volwassenen, zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De voorwaarden en de hoogte van deze voorzieningen wordt door het college in beleidsregels vastgelegd.

Artikel 7 Vorm van een voorziening

  • 1. Het college stelt de vorm vast waarin de voorzieningen worden verstrekt.

  • 2. Bij het bepalen van de vorm kiest het college voor de vorm die het meest doeltreffend is om de maatschappelijke participatie te bevorderen.

  • 3. De in het eerste lid genoemde bijstand wordt verstrekt in de vorm van een financiële voorziening en/of een regeling in natura die zich richt op deelname aan sport of sociaal - culturele dan wel maatschappelijke activiteiten.

Artikel 8 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt op 1 januari 2015.

  • 2. Bij de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening maatschappelijke participatie kinderen WWB Oostzaan 2013, ingetrokken.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke participatie kinderen WWB Oostzaan 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 15 december 2014
voorzitter
raadsgriffier

Toelichting

Algemeen deel

Oostzaan is een gemeente die volop in beweging is binnen het Sociaal Domein. Grote waarde wordt gehecht aan participatie in de samenleving, het vergroten van zelfredzaamheid en de eigen kracht van de burgers. Voor kinderen van ouders met een laag inkomen is deze deelname van essentieel belang, omdat het bijdraagt aan een positieve ontwikkeling van het kind.

Het op jonge leeftijd “meedoen” en het niet vanwege het lage inkomen van de ouders uitgesloten worden, is voor de ontwikkeling van een kind van essentieel belang.

Deelname aan sociaal-, culture- of maatschappelijke activiteiten brengt kosten met zich mee, die door ouders met een laag inkomen niet of moeizaam zijn op te brengen, waardoor deze kosten binnen deze gezinnen aanwezig worden geacht.

Om te voorkomen dat kinderen om financiële redenen niet aan dergelijke activiteiten deel kunnen nemen acht de raad het wenselijk voor deze kosten een regeling te treffen.

Gezien het maatschappelijk belang heeft de raad ervoor gekozen hieraan invulling te geven, door voor personen met een laag inkomen een regeling in te stellen om de mogelijkheden te vergroten en deelname aan de maatschappelijke participatie te bevorderen.

Gekozen is voor een groepsgewijze benadering, die kosten gerelateerd is. De verordening voorziet er om die reden in dat de verstrekkingen niet voor een ander doel gebruikt kunnen worden dan waarvoor ze bedoeld zijn.

Artikelsgewijze toelichting

Alleen de artikelen die een toelichting behoeven worden hier toegelicht.

Artikel 2 Doelgroep

Het is wenselijk dat kinderen met een leer- of kwalificatieplicht zo lang mogelijk onderwijs blijven volgen, maar ook participeren in de samenleving. Bij het bereiken van de 18 jarige leeftijd kunnen deze kinderen op grond van de Participatiewet niet meer worden aangemerkt als een ten laste komend kind. Voor deze regeling wordt hierop een uitzondering gemaakt omdat de financiële positie van deze kinderen en de ouders niet zodanig wijzigt dat dit ondersteuning van de gemeente overbodig zou maken.

Artikel 4 Verantwoordelijkheid college

Het college is samen met andere maatschappelijke instellingen verantwoordelijk voor maatschappelijke participatie.

In het eerste lid is bepaald dat het college zich inzet voor dienstverlening door derden. Maatschappelijke participatie is niet een exclusieve taak van de overheid. Ook allerlei maatschappelijke instellingen dragen daaraan bij. In het derde lid is vastgelegd wie tot de doelgroep behoort.

Het derde lid geeft uitdrukking aan dat armoedebestrijding niet alleen iets is van de gemeente, maar ook van onze maatschappelijke instellingen, die hierbij een belangrijke rol spelen.

Artikel 5 Groepskenmerken en kostencategorieën

In het eerste lid van dit artikel is vastgelegd wie voor deze regeling in aanmerking komt.

Het tweede lid legt een verband tussen kosten en noodzaak om deze voorziening aan de in het eerste lid omschreven groep aan te bieden.

Artikel 6 Beleid en voorzieningen

In dit artikel is de opdracht aan het college geformuleerd om uitvoering te geven aan deze verordening en de wijze waarop.

Artikel 7 Vorm van een voorziening

Uitgangspunt van het beleid is dat een zo groot mogelijke doelgroep wordt bereikt. Daarbij is het van belang dat de voorziening daadwerkelijk voor het beoogde doel wordt gebruikt.

Hierbij is het uitgangspunt dat de meest doeltreffende vorm wordt gekozen.