Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening 212: de financiële beheersverordening gemeente Opmeer 2008

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening 212: de financiële beheersverordening Gemeente Opmeer 2008

De raad van de gemeente Opmeer besluit,

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

vast te stellen:

de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Opmeer.

1.Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Opmeer en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

2.Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt de programma-indeling van de programmabegroting vast.

  • 2. De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de programmabegroting wordt een overzicht gegeven van de raming van de producten per programma en bij het jaarverslag wordt een overzicht gegeven van de feitelijke productrealisatie.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kaders ontwerp-begroting

  • 1. Het college biedt voor 1 juni aan de raad een perspectiefnota aan met een voorstel voor het beleid en financiële kaders van de ontwerp-begroting voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. De raad stelt deze nota uiterlijk in de maand juli vast.

  • 2. De ramingen van de onderhoudsbudgetten in de ontwerp-begroting worden gebaseerd op de meerjarige onderhoudsplannen, zoals die door de raad minimaal 1 maal per 4 jaar zijn vastgesteld.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per product, het overzicht algemene dekkingsmiddelen en de kostenverdeelstaat.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling stelt de raad tevens het investeringsprogramma vast. Voor categorie A (vervangingsinvesteringen) autoriseert de raad het college tot het doen van uitgaven. Voor categorie B (nieuwe en/of uitbreidingsinvesteringen) dienen in het betreffende dienstjaar steeds afzonderlijke voorstellen ter vaststelling resp. autorisatie aan de raad te worden voorgelegd.

  • 3.

    Het college is bevoegd tot het verschuiven tussen budgetten binnen hetzelfde programma, tenzij deze verschuiving leidt tot een wijziging in de realisatie van beleidsdoelstellingen en/of de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt. In dit geval is de gemeenteraad bevoegd. Indien gebruik wordt gemaakt van voormelde bevoegdheid, wordt dit achteraf, via een begrotingswijziging geformaliseerd.

  • 4.

    Voor niet in de begroting opgenomen verplichtingen of geringe overschrijdingen informeert het college de raad achteraf over niet geraamde extra of nieuwe uitgaven inzake:

    • ?

      investeringen niet groter dan 10% van het oorspronkelijk krediet met een maximum van, resp. ten bedrage van € 10.000;

    • ?

      aankoop en verkoop van goederen en diensten niet groter dan € 5.000;

    • ?

      meerjarige verplichtingen waarvan de jaarlijkse lasten niet groter zijn dan € 5.000;

    • ?

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties niet groter dan € 5.000.

Voor de toepassing van bovengenoemde procedure zijn de volgende criteria vastgesteld:

  • ?

    de uitgave past in het kader van de door de raad in de programmabegroting vastgestelde doeleinden, en

  • ?

    de uitgave was bij het opstellen van de begroting niet te voorzien, én

  • ?

    de uitgave is spoedeisend en kan geen uitstel verdragen.

    • 5.

      Niet geraamde uitgaven die binnen voormelde kaders (zie lid 4) vallen en voldoen aan de daarin gestelde criteria, zullen worden meegenomen in de periodieke voortgangsrapportage (Voor- of Najaarsnota) inzake de uitvoering van de begroting.

    • 6.

      Niet in de begroting geraamde investeringen, aankoop en verkoop van goederen en diensten, meerjarige verplichtingen en te verstrekken leningen, waarborgen en garanties welke uitkomen boven voormelde grensbedragen dienen door het college vooraf aan de raad ter vaststelling te worden voorgelegd.

Hiervoor gelden de volgende criteria:

  • ?

    de uitgave heeft politiek/bestuurlijk prioriteit, en

  • ?

    voor de uitgave is blijkend uit de meerjarenbegroting dekking beschikbaar of in de perspectiefnota is dekking aangewezen.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over (de afwijkingen in) realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste vier en de eerste acht maanden van het begrotingsjaar en doet voorstellen ter actualisering van de begroting.

  • 2.

    De tussenrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a)

      de baten en lasten per programma;

    • b)

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c)

      het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b;

    • d)

      realisatie en raming van de investeringskredieten;

    • e)

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f)

      het resultaat na bestemming, volgend uit de onderdelen d en e,

  • 3.

    In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten in de begroting groter dan 10% met een minimum van € 2.500,00 toegelicht.

3. Financieel beleid

Artikel 7. Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden lineair in maximaal 5 jaar afgeschreven.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. Voor het afschrijven van materiele vaste activa met economisch nut en maatschappelijk nut (artikel 35 BBV) worden de methodieken en termijnen gehanteerd zoals vermeld in de door de raad vastgestelde activanota.

  • 4. Het college biedt 1 maal per vier jaar een (bijgestelde) activanota aan. De raad stelt deze nota vast.

  • 5. Activa met een verkrijgingprijs van minder dan € 5.000,00 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen.

Artikel 8. Voorziening voor oninbare vorderingen

1.Voor openstaande vorderingen betreffende:

  • a)

    onroerende zaakbelasting gebruikers;

  • b)

    onroerende zaakbelasting eigenaren;

  • c)

    hondenbelasting;

  • d)

    rioolrechten;

  • e)

    forensenbelasting;

  • f)

    toeristenbelasting;

  • g)

    afvalstoffenheffing,

wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis ter grootte van een individuele beoordeling op inbaarheid van openstaande vorderingen.

2.Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 9. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding voorzieningen;

    • c.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • d.

      en de maximale looptijd.

  • 3. Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 10. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3. Het rentepercentage voor de rentetoerekening aan de activa wordt bij begroting vastgesteld.

Artikel 11. Vaststelling hoogte gemeentelijke heffingen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke heffingen (belastingen en retributies).

Artikel 12. Financieringsfunctie

  • 1.Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a)

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b)

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c)

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • d)

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2.

    Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a)

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met minimaal een A rating afgegeven door tenminste één gezaghebbende rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%;

    • b)

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

    • c)

      derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico’s;

    • d)

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • e)

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

      3.Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofd van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

4. Financieel beheer en interne controle

Artikel 13. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 14. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 15. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

5. Financiële organisatie

Artikel 16. Financiële organisatie

1.Het college zorgt voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

    2.De besluiten genoemd onder letters a en b (organisatiebesluit) en d (treasurystatuut) van het eerste lid worden ter kennisname aan de raad aangeboden.

Artikel 17. Inkoop en aanbesteding

Het college zorgt voor en legt vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten.

Artikel 18. Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college zorgt voor en legt vast de interne regels (protocol) voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen.

6. Slotbepalingen

Artikel 19. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2009. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Deze verordening treedt in de plaats van de ‘Financiële verordening gemeente Opmeer', vastgesteld door de raad op 6 november 2003.

Artikel 20. Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam ‘Financiële verordening gemeente Opmeer 2008'.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 8 mei 2008.

de griffier,

M.C.G.M. de Vree-Bekker

de voorzitter,

G.J.A.M. Nijpels