Algemene inspraakverordening Opsterland 2006

Geldend van 01-01-2006 t/m heden

Intitulé

Algemene inspraakverordening Opsterland 2006

Algemene inspraakverordening Opsterland 2006

De raad van de gemeente Opsterland;

gelezen het voorstel van het college van 27 september 2005, inzake de Algemene inspraakverordening Opsterland 2006;

gelet op artikel 150 van de Gemeentewet,

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Algemene inspraakverordening Opsterland 2006

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland;

  • b.

    beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

  • c.

    bestuursorgaan: een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld of een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed, in de zin van artikel 1:1 Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • d.

    (het verlenen van) inspraak: het na openbare bekendmaking bieden van gelegenheid om aan het college een zienswijze te geven over een beleidsvoornemen; ten aanzien van gemeentelijke beleidsvoornemens kenbaar maken van een zienswijze en daarover van gedachten wisselen;

  • e.

    inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven.

Artikel 2 Object van inspraak

  • 1.

    Inspraak kan in beginsel op alle terreinen van het gemeentelijk bestuur worden verleend.

  • 2.

    In elk geval wordt inspraak verleend over beleidsvoornemens betreffende:

    • a.

      de fysieke ruimte op het gebied van milieu, natuur, ruimtelijke ordening en dorpsvernieuwing;

    • b.

      het welzijn van (groepen van) inwoners en aspecten hiervan.

  • 3.

    In ieder geval wordt geen inspraak verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving, waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen, bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is, dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • f.

      indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 3 Subject van inspraak

Inspraak wordt verleend aan belanghebbenden in de zin van art. 1:2 van de Awb.

Artikel 4 Inspraakprocedure

  • 1.

    De procedure van afdeling 3.4 van de Awb is op inspraak van toepassing, tenzij het college ten aanzien van een specifiek beleidsvoornemen anders besluit.

  • 2.

    Indien het college bij de inspraakprocedure afwijkt van de procedure van afdeling 3:4 van de Awb, omvat de inspraakprocedure in ieder geval:

    • a.

      de wijze waarop inspraak wordt verleend;

    • b.

      de termijn van de inspraak;

    • c.

      een omschrijving van de mate waarin en de voorwaarden waaronder de in artikel 3 genoemden invloed op het beleidsvoornemen kunnen uitoefenen;

    • d.

      een omschrijving van de wijze waarop het in artikel 6 bedoelde eindverslag wordt bekendgemaakt.

Artikel 5 Eindverslag

  • 1.

    Ter afronding van de inspraak maakt het college een eindverslag op.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde procedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij gemotiveerd wordt aangegeven op welke punten het beleidsvoornemen al dan niet wordt gewijzigd.

  • 3.

    Het college maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze bekend.

  • 4.

    De burgemeester betrekt het eindverslag bij het burgerjaarverslag.

Artikel 6 Klachtrecht

  • 1.

    Een ieder kan over de wijze van uitvoering van deze verordening en de inspraakprocedure bij het college schriftelijk een klacht indienen.

  • 2.

    Een klacht, als bedoeld in het eerste lid, wordt uiterlijk vier weken na afloop van de inspraakprocedure ingediend.

  • 3.

    Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift omtrent de ingediende klacht. Het college kan deze termijn met ten hoogste vier weken verdagen.

  • 4.

    Het college brengt de beslissing over het klaagschrift onmiddellijk ter kennis van de klager.

Artikel 7 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    De verordening kan worden aangehaald als “Algemene inspraakverordening Opsterland 2006”.

  • 2.

    De verordening treedt in werking op 1 januari 2006.

  • 3.

    Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Algemene inspraakverordening Opsterland, zoals laatstelijk gewijzigd op 25 mei 2000, ingetrokken.

    Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 7 november 2005.

    De griffier, De voorzitter,