Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Oss 2011

Geldend van 13-01-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Oss 2011

Onderwerp:

Volgnummer

Vaststellen Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Oss 2011

Dienst/afdeling

PWI

De raad van de gemeente Oss;

gezien het voorstel van de Stuurgroep Oss-Lith d.d. 23 november 2010;

gelet op de artikelen 8 en 36 van de Wet Werk en Bijstand;

besluit:

Vast te stellen de volgende verordening:

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Oss 2011

I. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB).

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder

    • a.

      wet: de Wet werk en bijstand

    • b.

      langdurig: een aaneengesloten periode van 36 maanden

    • c.

      laag inkomen: een inkomen dat niet hoger is dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in artikel 32 van de wet

    • d.

      peildatum: de datum waarop de belanghebbende langdurig een laag inkomen, geen in aanmerking te nemen vermogen en geen uitzicht op inkomensverbetering heeft

II. Recht op langdurigheidstoeslag

Artikel 2 Langdurig, laag inkomen

Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig inkomen is voldaan als gedurende referteperiode het inkomen niet uitkomt boven 100 procent van de bijstandsnorm. Hierbij is de situatie op de peildatum bepalend.

Artikel 3 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1.

    De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a)

      Voor gehuwden/samenwonenden € 500,00

    • b)

      Voor een alleenstaande ouder € 450,00

    • c)

      Voor een alleenstaande € 350,00

  • 2.

    a Wanneer in geval van een echtpaar één van de partners niet aan de voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor een langdurigheidstoeslag, komen beide partners niet in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag.

2 b Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten ingevolge art 11 of art 13 eerste lid van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

3.De langdurigheidstoeslag is een vorm van bijzondere bijstand en derhalve op basis van artikel 46 lid 2 van de wet, niet vatbaar voor beslag.

III. Slotbepalingen

Artikel 4 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de rechthebbende afwijken van de bepaling in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 5 Beleid

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Artikel 6 Indexering

De bedragen in de verordening worden jaarlijks geïndexeerd.

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als: Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Oss 2011.

Artikel 9 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 13 januari 2011.

  • 2.

    De Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Oss, vastgesteld in de vergadering van 25 juni 2009, wordt ingetrokken op de dag van inwerkingtreding als bedoeld in het vorige lid.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 3 januari 2011.

De gemeenteraad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,

drs. P.H.A. van den Akker H.W.M. Klitsie.

Coll:

Bekend gemaakt d.d. 12 januari 2011

Bron: Oss Actueel

In werking getreden d.d. 13 januari 2011

TOELICHTING

ALGEMEEN

Decentralisatie langdurigheidstoeslag

Per 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd naar gemeenten. De langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komenvoor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben en geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven, extra ondersteuning nodig hebben.

In het Bestuursakkoord Rijk- Gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de

langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de

wettelijke grondslag, zij het dat daarnaast aan artikel 8 is toegevoegd dat gemeenten in een

verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen.

Bevoegdheid gemeenten

In artikel 36, eerste lid, is de rechtsgrond voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:

Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21

jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in

aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op

inkomensverbetering.”

In artikel 8 wordt bepaald dat de gemeenteraad door middel van een verordening

regels stelt die in ieder geval betrekking hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en

de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen. Het is

een verplichting om een verordening vast te stellen, geen bevoegdheid.

Bijzondere bijstand

Artikel 5 onderdeel d WWB bepaalt dat LDT een vorm van bijzondere bijstand is. Dit betekent

dat alle bepalingen van de WWB onverkort van toepassing zijn op de LDT. Dit met uitzondering

van de bepalingen specifiek genoemd in artikel 36 lid 5 WWB.

Doelgroep

De langdurigheidstoeslag komt thans toe aan personen die gedurende drie jaar een inkomen op

of onder bijstandsniveau ontvangen. De doelgroep bestaat daarmee feitelijk grotendeels uit

personen met een bijstandsuitkering. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was in artikel 36

eerste lid WWB (nieuw) nog opgenomen dat de langdurigheidstoeslag bedoeld was voor

personen “die door gebrek aan arbeidsmarktperspectief geen uitzicht hadden op

inkomensverbetering”. De gemeenteraad diende vervolgens bij verordening te bepalen wat

wordt verstaan onder “gebrek aan arbeidsmarktperspectief”. Doordat het amendement Spies

c.s. is aangenomen, is dit criterium uit de wettekst geschrapt en heeft de gemeenteraad geen

verplichting c.q. bevoegdheid meer daarover regels te stellen in de verordening. Gehandhaafd is

het criterium dat “geen uitzicht op inkomensbetering” mag bestaan. Daarmee is beoogd om

bepaalde groepen die over concreet perspectief op inkomensverbetering beschikken, zoals

studenten, uit te kunnen sluiten van het recht op langdurigheidstoeslag. Het is aan het college

om daarover beleid vast te stellen.

Hoogte van de toeslag

Gemeenten kunnen zelf de hoogte van de toeslag bepalen, alsmede de wijze waarop indexering plaatsvindt. Daarbij moet bedacht worden dat naar mate de toeslag lager wordt, er minder recht wordt gedaan aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, een extra voorziening voor –vaak onverwachtevervangingsuitgaven.

Om die reden is gekozen voor een bedrag dat iets hoger is dan de huidige

normbedragen. Hiermee wordt tegelijkertijd tegemoet gekomen aan de jaarlijkse indexering.

Langdurig

De referteperiode is bepaald op drie jaar. Er is bewust (nu) niet voor gekozen

om het recht op langdurigheidstoeslag ook toe kennen bij een inkomen boven bijstandsniveau.

Van deze bevoegdheid wordt om een tweetal redenen geen gebruik gemaakt.

Op de eerste plaats omdat dit ongewenste armoedevaleffecten in zich heeft. Weliswaar doen

deze armoedevaleffecten zich ook voor bij de grens van 100% van de bijstandsnorm, maar

zullen belanghebbenden die uitstromen doorgaans een dermate hoger inkomen ontvangen, dat

het verlies van de langdurigheidstoeslag minder wordt gevoeld. Bij een hogere inkomensgrens

bestaat er een risico dat belanghebbenden “”blijven steken”” bij een inkomen tot bijvoorbeeld

120% van de bijstandsnorm.

Op de tweede plaats omdat het in aanmerking laten komen van belanghebbenden met een

inkomen van bijvoorbeeld 110% van de bijstand niet valt te rijmen met de wettelijke uitsluiting

van belanghebbenden van 65 jaar of ouder. Zij zijn immers uitgesloten van het recht op

langdurigheidstoeslag, omdat hun inkomen al voldoende hoger zou zijn dan de bijstandsnorm

voor belanghebbenden tot 65 jaar. Het verschil is echter maar ongeveer 5 tot 9 % (het exacte

percentage is afhankelijk van de vraag of iemand een alleenstaande, alleenstaande ouder of

gehuwde is). Het hanteren van een grens van 110% zou daarom maken dat de uitsluiting van

65-plussers in dat geval strijdig is met het verbod op leeftijdsdiscriminatie zoals dat is

vastgelegd in artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke

Rechten. De feitelijke ruimte is dus beperkt tot een grens van maximaal ongeveer 105 % van de

bijstandsnorm.

Laag inkomen

Gemeenten hebben volledige vrijheid om een inkomensgrens te kiezen. In de verordening wordt

gekozen voor een inkomensgrens van een inkomen op of onder bijstandsniveau. Hierin wordt

afgeweken van het huidige Osse minimabeleid, wat uitgaat van een inkomensgrens van 120%

van het geldende minimum.

Beide partners moeten aan voorwaarden voldoen

Beide partners dienen aan de voorwaarden voor langdurigheidstoeslag te voldoen. Hoewel de

tekst van artikel 36, eerste lid WWB suggereert dat het recht persoonsgebonden is, dwz. dat de

toeslag ook ‘een persoon’, dus een individuele belanghebbende kan worden toegekend, blijkt uit de jurisprudentie dat het begrip ‘persoon’ moet worden gelezen in relatie tot de bepalingen

over de hoogte van de toeslag. Omdat daar een normbedrag voor gehuwden wordt genoemd,

neemt de CRvB aan dat het recht slechts aan beiden gezamenlijk kan worden toegekend (zie

CRvB 8 augustus 2006, LJN: AY8382). Voldoet één van de partners op de peildatum niet aan de

voorwaarden, dan kan daarom ook geen langdurigheidstoeslag worden verstrekt aan het

echtpaar.

Geen ambtshalve verstrekking

In artikel 36 wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de

mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een

vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet

worden of er een recht bestaat.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Eerste lid

Omdat deze verordening wordt vastgesteld ter uitvoering van een in de WWB als

medebewindswet gegeven opdracht, hebben de in deze verordening gebruikte begrippen

dezelfde betekenis als in de WWB. Voor de uitleg van de gehanteerde begrippen als ‘gezin’,

‘langdurigheidstoeslag’, ‘alleenstaande ouder’ e.d. wordt verwezen naar de begripsbepalingen

in de WWB, de artikelen 1 t/m 6. Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ geldt dat daarmee

tevens bedoeld is de bijstandsuitkering die wordt verstrekt. De langdurigheidstoeslag wordt

toegekend met ingang van de datum waarop aan de voorwaarden is voldaan. Na indiening van

een aanvraag dient beoordeeld te worden wat de peildatum is. De peildatum is gesteld op

datum aanvraag. De vroegst mogelijke peildatum is 1 januari 2009, dat is de datum waarop

artikel 36 WWB nieuw (mogelijk met terugwerkende kracht) in werking treedt.

Tweede lid

Hierin is vastgelegd wat onder “wet”, “langdurig” en “laag inkomen” wordt verstaan. Daarmee

is uitvoering gegeven aan de opdracht die de wetgever in artikel 8 WWB aan de gemeenteraad

heeft gegeven om deze begrippen nader in te vullen. Verwezen wordt naar de toepasselijke

bijstandsnorm. Daarmee wordt bedoeld de bijstandsnorm genoemd in artikel 5 onderdeel c

WWB.

Artikel 2

De langdurigheidstoeslag wordt verleend met ingang van de datum waarop de persoon voldoet

aan alle voorwaarden van de langdurigheidstoeslag zijnde langdurig een laag inkomen, geen in

aanmerking te nemen vermogen en geen uitzicht op inkomensverbetering.

Artikel 3

Eerste lid

In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld.

Het huidige onderscheid tussen de drie leefvormen is in stand gelaten, te weten de

alleenstaande, de alleenstaande ouder en het gehuwden/samenwonenden. Hoewel dit niet met

zoveel woorden is geregeld worden co-ouders in aansluiting op de huidige praktijk, als een

gezin aangemerkt. De peildatum is bepalend voor de leefvorm en voor de hoogte van de toeslag.

Tweede lid

A Indien één van de beide gehuwden niet in aanmerking komt voor langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de aan de langdurigheidstoeslag verbonden voorwaarden (art 36 WWB) of de bepalingen in deze verordening, hebben beide partners geen recht. Het recht op de langdurigheidstoeslag komt beide partners namelijk gezamenlijk toe. Ze moeten daarom beiden, zowel gezamenlijk als afzonderlijk, voldoen aan de gestelde voorwaarden.

B Wanneer er echter sprake is van een niet-rechthebbende partner, komt de rechthebbende partner in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Belanghebbende moet echter wel nog steeds als een gehuwde worden beschouwd. Het gezinsinkomen moet dus worden getoetst aan de norm van artikel 21 onderdeel c WWB.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt dat in bijzondere gevallen het college ten gunste van de belanghebbende kan

afwijken van de bepalingen in deze verordening. Afwijken van de wet is niet mogelijk.

Afwijken kan alleen maar ten gunste, nooit ten nadele. Met nadruk is vermeld: in bijzondere

gevallen. Afwijken is eerder uitzondering dan regel. In verband met precedentwerking dient

door het college duidelijk aangegeven te worden waarom in een bepaalde situatie wordt

afgeweken. Het van toepassing zijn van de hardheidsclausule dient voldoende kenbaar te zijn,

dat wil zeggen in zowel de rapportage als de beschikking.