Regeling vervallen per 01-01-2009

Subsidieverordening, algemeen 2006

Geldend van 12-05-2006 t/m 31-12-2008

Intitulé

Subsidieverordening, algemeen 2006

De raad van de gemeente Oud-Beijerland

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 maart 2006;

gelet op de Welzijnswet 1994, de Wet op het specifiek cultuurbeleid, de Wet collectieve preventie volksgezondheid, de Wet op de jeugdzorg, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de Algemene Subsidie Verordening gemeente Oud-Beijerland 2006:  

Hoofdstuk 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening zijn de volgende begripsbepalingen van toepassing

  • a.

    gemeente : de gemeente Oud-Beijerland;

  • b.

    raad : de raad van de gemeente van Oud-Beijerland;

  • c.

    college : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oud-Beijerland;

  • d.

    instelling : elke instelling of groepering van personen, niet zijnde een publiekrechtelijke instantie, die zich zonder winstoogmerk ten doel stelt het ontplooien van een of meer activiteiten;

  • e.

    Awb : de Algemene wet bestuursrecht;

  • f.

    beleidsregel : een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan (art. 1:3 Awb);

  • g.

    subsidie : de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten (art. 4:21 Awb);

  • h.

    subsidieverlening : het toekennen van een subsidie aan een instelling voorafgaande aan de subsidieperiode;

  • i.

    voorschot : de toekenning aan een instelling op basis van een beschikking tot subsidieverlening van vooruitbetalingen op de subsidie vooruitlopende op de definitieve subsidievaststelling;

  • j.

    subsidievaststelling : de vaststelling van de subsidie aan een instelling na afloop van de subsidieperiode; k. subsidieplafond : het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift (art. 4:22 Awb);

  • k.

    boekjaarsubsidie : subsidie die per kalenderjaar wordt verleend voor uitvoering van activiteiten;

  • l.

    budgetsubsidie : een subsidie in de vorm van een vast bedrag of een vast bedrag per prestatie voor de uitvoering van activiteiten waarvan de raad en/of college deze naar aard, inhoud, omvang en/of beoogde effecten (willen) beïnvloeden;

  • m.

    eenmalige subsidie : subsidie die voor een bepaalde , niet structurele of regelmatig terugkerende, activiteit wordt verleend;

  • n.

    investeringssubsidie : subsidie aan een instelling verleend in de kosten van oprichting, verbouw, aanbouw of anderszins verbetering van een clubaccommodatie binnen de gemeente, waaronder mede te verstaan de inrichting;

  • o.

    uitvoeringsovereenkomst : de overeenkomst gesloten tussen college en aanvrager ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening (art. 4:36 Awb);

  • p.

    voorwaarde : de door het college aan de subsidiebeschikking verbonden voorwaarde strekkende tot het bereiken van de door het college vastgestelde doel van de subsidie;

  • q.

    verplichting : de door het college aan de subsidiebeschikking verbonden verplichting om handelingen te verrichten dan wel na te laten (afdeling 4.2.4. Awb).

Hoofdstuk 2 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1 Deze verordening is van toepassing op alle door de gemeente te verlenen subsidies, behoudens in gevallen waarin voor de verlening van deze subsidies in andere wet-, of regelgeving is voorzien.

Artikel 3 Prioriteiten

  • 1 De raad kan voor het verlenen van subsidie prioriteiten stellen;

  • 2 De raad kan voor het verlenen van subsidie bepaalde activiteiten uitsluiten.

Artikel 4 Beleidsregels

  • 1 Het college kan ter uitvoering van deze verordening beleidsregels vaststellen;

  • 2 Bij beleidsregels kunnen de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verleend nader worden bepaald alsmede nadere criteria worden gesteld, die voor de subsidieverlening gelden;

  • 3 Bij beleidsregels kunnen nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot de verplichtingen die aan de subsidieverlening kunnen worden verbonden;

  • 4 Het college houdt bij de vaststelling van de beleidsregels rekening met de door de raad gestelde prioriteiten en de activiteiten die de raad uitsluit voor het verlenen van subsidie.

Artikel 5 Weigeringsgronden

  • 1 Geen subsidie wordt verleend aan instellingen ten behoeve van activiteiten die:

    • a.

      doelstellingen beogen of die in strijd zijn met de Wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • b.

      een partijpolitiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk doel beogen;

    • c.

      een onderscheid maken tussen deelnemers aan de activiteiten op grond van kenmerken en eigenschappen die in redelijkheid niet relevant zijn voor de aard en de inhoud van de activiteit;

    • d.

      niet in hoofdzaak zijn gericht op of in het belang zijn van de inwoners van de gemeente Oud-Beijerland of aanvullend daarop andere inwoners van de Hoeksche Waard;

    • e.

      als doublure van al bestaande activiteiten beschouwd kunnen worden, tenzij op grond van spreiding, bereikbaarheid en/of identiteit een zekere pluriformiteit geboden is;

    • f.

      niet begeleid worden of niet binnen redelijke termijn begeleid gaan worden door een zodanig verantwoorde leiding dat voldoende waarborgen bestaan ten aanzien van deskundigheid en bekwaamheid;

    • g.

      met inbegrip van de gevraagde subsidie financieel niet uitvoerbaar zijn;

    • h.

      in hoofdzaak de commerciële belangen van de aanvrager dient;.

  • 2 De subsidie aan een instelling wordt geweigerd indien er gegronde reden bestaat aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden inkomsten en uitgaven, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

  • 3 De aanvraag voor subsidie wordt niet in behandeling genomen indien de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt nadat de aanvrager een hersteltermijn is geboden.

  • 4 De subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      de instelling failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

    • b.

      de activiteiten reeds plaatsgevonden hebben alvorens een aanvraag om subsidie is ingediend;

    • c.

      door verstrekking van de subsidie een subsidieplafond zal worden overschreden;

  • 5

    • a.

      Subsidiering van activiteiten kan worden geweigerd, indien de instelling zelf in de kosten daarvan kan voorzien uit eigen middelen en/of middelen van derden;

    • b.

      Onder eigen middelen wordt verstaan: 1. inkomsten uit contributies; 2. inkomsten uit deelnemersbijdragen; 3. donaties, erfstellingen en legaten; 4. door de instelling gereserveerde gelden in bestemmingsreserves en voorzieningen; 5. het deel van de algemene reserve dat het maximum zoals omschreven in artikel 19 van deze verordening te boven gaat;

  • 6 De subsidie voor een activiteit met een regionaal karakter kan worden geweigerd als andere gemeenten in de regio niet of onvoldoende subsidie verlenen voor de betrokken activiteit, die zich naast de inwoners van Oud-Beijerland ook richt op de inwoners van deze andere gemeenten;

  • 7

    • a.

      De subsidie aan een instelling kan worden ingetrokken of ten nadele van de subsidie-ontvanger worden gewijzigd indien veranderde inzichten of gewijzigde omstandigheden zich binnen de gemeente voordoen, die zich in overwegende mate tegen voortzetting van de subsidieverlening verzetten, zolang de subsidie nog niet definitief is vastgesteld;

    • b.

      Zo spoedig mogelijk nadat het college zich het oordeel heeft gevormd dat de omstandigheden zoals in lid 7 sub a van dit artikel zich voordoen zal de gemeente dit aan de instellingen ter kennis brengen;

    • c.

      In geval de omstandigheden als bedoeld in de lid 7 sub a van dit artikel zich naar het oordeel van het college zich voordoen zijn de artikelen 4:50 respectievelijk 4:51 van de Awb van toepassing.

Artikel 6 Subsidieplafond

  • 1 De raad kan per kalenderjaar of een andere door het college te bepalen tijdvak een subsidieplafond vaststellen zoals bedoeld in artikel 4:22 van de Awb;

  • 2 Een subsidieplafond kan worden ingesteld voor één of meerdere , in de beleidsregels ter uitvoering van deze verordening genoemde, beleidsgebieden dan wel voor het totaal van de reikwijdte van de verordening;

  • 3 De hoogte van het subsidieplafond wordt uiterlijk vastgesteld en bekendgemaakt vóór de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld;

  • 4 Bekendmaking van het subsidieplafond geschiedt op de voor de gemeente algemeen gebruikelijke wijze door publicatie in de gemeentelijke informatierubriek;

  • 5 De wijze van verdeling van het beschikbare bedrag wordt bij besluit tot vaststelling van het subsidieplafond bekendgemaakt;

  • 6 De wijze van verdeling kan per beleidsgebied verschillen.

Artikel 7 Begrotingsvoorbehoud

Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt zij verleend onder de voorwaarde dat door de gemeenteraad voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Hoofdstuk 3 AANVRAAG SUBSIDIE

Artikel 8 Termijn van aanvraag

  • 1 Een aanvraag om een boekjaarsubsidie dient vóór 1 april van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd bij het college ingediend te worden;

  • 2 Het college stelt aanvraagformulieren beschikbaar aan instellingen die een boekjaarsubsidie aanvragen zoals bedoeld in lid 1.

  • 3 Het college kan ontheffing verlenen voor het tijdstip van indienen van een aanvraag zoals datum van indiening bepaald. Bij het besluit tot ontheffing wordt tegelijkertijd een nieuwe uiterlijke beschikbaar;

  • 4 Indien de aanvraag om subsidie voor een activiteit wordt ingediend nadat de instelling reeds met de activiteit is gestart, kan het college besluiten om de subsidie niet in behandeling te nemen.

  • 5 Aanvragen om investeringssubsidie worden bij het college ingediend vóór 1 april van het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar, waarin de met de aanvraag te realiseren investering is voorzien;

  • 6 Indien op de datum van 1 april van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar de aanvraag om subsidie niet of niet compleet is ingediend wordt aan de instelling door het college een hersteltermijn van twee weken geboden om de ontbrekende stukken alsnog in te dienen;

  • 7 In voorkomende gevallen kan het college de hersteltermijn verkorten of verlengen indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven;

  • 8 Indien naast een subsidie in de investering de aanvrager een aanvraag doet om gemeentegarantie van een door aanvrager bij een (derde) geldgever aan te gane geldlening worden beide aanvragen gelijktijdig ingediend. In de aanvraag dient aanvrager aannemelijk te maken dat de, uit de aan te gane verplichtingen voortvloeiende, lasten ook toekomstgericht zullen leiden tot een sluitende exploitatie van aanvrager;

  • 9 Een aanvraag om eenmalige subsidie kan in verschillende tijdvakken ingediend worden. De beleidsregels geven hier nadere informatie over.

Artikel 9 In te dienen stukken

  • 1 De aanvraag om subsidieverlening bevat in ieder geval:

    • a.

      naam, adres en woonplaatsgegevens van de aanvrager;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd alsmede een beschrijving van de activiteit(en) waarvoor de subsidie wordt gevraagd;

  • 2 Het college kan:

    • a.

      richtlijnen vaststellen waaraan de in te dienen bescheiden dienen te voldoen;

    • b.

      binnen een door hen te bepalen termijn overlegging van andere stukken of anderszins nadere informatie vragen, indien dit voor de beoordeling van de subsidieaanvraag nodig achten;

  • 3 Het college kan ontheffing verlenen van een of meerdere van de in lid 1 en/of 2 van dit artikel gestelde eisen, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd of geen aanwijsbaar belang daarmee is gediend.

Artikel 10 Eerste aanvraag om subsidie

  • 1 Bij de eerste subsidieaanvraag legt de instelling in ieder geval over:

    • a.

      de oprichtings-, of stichtingsakte;

    • b.

      een exemplaar van de geldende statuten en het huishoudelijk reglement;

    • c.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • d.

      de financiële jaarstukken van de instelling zoals die voor het laatst zijn vastgesteld;

    • e.

      een begroting;

    • f.

      een overzicht van voorzieningen en reserves;

  • 2 Het college bepaalt aan de hand van de aanvraag of de instelling dient te overleggen een verklaring van een accountant omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid van de jaarstukken of een verklaring van de kascontrolecommissie waarin de juistheid van de cijfers wordt verklaard.

  • 3 Het college kan ontheffing verlenen van een of meer in het eerste lid gestelde eisen;

  • 4 Het college kan in daartoe geëigende gevallen nadere eisen stellen over de vorm en inhoud van de financiële jaarstukken c.q. de verklaringen die de juistheid en rechtmatigheid van de stukken onderbouwen. Zonodig kunnen Burgemeester en wethouders een onderzoek doen instellen door een door hen aan te wijzen deskundige naar de juistheid van de aangeleverde gegevens.

Hoofdstuk 4 SUBSIDIEVERLENING

Artikel 11 Beschikking tot subsidieverlening

  • 1 Algemeen

    • a.

      Het college kan in de subsidiebeschikking nadere verplichtingen opnemen over de wijze waarop de controle door een deskundige op de rechtmatige besteding van de subsidie door de instelling moet plaatsvinden;

    • b.

      Het college kan verplichtingen verbinden aan de kwaliteitsnormen waaraan de controlerende instantie dient te voldoen.

  • 2 Boekjaarsubsidies

    • a.

      Het college besluit op de aanvraag om subsidieverlening voor een boekjaarsubsidie vóór 15 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie is gevraagd;

    • b.

      De subsidiebeschikking wordt vóór de aanvang van het jaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd aan de instelling toegezonden;

    • c.

      De subsidiebeschikking vermeldt een omschrijving van de activiteiten of een verwijzing naar de daaraan ten grondslag liggende plannen waarvoor de subsidie wordt verleend;

    • d.

      De subsidiebeschikking vermeldt de soort subsidie;

    • e.

      De beschikking tot subsidieverlening geeft aan op welke wijze aanvrager rekening en verantwoording dient af te leggen over de uitgevoerde activiteiten;

    • f.

      In de subsidiebeschikking wordt tevens aangegeven óf en zo ja op welke wijze bevoorschotting op de subsidie wordt verleend.

  • 3 Eenmalige subsidies.

    • a.

      Het college besluit op aanvragen om eenmalige subsidies;

    • b.

      De beschikking tot subsidieverlening geeft aan op welke wijze aanvrager rekening en verantwoording dient af te leggen over de uitgevoerde activiteiten;

    • c.

      Het college besluit op een aanvraag om een eenmalige subsidie vóór aanvang van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • d.

      De subsidiebeschikking vermeldt een verwijzing en een korte omschrijving van het projectplan op basis waarvan de subsidie wordt verleend;

    • e.

      In de subsidiebeschikking wordt aangegeven de wijze waarop het college de doelmatigheid en rechtmatigheid van de subsidieverlening zal doen controleren;

    • f.

      In de beschikking tot subsidieverlening wordt tevens aangegeven óf en zo ja op welke wijze bevoorschotting op de subsidie wordt verleend;

    • g.

      Indien een evaluatie is voorzien wordt in de beschikking tot subsidieverlening aangegeven op welke wijze en grondslag de evaluatie dient plaats te vinden, in daartoe geëigende gevallen wordt tevens aangegeven welke gemeentelijke functionaris(sen) bij de evaluatie worden betrokken. Tevens wordt bepaald wanneer de evaluatie dient te hebben plaatsgevonden en op welke wijze de gegevens aan de gemeente worden bekend gemaakt.

  • 4 Investeringssubsidies.

    • a.

      De aanvraag om een investeringssubsidie dient ondersteund te worden door een onderbouwing waarin gemotiveerd wordt dat de investering noodzakelijk is voor het uitvoeren van activiteiten van de betrokken vereniging of instelling;

    • b.

      De aanvraag om een investeringssubsidie wordt vergezeld van een deugdelijke investeringsbegroting alsmede een dekkingsplan waaruit blijkt dat in de financieringsbehoefte van de instelling tengevolge van de realisatie van de investering wordt gedekt;

    • c.

      De aanvraag om een investeringssubsidie wordt vergezeld van een meerjarenexploitatiebegroting waaruit blijkt dat de toekomstige lasten van de investering door de instelling kunnen worden gedekt;

    • d.

      Het college geeft in de beschikking tot verlening van de investeringssubsidie aan op welke wijze de instelling rekening en verantwoording af moet leggen over de besteding van de subsidie;

    • e.

      Het college vermeldt in de subsidiebeschikking de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan voordat tot uitbetaling van de subsidie wordt overgegaan.

  • 5 Garantstelling.

    • a.

      De instelling die een geldlening aangaat bij een handelsbank voor investeringen ten behoeve van de realisatie, verbouw, aanbouw van de clubaccommodatie, kan bij het college een aanvraag indienen voor het afgeven van gemeentegarantie voor de juiste betaling van rente en aflossing van de geldlening;

    • b.

      De aanvraag dient vergezeld te gaan van een deugdelijke investeringsbegroting alsmede een dekkingsplan waaruit blijkt dat in de financieringsbehoefte van de instelling tengevolge van de realisatie van de investering wordt gedekt;

    • c.

      De aanvraag dient vergezeld te gaan van een meerjarenexploitatiebegroting waaruit blijkt dat de extra lasten ten gevolge van het aangaan van de geldlening door de instelling in de exploitatie kunnen worden gedekt;

    • d.

      Indien de instelling ten behoeve van dezelfde investering ook een aanvraag om investeringssubsidie verzoekt, dienen beide aanvragen gelijktijdig te worden ingediend;

    • e.

      Het college besluit binnen 3 maanden na indiening van de aanvraag om een garantstelling definitief of de gemeente Oud-Beijerland de gevraagde garantstelling zal verlenen;

    • f.

      Het college stelt bij of krachtens deze verordening nadere regels met betrekking tot de voorwaarden waaronder de garantstelling wordt afgegeven.

Artikel 12 Meerjarige subsidies

  • 1 Het college kan een meerjarige subsidie voor maximaal drie kalenderjaren verlenen;

  • 2 Bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat een aanvraag tot vaststelling van de subsidie telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, wordt ingediend.

Hoofdstuk 5 ALGEMENE EN BIJZONDERE VOORWAARDEN EN VERPLICHTINGEN

Artikel 13 Uitvoeringsovereenkomst

Het college kan in de subsidiebeschikking bepalen dat ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een overeenkomst met aanvrager wordt gesloten. In de subsidiebeschikking wordt de bepaling opgenomen.

Artikel 14 Bevoorschotting

  • 1 Het college kan de instelling bij het besluit tot subsidieverlening een of meerdere voorschotten verlenen;

  • 2 Voorschotten als bedoeld in het eerste lid, worden verrekend bij de definitieve vaststelling van de subsidie;

  • 3 Het college kan de verplichting tot betaling van het voorschot opschorten indien een instelling naar hun oordeel niet of niet in voldoende mate aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen voldoet;

  • 4 Indien de beschikking tot subsidieverlening geen bepalingen omvat inzake bevoorschotting kan de instelling aan wie de beschikking is verzonden schriftelijk aan het college verzoeken alsnog te besluiten tot bevoorschotting;

  • 5 Het college besluit over het verzoek van de instelling. Indien het verzoek wordt afgewezen dan vermeldt de beschikking op het verzoek de motivering van het besluit.

Artikel 15 Voorwaarden

  • 1 Het college kan aan de beschikking tot subsidieverlening nadere voorwaarden verbinden;

  • 2 De aan de subsidieverlening verbonden voorwaarden kunnen slechts worden gegeven voor zover ze ondersteunend zijn aan de met de subsidieverlening te bereiken doelstellingen.

Artikel 16 Verplichtingen

Het college kan naast de bepalingen van deze verordening verplichtingen opleggen als bedoeld in artikel 4:37 Awb, met betrekking tot:

  • a.

    de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

  • c.

    het voor de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent subsidie;

  • d.

    de te verzekeren risico’s;

  • e.

    het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

  • f.

    het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

  • g.

    het beperken of wegnemen van nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

  • h.

    het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door de instelling gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoordelijkheid daarover.

Artikel 17 Verplichtingen instelling

  • 1 Erfstelling

    • a.

      Indien een instelling die subsidie van de gemeente ontvangt bij testamentaire beschikking tot erfgename wordt benoemd, zal de nalatenschap bij openvalling slechts mogen worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving;

    • b.

      De instelling brengt de door haar ontvangen schenkingen, erfstellingen, legaten en dergelijke in het jaar van ontvangst ten bate van de exploitatie van de instelling, tenzij deze uitdrukkelijk door de erflater voor fondsvorming zijn bestemd;

    • c.

      In geval het ontvangen bedrag voor fondsvorming is bedoeld wordt het college geïnformeerd over het doel van de fondsvorming en de wijze waarop middelen uit het fonds zullen worden besteed.

  • 2 Beëindiging van de instelling.

    • a.

      Indien de instelling die een subsidie van de gemeente ontvangt ophoudt te bestaan of een besluit neemt om geen verdere activiteiten meer te ontplooien of uit te voeren of in een zodanige toestand is geraakt dat feitelijk geen activiteiten meer worden uitgevoerd, ongeacht wat daarvan de achterliggende oorzaak of reden is, wordt het college onverwijld geïnformeerd;

    • b.

      Door de subsidieverstrekking op aanvraag van de instelling verkrijgt de gemeente het recht om bezittingen van de instelling op te eisen voor zover zij (mede) met gelden uit de subsidieverstrekking zijn verworven;

    • c.

      Onder bezittingen worden in dit verband verstaan: - a. liquide middelen; - b. saldi van betalingsrekeningen, deposito’s, spaarrekeningen e.d. waarop de financiële middelen van de instelling zijn gestort of in bewaring gegeven; - c. alle roerende en onroerende zaken; - d. alle andere eigendommen uit welke titel dan ook die de instelling heeft verworven voor de uitvoering van haar activiteiten;

    • d.

      Bij verzuim van de verplichting van de instelling tot mededeling van de in het eerste lid vermelde besluit stelt de gemeente het laatst fungerende bestuur dan wel de leden daarvan aansprakelijk voor de alsdan door de gemeente geleden schade;

    • e.

      Het college besluit over de inzet van de op deze wijze verkregen bezittingen van de instelling.

Artikel 18 Toestemming college

  • 1 De instelling aan wie subsidie is verleend, verricht, behoudens toestemming van burgemeester en wethouders geen van de volgende handelingen:

    • a.

      het oprichten dan wel deelnemen in een andere rechtspersoon;

    • b.

      het wijzigen van de statuten;

    • c.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

    • d.

      het aangaan of beëindigen van overeenkomsten tot vervreemding, verkrijging of bezwaring van registergoederen, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

    • e.

      het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

    • f.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de instelling zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • g.

      het vormen van fondsen en reserveringen;

    • h.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • i.

      het doen van aangifte van faillissement of het aanvragen van surseance van betaling.

Artikel 19 Reservevorming

  • 1 Instellingen mogen voorzieningen treffen voor de in hun bezit zijnde roerende en onroerende zaken ter vervanging van die zaken. Voor de hoogte van de reservering is de oorspronkelijke aanschaffingsprijs alsmede een redelijke inschatting van de levensduur van de zaak maatgevend;

  • 2 Instellingen mogen een bestemmingsreserve en een algemene reserve vormen;

  • 3 Ten aanzien van de bestemmingsreserve gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      het vormen van een bestemmingsreserve is alleen toegestaan met voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders;

    • b.

      de hoogte van de bestemmingsreserve mag niet meer zijn dan noodzakelijk is voor de realisering van de doelen;

    • c.

      het vormen van de bestemmingsreserve mag niet leiden tot exploitatietekorten;

    • d.

      het doel van de bestemmingsreserve moet overeenkomen met de doelstelling van de instelling;

    • e.

      de rente van de gevormde bestemmingsreserve moet ten goede komen aan de exploitatie van de instelling;

    • f.

      de doelen van de bestemmingsreserve mogen niet gewijzigd worden zonder voorafgaande toestemming van het college.

  • 4 De maximumhoogte van de algemene reserve bedraagt 5% van de som van:

    • a.

      totaal aan lasten in het desbetreffende jaar;

    • b.

      \de eigen inkomsten exclusief de verkregen subsidies;

  • 5 De algemene reserve mag door de instelling - behalve voor de dekking van exploitatietekorten - worden ingezet op incidentele basis voor experimenten, nieuwe activiteiten en/of onderzoeken. Voor de besteding van de algemene reserve – anders dan voor de dekking van een exploitatiekort - is de instemming van het college noodzakelijk.

Hoofdstuk 6 PROJECTENFONDS

Artikel 20 Eenmalige subsidies op basis van projectenfonds

  • 1 De raad stelt een projectenfonds in, waaruit eenmalige subsidies kunnen worden verkregen voor eenmalige activiteiten.

Artikel 21 Aanvraag subsidieverlening uit het projectenfonds

  • 1 De aanvragen worden in behandeling genomen conform door het college vastgestelde criteria.

  • 2 De aanvragen worden beoordeeld conform door het college vastgesteld criteria.

Hoofdstuk 7 VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 22 Aanvraag om subsidievaststelling

  • 1 De instelling aan wie subsidie is verleend dient uiterlijk 3 maanden na afloop van de activiteit of de periode waarvoor de subsidie is verleend bij het college een aanvraag in tot subsidievaststelling;

  • 2 De aanvraag tot vaststelling van de subsidie geeft aan of de activiteiten hebben plaatsgevonden in overeenstemming met de subsidieverlening;

  • 3 Bij de aanvraag wordt rekening gehouden met en verantwoording afgelegd over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten en kan artikel 16 lid h van deze verordening van toepassing zijn;

  • 4 Het college kan:

    • a.

      richtlijnen vaststellen waaraan de in te dienen bescheiden dienen te voldoen;

    • b.

      binnen een door hen te bepalen termijn overlegging van andere stukken of anderszins nadere informatie vragen, indien dit voor de beoordeling van de aanvraag om vaststelling nodig achten;

  • 5 Het college besluit op de aanvraag voor het vaststellen van een boekjaarsubsidie voor 1 september van het jaar volgend op het jaar waarvoor de boekjaarsubsidie is verleend;  

  • 6 Het college beschikt op de aanvraag tot subsidievaststelling voor de overige subsidies binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag;

  • 7 Het college kan zonodig in voorkomende gevallen een andere termijn bepalen en doet daarvan mededeling aan de betreffende instelling;

  • 8 Het college stelt de subsidie in overeenstemming met de subsidieverlening vast indien de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn uitgevoerd en indien aan de eventueel opgelegde verplichtingen als bedoeld in artikel 16 van deze verordening is voldaan;

  • 9 Het college kan op grond van artikel 4:46, tweede lid, Awb, de subsidie lager vaststellen, indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de instelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      indien blijkt dat de instelling onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze onjuiste of onvolledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten.

  • 10 Wanneer de aanvraag tot vaststelling niet of niet volledig wordt ingediend, wordt een hersteltermijn van 2 weken geboden. Wanneer na deze hersteltermijn de stukken nog steeds niet of niet volledig zijn, wordt de subsidie ambtshalve, door het college, vastgesteld.

Artikel 23 Uitbetaling

Binnen 8 weken na dagtekening van de beschikking tot vaststelling van de subsidie wordt het subsidiebedrag betaald of verrekend met gedane voorschotten.

Hoofdstuk 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 24 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen en voor zover toepassing van deze verordening zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het College afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 25 Indexering

De boekjaarsubsidies worden jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de index voor het Bruto Binnenlands Product.

Artikel 26 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Algemene subsidieverordening gemeente Oud-Beijerland 2006’;

  • 2 Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006;

  • 3 Bij gelijke datum vervalt de Algemene subsidieverordening gemeente Oud-Beijerland 2004’;

  • 4 Deze verordening zal worden bekendgemaakt door het plaatsen van het besluit tot vaststelling van deze verordening in de gemeentelijke informatierubriek.

Artikel 27 Overgangsbepaling

  • 1 Deze verordening is van toepassing op subsidieaanvragen voor de jaren 2007 en verder.

  • 2 De Algemene Subsidieverordening 2004 blijft van toepassing op de voor 1 januari 2006 ingediende subsidieaanvragen voor subsidie voor de jaren tot en met 2006, alsmede voor de definitieve vaststelling van de betreffende subsidie, die achteraf plaatsvindt. Ten aanzien van instellingen die op grond van meerjarenafspraken door de gemeente worden gesubsidieerd en waarvan de subsidietermijn nog niet is afgelopen op de datum van inwerkingtreding van deze verordening, gelden de bepalingen van deze verordening eerst bij ingang van de nieuwe subsidietermijn.

  • 3 Ten aanzien van de eenmalige subsidies geldt het volgende:

    • a.

      Wanneer een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt ingediend in 2006 voor een activiteit die ook in 2006 plaatsvindt, dan geldt de Algemene Subsidieverordening 2004;

    • b.

      Wanneer een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt ingediend in 2006 voor een activiteit die in 2007 plaatsvindt, dan geldt de Algemene Subsidieverordening 2006;

    • c.

      Wanneer ingediend in 2007 of later, dan geldt de Algemene Subsidieverordening 2006.

Artikel 28 Slotbepaling

  • 1 Het college kanvoor zover de omstandigheden dat gewenst en/of noodzakelijk maken, van één of meer van de in deze verordening opgenomen bepalingen, voorschriften en voorwaarden aan aanvrager ontheffing verlenen;

  • 2 In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet kan het college nadere regels vaststellen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oud-Beijerland, gehouden op 24 april 2006,
de griffier, de voorzitter,