Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek 2013

Geldend van 04-07-2013 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2013

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek 2013

De raad van de gemeente Oude IJsselstreek;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 26 februari 2013;

gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en op artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels vast te stellen over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen kunnen worden gecompenseerd in de vorm van doorverwijzing naar een algemeen toegankelijke voorziening, een algemeen toegankelijke Wmo-voorziening of voor een individuele Wmo-voorziening in natura, een financiële vergoeding of een persoonsgebonden budget;

b e s l u i t

vast te stellen de

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek 2013.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen (op alfabetische volgorde)

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • 1

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend.

  • 2

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd, eventueel via een doorverwijzing, door een organisatie op het terrein van zorg en welzijn of een commerciële dienstverlener en een adequate oplossing biedt voor de beperkingen die belanghebbende ondervindt.

  • 3

    Belanghebbende: een persoon met een beperking of een chronisch psychisch probleem of psychosociaal probleem, als bedoeld in artikel 1, 1ste lid onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet.

  • 4

    Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek: beleidsregels op basis waarvan de compensatie in het kader van Wmo wordt ingevuld. Deze beleidsregels worden in beginsel vierjaarlijks vastgesteld door het college.

  • 5

    Belemmeringen: moeilijkheden die een belanghebbende heeft om te kunnen participeren.

  • 6

    Beperkingen: moeilijkheden die een belanghebbende heeft met het uitvoeren van activiteiten.

  • 7

    Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek: nadere, met name financiële, uitwerking van de verordening in een besluit, vast te stellen door het college.

  • 8

    Bouwkundige of woontechnische aanpassing: een aanpassing van de woning zelf, ter compensatie van de problemen die in de woning spelen ten aanzien van de bewoner met een beperking.

  • 9

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

  • 10

    Compensatiebeginsel: de algemene gemeentelijke wettelijke taak om personen met aantoonbare beperkingen, zoals bedoelt in de Wmo, artikel 4, lid 1, door het treffen van voorzieningen een zodanige uitgangspositie te verschaffen dat zij in aanvaardbare mate zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie op de vier domeinen van de Wmo (art. 4 lid1).

  • 11

    het College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek,

  • 12

    Eigen bijdrage/eigen aandeel: een door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek van toepassing zijn.

  • 13

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening die kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager en van zijn echtgeno(o)t(e).

  • 14

    Gebruikelijke zorg: de normale zorg die partners of ouders, inwonende kinderen en huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Gebruikelijke zorg strekt zich verder uit dan huishoudelijke hulp.

  • 15

    Het Gesprek: Het proces van vraagverheldering en het maken van afspraken over passende oplossingen waarbij het resultaat centraal staat.

  • 16

    Goedkoopst adequate oplossing: de algemene of individuele Wmo-voorziening die naar objectieve maatstaven gemeten, van de geschikte oplossingen de meest goedkope, maar nog wel adequate oplossing biedt voor het compenseren van de beperkingen van een belanghebbende.

  • 17

    Hoofdverblijf: de woonruimte waar de belanghebbende met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres deze persoon in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, dan wel zal staan ingeschreven.

  • 18

    Huishoudelijke hulp: schoonmaakwerkzaamheden bij de cliënt thuis. De voorziening die de het college aanbiedt ter ondersteuning van het voeren van een huishouden, indien het zelf uitvoeren van de huishoudelijke taken niet mogelijk is als gevolg van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek en er geen oplossing mogelijk is binnen de leefeenheid of voorliggende voorziening. De voorziening kan worden toegekend als zorg in natura of als een hiermee vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget.

  • 19

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een huishouden voert.

  • 20

    Individuele Wmo-voorziening: een voorziening die op basis van onderzoek naar de individuele situatie kan worden toegekend aangeboden op voorwaarde dat een algemene of een algemene Wmo-voorziening geen adequate oplossing biedt.

  • 21

    Leefeenheid: een eenheid bestaande uit:

    • Gehuwde personen die al dan niet tezamen met een of meer ongehuwde minderjarige of meerderjarige ongehuwde personen duurzaam een huishouden voeren;

    • Een meerderjarige ongehuwde persoon die met een of meer ongehuwde minderjarige of meerderjarige personen een huishouden voert;

      waarbij onder gehuwde personen ook ongehuwd samenwonenden en andere meerderjarigen die met elkaar samenwonen worden opgevat.

  • 22

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijk verkeer, te weten

    • het voeren van een huishouden;

    • het zich in en om de woning verplaatsen;

    • het zich zodanig lokaal verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen;

    • het ontmoeten van andere mensen om op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan en onderhouden.

  • 23

    Mantelzorger: een persoon die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet.

  • 24

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening.

  • 25

    Meldformulier: een papieren danwel digitaal formulier van de gemeente Oude IJsselstreek dat kan worden gebruikt door de belanghebbende om de probleem, vraag of behoefte te melden aan de gemeente. Hiermee wordt geen aanvraag ingediend voor een Wmo-voorziening. Naar aanleiding van dit formulier wordt een gesprek geregeld of vindt een doorverwijzing plaats.

  • 26

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek te stellen regels van toepassing zijn.

  • 27

    Psychosociaal probleem: het verlies van zelfstandigheid of deelname aan het maatschappelijk verkeer.

  • 28

    Resultaat: het maatschappelijk kunnen participeren op de vier gebieden van Wmo, waarbij in eerste instantie wordt uitgegaan van eigen capaciteiten van belanghebbende en algemene of collectieve voorzieningen.

  • 29

    Roerende woonvoorziening: een losse woonvoorziening, niet aard- en nagelvast met de woning verbonden, ter compensatie van de problemen die in de woning spelen ten aanzien van de bewoner met een beperking.

  • 30

    Voorliggende voorziening: een verzamelnaam voor alle voorzieningen buiten deze verordening waarop de belanghebbende aanspraak zou moeten maken dan wel een beroep op zou moeten doen ter oplossing van de ondersteuningsvraag, maar die geen algemene Wmo-voorziening betreffen.

  • 31

    Voorziening in natura: een voorziening die in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.

  • 32

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • 33

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

HOOFDSTUK 2 COMPENSATIEPLICHT

Artikel 2.1 Reikwijdte compensatieplicht gemeente

Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4 van de wet wordt iedere belanghebbende door het college gefaciliteerd om in alle redelijkheid te komen tot het behalen van de volgende resultaten:

  • 1.

    wonen in een schoon, leefbaar en voor de bewoner geschikt huis;

  • 2.

    beschikken over een georganiseerd huishouden;

  • 3.

    beschikken over primaire levensbehoeften;

  • 4.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • 5.

    thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • 6.

    gebruikmaken van hulpmiddelen om zich te verplaatsen in, om en nabij het huis;

  • 7.

    de mogelijkheid om zich lokaal te kunnen verplaatsen per vervoermiddel;

  • 8.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten.

Artikel 2.2 Individueel maatwerk

Het college gaat in gesprek met belanghebbenden die het niet alleen redden en gaat samen met die belanghebbende en het sociaal netwerk van de belanghebbende op zoek naar een vorm van ondersteuning die recht doet aan de situatie waarin hij of zij zich bevindt.

In het gesprek wordt in eerste instantie gezocht naar oplossingen die op eigen kracht en via het sociale netwerk bereikt kunnen worden. Daarna wordt gekeken naar algemene voorzieningen en collectieve voorzieningen. Als ook dat het resultaat niet kan opleveren, komt de individuele voorziening in beeld.

Bij het bepalen van de oplossing houdt de gemeente rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de belanghebbende en de financiële capaciteit van de aanvrager om zelf in maatregelen te voorzien.

Omdat elke situatie anders is levert de gemeente maatwerk.

Artikel 2.3 Begrenzingen compensatieplicht

  • 1.

    Er bestaat, zoals bedoelt in de Wmo, artikel 2, geen aanspraak op individuele maatschappelijke ondersteuning als er een algemene voorliggende voorziening volstaat.

  • 2.

    Wat iemand zelf kan (laten) doen of geacht wordt te doen valt buiten de gemeentelijke compensatieplicht.

  • 3.

    Indien via landelijke wet- en regelgeving geregeld is dat bepaalde functies of voorzieningen zijn komen te vervallen en geen overheveling heeft plaats gevonden naar de Wmo, valt de desbetreffende voorziening buiten de gemeentelijke compensatieplicht.

  • 4.

    De algemene voorzieningen, algemene Wmo-voorzieningen en individuele Wmo-voorzieningen die op basis van deze Wmo-verordening kunnen worden geadviseerd of verstrekt, zijn beperkt tot belanghebbenden die hun hoofdverblijf in de gemeente Oude IJsselstreek hebben.

HOOFDSTUK 3 TOEGANG VOORZIENINGEN

Artikel 3.1 Het Gesprek

  • 1.

    Met belanghebbenden met één of meerdere ondersteuningsvragen wordt door het college een gesprek gevoerd over de ondervonden participatiebeperkingen, waarbij ook mogelijke oplossingen in beeld wordt gebracht.

  • 2.

    Bij het zoeken naar individuele oplossingen wordt een beroep gedaan op de zelfredzaamheid, de eigen mogelijkheden en eigen netwerken van de belanghebbende. De eigen kracht en het sociaal netwerk staan voorop.

  • 3.

    Algemene en voor specifieke doelgroepen toegankelijke Wmo-voorzieningen zijn voorliggend op aan individuele Wmo-voorzieningen.

  • 4.

    Het gesprek is uitgangspunt voor burgers die een aanvraag in het kader van de Wmo willen indienen.

Artikel 3.2 Gebruik meldformulier

Belanghebbenden kunnen in de vorm van een meldformulier hun situatie voorleggen aan de Wmo-winkel. Dit formulier wordt ondertekend door de belanghebbende maar geldt niet als aanvraag. De burger zal binnen 3 werkdagen contact hebben met het college over dit meldingsformulier.

Artikel 3.3 Gebruik aanvraagformulier

  • 1.

    Een aanvraag voor een Wmo-voorziening moet worden ingediend in de vorm van een door het college vastgesteld aanvraagformulier. Een aanvraag kan niet per e-mail of telefonisch worden gedaan. Aanvraagformulieren worden in beginsel ingevuld na of tijdens het gesprek.

  • 2.

    Het in artikel 3.2 genoemde meldformulier kan ook als aanvraagformulier dienen.

Artikel 3.4 Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of te onderzoeken.

  • 2.

    Het college vraagt waar nodig integraal medisch advies bij individuele aanvragen inzake de wet als:

    • a.

      het gaat om een aanvraag voor een persoon die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend en het een voorziening betreft waarvan de kosten naar verwachting het bedrag als genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek te boven zal gaan;

    • b.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

    • c.

      het college dat om overige redenen gewenst vindt.

  • 3.

    Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4.

    Bij de integrale advisering zoals genoemd in het tweede lid maakt de medisch adviseur gebruik van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF-classificatie. Tevens worden de te bereiken resultaten benoemd waar de compenserende voorzieningen toe moeten leiden.

Artikel 3.5 Wijzigingen in de situatie

  • 1.

    Degene aan wie bij of krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

  • 2.

    Het college kan naar aanleiding van een wijziging in omstandigheden een nieuwe indicatie stellen.

Artikel 3.6 Intrekking van een voorziening

  • 1.

    Het college kan een besluit, genomen bij of op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

    • c.

      de belanghebbende over meerdere voorzieningen beschikt die ieder op zich in voldoende mate voorzien in te behalen resultaat als omschreven in artikel 2.1. van deze verordening.

  • 2.

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 3.7 Terugvordering

  • 1.

    In geval een besluit tot toekenning van een voorziening is ingetrokken, kan op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd naar rato van de duur van het gebruik.

  • 2.

    In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd als de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Artikel 3.8 Heronderzoeken

Het college kan een heronderzoek ten aanzien van de rechtmatigheid van de verstrekte voorzieningen verrichten.

HOOFDSTUK 4 INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN

Artikel 4.1 Keuzevrijheid

Een individuele Wmo-voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget.

Het college stelt aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek geformuleerde criteria vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden.

Artikel 4.2 Voorziening in natura

  • 1.

    Als een voorziening in natura wordt verstrekt, is de bruikleenovereenkomst met de gemeente Oude IJsselstreek van toepassing. In het geval van verstrekking van huishoudelijke hulp is de uitvoeringsovereenkomst van de leverancier van toepassing;

Artikel 4.3 Financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Bij toekenning van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek in de beschikking opgenomen.

  • 2.

    Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

Artikel 4.4 Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt voor individuele voorzieningen en als deze langdurig noodzakelijk zijn;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de desbetreffende situatie goedkoopst adequaat te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek;

    • c.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek;

    • d.

      op het persoonsgebonden budget zijn de voorwaarden persoonsgebonden budget, onderdeel dienstverlening of de voorwaarden persoonsgebonden budget, onderdeel hulpmiddelen van de gemeente Oude IJsselstreek van toepassing;

    • e.

      een voorziening aangeschaft met een persoongebonden budget kan, zodra deze voorziening niet meer gebruikt wordt, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, door het college worden opgehaald en voor herverstrekking beschikbaar gesteld.

  • 2.

    Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening moet voldoen.

  • 3.

    Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager.

  • 4.

    Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

  • 5.

    Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden beoordeelt het college of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen, te verrekenen en/of te beëindigen.

Artikel 4.5 Eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks de hoogte van de eigen bijdrage (huishoudelijke hulp en thuisondersteuning) en het eigen aandeel (overige woonvoorzieningen en vervoersvoorziening ) vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek;

  • 2.

    Het college houdt bij het vaststellen van de eigen bijdrage en het eigen aandeel rekening met het inkomen van de aanvrager en echtgeno(o)t(e).

Artikel 4.6 Beperkingen van de aanspraak op individuele voorzieningen

  • 1.

    Een individuele voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen. Uitzondering hierop is de voorziening huishoudelijke verzorging die voor een korte duur kan worden geïndiceerd;

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

  • 2.

    Geen individuele voorziening wordt toegekend:

    • a.

      Als de aanvrager verwijtbaar nalatig is geweest in het treffen van maatregelen;

    • b.

      Als de voorziening voor de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • c.

      Voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • d.

      Voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • e.

      Voor zover er bij de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • f.

      Voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

    • g.

      als een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens enige hieraan voorafgaande verordening op het gebied van voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

    • h.

      als algemene, voorliggende voorzieningen toereikend zijn.

HOOFDSTUK 5 WOONVOORZIENINGEN MET BETREKKING TOT HET HUISHOUDEN

Artikel 5.1 Vormen van huishoudelijke hulp

De door het college te verstrekken woonvoorzieningen, ter compensatie van beperkingen van het voeren van een huishouden kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    huishoudelijke hulp in natura;

  • c.

    huishoudelijke hulp in de vorm van een vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget of een vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget voor alfahulp.

Artikel 5.2 Omvang van huishoudelijke hulp en thuisondersteuning

  • 1.

    De omvang van de huishoudelijke hulp en thuisondersteuning wordt uitgedrukt in uren en minuten per week. Hier kan het college voor specifieke experimenten of projecten van afwijken.

  • 2.

    De maximale geldigheidsduur van een indicatie voor huishoudelijke hulp en thuisondersteuning bedraagt 2 jaar na de datum van beschikking.

  • 3.

    De huishoudelijke hulp en thuisondersteuning wordt toegekend in uren en minuten per week. De niet-ingezette uren tijdens de afwezigheid van de belanghebbende, die hulp bij het huishouden ontvangt, kunnen niet na afloop van de afwezigheid, alsnog worden ingezet.

  • 4.

    De huishoudelijke hulp wordt stopgezet bij een afwezigheid van minimaal dertig dagen, bijvoorbeeld wegens vakantie of opname. Bij een afwezigheid van langer dan zestig dagen dan wordt de indicatie voor huishoudelijk en thuisondersteuning beëindigd.

Artikel 5.3 Omvang van het persoonsgebonden budget

Het bedrag per uur dat in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek.

Artikel 5.4 Primaat van algemene hulp bij huishoudelijke hulp

  • 1.

    Belanghebbende kan voor een algemene voorziening in aanmerking worden gebracht bij:

    • a.

      problemen bij het niet beschikbaar zijn van mantelzorg, of

    • b.

      het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk is en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Belanghebbende kan voor huishoudelijke hulp in natura of een pgb in aanmerking worden gebracht als:

    • a.

      de algemene voorziening een onvoldoende oplossing biedt of

    • b.

      de algemene voorziening niet beschikbaar is.

Artikel 5.5 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 6.1 komt belanghebbende niet in aanmerking voor huishoudelijke hulp als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten, tenzij er sprake is van (dreigende) overbelasting bij de huisgenoten die de gebruikelijke zorg leveren.

HOOFDSTUK 6 OVERIGE WOONVOORZIENINGEN

Artikel 6.1 Vormen van overige woonvoorzieningen

De door het college te verstrekken overige woonvoorzieningen, ter compensatie van beperkingen van het voeren van een huishouden kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 6.2 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen

  • 1.

    Belanghebbende kan voor een algemene voorziening in aanmerking komen als aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Belanghebbende kan voor woonvooriening in natura, pgb of financiële tegemoetkoming in aanmerking komen als de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

Artikel 6.3 Soorten individuele woonvoorzieningen

  • 1.

    De in artikel 7.1 onder b, c en d genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

    • a.

      een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

    • b.

      een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

    • c.

      een niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorziening;

    • d.

      een uitraasruimte;

    • e.

      een losse woonunit

    • f.

      een roerende woonvoorziening

    • g.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten voor onderhoud en reparatie van een woonvoorziening;

    • h.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting of huurderving;

    • i.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van het verwijderen van woonvoorzieningen.

Artikel 6.4 Primaat van verhuizing en uitraasruimte

  • 1.

    Belanghebbende kan voor een verhuisurgentie in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2.

    Belanghebbende kan voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening of een niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorziening in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3.

    Belanghebbende kan voor een uitraasruimte in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen, kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

  • 4.

    Een naar aanleiding van een medisch verhuisadvies aangeboden adequaat geschikte woning mag tweemaal worden geweigerd. Als driemaal een aangeboden adequaat geschikte woning wordt geweigerd, wordt het besluit tot toekenning van de in artikel 7.3, eerste lid, onder a genoemde verhuisurgentie ingetrokken.

Artikel 6.5 Hoofdverblijf

  • 1.

    Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen of hulp bij het huishouden wordt geboden.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte als de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. Ook aan een ouder van een minderjarig gehandicapt kind kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van het aanpassen van één woonruimte (bezoekbaar maken) worden verstrekt, als deze minderjarige bij één van zijn ouders zijn hoofdverblijf heeft en bij de ander regelmatig (minimaal één keer per maand) op bezoek gaat.

  • 3.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4.

    De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek vast te leggen maximumbedrag.

  • 5.

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 6.6 Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan of het bieden van hulp bij het huishouden in hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 6.7 Weigeringgronden

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd als:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was, tenzij daartoe op grond van betaalde arbeid of studie verhuizing naar de gemeente Oude IJsselstreek noodzakelijk is en op dat moment geen geschikte woning beschikbaar is;

  • b.

    de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij het college daarvoor tevoren schriftelijk toestemming heeft verleend;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen, het verbreden van toegangsdeuren en een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw;

  • d.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • e.

    De aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

  • f.

    De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk en waarvan de geraamde kosten hoger zijn dan € 1.000,- wordt geweigerd indien er sprake is van een overwaarde in de woning van meer dan € 50.000,- en deze overwaarde verzilverbaar is. Indien de kosten van de voorziening hoger uitvallen dan de overwaarde in de woning, komt het deel van de kosten dat boven de overwaarde uitkomt wel voor compensatie in aanmerking. Indien de overwaarde als bedoeld in het vorige lid van dit artikel niet verzilverbaar is, kan een voorziening in de vorm van een geldlening worden verstrekt.

Artikel 6.8 Eigen bijdrage/eigen aandeel

  • 1.

    Het college kan een eigen aandeel voor woonvoorzieningen vragen. De systematiek van het eigen aandeel is onderdeel van het systeem van de eigen bijdrage.

  • 2.

    De hoogte van het eigen aandeel wordt gemaximeerd op de kostprijs van de individuele woonvoorziening. In het Besluit is vastgelegd voor welke individuele voorzieningen een eigen aandeel kan worden gevraagd.

Artikel 6.9 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van zeven jaar na gereedmelding van de voorziening:

  • deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden en

  • de kosten van de verstrekte woonvoorziening, volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek vastgelegde afschrijvingsschema, aan het college terug te betalen, dit onder aftrek van eventueel betaalde eigen bijdrage/eigen aandeel.

HOOFDSTUK 7 LOKALE VERVOERSVOORZIENINGEN

Artikel 7.1 Het recht op een algemene voorziening

  • 1.

    Belanghebbende kan voor een algemene voorziening in aanmerking worden gebracht als aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek:

    • a.

      het gebruik van het openbaar vervoer of

    • b.

      het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken. Er bestaat geen recht op een collectief vervoerspas indien naar verwachting het gebruik beperkt is.

Artikel 7.2 Omvang in gebied en in kilometers

  • 1.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte voor maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen Daarmee kunnen, onder niet uitzonderlijke situaties, verplaatsingen van 2.000 kilometer per jaar worden gemaakt;

  • 2.

    Het college kan over de omvang van de jaarlijkse verplaatsingen individueel afspraken maken, eventueel via een beschikking,

Artikel 7.3 Het primaat van het collectief vervoer

Belanghebbende kan voor een voorziening in natura of een PGB in aanmerking worden gebracht wanneer:

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief onmogelijk maken dan wel

  • b.

    een collectief systeem niet toereikend is voor het vervoer op de korte afstand en in aanvulling op het collectief systeem een individuele voorziening noodzakelijk is.

Artikel 7.4 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college te verstrekken vervoersvoorzieningen, ter compensatie van beperkingen bij het lokaal verplaatsen kan bestaan uit:

  • a.

    een vervoersvoorziening in natura in de vorm van:

    • a.1.

      een collectief vervoerspas;

    • a.2.

      een al dan niet aangepaste bruikleen (rolstoel)auto;

    • a.3.

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

    • a.4.

      een scootmobiel;

    • a.5.

      een ander verplaatsingsmiddel.

  • b.

    een vervoersvoorziening in de vorm van een persoongebonden budget voor een ander verplaatsingsmiddel, niet zijnde de bij lid b. onder 1 en 2 genoemde voorzieningen.

  • c.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • c.1.

      gebruik van een individuele (rolstoel)taxi, niet zijnde een taxi van het collectief vervoerssysteem;

    • c.2.

      gebruik van een eigen (rolstoel)auto of (rolstoel)personenbus;

    • c.3.

      aanpassing van een eigen (rolstoel) auto;

    • c.4.

      gebruik van een bruikleenauto;

    • c.5.

      een ander verplaatsingmiddel.

Artikel 7.5 Eigen bijdrage

  • 1.

    Het college vraagt een eigen bijdrage voor vervoersvoorzieningen.

  • 2.

    De hoogte van de eigen bijdrage wordt gemaximeerd op de kostprijs van de individuele vervoersvoorziening. In het Besluit is vastgelegd voor welke individuele vervoersvoorziening een eigen bijdrage wordt gevraagd.

HOOFDSTUK 8 VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING: DE ROLSTOEL

Artikel 8.1 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college te verstrekken rolstoelvoorzieningen, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • d.

    een forfaitaire vergoeding voor de aanschaf van een sportrolstoel.

Artikel 8.2 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel gebruik en sportrolstoel

  • 1.

    Belanghebbende wordt gewezen op mogelijkheden om zelf een rolstoel te verkrijgen.

  • 2.

    Belanghebbende kan voor een forfaitaire vergoeding voor een sportrolstoel in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

  • 3.

    Slechts bij permanent gebruik (volledig rolstoelafhankelijk binnen- en buitenshuis) wordt een rolstoel verstrekt. Bij incidenteel gebruik is men aangewezen op de algemeen voorliggende voorziening

Artikel 8.3 Individuele voorziening

Belanghebbende kan voor een rolstoelvoorziening in natura of via pgb in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks, permanent zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

Artikel 8.4 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel 9.3, komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking als hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 9.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen bij of krachtens deze verordening indien toepassing van de verordening danwel van de bepalingen bij of krachtens deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9.2 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek geldende bedragen verhogen of verlagen conform de gemeentelijke begrotingsrichtlijnen.

Artikel 9.3 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde Wmo-beleid wordt tenminste eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Als de evaluatie daartoe aanleiding geeft, wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na vier jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doelmatigheid en doeltreffendheid van de verordening in de praktijk.

Artikel 9.4 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek 2013.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 april 2013;

  • 3.

    Bij de inwerkingtreding van de in lid 1 genoemde verordening vervalt de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek 2011.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Oude IJsselstreek in zijn vergadering van 21 maart 2013.
griffier voorzitter
J. van Urk J.P.M. Alberse

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2013, besluit.pdf

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2013, beleidsregels.pdf