Beleidsregel toelating schuldhulpverlening gemeente Overbetuwe 2012

Geldend van 19-07-2012 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2012

Intitulé

Beleidsregel toelating schuldhulpverlening gemeente Overbetuwe 2012

Ons kenmerk: 12BWB00029

Burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe;

gelezen het advies van de cliëntenraad WMO van 6 juni 2012 en van het cliëntenoverleg Overbetuwe van 28 juni 2012;

gelet op artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op artikel(en) 2 en 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

b e s l u i t e n:

vast te stellen de

Beleidsregel toelating schuldhulpverlening

gemeente Overbetuwe 2012

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze beleidsregel verstaat onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    gemeente: de gemeente Overbetuwe;

  • c.

    inwoner: ingezetene die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij de gemeente is ingeschreven;

  • d.

    schuldhulpverlening: de ondersteuning bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden, als redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of als deze in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg hierbij;

  • e.

    verzoeker: persoon die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening;

  • f.

    wet: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze beleidsregel is van toepassing op alle inwoners van 18 jaar en ouder, met uitzondering van zelfstandig ondernemers, die zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening.

Artikel 3 Verzoek om schuldhulpverlening

  • 1.

    Het college verleent schuldhulpverlening als het dit noodzakelijk acht. Als het college schuldhulpverlening niet noodzakelijk acht, kan het college deze weigeren.

  • 2.

    De vorm waarin de schuldhulpverlening wordt aangeboden, is van meerdere factoren afhankelijk, waardoor deze per situatie kan verschillen. De factoren die hierbij een rol kunnen spelen zijn:

    • a.

      zwaarte en/ of omvang van de schulden;

    • b.

      psycho-sociale situatie;

    • c.

      houding en gedrag van verzoeker (motivatie);

    • d.

      de mate van zelfredzaamheid van verzoeker;

    • e.

      eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening.

Artikel 4 Verplichtingen

  • 1.

    Verzoeker is gehouden de inlichtingenplicht op grond van artikel 6 van de wet en de verplichting tot medewerking op grond van artikel 7 van de wet na te leven vanaf het moment dat hij zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening.

  • 2.

    De medewerking waartoe verzoeker op grond van artikel 7 van de wet is verplicht, bestaat onder andere uit:

    • a.

      het nakomen van afspraken;

    • b.

      het niet aangaan van nieuwe schulden;

    • c.

      het zich houden aan de bepalingen van de schuldhulpverleningsovereenkomst dan wel schuldregelingsovereenkomst;

    • d.

      het hebben van een bankrekening.

Artikel 5 Weigeren en beëindigen

  • 1.

    Als verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt, zoals neergelegd in de artikelen 6 en 7 van de wet, kan het college besluiten om schuldhulpverlening te weigeren of te beëindigen.

  • 2.

    Verzoeker wordt door middel van een schriftelijke waarschuwing eenmaal een termijn geboden om alsnog de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken.

Artikel 6 Gronden voor beëindiging schuldhulpverlening

Onverminderd het bepaalde in deze beleidsregel, kan het college besluiten de schuldhulpverlening te beëindigen als:

  • a.

    het schuldhulpverleningstraject succesvol is afgerond;

  • b.

    verzoeker niet langer voldoet aan het bepaalde in artikel 2;

  • c.

    verzoeker zijn beschikbare aflossingscapaciteit niet wil gebruiken voor de aflossing van schulden;

  • d.

    op grond van - naar later is gebleken - onjuiste gegevens schuldhulpverlening aan verzoeker is toegekend, terwijl, als dit ten tijde van de besluitvorming bekend was geweest bij het college, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • e.

    verzoeker zich ten opzichte van de medewerkers, belast met werkzaamheden die voortkomen uit het schuldhulpverleningstraject, misdraagt;

  • f.

    verzoeker in staat is om zijn schulden zelf te regelen dan wel zelfstandig te beheren;

  • g.

    de geboden hulpverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, niet (langer) passend is;

  • h.

    het college de schuldhulpverlening niet langer noodzakelijk acht.

Artikel 7 Recidive, hernieuwd verzoek

  • 1.

    Als verzoeker minder dan 2 jaar voorafgaand aan de dag waarop hij zich tot het college heeft gewend een traject schuldregeling succesvol heeft doorlopen (minnelijk en/ of wettelijk), kan het college schuldhulpverlening weigeren.

  • 2.

    Als minder dan 1 jaar voorafgaande aan de dag waarop verzoeker zich tot het college heeft gewend

    • a.

      een traject schuldregeling tussentijds door toedoen van verzoeker is beëindigd (minnelijk en/ of wettelijk);

    • b.

      op grond van artikel 5, eerste lid van deze beleidsregel een traject schuldhulpverlening is geweigerd;

    • c.

      schuldhulpverlening op grond van artikel 6, onder c., d. of e. van deze beleidsregel is beëindigd, kan het college schuldhulpverlening weigeren.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel, kan het geven van informatie, advies en/ of een doorverwijzing niet worden geweigerd.

Artikel 8 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan één of meer artikelen van deze beleidsregel buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voorzover toepassing gelet op het belang van het verlenen van schuldhulpverlening, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is ook van toepassing op gevallen die ten tijde van het vaststellen van deze beleidsregel waren te voorzien.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2012.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel toelating schuldhulpverlening gemeente Overbetuwe 2012.

Aldus besloten in de vergadering van 10 juli 2012

Het college van burgemeester en wethouders,

de gemeentesecretaris,

de burgemeester,

Th.M.M. Hoex.

E. Tuijnman.

Algemene toelichting

Op 31 mei 2011 heeft de raad de kaderstellende startnotitie Schuldhulpverlening vastgesteld. Deze startnotitie wordt in het najaar 2012 uitgewerkt in een beleidsplan, dat aan de raad ter vaststelling wordt voorgelegd. Deze beleidsregel is gebaseerd op het vierde beleidsuitgangspunt te weten: We hanteren alleen motivatie en financiële zelfredzaamheid als toelatingscriteria en geen doelgroepenbeleid. Achterliggende gedachte is dat de gemeente Overbetuwe behoefte heeft aan heldere spelregels: de burger weet wat de voorwaarden zijn voor toelating tot de schuldhulpverlening en waaraan hij zich moet houden. De gemeente op haar beurt weet welke verplichtingen zij aan de burger mag opleggen en wanneer zij de toegang tot de schuldhulpverlening kan weigeren of beëindigen.

Hierbij speelt mee dat de gemeentelijke schuldhulpverleningspraktijk vanaf het moment dat de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in werking treedt (1 juli 2012) onder het regime van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) komt te vallen. Op dat moment is het dus van belang om regels met betrekking tot toelating tot de schuldhulpverlening, het opleggen van verplichtingen en het weigeren van hulp in een juridisch vat te hebben gegoten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden de in deze beleidsregel gehanteerde begrippen omschreven.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Conform de visie staat schuldhulpverlening in beginsel open voor alle inwoners van de gemeente Overbetuwe van 18 jaar en ouder. Een uitzondering op deze brede toegankelijkheid wordt gevormd door zelfstandig ondernemers. Zij kunnen geen beroep doen op gemeentelijke schuldhulpverlening. Wel staat schuldhulpverlening open aan natuurlijke personen die (o.a.) schulden hebben in verband met de liquidatie van een onderneming mits de onderneming is beëindigd.

Artikel 3 Verzoek om schuldhulpverlening

In het eerste lid is aangegeven dat het college schuldhulpverlening verleent als het college schuldhulpverlening noodzakelijk acht. Op deze manier wordt enerzijds recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid. Daar waar de inwoner in staat moet worden geacht om de (dreigende) schuldenproblematiek zelf aan te pakken en te regelen, kan schuldhulpverlening achterwege blijven. Anderzijds wordt met dit lid, evenals met het tweede lid, recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt dat schuldhulpverlening vraaggericht ingezet moet worden (maatwerk).

Het tweede lid toont de kern van schuldhulpverlening nieuwe stijl: een vraaggerichte en selectieve toepassing van schuldhulpverlening. Het gaat om maatwerk. De inzet van producten kan per situatie verschillen. In het tweede lid van dit artikel worden vijf factoren genoemd die bepalen in welke mate één of meerdere producten schuldhulpverlening worden aangeboden:

  • a.

    zwaarte en/ of omvang van de schulden;

  • b.

    psycho-sociale situatie;

  • c.

    houding en gedrag van verzoeker (motivatie);

  • d.

    de mate van zelfredzaamheid van verzoeker;

  • e.

    eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening.

    Artikel 4 Verplichtingen

    Deelname aan de schuldhulpverlening is niet vrijblijvend. Aan de verzoeker wordt een aantal algemene en (nadere) individuele verplichtingen opgelegd. De verplichtingen worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de schuldhulpverlener, de gemeente en verzoeker.

    In het eerste lid gaat het om de inlichtingenplicht en medewerkingsplicht zoals opgenomen in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). Deze plichten gelden vanaf het moment dat iemand zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening. Met andere woorden, deze plichten gelden zowel in de fase van het verzoek als gedurende het traject.

    In het tweede lid is vastgelegd wat er onder andere onder de medewerkingsplicht wordt verstaan. Hierbij geldt altijd een maximale inspanningsverplichting. Om financieel zelfredzaam te worden, is het van belang dat de verzoeker over een betaalrekening bij een bank beschikt. Als er sprake is van roodstand op de bankrekening, is het nodig om over een werkende bankrekening te beschikken. Het is mogelijk om een aparte bankrekening te openen, maar dat is niet nodig als de bank akkoord gaat met het meenemen van de roodstand als schuld in de schuldregeling en/ of de roodstand beëindigt. Op zijn vroegst op 1 januari 2013 wordt de Wet op het financieel toezicht dusdanig aangepast, dat er een wettelijk recht op een basisbankrekening bestaat. Dit is een rekening waarop roodstand niet is toegestaan en die geopend kan worden bij de bank waar verzoeker een lopende betaalrekening (met roodstand) heeft.

    Artikel 5 Weigeren en beëindigen

    Als de verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in in artikel 6 en 7 Wgs, kan het college besluiten om schuldhulpverlening te weigeren dan wel te beëindigen. Alvorens dat te doen wordt, conform het tweede lid van dit artikel, de verzoeker eenmaal een termijn geboden om alsnog, de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken. De termijn die verzoeker wordt gesteld is in dit artikel bewust niet benoemd. De termijn moet namelijk een redelijke termijn zijn conform de Algemene wet bestuursrecht. Wat redelijk is, hangt samen met het type verplichting.

    Komt de verzoeker ook gedurende de herstelperiode zijn verplichting niet na, dan kan het college besluiten tot weigering of beëindiging van de schuldhulpverlening. In het kader van eigen verantwoordelijkheid vereist het opleggen van een hersteltermijn maatwerk.

    Artikel 5 is geformuleerd als een zogenaamde “kan”-bepaling. Het college heeft de bevoegdheid tot weigering of beëindiging, maar niet de verplichting. Dit geeft het college met name ruimte om van een weigering of beëindiging af te zien, als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

    Artikel 6 Gronden voor beëindiging schuldhulpverlening

    In dit artikel wordt beschreven wanneer schuldhulpverlening kan worden beëindigd. Het artikel laat in ieder geval de werking van artikel 5 onaangetast.

    Van de beëindigingsgronden verdienen de gronden onder f. en g. bijzondere aandacht. Daar waar de gemeente Overbetuwe wil staan voor maatwerk bij schuldhulpverlening, kan dat betekenen dat schuldhulpverlening wordt beëindigd als de vorm van hulpverlening niet langer aansluit bij de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker. Zie in dat licht ook een duidelijke link met artikel 3, tweede lid van deze beleidsregel.

    Die persoonlijke omstandigheden variëren in aard en duur. Hier is dan ook sprake van maatwerk en moet in het concrete geval de beschikking deugdelijk worden gemotiveerd.

    Artikel 7 Recidive, hernieuwd verzoek

    Wat betreft de bevoegdheid tot het weigeren van een verzoek om schuldhulpverlening in relatie tot eerdere trajecten/ contacten schuldhulpverlening, zijn in dit artikel regels gesteld. Op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid, wordt een nadrukkelijke grens gesteld aan het kunnen doen van hernieuwde verzoeken.

    Bij het bepalen of een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening telt de verleende schuldhulpverlening en/ of de contacten hierover vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregel ook mee. De grote beleidsvrijheid zoals aan de gemeente gegeven om deze recidivebepaling op te nemen, ontslaat het college niet van de verplichting om, daar waar een onevenredige situatie ontstaat voor de burger, af te wijken van het bepaalde van artikel 7, als dat nodig is (inherente afwijkingsbevoegdheid op grond van artikel 4:84 Awb en artikel 8 van deze beleidsregel). Uitgangspunt is en blijft evenwel het bepaalde in artikel 7.

    Artikel 8 Hardheidsclausule

    Dit artikel geeft het college de mogelijkheid één of meer artikelen van deze beleidsregel buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken, voor zover toepassing, gelet op het belang waarvoor deze regeling in het leven is geroepen, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

    Op grond van het tweede lid is het bepaalde in het eerste lid ook van toepassing op gevallen die ten tijde van het vaststellen van deze beleidsregel al waren te voorzien.

    Artikel 9 Inwerkingtreding

    Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

    Artikel 10 Citeertitel

    Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.