Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening declaratiefonds Overbetuwe 2006 (eerste wijziging)

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening declaratiefonds Overbetuwe 2006 (eerste wijziging)

Onderwerp: Verordening declaratiefonds Overbetuwe 2006

Nr. 9

De raad van de gemeente Overbetuwe;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 september 2005;

gezien het advies van de Commissie Burger 10 november 2005;

gelezen het standpunt van het Cliëntenoverleg Overbetuwe;

gelet op artikel 147 en 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat Overbetuwe haar inwoners met een laag inkomen in staat wil stellen te participeren in de samenleving, waaronder het deelnemen aan sociaal-culturele en sportieve activiteiten;

overwegende dat een zogenaamd declaratiefonds hieraan kan bijdragen;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende

VERORDENING DECLARATIEFONDS OVERBETUWE 2006

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    Deze verordening verstaat onder:

  • b.

    aanvrager: een inwoner van de gemeente van 18 jaar of ouder die in aanmerking wenst te komen voor subsidie, niet zijnde een student die onderwijs of een beroepsopleiding volgt als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 of in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • c.

    activiteit: een activiteit, lidmaatschap of abonnement op het terrein van sport, recreatie, politiek, maatschappelijk welzijn, educatie, kunst en culturele volksontwikkeling;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;’

  • e.

    gemeente: gemeente Overbetuwe.

Hoofdstuk 2. Subsidiëring

Artikel 2 Subsidiegrondslag

  • 1.

    Het college kan aan en ten behoeve van een aanvrager subsidie verstrekken in de kosten van een activiteit of meerdere activiteiten.

  • 2.

    Subsidieverstrekking heeft tot doel aanvragers in staat te stellen te participe-ren in de samenleving met name op sociaal-cultureel danwel sportief gebied.

  • 3.

    Het college stelt in nadere regels vast voor welke activiteiten subsidie verstrekt kan worden.

  • 4.

    Subsidie wordt slechts verstrekt indien het inkomen van het gezin gedurende de periode van 12 maanden direct voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor wordt aangevraagd gelijk is aan of lager is dan 110 % van de geldende bijstandsnorm en indien het vermogen lager is dan de vermogensgrens zoals genoemd in de WWB.

  • 5.

    Subsidie wordt, indien de gezinsleden in het kalenderjaar waarvoor wordt aangevraagd 65 jaar of ouder zijn, slechts verstrekt indien de aanvrager en zijn echtgenoot een inkomen genieten dat gelijk is aan of lager is dan 110 % van de geldende bijstandsnorm en indien het vermogen lager is dan de vermogensgrens zoals genoemd in de WWB.

  • 6.

    Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die zo gebruikelijk zijn, dat aanvragers met een inkomen tot 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm deze activiteiten ook ontplooien indien er geen sprake was van subsidie.

  • 7.

    De door het college vastgestelde activiteiten moeten voldoen aan het criterium zoals omschreven in het tweede lid en zesde lid.

Artikel 3 De aanvrager

  • 1.

    De aanvrager kan subsidie aanvragen voor zichzelf en de tot zijn gezin behorende personen.

  • 2.

    De aanvrager kan slechts voor een tot zijn gezin behorende persoon subsidie aanvragen, als deze voldoet aan het gestelde in artikel 1, onderdeel a.

Artikel 4 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie kan gedurende het gehele kalenderjaar en tot uiterlijk één maand na afloop van dat kalenderjaar worden ingediend bij het college door middel van een daartoe vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Indien een derde de aanvraag om subsidie indient, behoort de instemming van de belanghebbende te blijken uit een schriftelijke machtiging.

Artikel 5 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Het college stelt de hoogte van de subsidie vast.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie mag niet belemmerend werken voor het aanvaarden van arbeid in dienstbetrekking, indien de aanvrager aangewezen is dergelijke arbeid.

Artikel 6 Vaststelling en betaling

Het college stelt nadere regels voor de vaststelling en uitbetaling van de subsidie.

Artikel 7 Terugvordering van subsidie

Terugvordering van subsidie kan plaatsvinden overeenkomstig de wijze van terugvordering van bijstand en het vigerende beleid.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 8 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college beslist in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als de Verordening declaratiefonds Overbetuwe 2006.

Artikel 11 Intrekking Verordening declaratiefonds Overbetuwe 2003

De Verordening declaratiefonds Overbetuwe 2003 zoals vastgesteld in de raadsvergadering op 17 december 2002 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2006.

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 29 november 2005

de raad voornoemd,

de griffier,

de voorzitter,

drs. A.J. van den Brink

E. Tuijnman

VERORDENING DECLARATIEFONDS OVERBETUWE 2006

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Om eenheid van terminologie te verkrijgen wordt aangesloten bij de betekenis van begrippen in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene bestuurswet (Awb). Zoveel mogelijk worden dezelfde termen gebruikt als in deze wetten.

De volgende begrippen worden gebruikt:

- subsidie

artikel 4:21

Awb

- inkomen

artikel 32

WWB

- vermogen

artikel 34

WWB

- bijstand/bijstandsnorm

artikel 5

WWB

- ten laste komend kind

artikel 4

WWB

- echtgenoot

artikel 3

WWB

Bij de begripsomschrijving van aanvrager (later ook van echtgenoot) wordt de minimumleeftijd voor toekenning van subsidie vastgesteld op 21 jaar. Daarmee wordt aangesloten bij de onderhoudsverplichting van ouders voor kinderen tot 21 jaar, zoals vastgesteld in het Burgerlijk wetboek en de Wet werk en bijstand. In uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld daar waar een jongmeerderjarige geen ouders meer heeft, kan uiteraard met toepassing van de hardheidsclausule (artikel 8) hier-van afgeweken worden.

Uitgesloten van subsidie worden studenten, omdat zij door tal van andere ondersteunende maatregelen in staat worden geacht om in voldoende mate aan het maatschappelijk leven deel te nemen.

Bij de begripsomschrijvingen wordt een omschrijving gegeven van het begrip activiteit. Het college stelt vast voor welke acitviteiten subsidie verstrekt kan worden.

Het moet (gelet op het doel van het declaratiefonds) gaan om activiteiten die de participatie van de aanvrager op sociaal-cultureel danwel sportief gebied stimuleren. Dit dan wel in de breedste zin van het woord. Zo wordt in artikel 1 gesproken over activiteiten op het terrein van sport, recreatie, politiek, maatschappelijk welzijn, educatie, kunst en culturele volksontwikkeling. Politiek is als item voor het eerst in de verordening declaratiefonds opgenomen.

Tenslotte wordt in de verordening alleen gesproken over activiteiten, maar zijn in dit begrip ook abonnementen, contributie en lidmaatschappen begrepen.

Artikel 2 Subsidiegrondslag

Nadrukkelijk is vastgelegd dat het college een discretionaire bevoegdheid heeft om een subsidie toe te kennen. Daarmee wordt niet bedoeld te zeggen, dat het college naar willekeur aanvragen kan toekennen of afwijzen. Maar wel is het mogelijk, indien de aanvrager aan de in de verordening gestelde criteria voldoet, gelet op alle omstandigheden toch een aanvraag af te wijzen. Dat kan slechts in zeer bijzondere gevallen, bijvoorbeeld wanneer het betoonde besef van verantwoordelijkheid in de voorziening van het bestaan met zich mee zou brengen, dat verstrekking van de subsidie onredelijk zou zijn.

Artikel 2 stelt voorts dat het college moet vaststellen voor welke activiteiten subsidie verstrekt kan worden. Deze activiteiten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden worden vermeld in het tweede en vierde lid.

In het tweede lid wordt vermeld dat het moet gaan om activiteiten die de participatie van de aanvrager op sociaal-cultureel danwel sportief gebied stimuleren. (Zie ook toelichting artikel 1).

In het vierde en vijfde lid van dit artikel wordt onderscheid gemaakt tussen een aanvrager en echtgenoot jonger dan 65 en een aanvrager en echtgenoot van 65 jaar en ouder. Ouderen (65 jaar en ouder) hebben door pensionering geen zicht meer op werk en op verbetering van de financiële situatie. Voor deze groep geldt het wachtjaar niet. Het wachtjaar geldt alleen dan niet, als de aanvragers in het kalenderjaar waarvoor aangevraagd wordt 65 jaar zijn of de 65-jarige leeftijd bereiken.

Indien één van de twee jonger is dan 65 jaar, geldt het wachtjaar wel.

Het begrip echtgenoot wordt gebruikt in plaats van het wellicht makkelijker in het gehoor liggende begrip partner. Hierbij wordt aangesloten bij de terminologie in de WWB. Het gaat dan ook niet alleen om echtgenoten in de absolute zin van het woord, maar ook om geregistreerde partners of personen met een gezamenlijke huishouding (zie ook artikel 3 WWB).

Het zesde lid is nieuw in deze verordening opgenomen om de (ongerichte) inkomensondersteuning uit het declaratiefonds te schrappen. Een voorbeeld hiervan is het verstrekken van subsidie voor telefoonabonnement of abonnement kabel-tv. Deze voorzieningen zijn op dit moment in Nederland over de gehele brede linie algemeen gebruikelijk. Het al dan niet verkrijgen van subsidie voor deze kosten heeft in feite geen invloed op de aanschaf van de telefoon of de kabel. In een dergelijk geval kan niet meer gesproken worden over het in staat stellen tot het participeren in de maatschappij. Veeleer is sprake van (ongerichte) inkomensonder-steuning. Met de invoering van de WWB is het ongewenst dat gemeenten in hun minimabeleid aan (niet door het rijk toegestane) inkomenspolitiek doen.

Artikel 4 Subsidieaanvraag

Een subsidieaanvraag kan gedurende het gehele kalenderjaar en tot uiterlijk één maand na afloop van dat kalenderjaar worden aangevraagd om in aanmerking te komen voor subsidie over het gehele kalenderjaar.

Artikel 5 Hoogte van de subsidie

Omtrent de hoogte van de subsidie worden door het college nadere regels gesteld. Van belang is dat de subsidie niet belemmerend mag werken voor het aanvaarden van arbeid in dienstbetrekking. In die zin mag de subisidie niet onevenredig hoog zijn en is een marge ten opzichte van het absolute bijstandsniveau aan te bevelen. Ook de aanspraak voor werkenden met een minimuminkomen is van belang.

Artikel 7 Terugvordering van een subsidie

De subsidie wordt, zodra de hoogte is vastgesteld, voor het hele kalenderjaar betaalbaar gesteld. In de beschikking wordt de belanghebbende verzocht er melding van te maken wanneer een lidmaatschap beëindigd of activiteit gestopt wordt in de loop van het kalenderjaar. Bij mutaties kan een gedeelte van de reeds verstrekte subjectsubsidie worden teruggevorderd.

wijzigingsverordening wet werk en bijstand 2011 11 12 20.pdf