Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe houdende regels omtrent rechtspositie burgemeester en wethouders (Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Overbetuwe 2019)

Geldend van 24-12-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe houdende regels omtrent rechtspositie burgemeester en wethouders (Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Overbetuwe 2019)

Burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe;

gelet op artikelen 44 en 66 van de Gemeentewet en de artikelen 3.3.2 en 3.3.3 lid 2 en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

besluit:

vast te stellen de

Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders

gemeente Overbetuwe 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    burgemeester: voorzitter van het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    wethouders: lid van het college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    gemeentesecretaris: de secretaris bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet;

  • e.

    het Besluit: Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

Artikel 2 Nadere regels niet-partijpolitieke georiënteerde scholing burgemeester en wethouders

  • 1. De burgemeester of de wethouder die willen deelnemen aan niet-partijpolitieke georiënteerde scholing bedoeld in artikel 3.3.3 van het Besluit in verband met de vervulling van hun functie dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de gemeentesecretaris.

  • 2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. De vergoeding van de scholing bedraagt:

    • a.

      € 1.000,00 gemiddeld per jaar voor de wethouder;

    • b.

      € 1.000,00 gemiddeld per jaar voor de burgemeester.

  • 4. De gemeentesecretaris beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken, waarbij de kosten voor rekening van de gemeente komen als deelname van algemeen (gemeentelijk) belang is in verband met de vervulling van de functie.

  • 5. Ingeval de burgemeester of de wethouder het niet eens is met de beslissing van de gemeentesecretaris, beslist het college over de aanvraag.

Artikel 3 Informatie- en communicatievoorzieningen

  • 1. De burgemeester of de wethouder tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 3.3.2 van het Besluit. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2. De burgemeester of de wethouder levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 4 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Besluit.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen of verstrekkingen, genoemd in deze regeling, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel 5 Betaling en declaratie van onkosten

  • 1. Tenzij het Besluit of de Regeling anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze regeling voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur of;

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken via het geautomatiseerde systeem.

  • 3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen een termijn van 3 maanden na factuurdatum of betaling door burgemeester of wethouder ingediend bij de gemeentesecretaris via het geautomatiseerde systeem.

  • 4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan burgemeester en wethouder binnen een termijn van 1 maand na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Artikel 7 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Overbetuwe 2019.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 17 december 2019.

Burgemeester en wethouders,

de gemeentesecretaris,

mr. M.F.H. Knaapen.

de burgemeester,

R.P. Hoytink-Roubos

Algemene toelichting

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van burgemeesters en wethouders alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Regeling Rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke regeling

In deze regeling zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van burgemeester en wethouders zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmonisatieoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018) betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussie te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal van wettelijke regelingen af te wijken. Wel kunnen er nadere regels gesteld worden ten aanzien van enkele onderwerpen. Indien een Gemeente besluit om nadere regels te stellen, zijn een aantal regels van belang.

In artikel 44 en 66 Gemeentewet is bepaald dat ‘buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend’, de burgemeester en wethouders als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de Gemeente ontvangen.

Deze regeling is een (nadere) uitwerking van gestelde regels van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen voor de burgemeester en wethouders.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Burgemeesters en wethouders zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente, maar wel benoemd. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat burgemeesters en wethouders wel ambtenaar zijn in formele zin, worden zij fiscaal behandeld als waren zij actief in dienstbetrekking door de Wet op de loonbelasting 1964. Er worden daarom op de bezoldiging van burgemeesters en wethouders ook loonheffingen ingehouden.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is van toepassing op burgemeester en wethouders. De burgemeester volgt de pensioenaanspraken van de ABP-pensioenregeling. ‘

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Nadere regels niet-partijpolitieke georiënteerde scholing burgemeester en wethouders

Voor burgemeesters en wethouders is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet in aanmerking voor vergoeding door de gemeente. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer de scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven danwel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij. Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.

Per benoemingsperiode van 4 jaar wordt een bedrage van € 20.000,00 beschikbaar gesteld, € 4.000,00 gemiddeld per persoon. Praktijk kan zijn dat het ene jaar geen beroep wordt gedaan op het budget, terwijl er een volgend jaar meer wordt besteed.

Artikel 3 Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking op grond van een bruikleenovereenkomst. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt een verstaan een smartphone, een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Een computer is een desktop, een tabletcomputer of een laptop. Er mag slechts één computer worden verstrekt.

Artikel 4 Aanwijzing als eindbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en in deze regeling aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan een burgemeester of wethouder kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de bestuurder loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt. Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte – tot 1,2% fiscale loonsom – onderbrengen zonder financiële consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 5 Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen op welk moment vergoedingen en onkosten betaald worden aan burgemeester en wethouders. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kan dit artikel uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreekse facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee burgemeester en wethouder gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Burgemeester en de wethouders declareren hun kosten bij de gemeentesecretaris.