Verordening onderzoekscommissies ex artikel 151 Provinciewet

Geldend van 01-01-2007 t/m heden

Intitulé

Verordening onderzoekscommissies ex artikel 151 Provinciewet

Inhoud

Artikel 1. Recht van onderzoek

  • 1. Provinciale Staten kunnen op voorstel van een of meer van hun leden een onderzoek instellen naar het door Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koning gevoerde bestuur.

  • 2. Op een onderzoek als bedoeld in het eerste lid zijn de artikelen 151A tot en met 151F Provinciewet van toepassing.

Artikel 2. Aanvang en werkzaamheden opdracht

  • 1. De onderzoekscommissie wordt ingesteld en vangt haar werkzaamheden aan nadat Provinciale Staten hebben besloten tot een onderzoek als genoemd in artikel 1, eerste lid.

  • 2. Provinciale Staten bepalen bij het besluit tot het instellen van het onderzoek de termijn waarbinnen het onderzoek zal zijn afgelopen. De termijn kan op voorstel van de onderzoekscommissie die het onderzoek verricht door Provinciale Staten worden verlengd.

  • 3. De onderzoekscommissie heeft een onderzoekstaak en een adviserende taak ten behoeve van Provinciale Staten.

  • 4. De onderzoekscommissie stelt een onderzoeksopzet op en zendt deze ter informatie aan Provinciale Staten.

Artikel 3. Benoeming en samenstelling onderzoekscommissie

  • 1. Provinciale Staten bepalen per onderzoek uit hoeveel personen de onderzoekscommissie gaat bestaan. Zij nemen daarbij artikel 151A, derde en vierde lid van de Provinciewet in acht.

  • 2. Provinciale Staten benoemen de leden, alsmede de voorzitter van de onderzoekscommissie, op voordracht van de fractievoorzitters.

  • 3. De fractievoorzitters kunnen ten behoeve van de in het tweede lid bedoelde voordracht elk een lid van hun fractie voor het lidmaatschap van de onderzoekscommissie voordragen.

  • 4. Voor ieder lid wordt een vaste plaatsvervanger aangewezen.

Artikel 4. Einde lidmaatschap en opheffing van de onderzoekscommissie

  • 1. Het lidmaatschap van de onderzoekscommissie eindigt op het moment dat het betrokken lid ophoudt lid te zijn van Provinciale Staten, behoudens het geval van artikel 151A, zesde lid, van de Provinciewet.

  • 2. In het in het eerste lid genoemde geval neemt degene die in de opengevallen plaats als lid van Provinciale Staten wordt toegelaten in de onderzoekscommissie de plaats in van degene die heeft opgehouden lid te zijn van Provinciale Staten, tenzij de voorzitter van de desbetreffende fractie een ander voordraagt.

  • 3. Een onderzoekscommissielid kan te allen tijde ontslag nemen. Hij stelt de voorzitter van Provinciale Staten daarvan schriftelijk in kennis.

  • 4. De onderzoekscommissie houdt van rechtswege op te bestaan op het moment dat Provinciale Staten hebben besloten over de door de onderzoekscommissie uitgebrachte rapportage.

Artikel 5. Plaatsvervangend voorzitter

De leden van de onderzoekscommissie kiezen uit hun midden een plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 6. Vergaderingen onderzoekscommissies

De vergaderingen van de onderzoekscommissie zijn in beginsel niet openbaar.

Artikel 7. Bevoegdheden onderzoekscommissie

  • 1. De onderzoekscommissie is bevoegd tot het opvragen en inzien van alle schriftelijke informatie die zij voor haar onderzoek nodig acht, met inachtneming van de bepalingen van de Provinciewet ten aanzien van geheimhouding.

  • 2. De onderzoekscommissie is bevoegd tot het zelfstandig doen van onderzoek indien zij dat in het belang van het onderzoek nodig acht. Dat onderzoek kan zich mede uitstrekken tot alle archieven van de provincie.

  • 3. De onderzoekscommissie is bevoegd tot het houden van hoorzittingen.

  • 4. De onderzoekscommissie kan aan derden opdracht geven tot het doen van onderzoeken die zij voor de uitoefening van haar taak nodig acht.

Artikel 8. Ambtelijke ondersteuning

  • 1. De onderzoekscommissie heeft recht op ambtelijke ondersteuning, zoals geregeld in de Instructie van de Griffier voor de provincie Overijssel 2003 en de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2003.

  • 2. De onderzoekscommissie legt een verzoek voor ambtelijke ondersteuning neer bij de Statengriffier. Dit verzoek bevat een inschatting van de tijd die het onderzoek naar verwachting in beslag gaat nemen.

  • 3. De Statengriffier besluit, in overleg met de directeur-secretaris, hoeveel en op welke wijze ambtelijke ondersteuning wordt verleend. Op basis van de inschatting als bedoeld in het tweede lid, kan er door de Statengriffier tijdelijk extra personeel worden aangenomen.

  • 4. Ten behoeve van ondersteuning van een onderzoek door de onderzoekscommissie kunnen ambtenaren worden vrijgesteld van hun reguliere werkzaamheden.

Artikel 9. Besluitvorming

  • 1. Bevindingen, conclusies, oordelen en aanbevelingen van de onderzoekscommissie komen tot stand bij meerderheid van stemmen.

  • 2. De voorzitter van de onderzoekscommissie heeft tevens stemrecht.

  • 3. Op verzoek van een lid van de onderzoekscommissie wordt zijn minderheidsstandpunt in het rapport opgenomen.

  • 4. Ten aanzien van stemmingen zijn de artikelen 27 tot en met 32 van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10. Rapportage

  • 1. De onderzoekscommissie legt haar bevindingen neer in een rapport waarin zij tevens conclusies en aanbevelingen opneemt.

  • 2. De onderzoekscommissie legt dit rapport voor aan Provinciale Staten en voegt daarbij een ontwerpbesluit waarin zij de naar haar oordeel door Provinciale Staten te nemen besluiten verwoordt.

  • 3. De onderzoekscommissie zendt een afschrift van het in het eerste lid genoemde rapport aan Gedeputeerde Staten.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen op het rapport van de onderzoekscommissie reageren en hun standpunt toevoegen aan de bevindingen en voorstellen van de onderzoekscommissie.

Artikel 11. Toelichting in de vergadering van Provinciale Staten

Een lid of meerdere daartoe door de onderzoekscommissie aangewezen leden kunnen in de vergadering van Provinciale Staten het rapport als bedoeld in artikel 10 toelichten. Provinciale Staten discussiëren in eerste aanleg alleen met de leden van de onderzoekscommissie.

Artikel 12. Openbaarheid van hoorzittingen. Geheimhouding

  • 1. De hoorzittingen van de onderzoekscommissie, genoemd in artikel 7, derde lid, worden in het openbaar gehouden.

  • 2. De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen besluiten de hoorzitting of een gedeelte daarvan niet in het openbaar te houden.

  • 3. Als gewichtige redenen, genoemd in het tweede lid, kunnen onder andere gelden:

    • -

      private belangen van bij het onderzoek betrokkenen;

    • -

      betrokken bedrijfsbelangen.

  • 4. De leden van de onderzoekscommissie bewaren geheimhouding omtrent hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt. Artikel 91 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het verslag van een hoorzitting of een gedeelte van een hoorzitting, die niet in het openbaar is gehouden, wordt ter inzage gelegd ten behoeve van de leden van Provinciale Staten. De leden van Provinciale Staten bewaren geheimhouding omtrent de inhoud van dat verslag.

Artikel 13. Aankondiging hoorzittingen

Van de aankondiging van hoorzittingen van de onderzoekscommissie wordt mededeling gedaan aan Gedeputeerde Staten, aan de leden van Provinciale Staten en, tenzij sprake is van een besluit in de zin van artikel 12, tweede lid van deze verordening, aan de pers.

Artikel 14. Verslag

  • 1. Van een hoorzitting van de onderzoekscommissie wordt een kort verslag gemaakt. Dat wordt toegezonden aan Gedeputeerde Staten, de leden van Provinciale Staten, degene(n) die is of zijn gehoord en, tenzij sprake is van een besluit in de zin van artikel 12, tweede lid, aan de pers.

  • 2. Toezending van het verslag aan de in het eerste lid genoemde personen en instanties vindt niet plaats dan nadat degenen die zijn gehoord in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze op het conceptverslag kenbaar te maken.

  • 3. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de commissiegriffier.

Artikel 15. Openbaarheid van stukken

  • 1. De onderzoekscommissie kan Provinciale Staten verzoeken te besluiten, om redenen genoemd in de artikelen 10 en 11 van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) om aan de onderzoekscommissie overlegde stukken of gedeelten daarvan, alsmede alle andere stukken die ter kennis zijn van of tot stand zijn gebracht door de onderzoekscommissie niet openbaar te maken.

  • 2. De leden van de onderzoekscommissie bewaren geheimhouding omtrent de inhoud van de stukken of gedeelten daarvan, die ingevolge een besluit als bedoeld in het eerste lid niet openbaar worden gemaakt.

  • 3. Voor zover de in het tweede lid bedoelde stukken deel uitmaken van het rapport van de onderzoekscommissie, worden deze ter inzage gelegd ten behoeve van de leden van Provinciale Staten. De leden bewaren omtrent de inhoud van deze stukken geheimhouding.

Artikel 16. Uitleg verordening

Bij twijfel omtrent de uitleg van deze verordening, zomede in de gevallen waarin deze niet voorziet, beslist de voorzitter van de onderzoekscommissie.

Artikel 17

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als Verordening onderzoekscommissies ex artikel 151 Provinciewet.

  • 2. De verordening treedt in werking na de dag waarop de verordening is bekendgemaakt.