Regeling vervallen per 31-03-2008

Kiesreglement voor het Waterschap Rijn en IJssel

Geldend van 01-01-1997 t/m 30-03-2008

Intitulé

Kiesreglement voor het Waterschap Rijn en IJssel

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.

  • In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. algemeen reglement: het Algemeen reglement voor het waterschap Rijn en IJssel;

  • b. afdeling: een afdeling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het algemeen reglement;

  • c. afdelingsbestuur: een bestuur van een afdeling als bedoeld in artikel 37 van het algemeen reglement.

  • d. op te heffen waterschappen: het zuiveringsschap Oostelijk Gelderland, het Waterschap van de Berkel, het Waterschap van de Oude IJssel, het Waterschap de Schipbeek, het waterschap IJsselland-Baakse beek en het polderdistrict Rijn en IJssel;

  • e. kiesdistrict: een kiesdistrict als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het algemeen reglement;

  • f. stemdistrict: een stemdistrict als bedoeld in artikel 9;

  • g. wet: de Waterschapswet.

Artikel 2.

Voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur is het gebied van het waterschap ingedeeld in kieskringen en eventueel in kiesdistricten als bedoeld in onderscheidenlijk artikel 7, eerste en tweede lid, van het algemeen reglement. In elke kieskring of, indien toepassing is gegeven aan artikel 7, tweede lid, van het algemeen reglement, kiesdistrict vinden voor de in dat artikel genoemde belangencategorieën afzonderlijk verkiezingen plaats.

Artikel 3.

Gedeputeerde Staten van Gelderland bepalen, nadat zij de dagelijks besturen van de op te heffen waterschappen en van het zuiveringsschap West-Overijssel hebben gehoord, op welke wijze de stemming plaatsvindt. Indien zij bepalen dat het uitbrengen van een stem plaatsvindt door schriftelijk te stemmen, blijven de artikelen 9, 10 en 11 en de hoofdstukken 6, 7 en 8 buiten toepassing en zijn de artikelen 95 en 103, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4.

Met inachtneming van de artikelen 16, 18 en 25 van de wet geldt dat de ondertekening van een opgave tot kandidaatstelling, respectievelijk de deelname aan de stemming voor de categorieën ongebouwd en gebouwd plaatsvindt in de kieskring of kiesdistrict waar de bevoegde tot kandidaatstelling, respectievelijk de stemgerechtigde, voor het genot van onroerende zaken blijkens het kohier voor het betreffende jaar voor het grootste bedrag belastingplichtig is.

Artikel 5.

De bepalingen in dit reglement ten aanzien van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur zijn van overeenkomstige toepassing op de verkiezing van de plaatsvervangend leden.

Artikel 6.

Ten aanzien van onroerende zaken waarvan de eigenaar, bezitter of beperkt gerechtigde een rechtspersoon is, kunnen de bevoegdheid tot kandidaatstelling alsmede het stemrecht alleen worden uitgeoefend door één van degenen die tot vertegenwoordiging bevoegd zijn.

Hoofdstuk 2 Registratie van stemgerechtigdheid

Artikel 7.

  • 1. Van degenen die in het register, bedoeld in artikel 29 van de wet, zijn opgenomen, worden voor iedere kieskring of kiesdistrict afzonderlijk in het register vermeld:

    • a.

      de geslachtsnamen, de beginletters van de voornamen en de adressen van natuurlijke personen en de namen en adressen van rechtspersonen en van vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      de belangencategorieën waarvoor stemrecht geldt.

  • 2. Het dagelijks bestuur houdt een register van de stemgerechtigde leden van de kamers van koophandel bij. Het eerste lid is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8.

  • 1. Uiterlijk vier weken voor het begin van de periode van kandidaatstelling draagt het dagelijks bestuur er zorg voor dat ter openbare kennis wordt gebracht dat een ieder:

    • a.

      op verzoek kosteloos inlichtingen uit het register kan krijgen, waaruit deze kan opmaken of hijzelf daarin al dan niet of niet behoorlijk is opgenomen;

    • b.

      tegen betaling van de kosten een uittreksel uit het register kan krijgen;

    • c.

      uiterlijk tot de dag waarop de stembescheiden worden verzonden om verbetering van het register kan verzoeken, overeenkomstig artikel 30 van de wet.

  • 2. Uiterlijk tot de dag waarop de stembescheiden worden verzonden kan een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, eveneens worden gedaan als in het stemrecht wijziging is ontstaan door overgang van het recht van eigendom, erfpacht, opstal of vruchtgebruik. In dat geval legt de beperkt gerechtigde die verkregen heeft een uittreksel uit de openbare registers over of, indien het een overgang door overlijden betreft, een verklaring van erfrecht afgegeven door een notaris.

  • 3. Op de verzoeken, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c, en in het tweede lid, wordt uiterlijk op de zevende dag na ontvangst van het verzoek door het dagelijks bestuur beslist. Indien de verzoeker niet als stemgerechtigde is geregistreerd, deelt het dagelijks bestuur hem de redenen daarvan mee.

Hoofdstuk 3 Stemdistricten, stembureaus en hoofdstembureau

Artikel 9.

Het dagelijks bestuur verdeelt een kieskring of kiesdistrict in stemdistricten.

Artikel 10.

  • 1. Er is voor elk stemdistrict één stembureau.

  • 2. Elk stembureau bestaat uit drie leden, van wie er één voorzitter is.

Artikel 11.

  • 1. Het dagelijks bestuur benoemt tijdig voor elke verkiezing de leden van elk stembureau en een voldoende aantal plaatsvervangend leden. Het dagelijks bestuur wijst daarbij het lid aan dat als voorzitter optreedt en wie als tweede en derde lid van het stembureau optreden.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt de vergoedingen van de voorzitter en van de andere leden van het stembureau, niet zijnde een lid van het dagelijks bestuur, vast.

Artikel 12.

  • 1. Er is voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur één hoofdstembureau. Het is gevestigd in de gemeente, daartoe aangewezen door het algemeen bestuur.

  • 2. Het hoofdstembureau bestaat uit vijf leden, van wie er één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter is.

  • 3. De voorzitter van het waterschap is voorzitter van het hoofdstembureau. De plaatsvervangend voorzitter en de andere leden alsmede drie plaatsvervangend leden worden door het dagelijks bestuur benoemd en ontslagen.

  • 4. De benoemingen geschieden voor vier kalenderjaren. Hij die ter vervulling van een opengevallen plaats is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Artikel 13.

  • 1. Voor het houden van de zittingen van het hoofdstembureau wijst het dagelijks bestuur een geschikte ruimte aan.

  • 2. Op de leden van het hoofdstembureau is artikel 11, tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Kandidaatstelling

Artikel 14.

  • 1. De periode van kandidaatstelling bedraagt één week. Het dagelijks bestuur bepaalt de dag waarop deze periode begint.

  • 2. Gedurende de periode van kandidaatstelling kunnen tijdens kantooruren bij de voorzitter van het hoofdstembureau of bij het door deze aan te wijzen lid van dat bureau op het kantoor van het waterschap opgaven van kandidaten en hun plaatsvervangers worden ingeleverd. De formulieren voor de opgave zijn kosteloos op het kantoor van het waterschap en de kantoren van de afdelingen verkrijgbaar of kunnen op verzoek worden toegezonden vanaf het in het derde lid bedoelde tijdstip.

  • 3. Ten minste drie weken voor het begin van de periode van kandidaatstelling brengt de voorzitter van het hoofdstembureau het in het tweede lid bepaalde ter openbare kennis. In de kennisgeving wordt eveneens melding gemaakt van de vereisten voor kandidaatstelling en de plaats en het tijdstip van de in de artikelen 19 en 22 bedoelde zittingen.

  • 4. De opgave wordt opgemaakt overeenkomstig een door het dagelijks bestuur vast te stellen model.

Artikel 15.

  • 1. De opgave tot kandidaatstelling moet zijn ondertekend door ten minste tien personen, niet zijnde de op de opgave vermelde kandidaat of de kandidaat-plaatsvervanger zelf die binnen de kieskring of kiesdistrict waarvoor de opgave geldt, bevoegd zijn tot kandidaatstelling krachtens artikel 18 van de wet en artikel 4 van dit reglement.

  • 2. Een ondertekening kan niet worden ingetrokken nadat de opgave is ingeleverd.

Artikel 16.

De naam van een kandidaat of een kandidaat-plaatsvervanger mag niet voorkomen op een opgave, indien de kandidaat of kandidaat-plaatsvervanger bij de aanvang van de zittingsperiode van het algemeen bestuur waarvoor de verkiezing zal plaatshebben, niet de leeftijd van achttien jaar zal hebben bereikt of indien hij krachtens artikel B5, eerste lid, van de Kieswet van het kiesrecht is uitgesloten.

Artikel 17.

  • 1. Bij de opgave wordt overgelegd een schriftelijke verklaring van de daarop voorkomende kandidaat en de kandidaat-plaatsvervanger, dat zij instemmen met hun kandidaatstelling en een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

  • 2. Een overgelegde verklaring van instemming kan niet worden ingetrokken.

  • 3. De formulieren voor de verklaring van instemming zijn kosteloos verkrijgbaar op het kantoor van het waterschap en de kantoren van de afdelingen of kunnen op verzoek worden toegezonden vanaf het in artikel 14, derde lid, bedoelde tijdstip.

  • 4. De verklaring wordt opgemaakt overeenkomstig een door het dagelijks bestuur vast te stellen model.

Artikel 18.

  • 1. De inlevering van de opgave geschiedt persoonlijk door de kandidaat, de kandidaat-plaatsvervanger, of één van de ondertekenaars.

  • 2. Degene die de opgave heeft ingeleverd, ontvangt van de voorzitter van het hoofdstembureau of van het door deze aangewezen lid van het hoofdstembureau een gedagtekend ontvangstbewijs.

Hoofdstuk 5 Onderzoek en openbaarmaking van de opgaven van de kandidaten

Artikel 19.

Uiterlijk op de tweede dag na de dag volgend op de laatste dag van de periode van kandidaatstelling houdt het hoofdstembureau een zitting tot het onderzoeken van de opgaven tot kandidaatstelling.

Artikel 20.

  • 1. Indien bij het onderzoek blijkt van een of meer van de volgende verzuimen, geeft het hoofdstembureau onverwijld bij aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs kennis aan degene die de opgave heeft ingeleverd, dat:

    • a.

      de opgave niet is ondertekend overeenkomstig artikel 15, eerste lid. Bij de vaststelling van het aantal ondertekenaars blijft buiten beschouwing de ondertekenaar die per belangencategorie meer dan één opgave heeft ondertekend;

    • b.

      de opgave niet op het daartoe bestemde formulier is gedaan;

    • c.

      niet eenduidig kan worden vastgesteld wie kandidaat of kandidaat-plaatsvervanger wordt gesteld;

    • d.

      de opgave meer namen bevat dan die van één kandidaat en één kandidaat-plaatsvervanger voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur;

    • e.

      de verklaring van een kandidaat of kandidaat-plaatsvervanger dat hij instemt met zijn kandidaatstelling ontbreekt;

    • f.

      de opgave niet persoonlijk is ingeleverd door de kandidaat, de kandidaat-plaatsvervanger, of één van de ondertekenaars.

  • 2. Uiterlijk op de derde dag na de dag van de zitting, bedoeld in artikel 19 kan degene die de opgave heeft ingeleverd, het verzuim of de verzuimen, in de kennisgeving aangeduid, herstellen op het kantoor van het waterschap van negen tot negentien uur.

  • 3. In het geval, bedoeld in het eerste lid onder f, kan één van de tot inlevering bevoegden door persoonlijke verschijning op het kantoor van het waterschap zich alsnog in de plaats van de onbevoegde inleveraar stellen; hij wordt dan geacht de opgave persoonlijk te hebben ingeleverd.

Artikel 21.

  • 1. Van de in artikel 19 bedoelde zitting wordt proces-verbaal opgemaakt.

  • 2. Onmiddellijk na de zitting, bedoeld in artikel 19, legt de voorzitter van het hoofdstembureau de opgaven tot kandidaatstelling alsmede het proces-verbaal op het kantoor van het waterschap voor eenieder ter inzage.

Artikel 22.

Op de vierde dag na de dag van de zitting, bedoeld in artikel 19 beslist het hoofdstembureau in een openbare zitting over de geldigheid van de opgaven.

Artikel 23.

  • Ongeldig is de opgave:

  • a. die niet tijdens kantooruren gedurende de periode van kandidaatstelling bij de voorzitter van het hoofdstembureau of het door deze aangewezen lid is ingeleverd;

  • b. die niet overeenkomstig artikel 15, eerste lid, is ondertekend. Bij de vaststelling van het aantal ondertekenaars blijft buiten beschouwing de ondertekenaar die per belangencategorie meer dan één opgave heeft ondertekend;

  • c. waaruit niet eenduidig blijkt wie kandidaat of kandidaat-plaatsvervanger wordt gesteld;

  • d. die niet is gedaan op het daartoe bestemde formulier;

  • e. die niet persoonlijk is ingeleverd door de kandidaat, de kandidaat-plaatsvervanger, of één van de ondertekenaars van de opgave;

  • f. waarbij de verklaring van de kandidaat of kandidaat-plaatsvervanger ontbreekt dat hij instemt met zijn kandidaatstelling;

  • g. waarop de naam van een kandidaat of kandidaat-plaatsvervanger voorkomt, die bij de aanvang van de zittingsperiode van het algemeen bestuur waarvoor de verkiezing zal plaatshebben, de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt;

  • h. waarop de naam van een kandidaat of kandidaat-plaatsvervanger voorkomt, die op meer dan één van de bij het hoofdstembureau ingeleverde opgaven voorkomt, en de kandidaat of de kandidaat-plaatsvervanger daarmee heeft ingestemd;

  • i. waarop de naam van meer dan één kandidaat of kandidaat-plaatsvervanger voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur voorkomt;

  • j. waarop de naam van een kandidaat of kandidaat-plaatsvervanger voorkomt, van wie een uittreksel uit het register van overlijden dan wel een afschrift van de akte van overlijden is overgelegd;

  • k. waarop de naam van een kandidaat of kandidaat-plaatsvervanger voorkomt, die krachtens artikel B5 van de Kieswet van het kiesrecht is uitgesloten.

Artikel 24.

  • 1. Zodra een beslissing als bedoeld in artikel 22 onherroepelijk is geworden maakt de voorzitter van het hoofdstembureau de opgaven onverwijld openbaar.

  • 2. De openbaarmaking geschiedt door de opgaven voor een ieder ter inzage te leggen op het kantoor van het waterschap. Van de terinzagelegging wordt tegelijk door de voorzitter van het hoofdstembureau openbare kennisgeving gedaan.

Artikel 25.

  • 1. Artikel 17, eerste lid, van de wet is van toepassing per kieskring of kiesdistrict.

  • 2. Een besluit van het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet wordt uiterlijk op de vierentwintigste dag na het verstrijken van de periode van kandidaatstelling genomen.

  • 3. Van de daartoe te houden stemmingen wordt staande de vergadering een proces-verbaal opgemaakt, dat door de voorzitter van het waterschap en de secretaris wordt getekend.

  • 4. Het bepaalde in artikel 24 ten aanzien van de openbaarmaking is van overeenkomstige toepassing op het besluit tot kandidaatstelling voor het algemeen bestuur en op het proces-verbaal, bedoeld in het tweede onderscheidenlijk derde lid.

Artikel 26.

Indien zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de wet, wordt dat vermeld in het proces-verbaal, bedoeld in artikel 97.

Artikel 27.

  • 1. Van de in artikel 22 bedoelde zitting wordt proces-verbaal opgemaakt.

  • 2. De bij de in artikel 22 bedoelde zitting aanwezige stemgerechtigden kunnen mondeling bezwaren inbrengen. Van deze bezwaren wordt in het proces-verbaal melding gemaakt.

  • 3. De processen-verbaal worden opgemaakt overeenkomstig een door het dagelijks bestuur vast te stellen model.

  • 4. De voorzitter van het hoofdstembureau legt het proces-verbaal op het kantoor van het waterschap voor een ieder ter inzage. Van de terinzagelegging geeft hij tegelijkertijd openbaar kennis.

Hoofdstuk 6 De stemming

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 28.

  • 1. De stemming vindt plaats binnen negen weken na de dag dat is beslist over de geldigheid van de opgaven tot kandidaatstelling.

  • 2. De stemming vangt aan om acht uur en duurt tot negentien uur.

Artikel 29.

  • 1. De stemming geschiedt over de kandidaten en de kandidaat-plaatsvervangers van wie de namen voorkomen op de geldig verklaarde opgaven tot kandidaatstelling.

  • 2. Er vindt per belangencategorie een stemming plaats.

Artikel 30.

  • 1. Het dagelijks bestuur wijst voor elk stemdistrict een geschikt stemlokaal aan.

  • 2. De voorzitter van het hoofdstembureau draagt zorg voor de inrichting van het stemlokaal.

Artikel 31.

De stemgerechtigde stemt in het stemlokaal van het voor hem aangewezen stemdistrict.

Afdeling 2 De oproeping voor de stemming

Artikel 32.

  • 1. Ten minste twee weken voor de dag van de stemming ontvangt elke stemgerechtigde die bevoegd is aan de stemming deel te nemen, van de voorzitter van het waterschap een oproepingskaart.

  • 2. De oproepingskaart wordt opgemaakt overeenkomstig een door het dagelijks bestuur vast te stellen model.

Artikel 33.

Aan de tot deelneming aan de stemming bevoegde stemgerechtigde wiens oproepingskaart in het ongerede is geraakt of die geen kaart heeft ontvangen, wordt op zijn aanvraag door of vanwege de voorzitter van het waterschap een nieuwe oproepingskaart uitgereikt, mits hij voldoende van zijn identiteit en stemgerechtigdheid doet blijken. Ook het stembureau is tot die uitreiking bevoegd.

Artikel 34.

  • 1. De voorzitter van het waterschap zendt een lijst met opgaven van kandidaten en kandidaat-plaatsvervangers per belangencategorie toe aan de stemgerechtigden door deze al dan niet tegelijk met de oproepingskaart doch ten minste drie dagen voor de dag van de stemming aan het adres van de stemgerechtigden te doen bezorgen.

  • 2. De namen van de kandidaten worden in een door het lot bepaalde volgorde geplaatst en zo nodig van een nummer voorzien. De loting geschiedt door het hoofdstembureau in de in artikel 22 bedoelde zitting.

  • 3. Loting kan desgewenst geschieden in de vorm van het loten van een letter uit het alfabet, waarna de namen van de kandidaten vanaf die letter alfabetisch in de kandidatenlijst worden vermeld.

Afdeling 3 Het stembureau

Artikel 35.

  • 1. De voorzitter en de leden van het stembureau alsmede hun plaatsvervangers kunnen bij dat stembureau aan de stemming deelnemen, tenzij zij stemgerechtigd zijn in een andere kieskring of ander kiesdistrict.

  • 2. Indien zij behoren tot een ander stemdistrict wordt van het uitbrengen van hun stem melding gemaakt in het proces-verbaal.

Artikel 36.

  • 1. Gedurende de zitting zijn steeds de voorzitter en twee andere leden of plaatsvervangend leden van het stembureau aanwezig.

  • 2. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter treedt het tweede lid en bij diens verhindering of ontstentenis het derde lid als voorzitter op.

  • 3. Bij verhindering of ontstentenis van een lid treedt een door of vanwege het dagelijks bestuur aan te wijzen plaatsvervangend lid op.

  • 4. Indien geen plaatsvervangend lid beschikbaar is, verzoekt de voorzitter van het stembureau een van de in het stemlokaal aanwezige stemgerechtigden die hij daartoe geschikt acht, als zodanig op te treden totdat dit wel het geval is.

  • 5. Van de wisselingen in de samenstelling van het stembureau wordt in het proces-verbaal aantekening gehouden met opgave van de tijd van vervanging.

Afdeling 4 De inrichting van het stemlokaal

Artikel 37.

Het stemlokaal is zodanig ingericht dat het stemgeheim is gewaarborgd.

Artikel 38.

  • 1. In het stemlokaal zijn geplaatst een tafel voor het stembureau, een stembus en een of meer stemhokjes.

  • 2. De toegang tot de stemhokjes moet zichtbaar zijn voor het publiek.

  • 3. In ieder stemhokje bevindt zich een handleiding voor de stemgerechtigde. De handleiding wordt opgemaakt door het dagelijks bestuur.

  • 4. De tafel voor het stembureau is zo geplaatst dat de stemgerechtigden de verrichtingen van het stembureau kunnen gadeslaan.

  • 5. De voorzitter van het waterschap draagt er zorg voor dat de lijst met opgaven van kandidaten en kandidaat-plaatsvervangers op de dag van de stemming bij de ingang van het stemlokaal duidelijk leesbaar wordt opgehangen.

Artikel 39.

In het stemlokaal is aanwezig: een exemplaar van dit reglement met de uitvoeringsvoorschriften, alsmede uittreksels uit het register, bedoeld in artikel 29 van de wet, uit het register, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van dit reglement en uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, bedoeld in artikel 21 van de wet. De hiervoor genoemde uittreksels bevatten een genummerde opgave van de stemgerechtigden per belangencategorie, die in het stemdistrict bevoegd zijn aan de stemming deel te nemen.

Artikel 40.

  • 1. De stembus staat bij de tafel, binnen het bereik van het lid van het stembureau dat belast is met de in artikel 46, derde lid, bedoelde taak.

  • 2. Tijdig voor de aanvang van de stemming sluit het stembureau de stembus, na zich ervan overtuigd te hebben dat zij leeg is.

Afdeling 5 De stembiljetten

Artikel 41.

  • 1. Op de bij de stemmingen te gebruiken stembiljetten zijn aan de ene zijde, in een op grond van artikel 34, tweede en derde lid, bepaalde volgorde, gedrukt de namen van de kandidaten en hun plaatsvervangers over wie de stemming moet geschieden, zoals deze ter kennis van de stemgerechtigden worden gebracht, en aan de andere zijde de handtekening van de voorzitter van het hoofdstembureau. Aan de zijde waar de handtekening van de voorzitter van het hoofdstembureau is gedrukt, kunnen voorts worden gedrukt de belangencategorie waarvoor de verkiezing geldt en een aanduiding van de kieskring of het kiesdistrict.

  • 2. Voor iedere belangencategorie geldt een afzonderlijk stembiljet.

  • 3. De stembiljetten worden opgemaakt overeenkomstig een door het dagelijks bestuur vast te stellen model.

Artikel 42.

  • 1. De voorzitter van het waterschap draagt er zorg voor dat voor de aanvang van de stemming bij elk stembureau de benodigde stembiljetten en formulieren voor de processen-verbaal aanwezig zijn.

  • 2. De stembiljetten worden aan het stembureau ter beschikking gesteld in één of meer verzegelde pakken, op elk waarvan het aantal zich daarin bevindende stembiljetten is vermeld.

Artikel 43.

Het stembureau opent tijdig voor de aanvang van de stemming de pakken met stembiljetten en stelt het aantal biljetten vast.

Afdeling 6 Het uitbrengen van de stem

Artikel 44.

  • 1. Tot de stemming wordt slechts toegelaten degene die bevoegd is tot uitoefening van het stemrecht, voor zover hij in het bezit is van de hem toegezonden of ingevolge artikel 33 uitgereikte oproepingskaart, dan wel een volmachtbewijs.

  • 2. De voorzitter van het stembureau kan, alvorens iemand tot de stemming toe te laten, verlangen dat hij van zijn identiteit doet blijken.

Artikel 45.

  • 1. De stemgerechtigde overhandigt aan de voorzitter van het stembureau de oproepingskaart.

  • 2. De voorzitter noemt duidelijk verstaanbaar de categorie en het nummer waaronder de stemgerechtigde volgens de oproepingskaart in het uittreksel van het betreffende register voorkomt.

  • 3. Het tweede lid van het stembureau noemt de naam die in het uittreksel van het register bij het door de voorzitter genoemde nummer is vermeld. De voorzitter controleert de naam aan de hand van de oproepingskaart.

  • 4. Het tweede lid van het stembureau houdt, door in het uittreksel van het register naast de naam van de stemgerechtigde zijn paraaf te plaatsen, aantekening dat de stemgerechtigde zich heeft aangemeld.

  • 5. Vervolgens overhandigt de voorzitter aan de stemgerechtigde een stembiljet voor de belangencategorie waarvoor hij stemgerechtigd is. Indien hij voor meerdere belangencategorieën stemgerechtigd is, overhandigt de voorzitter hem voor elke categorie een stembiljet.

  • 6. De voorzitter houdt aantekening van het aantal uitgereikte stembiljetten per belangencategorie.

Artikel 46.

  • 1. De stemgerechtigde gaat na ontvangst van het stembiljet naar een stemhokje en stemt aldaar door het stipje, geplaatst in het stemvak vóór de naam van de kandidaat van zijn keuze, in te vullen.

  • 2. Hij vouwt vervolgens het stembiljet dicht en gaat ermee naar de stembus.

Artikel 47.

  • 1. Indien een stemgerechtigde zich bij het invullen van een stembiljet vergist, geeft hij dit aan de voorzitter terug. Deze verstrekt hem op zijn verzoek eenmaal een nieuw biljet.

  • 2. De voorzitter van het stembureau plaatst onmiddellijk op het teruggegeven stembiljet het woord "onbruikbaar".

Artikel 48.

Wanneer aan het stembureau blijkt dat een stemgerechtigde wegens zijn lichamelijke gesteldheid hulp behoeft, staat het toe dat deze zich laat bijstaan.

Artikel 49.

Indien een stemgerechtigde weigert een stembiljet in de bus te steken, houdt de voorzitter van het stembureau daarvan aantekening. Indien een stembiljet wordt teruggegeven, plaatst de voorzitter onmiddellijk op het teruggegeven stembiljet het woord "onbruikbaar".

Artikel 50.

Zodra de voor de stemming bepaalde tijd is verstreken, wordt dit door de voorzitter van het stembureau aangekondigd en worden alleen de op dat ogenblik in het stemlokaal of bij de ingang daarvan aanwezige stemgerechtigden nog tot de stemming toegelaten. Nadat de laatste van deze stemgerechtigden heeft gestemd wordt de gleuf van de stembus gesloten.

Afdeling 7 Gebruik van stemmachines

Artikel 51.

Bij de daartoe door het algemeen bestuur of krachtens diens machtiging door het dagelijks bestuur aangewezen stembureaus kan via stemmachines worden gestemd. De bepalingen van dit reglement die betrekking hebben op het gebruik van stembiljetten, blijven dan buiten toepassing.

Artikel 52.

  • Het gebruik van stemmachines vindt alleen plaats als daarbij een techniek wordt gebruikt die ten minste aan de volgende eisen voldoet:

  • a. het geheime karakter van de stemming moet zijn gewaarborgd, ook indien de kiezer geen keuze wenst te maken;

  • b. de te bezigen apparatuur dient van degelijke makelij te zijn en moet door de stemgerechtigde op eenvoudige wijze en zonder gevaar voor storingen of onvolkomen werking kunnen worden bediend;

  • c. de kandidatenlijsten en de belangencategorie die het betreft, moeten op duidelijke wijze kunnen worden vermeld;

  • d. de stemgerechtigde moet zijn stem per categorie slechts eenmaal kunnen uitbrengen en moet de gelegenheid hebben een gemaakte vergissing te herstellen.

Afdeling 8 De orde in het stemlokaal

Artikel 53.

  • 1. Gedurende de tijd dat het stembureau zitting houdt, zijn de stemgerechtigden bevoegd in het stemlokaal te vertoeven, voor zover de orde daardoor niet wordt verstoord en de voortgang van de zitting niet wordt belemmerd.

  • 2. De in het stemlokaal aanwezige stemgerechtigden kunnen mondeling bezwaren inbrengen, indien de stemming naar hun oordeel niet overeenkomstig de voorschriften geschiedt.

  • 3. De bezwaren worden in het proces-verbaal van de zitting van het stembureau vermeld.

  • 4. De voorzitter van het stembureau is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.

Hoofdstuk 7 Stemmen bij volmacht

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 54.

De stemgerechtigde die verwacht niet in staat te zullen zijn in persoon aan de stemming deel te nemen, kan overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk bij volmacht stemmen.

Artikel 55.

Een volmacht kan worden verleend hetzij op een schriftelijke aanvraag overeenkomstig afdeling 2, hetzij door overdracht van de oproepingskaart overeenkomstig afdeling 3 van dit hoofdstuk.

Artikel 56.

Een gevolmachtigde mag per categorie niet meer dan twee aanwijzingen als gevolmachtigde aannemen.

Artikel 57.

  • 1. De volmachtgever is niet bevoegd een eenmaal verleende volmacht in te trekken of na het verlenen van volmacht in persoon aan de stemming deel te nemen.

  • 2. Een stem, uitgebracht door een volmachtgever in strijd met het eerste lid, wordt niettemin geacht geldig te zijn uitgebracht.

  • 3. Een schriftelijke aanvraag om bij volmacht te stemmen kan worden ingetrokken zolang daarop niet is beslist.

Afdeling 2 De schriftelijke aanvraag om bij volmacht te stemmen

Artikel 58.

De voorzitter van het waterschap brengt op de dag waarop de periode van kandidaatstelling een aanvang neemt ter openbare kennis, dat uiterlijk op de veertiende dag voor de stemming voor de stemgerechtigden gelegenheid bestaat het in artikel 59 bedoelde verzoekschrift in te dienen.

Artikel 59.

  • 1. De stemgerechtigde die bij volmacht wenst te stemmen, dient uiterlijk op de veertiende dag voor die van de stemming daartoe een verzoekschrift in bij de voorzitter van het waterschap. Voor dit verzoekschrift wordt gebruik gemaakt van een formulier dat op de kantoren van het waterschap en van de afdelingen kosteloos verkrijgbaar is. De voorzitter van het waterschap kan ter voorkoming van misbruik beperkingen stellen aan de verkrijgbaarstelling van formulieren. Een daartoe strekkend besluit brengt hij ter openbare kennis.

  • 2. Bij het verzoekschrift wordt ingediend een verklaring van de gevolmachtigde dat deze bereid is als zodanig op te treden.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt voor het verzoekschrift en de verklaring modellen vast.

Artikel 60.

  • Het verzoek wordt afgewezen, indien:

  • a. blijkt dat de stemgerechtigde niet zelf de gevolmachtigde heeft aangewezen;

  • b. degene die als gevolmachtigde is aangewezen, de aanwijzing in strijd met artikel 56 heeft aangenomen.

Artikel 61.

  • 1. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verzoek doch uiterlijk één week voor de dag van de stemming wordt door de voorzitter van  het waterschap een beslissing genomen.

  • 2. Bij inwilliging wordt een volmachtbewijs opgemaakt. Dit bewijs wordt opgemaakt overeenkomstig een door het dagelijks bestuur op te stellen model. De inwilliging wordt aan de volmachtgever bekendgemaakt.

  • 3. Indien het verzoek niet in verdere behandeling kan worden genomen of moet worden afgewezen, wordt de beslissing met opgave van redenen op het verzoekschrift vermeld. Het verzoekschrift wordt dan aan de verzoeker teruggezonden, terwijl aan degene die zich bereid heeft verklaard als gevolmachtigde op te treden, de beslissing wordt toegezonden.

Artikel 62.

De voorzitter van het waterschap houdt aantekening van de namen van de gevolmachtigden die een aanwijzing als gevolmachtigde hebben aangenomen.

Artikel 63.

  • 1. Aan de gevolmachtigde wordt ten bewijze van zijn bevoegdheid het volmachtbewijs, bedoeld in artikel 61, tweede lid, verstrekt. De voorzitter van het waterschap doet het volmachtbewijs aan de gevolmachtigde toekomen.

  • 2. Aan de gevolmachtigde wiens volmachtbewijs in het ongerede is geraakt, wordt geen nieuw verstrekt.

  • 3. Bij de naam van de stemgerechtigde ten behoeve van wie aan een gevolmachtigde een volmachtbewijs is toegezonden, wordt in het in artikel 39 bedoelde uittreksel de aantekening "volmacht" geplaatst.

Afdeling 3 Het verlenen van volmacht door overdracht van de oproepingskaart aan een andere stemgerechtigde

Artikel 64.

  • 1. De stemgerechtigde kan een andere stemgerechtigde die tien dagen voor de van de stemming in hetzelfde stemdistrict als hijzelf staat ingeschreven, machtigen in het stembureau van dat stemdistrict voor hem te stemmen.

  • 2. Hij tekent daartoe het formulier dat voorkomt op de oproepingskaart en laat de kaart door de gevolmachtigde mede-ondertekenen.

  • 3. Hij draagt de aldus in een volmachtbewijs omgezette oproepingskaart aan de gevolmachtigde over.

Afdeling 4 Het stemmen door de gevolmachtigde

Artikel 65.

  • 1. De gevolmachtigde overhandigt aan de voorzitter van het stembureau het volmachtbewijs.

  • 2. Het tweede lid van het stembureau houdt door op het volmachtbewijs zijn paraaf te plaatsen aantekening, dat de gevolmachtigde zich heeft aangemeld.

  • 3. Indien een in een volmachtbewijs omgezette oproepingskaart als bedoeld in artikel 64 wordt overgelegd, plaatst het tweede lid van het stembureau tevens in het in artikel 39 bedoelde uittreksel de aantekening "volmacht" bij de naam van de volmachtgever.

Artikel 66.

Indien bij de aanmelding van de gevolmachtigde blijkt dat de volmachtgever reeds zijn stem heeft uitgebracht, wordt de gevolmachtigde als zodanig niet tot de stemming toegelaten en wordt het volmachtbewijs door de voorzitter van het stembureau ingehouden.

Artikel 67.

Indien na het uitbrengen van een stem door een gevolmachtigde de volmachtgever of een andere gevolmachtigde zich alsnog tot het uitbrengen van een stem aanmeldt, wordt deze niet tot de stemming toegelaten en wordt de daarbij overgelegde oproepingskaart of het daarbij overgelegde volmachtbewijs door de voorzitter van het stembureau ingehouden.

Artikel 68.

Voor de gevolmachtigde die zich in het stemlokaal bevindt, gelden de rechten en verplichtingen van de stemgerechtigde.

Hoofdstuk 8 Stemopneming door het stembureau

Artikel 69.

  • 1. Onmiddellijk nadat de stemming is geëindigd, stelt het stembureau per belangencategorie vast:

    • a.

      het aantal stemgerechtigden dat zich heeft aangemeld;

    • b.

      het aantal uitgereikte stembiljetten;

    • c.

      het aantal stemgerechtigden dat geweigerd heeft een stembiljet in de stembus te steken;

    • d.

      het aantal teruggegeven en onbruikbaar gemaakte stembiljetten;

    • e.

      het aantal niet-gebruikte stembiljetten;

    • f.

      het aantal ingeleverde oproepingskaarten en volmachtbewijzen.

  • 2. Indien een stemmachine is gebruikt, betreft de vaststelling, bedoeld in het eerste lid:

    • a.

      het aantal stemgerechtigden dat zich heeft aangemeld;

    • b.

      het aantal stemgerechtigden dat gebruik heeft gemaakt van de stemmachine;

    • c.

      het aantal stemgerechtigden dat het gebruik van de stemmachine heeft geweigerd.

  • 3. De aantallen, bedoeld in het eerste of tweede lid, worden door de voorzitter van het stembureau aan de aanwezigen bekendgemaakt.

Artikel 70.

  • 1. Door het stembureau wordt vervolgens op de uittreksels van de registers, bedoeld in artikel 39, het aantal daarop geplaatste parafen vermeld en gewaarmerkt. Deze uittreksels worden in een pak gedaan dat vervolgens wordt verzegeld.

  • 2. Daarna worden de ingeleverde volmachtbewijzen, samen met een gewaarmerkte verklaring van het stembureau betreffende het aantal geplaatste parafen, in een pak gedaan dat eveneens wordt verzegeld.

  • 3. Ten slotte worden op overeenkomstige wijze ingepakt:

    • a.

      de niet-gebruikte stembiljetten;

    • b.

      de teruggegeven en onbruikbaar gemaakte stembiljetten;

    • c.

      de ingeleverde oproepingskaarten.

Artikel 71.

Onmiddellijk na de in artikel 70 voorgeschreven verzegelingen wordt de stembus geopend.

Artikel 72.

De stembiljetten worden geteld en hun aantal wordt vergeleken met het getal van de stemmen waartoe de stemgerechtigden die aan de stemming hebben deelgenomen, gerechtigd zijn.

Artikel 73.

De leden van het stembureau openen de stembiljetten en voegen deze per belangencategorie bijeen. Zij kunnen zich bij deze werkzaamheden doen bijstaan door vervangende leden en door andere personen, daartoe door het dagelijks bestuur aangewezen.

Artikel 74.

  • Het stembureau stelt per belangencategorie vast:

  • a. het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen;

  • b. de som van de aantallen stemmen, bedoeld onder a.

Artikel 75.

  • 1. Ongeldig zijn andere stembiljetten dan die welke volgens dit reglement en zijn uitvoeringsvoorschriften mogen worden gebruikt.

  • 2. Voorts zijn ongeldig de stembiljetten waarop de stemgerechtigde niet, door het geheel of gedeeltelijk invullen van het stipje in een stemvak, op ondubbelzinnige wijze heeft kenbaar gemaakt op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt of waarop bijvoegingen zijn geplaatst waardoor de stemgerechtigde kan worden geïdentificeerd.

Artikel 76.

  • 1. Het stembureau beslist met inachtneming van artikel 75 over de geldigheid van het stembiljet.

  • 2. De voorzitter van het stembureau maakt de reden van ongeldigverklaring en van twijfel over de geldigheid, alsmede de beslissing daaromtrent onmiddellijk bekend.

  • 3. Indien één van de aanwezige stemgerechtigden dit verlangt, moet het biljet worden getoond. De stemgerechtigden kunnen mondeling bezwaren tegen de genomen beslissing inbrengen.

Artikel 77.

  • 1. Terstond nadat de stemmen zijn opgenomen, maakt de voorzitter van het stembureau per belangencategorie bekend zowel het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen als het gezamenlijke aantal uitgebrachte stemmen. Door de aanwezige stemgerechtigden kunnen mondeling bezwaren tegen de genomen beslissing worden ingebracht.

  • 2. Vervolgens worden de ongeldig verklaarde stembiljetten in een pak gedaan, dat wordt verzegeld. Op dit pak wordt vermeld: 

    • a.

      de aanduiding van de kieskring of het kiesdistrict en het nummer van het stemdistrict;

    • b.

      het aantal stembiljetten dat het pak bevat.

  • 3. Daarop worden de geldige stembiljetten, gerangschikt per belangencategorie, in één of meer pakken gedaan, die worden verzegeld.

  • 4. Op ieder pak, in het derde lid bedoeld, wordt vermeld:

    • a.

      de aanduiding van de kieskring of het kiesdistrict en het nummer van het stemdistrict;

    • b.

      het aantal stembiljetten dat het pak bevat.

Artikel 78.

  • 1. Indien een stemmachine wordt gebruikt, wordt onmiddellijk na de in artikel 70 voorgeschreven verzegeling de ruimte, waarin de stemmachine zich bevindt, ontsloten.

  • 2. Vervolgens doet de voorzitter mededeling van het aantal van de op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen.

  • 3. Het stembureau stelt per belangencategorie vast de sommen van de aantallen stemmen, bedoeld in het tweede lid. De voorzitter doet hiervan mededeling.

  • 4. Door de in het lokaal aanwezige stemgerechtigden kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht tegen de in het tweede en derde lid bedoelde beslissingen. De voorzitter sluit daarop de ruimte af, waarin de stemmachine zich bevindt. De sleutel wordt in een te verzegelen enveloppe gesloten.

Artikel 79.

  • 1. Na het einde van de stemming in de kieskringen of kiesdistricten legt de voorzitter van het waterschap afschrift van het proces-verbaal van elk stembureau op het waterschapskantoor voor een ieder ter inzage. De terinzagelegging wordt beëindigd zodra over de toelating van de gekozen leden onherroepelijk is beslist.

  • 2. Zolang de stemming niet in alle kieskringen of kiesdistricten is geëindigd, is een ieder die ambtshalve kennis kan nemen van de inhoud van het proces-verbaal van het stembureau, bedoeld in artikel 81, eerste lid, verplicht tot geheimhouding daarvan.

Artikel 80.

  • 1. Nadat alle werkzaamheden, in artikel 71 of 78 vermeld, zijn beëindigd, wordt onmiddellijk proces-verbaal opgemaakt van de stemming en van de stemopneming. Alle ingebrachte bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld.

  • 2. Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het stembureau getekend.

  • 3. Het proces-verbaal wordt opgemaakt overeenkomstig een door het dagelijks bestuur vast te stellen model.

Artikel 81.

  • 1. Het proces-verbaal wordt met de verzegelde pakken, bedoeld in artikel 70, en met die, bedoeld in artikel 77 of 78, door de voorzitter van het stembureau of een door hem aan te wijzen ander lid van het stembureau naar de voorzitter van het waterschap of een door deze aan te wijzen ambtenaar overgebracht.

  • 2. Nadat de voorzitter van het waterschap van alle stembureaus het proces-verbaal heeft ontvangen, geeft hij per belangencategorie kennis van de voorlopige uitslag van het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen.

Artikel 82.

  • 1. De voorzitter van het waterschap draagt er zorg voor dat de processen-verbaal onverwijld ter beschikking van het hoofdstembureau worden gesteld.

  • 2. De voorzitter van het waterschap draagt er zorg voor dat de verzegelde pakken op uitnodiging van de voorzitter van het hoofdstembureau onmiddellijk ter beschikking van het hoofdstembureau worden gesteld en dat de niet ter beschikking van het hoofdstembureau gestelde verzegelde pakken worden vernietigd, nadat het hoofdstembureau de uitslag van de verkiezing heeft vastgesteld en over de toelating van de gekozenen onherroepelijk is beslist. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.

Hoofdstuk 9 Stemmen per brief

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 83.

  • 1. De stemming per brief geschiedt over de kandidaten en de kandidaat-plaatsvervangers van wie de namen voorkomen op de geldig verklaarde opgaven tot kandidaatstelling.

  • 2. Er vindt per belangencategorie een stemming plaats.

Artikel 84.

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt de dag vast, waarop de stemming wordt beëindigd. Deze dag is uiterlijk twaalf weken na het verstrijken van de periode van kandidaatstelling.

  • 2. De te retourneren stembescheiden kunnen naast verzending per post tijdens kantooruren en op de dag, bedoeld in het eerste lid, tot 12.00 uur, worden gedeponeerd in de stembus in de door het dagelijks bestuur aangewezen ruimte of ruimten.

  • 3. De voorzitter van het waterschap brengt de dag, bedoeld in het eerste lid, ten minste drie weken tevoren ter openbare kennis. Hij brengt daarbij tevens het gestelde in het tweede lid ter openbare kennis.

Artikel 85.

Het hoofdstembureau plaatst in één of meer exemplaren van het register van stemgerechtigden, bedoeld in artikel 29 van de wet, van het register, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van dit reglement en op een of meer lijsten van degenen die voorkomen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, bedoeld in artikel 21 van de wet, voor de naam van iedere stemgerechtigde een nummer, te beginnen op een willekeurige plaats.

Afdeling 2 Toezending stembescheiden

Artikel 86.

  • 1. Het hoofdstembureau verzendt ten minste twee weken voor de dag, bedoeld in artikel 84, eerste lid, als stembescheiden aan iedere stemgerechtigde:

    • a.

      per categorie een stembiljet met bijbehorende retourenvelop die is gericht aan de voorzitter van het hoofdstembureau en is voorzien van het in artikel 85 bedoelde nummer;

    • b.

      per categorie een kandidatenlijst. De namen van de kandidaten worden in een door het lot bepaalde volgorde geplaatst en zo nodig van een nummer voorzien. De loting geschiedt door het hoofdstembureau in de in artikel 22 bedoelde zitting. Loting kan desgewenst geschieden in de vorm van het loten van een letter uit het alfabet, waarna de namen van de kandidaten vanaf die letter alfabetisch in de kandidatenlijst worden vermeld;

    • c.

      een handleiding voor de stemgerechtigde;

  • 2. Voor de te gebruiken stembiljetten is artikel 41 van overeenkomstige toepassing. In afwijking van het bepaalde in artikel 41, eerste lid, kunnen de kandidaten op het stembiljet worden aangeduid door middel van een nummer. In dat geval wordt op de kandidatenlijst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aangegeven welke kandidaat bij welk nummer hoort.

  • 3. In geval meer dan één natuurlijke of rechtspersoon is gerechtigd tot één of meer ongebouwde of gebouwde onroerende zaken, worden de stembescheiden toegezonden aan degene aan wie het aanslagbiljet voor de omslag van het waterschap wordt toegezonden.

Artikel 87.

  • 1. Een stemgerechtigde kan het hoofdstembureau verzoeken om duplicaten van de stembescheiden, indien hij deze niet of niet volledig heeft ontvangen, of indien deze in het ongerede zijn geraakt. Het verzoek kan worden gedaan uiterlijk op de werkdag voorafgaande aan de dag, bedoeld in artikel 84, eerste lid.

  • 2. Het hoofdstembureau verstrekt de als duplicaten gewaarmerkte stembescheiden en houdt daarvan aantekening in de registers en lijsten, bedoeld in artikel 85.

  • 3. Per stemgerechtigde worden eenmaal duplicaten verstrekt.

Afdeling 3 Het uitbrengen van de stem

Artikel 88.

  • 1. De stemgerechtigde brengt zijn stem uit door het stemvak, geplaatst voor de naam of het nummer van de kandidaat van zijn keuze in te vullen zo, dat op ondubbelzinnige wijze wordt kenbaar gemaakt op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt

  • 2. De stemgerechtigde doet het stembiljet voor elke categorie afzonderlijk in de daarvoor bestemde retourenvelop en sluit deze.

  • 3. De stemgerechtigde verzendt de retour-envelop per post of deponeert deze in de stembus, bedoeld in artikel 84, tweede lid.

  • 4. Retourenveloppen die na het in artikel 84, tweede lid, bedoelde tijdstip door het hoofdstembureau worden ontvangen, worden verder buiten beschouwing gelaten.

Afdeling 4 Stemopneming door het hoofdstembureau

Artikel 89.

  • 1. Na het in artikel 84, tweede lid, genoemde tijdstip houdt het hoofdstembureau zo spoedig mogelijk een openbare zitting in een door het dagelijks bestuur van het waterschap aangewezen ruimte.

  • 2. De stembus, bedoeld in artikel 84, tweede lid, wordt zo spoedig mogelijk na het verstrijken van het in artikel 84, tweede lid, genoemde tijdstip overgebracht naar de door het dagelijks bestuur van het waterschap aangewezen ruimte, bedoeld in het eerste lid. Vervolgens wordt de stembus geopend en worden de retourenveloppen gevoegd bij de per post ontvangen retourenveloppen.

Artikel 90.

  • 1. De door het hoofdstembureau te verrichten werkzaamheden kunnen zowel handmatig als machinaal geschieden.

  • 2. Het hoofdstembureau kan zich bij deze werkzaamheden doen bijstaan door vervangende leden en door andere personen, daartoe door het dagelijks bestuur aangewezen.

  • 3. Voor wat betreft de werkwijze van het hoofdstembureau zijn de artikelen 36 en 53 van overeenkomstige toepassing.

  • 4. In de ruimte dan wel ruimten waarin de werkzaamheden worden verricht die verband houden met de stemopneming, bedoeld in deze afdeling, zijn zodanige voorzieningen getroffen dat het stemgeheim is gewaarborgd.

  • 5. Het hoofdstembureau draagt er zorg voor dat de met toepassing van artikel 85 genummerde registers en lijsten uit de ruimte dan wel ruimten, bedoeld in het vierde lid, worden verwijderd en later worden vernietigd.

Artikel 91.

  • 1. Het hoofdstembureau controleert of de oorspronkelijke stembescheiden, waarvoor op grond van artikel 87 duplicaten zijn verstrekt, zijn ontvangen.

  • 2. Indien de oorspronkelijke stembescheiden en de duplicaten zijn ontvangen, zijn de retourenveloppen die het eerst worden ontvangen geldig. De retourenveloppen die als tweede worden ontvangen, worden buiten beschouwing gelaten.

  • 3. Enveloppen anders dan de door het bestuur voorgeschreven retourenveloppen, worden buiten beschouwing gelaten.

  • 4. Eveneens worden de retourenveloppen waarvan het nummer op de envelop onleesbaar is geworden, buiten beschouwing gelaten.

  • 5. De retourenveloppen die op grond van het tweede, derde en vierde lid buiten beschouwing zijn gelaten, worden in een pak gedaan, dat wordt verzegeld.

Artikel 92.

  • 1. Het hoofdstembureau opent vervolgens de retourenveloppen en neemt de stembiljetten eruit.

  • 2. Wordt in een retourenvelop meer dan één stembiljet aangetroffen, dan worden alle stembiljetten uit die retourenvelop buiten beschouwing gelaten.

Artikel 93.

  • 1. Voor het vervolg van de stemopneming zijn de artikelen 73 tot en met 82 van overeenkomstige toepassing, echter met dien verstande dat:

    • a.

      in die artikelen voor artikel 70, moet worden gelezen artikel 92, eerste lid;

    • b.

      in aanvulling op het bepaalde in artikel 75, eveneens de stembiljetten, bedoeld in de artikelen 91, tweede, derde en vierde lid en 92, tweede lid, ongeldig worden verklaard.

  • 2. De werkzaamheden, genoemd in de artikelen 91, 92 en 93, eerste lid, alsmede, in het geval er machinaal wordt geteld, die betreffende het invoeren van de stembiljetten in de machine, kunnen worden aangevangen voordat de stemming is beëindigd onder de voorwaarden dat:

    • a.

      in de ruimte dan wel ruimten waarin deze werkzaamheden plaatsvinden, het stemgeheim is gewaarborgd en er tussentijds geen mededelingen worden gedaan omtrent de uitgebrachte stemmen;

    • b.

      de beslissing omtrent de geldigheid van de stembiljetten, bedoeld in artikel 75, eerste en tweede lid, en van de retourenveloppen die als tweede worden geteld, bedoeld in artikel 91, tweede lid, en de beoordeling van de stembescheiden, bedoeld in de artikelen 91, derde en vierde lid, en 92, tweede lid, worden verzameld en voorgelegd aan het hoofdstembureau op de zitting, bedoeld in artikel 89, eerste lid.

  • 3. Teneinde te waarborgen dat bij het uitvoeren van de werkzaamheden, genoemd in het tweede lid, wordt voldaan aan de in dat lid gestelde voorwaarden, stelt het dagelijks bestuur een protocol op. Dit wordt aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

Hoofdstuk 10 Vaststelling van de verkiezingsuitslag

Artikel 94.

  • 1. Het hoofdstembureau houdt uiterlijk op de tiende dag na de stemming of na de dag, bedoeld in artikel 84, eerste lid, om tien uur een openbare zitting ter vaststelling van de uitslag van de verkiezing.

  • 2. De voorzitter van het hoofdstembureau is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.

Artikel 95.

  • 1. Het hoofdstembureau kan op de in artikel 94 bedoelde zitting hetzij ambtshalve, hetzij naar aanleiding van een met opgave van redenen gedaan verzoek van een of meer stemgerechtigden, tot een nieuwe opneming van stembiljetten zowel uit alle als uit een of meer stemdistricten besluiten, indien een ernstig vermoeden bestaat dat door een of meer stembureaus bij de stemopneming fouten zijn gemaakt.

  • 2. Het hoofdstembureau is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de processen-verbaal van de stembureaus.

  • 3. Bij deze opneming zijn de artikelen 73, 76, 77 en 78 van overeenkomstige toepassing. Bij schriftelijk stemmen zijn tevens de artikelen 90 en 93 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 96.

  • 1. Het hoofdstembureau stelt per kieskring of kiesdistrict per belangencategorie het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen vast.

  • 2. In de volgorde van de aantallen op hen uitgebrachte stemmen zijn evenveel kandidaten gekozen als het aantal vacante plaatsen bedraagt. Indien voor de laatste vacante plaats meer kandidaten een gelijk aantal stemmen hebben behaald, doet de voorzitter door het lot bepalen wie van hen gekozen is.

  • 3. De voorzitter van het hoofdstembureau maakt de aldus verkregen uitkomsten bekend.

  • 4. Door de stemgerechtigden kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.

Artikel 97.

  • 1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt.

     In dit proces-verbaal worden de uitslag van de verkiezing en alle ingebrachte bezwaren vermeld.

  • 2. Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het hoofdstembureau getekend.

  • 3. Het proces-verbaal wordt opgemaakt overeenkomstig een door het dagelijks bestuur vast te stellen model.

Artikel 98.

  • 1. De voorzitter van het hoofdstembureau maakt de uitslag van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk openbaar door het proces-verbaal voor een ieder ter inzage te leggen op het kantoor van het waterschap en van de afdelingen. Van de terinzagelegging wordt tegelijk openbare kennisgeving gedaan door de voorzitter van het waterschap.

    De terinzagelegging wordt beëindigd, zodra over de toelating van de gekozen leden onherroepelijk is beslist.

  • 2. De voorzitter van het hoofdstembureau doet de processen-verbaal van de stembureaus alsmede een afschrift van het proces-verbaal van de zitting van het hoofdstembureau toekomen aan het algemeen bestuur.

Artikel 99.

  • 1. De voorzitter van het waterschap draagt zorg voor de bewaring van de verzegelde pakken die overeenkomstig artikel 82, tweede lid, ter beschikking van het hoofdstembureau zijn gesteld. Hij vernietigt deze pakken nadat over de toelating van de gekozen leden onherroepelijk is beslist.

  • 2. Van de vernietiging bedoeld in het eerste lid wordt proces-verbaal opgemaakt. 

Hoofdstuk 11 Begin lidmaatschap algemeen bestuur

Artikel 100.

  • 1. De voorzitter van het hoofdstembureau geeft de benoemde schriftelijk kennis van zijn benoeming. De brief, houdende deze kennisgeving, wordt uiterlijk op de derde dag na de vaststelling van de uitslag van de verkiezing of na de benoemdverklaring, bedoeld in artikel 115 van dit reglement, aangetekend toegezonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.

  • 2. Indien de benoemde een gevolmachtigde heeft aangewezen, geschiedt de toezending of uitreiking aan die gevolmachtigde.

  • 3. De voorzitter van het hoofdstembureau geeft tegelijkertijd schriftelijk kennis van de benoeming aan het algemeen bestuur. Deze kennisgeving strekt de benoemde tot geloofsbrief.

Artikel 101.

  • 1. De benoemde draagt er zorg voor dat uiterlijk op de tiende dag of bij een benoeming in een tussentijds opengevallen plaats de achtentwintigste dag na de dagtekening van de kennisgeving van de benoeming het algemeen bestuur van hem, onderscheidenlijk de gevolmachtigde, bij brief of telegrafisch mededeling ontvangt dat hij de benoeming aanneemt.

  • 2. Is binnen die tijd de mededeling niet ontvangen, dan wordt hij geacht de benoeming niet aan te nemen.

  • 3. De voorzitter van het waterschap deelt aan de voorzitter van het hoofdstembureau onverwijld mede dat de benoemde de benoeming heeft aangenomen, dan wel dat hij geacht wordt de benoeming niet aan te nemen.

  • 4. Indien de benoemde de benoeming niet aanneemt, doet hij of zijn gevolmachtigde daarvan binnen de in het eerste lid genoemde termijn bij brief of telegrafisch mededeling aan de voorzitter van het hoofdstembureau. Deze geeft hiervan kennis aan het algemeen bestuur.

  • 5. Zolang nog niet, of nog niet onherroepelijk, tot toelating van de benoemde is besloten, kan deze, onderscheidenlijk zijn gevolmachtigde, schriftelijk aan het algemeen bestuur mededelen dat hij op het aannemen van de benoeming terugkomt.

    Hij wordt dan geacht de benoeming niet te hebben aangenomen. De voorzitter van het waterschap geeft van de ontvangst van deze mededeling onverwijld kennis aan het hoofdstembureau.

Artikel 102.

  • 1. Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt, legt de benoemde, onderscheidenlijk zijn gevolmachtigde, aan het algemeen bestuur een door hem ondertekende verklaring over, vermeldende alle functies die de benoemde bekleedt.

  • 2. Tenzij de benoemde op het tijdstip van benoeming reeds lid van het algemeen bestuur was, legt hij tevens een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens over, waaruit zijn woonplaats, datum en plaats van geboorte blijken.

Artikel 103.

  • 1. Het algemeen bestuur onderzoekt de geloofsbrief en beslist of de benoemde als lid wordt toegelaten. Daarbij gaat het na of de benoemde aan de vereisten voor het lidmaatschap voldoet en geen met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult en beslist het over de geschillen welke met betrekking tot de geloofsbrief of de verkiezing zelf rijzen. Indien de benoemde vóór de eerste samenkomst van het nieuw gekozen algemeen bestuur de voor het lidmaatschap vereiste leeftijd zal hebben bereikt, wordt daarmee bij het nemen van de beslissing rekening gehouden.

  • 2. Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de opgaven van kandidaten.

  • 3. Betreft het de toelating van degene die is benoemd in een tussentijds opengevallen plaats, dan strekt het onderzoek zich niet uit tot de punten die het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag betreffen.

  • 4. Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, kan het algemeen bestuur tot een nieuwe opneming van stembiljetten, zowel uit alle als uit een of meer stemdistricten, besluiten. De voorzitter laat deze op verzoek van het algemeen bestuur onverwijld naar dat orgaan overbrengen.

    Na ontvangst van de stembiljetten gaat het algemeen bestuur onmiddellijk tot de opneming over. Het is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de processen-verbaal van de stembureaus. Bij deze opneming zijn de artikelen 73, 76, 77 en 78 van overeenkomstige toepassing. Bij schriftelijk stemmen zijn tevens de artikelen 90 en 93 van overeenkomstige toepasssing.

Artikel 104.

De ongeldigheid van de stemming in één of meer stemdistricten of een onjuistheid in de vaststelling van de uitslag van de verkiezing staat niet in de weg aan de toelating van de leden op wier verkiezing de ongeldigheid of onjuistheid geen invloed kan hebben gehad, en, in geval van ongeldigheid van de stemming, de nieuwe stemming geen invloed kan hebben.

Artikel 105.

  • 1. Indien het algemeen bestuur besluit tot niet-toelating van één of meer leden wegens de ongeldigheid van de stemming in één of meer stemdistricten, geeft de voorzitter van het waterschap daarvan onverwijld kennis aan het dagelijks bestuur van het waterschap.

  • 2. Uiterlijk op de dertigste dag nadat deze kennisgeving is ontvangen, vindt in de in het eerste lid bedoelde stemdistricten een nieuwe stemming plaats en wordt de uitslag van de verkiezing opnieuw vastgesteld. De dag van de stemming wordt vastgesteld door het dagelijks bestuur.

  • 3. Bij deze vaststelling blijft degene die reeds als lid is toegelaten, gekozen verklaard, ook indien mocht blijken dat dit ten onrechte is geschied. Tegenover hem valt dan af de kandidaat die, indien de toegelatene niet verkozen was verklaard, gekozen zou zijn.

Artikel 106.

  • 1. Aan de in artikel 105 bedoelde stemming zijn de stemgerechtigden bevoegd deel te nemen wier namen voorkomen in de uittreksels, bedoeld in artikel 39.

  • 2. Personen ten aanzien van wie na de ongeldig verklaarde stemming blijkt dat hun naam ten onrechte ontbreekt dan wel ten onrechte voorkomt in de uittreksels, bedoeld in artikel 39, zijn bevoegd, onderscheidenlijk niet bevoegd, aan de in artikel 105 bedoelde stemming deel te nemen. De uittreksels worden daartoe aangepast.

  • 3. Een vóór de ongeldig verklaarde stemming verleende toestemming om bij volmacht te stemmen geldt niet voor de in het eerste lid bedoelde nieuwe stemming.

Artikel 107.

Indien het algemeen bestuur heeft besloten om één of meer van de benoemde leden wegens de onjuistheid van de vaststelling van de uitslag van de verkiezing niet toe te laten, wordt daarvan door de voorzitter van het waterschap onverwijld kennis gegeven aan het hoofdstembureau.

Artikel 108.

  • 1. Uiterlijk op de veertiende dag nadat de kennisgeving, bedoeld in artikel 107, is ontvangen, houdt het hoofdstembureau een openbare zitting en stelt het met inachtneming van de in artikel 107 bedoelde beslissing de uitslag van de verkiezing voor zover nodig opnieuw vast.

  • 2. De artikelen 96 tot en met 98 vinden overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het onderzoek van de geloofsbrief van de aldus nieuw gekozen verklaarde strekt zich niet uit tot de punten die het verloop van de verkiezing raken.

Artikel 109.

Indien het algemeen bestuur heeft besloten de benoemde niet als lid toe te laten op de grond dat hij niet voldoet aan de vereisten voor het lidmaatschap of dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, geeft de voorzitter van het waterschap daarvan onverwijld kennis aan de voorzitter van het hoofdstembureau.

Artikel 110.

De beslissing betreffende toelating van de bij een verkiezing benoemde leden van het algemeen bestuur wordt genomen uiterlijk op de zevenentwintigste dag na de stemming of, indien dit niet mogelijk is, zo spoedig mogelijk daarna.

Betreft het de toelating van gekozenen ter vervulling van buiten die tijd opengevallen plaatsen dan wordt de beslissing in de eerstvolgende vergadering genomen.

Artikel 111.

  • 1. Elke beslissing betreffende de toelating van de tot lid van het algemeen bestuur benoemden wordt door het dagelijks bestuur terstond aan de benoemde bekendgemaakt.

  • 2. Aan de niet-toegelatene worden de redenen van de beslissing medegedeeld.

  • 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien door het algemeen bestuur wegens herhaalde staking van stemmen of wegens staking van stemmen in een voltallige vergadering over een voorstel omtrent toelating geen beslissing is genomen.

Artikel 112.

  • 1. Indien op het tijdstip van periodieke aftreding van de leden van het algemeen bestuur niet de goedkeuring van de geloofsbrieven van meer dan de helft van het aantal leden onherroepelijk is geworden, houden de leden van het algemeen bestuur zitting totdat zulks is geschied. Gedurende deze tijd oefenen de bij de verkiezingen gekozen leden hun functie niet uit.

  • 2. Een plaats die openvalt na het tijdstip van periodieke aftreding wordt vervuld op dezelfde wijze als zou zijn geschied, indien zij voor dat tijdstip is opengevallen.

Artikel 113.

De artikelen 105, 107 en 109 vinden eerst toepassing wanneer het besluit van het algemeen bestuur onherroepelijk is geworden.

Artikel 114.

Het lidmaatschap van het algemeen bestuur vangt aan zodra de toelating onherroepelijk is geworden. 

Hoofdstuk 12 Plaatsvervanging

Artikel 115.

Wanneer, anders dan bij de vaststelling van de uitslag van een verkiezing, in een opengevallen plaats van het algemeen bestuur moet worden voorzien, verklaart de voorzitter van het hoofdstembureau bij een met redenen omkleed besluit, uiterlijk op de veertiende dag nadat dit te zijner kennis is gekomen, de plaatsvervanger van het lid van het algemeen bestuur benoemd. Indien het lid in wiens plaats moet worden voorzien, ontslag heeft genomen met ingang van een bepaald tijdstip, vangt de termijn van twee weken aan op dat tijdstip.

Artikel 116.

Aan artikel 115 wordt geen toepassing gegeven indien door de voorzitter van het hoofdstembureau van de plaatsvervanger een schriftelijke verklaring is ontvangen dat hij niet voor benoeming in aanmerking wenst te komen.

Artikel 117.

  • 1. Iedere benoeming die met toepassing van artikel 115 geschiedt, wordt terstond bekendgemaakt op de in het waterschap gebruikelijke wijze.

  • 2. De voorzitter van het hoofdstembureau doet een afschrift van het benoemingsbesluit toekomen aan het algemeen bestuur.

Hoofdstuk 13 Einde lidmaatschap algemeen bestuur

Artikel 118.

  • 1. Zodra is komen vast te staan dat een lid van het algemeen bestuur niet voldoet aan één van de in artikel 31, eerste lid, van de wet bedoelde vereisten of een in het tweede lid van dat artikel bedoelde betrekking vervult, houdt hij op lid te zijn.

  • 2. De voorzitter van het waterschap geeft hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het hoofdstembureau.

  • 3. Een overeenkomstige kennisgeving vindt plaats, indien door het overlijden van een lid een plaats in het algemeen bestuur is opengevallen.

Artikel 119.

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij bericht dit schriftelijk aan de voorzitter van het waterschap.

  • 2. De voorzitter van het waterschap geeft hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het hoofdstembureau.

  • 3. Op een ingediend ontslag kan niet worden teruggekomen.

Artikel 120.

Leden van het algemeen bestuur die hun ontslag hebben ingezonden, behouden, ook indien zij ontslag hebben genomen met ingang van een bepaald tijdstip, hun lidmaatschap, totdat de goedkeuring van de geloofsbrieven van hun opvolgers onherroepelijk is geworden of totdat het hoofdstembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd.

Hoofdstuk 14 Begin en einde lidmaatschap afdelingsbestuur

Artikel 121.

  • 1. Overeenkomstig artikel 37 van het algemeen reglement brengt het lidmaatschap van het algemeen bestuur het lidmaatschap van een afdelingsbestuur mee.

  • 2. De artikelen 100 tot en met 113 zijn van overeenkomstige toepassing op de benoeming tot lid van een afdelingsbestuur van een plaatsvervanger van een bij verkiezing benoemd lid van het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 88, eerste lid. In dat geval vangt het lidmaatschap van het afdelingsbestuur aan zodra de toelating tot het afdelingsbestuur onherroepelijk is geworden en nadat het lidmaatschap van het algemeen bestuur van het bij verkiezing benoemde lid van dat bestuur onherroepelijk is geworden.

Artikel 122.

Artikel 118, eerste lid, en artikel 119, eerste en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van het afdelingsbestuur dat niet tevens lid is van het algemeen bestuur.

Artikel 123.

Indien, anders dan bij de vaststelling van de uitslag van een verkiezing, moet worden voorzien in een vacature van een lid van het afdelingsbestuur, niet zijnde lid van het algemeen bestuur, geeft de voorzitter van het hoofdstembureau overeenkomstige toepassing aan de artikelen 100 tot en met 113 ten aanzien van de kandidaat die in de betrokken categorie het grootste aantal stemmen op zich heeft verenigd, zonder dat dit tot verkiezing in die categorie heeft geleid.

Hoofdstuk 15 Beroepschriften

Artikel 124.

  • 1. Als besluiten in de zin van artikel 30a van de wet worden aangewezen:

    • a.

      het besluit van het dagelijks bestuur op een verzoek als bedoeld in artikel 30, tweede lid, van de wet;

    • b.

      het besluit van het hoofdstembureau over de geldigheid van de opgaven tot kandidaatstelling, bedoeld in artikel 22;

    • c.

      het besluit van de voorzitter van het waterschap over een aanvraag voor het stemmen bij volmacht, bedoeld in artikel 61, eerste lid;

    • d.

      het besluit van het algemeen bestuur van het waterschap over de toelating als lid van het algemeen bestuur, bedoeld in artikel 103, eerste lid.

  • 2. Beroepschriften tegen besluiten, bedoeld in het eerste lid, worden ingediend uiterlijk op de vierde dag nadat zij zijn gegeven of geacht worden te zijn geweigerd.

Hoofdstuk 16 Strafbepalingen

Artikel 125.

Degene die stembiljetten of volmachtbewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 126.

Degene die opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken stembiljetten of volmachtbewijzen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij ze ontving, bekend was, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 127.

Degene die stelselmatig personen aanspreekt teneinde hen te bewegen hun in een volmachtbewijs omgezette oproepingskaart af te geven, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 128.

Degene die bij een verkiezing als gevolmachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze overleden is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 129.

Degene die bij een verkiezing een ander heeft gemachtigd voor hem te stemmen en niettemin in persoon aan de stemming deelneemt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 130.

De voorzitter, de leden en de ter vervanging opgeroepen plaatsvervangend leden van het stembureau, die gedurende de zitting buiten noodzaak afwezig zijn zonder dat in vervanging is voorzien, worden gestraft met geldboete van de tweede categorie.

Hoofdstuk 17 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 131.

  • 1. Wanneer bij of krachtens dit reglement voorgeschreven verrichtingen op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zouden vallen, treedt de eerstvolgende dag, geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijnde, daarvoor in de plaats.

  • 2. Voor zover de bepaling van de tijd voor de in het eerste lid genoemde verrichtingen aan het openbaar gezag opgedragen, worden daarvoor geen zaterdagen, zondagen of algemeen erkende feestdagen aangewezen.

  • 3. Onder algemeen erkende feestdagen worden verstaan de in artikel 3 van de Algemene Termijnenwet als zodanig genoemde en de bij of krachtens dat artikel daarmee gelijkgestelde dagen.

Artikel 132.

Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.

Artikel 133.

Dit reglement wordt aangehaald als: Kiesreglement voor het waterschap Rijn en IJssel.