Regeling vervallen per 01-01-2007

Grondwaterheffingsverordening Overijssel 1998

Geldend van 01-01-2006 t/m 31-12-2006

Begripsbepalingen

inhoud

Artikel 1

  • 1

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. de wet : de Grondwaterwet;

  • b. grondwaterheffing : directe provinciale belasting op het onttrekken van grondwater;

  • c. inrichting : een inrichting of werk, bestemd tot het onttrekken van grondwater als bedoeld in de wet;

  • d. onttrekken van grondwater : onttrekken van grondwater door middel van een inrichting als bedoeld in de wet;

  • e. infiltreren van water : het brengen van water in de bodem ter aanvulling van het grondwater met het oog op het onttrekken van grondwater als bedoeld in de wet;

  • f. register : register als bedoeld in artikel 13 van de wet.

  • Heffingsplicht

Artikel 2

2

Heffingsplichtig is de houder van een inrichting welke gedurende het heffingsjaar of een gedeelte daarvan ingeschreven is in het register.

Vrijstelling

Artikel 3

  • 3

  • 1. Naast de in artikel 48 van de wet genoemde vrijgestelde onttrekkingen zijn de onttrekkingen van minder dan 1.000 m3 grondwater per heffingsjaar van de heffing vrijgesteld.

  • 2. Indien op grond van de vergunningsvoorschriften water wordt geïnfiltreerd, wordt het aantal kubieke meters geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de onttrokken hoeveelheid grondwater, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Vrijgesteld van heffing zijn inrichtingen waarbij grondwater wordt onttrokken en vervolgens in een gesloten systeem weer volledig wordt teruggevoerd in hetzelfde watervoerende pakket als waaraan het is onttrokken, in overeenstemming met de voorwaarden welke daartoe zijn gesteld in de vergunning die voor het onttrekken en terugvoeren van water is verleend ingevolge de Grondwaterwet.

  • Grondslag

Artikel 4

  • 4

  • 1. De heffing wordt opgelegd naar de in het heffingsjaar onttrokken hoeveelheid grondwater, gemeten in kubieke meters per jaar.

  • 2. Indien op grond van de vergunningsvoorschriften water wordt geïnfiltreerd, wordt de helft van het aantal kubieke meters geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de onttrokken hoeveelheid grondwater.

  • Tarief

Artikel 5

5

Het tarief bedraagt tot 1 januari 2010 EUR 0,0136 per kubieke meter onttrokken grondwater, vastgesteld op grond van artikel 4.

Heffingsjaar

Artikel 6

Het heffingsjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Wijze van heffing

Artikel 7

De heffing wordt opgelegd bij wege van aanslag.

Overgangsbepaling

Artikel 8

6

De Grondwaterheffingsverordening Overijssel blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich hebben voorgedaan vóór de datum waarop deze verordening in werking is getreden.

Inwerkingtreding

Artikel 9

7

Deze verordening treedt in werking op een door Gedeputeerde Staten te bepalen datum.

Citeertitel

Artikel 10

Deze verordening wordt aangehaald als Grondwaterheffingsverordening Overijssel 1998.


Noot
1

[Toelichting: De grondwaterheffing is als directe provinciale belasting ingesteld op grond van artikel 48, eerste lid van de Grondwaterwet, dat het grondwater als voorwerp van belasting en het onttrekken van grondwater als belastbaar feit aanmerkt.]

Noot
2

[Toelichting: De omschrijving van heffingsplichtige volgt uit artikel 48, derde lid van de Grondwaterwet. Met de woorden "gedurende het heffingsjaar of een gedeelte daarvan" wordt tot uitdrukking gebracht, dat de eis van inschrijving in het register betrekking heeft op het heffingsjaar of een gedeelte daarvan. Zonder deze tussenvoeging zou een houder van een inrichting die niet meer is ingeschreven, kunnen menen dat hij niet heffingsplichtig is over de onttrekkingen in het heffingsjaar of gedeelte daarvan waarin de inrichting wel ingeschreven stond. Het is uiteraard de bedoeling om een zodanige heffingsplichtige wel voor zijn grondwateronttrekkingen aan te slaan.]

Noot
3

[Toelichting: Bij de Wet van 19 december 1996 tot wijziging van de Grondwaterwet (verbreding heffingsdoeleinden, Staatsblad 647) is onder meer, via wijziging van artikel 48 van de Grondwaterwet, een drietal categorieën onttrekkingen van de grondwaterheffing vrijgesteld, te weten onttrekkingen ten behoeve van:

- "koude- en warmteopslag door middel van een inrichting waarbij grondwater wordt onttrokken en het water vervolgens in een gesloten systeem weer volledig wordt geïnfiltreerd in hetzelfde watervoerende pakket als waaraan het is onttrokken, in overeenstemming met de voorwaarden welke daartoe zijn gesteld in de vergunning die voor het onttrekken van grondwater en infiltreren van water ingevolge deze wet is verleend";

- de sanering van het grondwater;

- landijsbanen.

Hoewel deze wettelijke vrijstellingen met ingang van 1 januari 1997 rechtstreeks gelden, is - ter verduidelijking - in een nieuw artikel 3 van de verordening een verwijzing naar deze vrijstellingen opgenomen.

Tevens is in dit artikel ondergebracht de vrijstellingsbepaling ten aanzien van onttrekkingen van minder dan 1.000 m3, die was opgenomen in artikel 3, tweede lid van de Grondwaterheffingsverordening Overijssel. Indien naast het onttrekken van grondwater, infiltratie op grond van de vergunningsvoorschriften plaatsvindt, wordt voor de toepassing van deze vrijstellingsbepaling de hoeveelheid geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de hoeveelheid onttrokken grondwater.]

Noot
4

[Toelichting: De grondslag is de maatstaf waarnaar het tarief wordt berekend. Op basis van de grondslag en de werkelijke hoeveelheid onttrokken water is het mogelijk de omvang van de heffing te bepalen. Indien tevens infiltratie op grond van de vergunningsvoorschriften plaatsvindt, wordt voor de vaststelling van de hoogte van de heffing de helft van de hoeveelheid geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de hoeveelheid onttrokken grondwater.]

Noot
5

[Toelichting: De kosten die uit de heffing mogen worden betaald, zijn limitatief opgenomen in artikel 48, eerste lid van de Grondwaterwet en in de Algemene maatregel van bestuur die is gebaseerd op het tweede lid van genoemd wetsartikel. Bij de Wet van 19 december 1996 (verbreding heffingsdoeleinden) zijn de bestedingsdoeleinden van de grondwaterheffing met ingang van 1 januari 1997 verruimd.]

Noot
6

[Toelichting: Dit artikel bevat een overgangsregeling op grond waarvan de oude verordening blijft gelden voor de belastbare feiten (onttrekkingen) die hebben plaatsgevonden vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening.]

Noot
7

[Toelichting: Aanleiding voor de aanpassing van de Grondwaterheffingsverordening, in de vorm van het intrekken van de oude verordening en vaststellen van een nieuwe verordening, is de aanpassing van de belastingbepalingen in de Provinciewet.

De in artikel 48 van de Grondwaterwet opgenomen vrijstellingen, waarop in artikel 3, eerste lid van deze verordening wordt geduid, gelden reeds sinds 1 januari 1997. De gelding van deze vrijstellingen hangt dan ook niet af van de inwerkingtredingsdatum van deze verordening.

De aanpassing van de belastingbepalingen in de Provinciewet is geschied bij achtereenvolgens de Wet van 10 april 1997 (Staatsblad 189) en de Aanpassingswet derde tranche Awb I. De Wet van 10 april 1997 is op 1 juli 1997 in werking getreden.

Omdat de inwerkingtreding van deze verordening dient te worden afgestemd op de inwerkingtredingsdatum van de Aanpassingswet derde tranche Awb I wordt de inwerkingtredingsdatum door het college van Gedeputeerde Staten bepaald.]