Regeling vervallen per 03-01-2017

Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009

Geldend van 01-09-2014 t/m 02-01-2017

Intitulé

Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009

Algemene toelichting

Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 33 van de Provinciewet. Dit artikel legt expliciet vast dat Provinciale Staten en haar leden een recht op ambtelijke bijstand hebben. Opvallend in de verordening is de centrale rol van de griffier. Dit nieuwe instituut, dat bij uitstek bedoeld is voor het verlenen van hulp aan Statenleden, wordt het eerste aanspreekpunt als het gaat om ambtelijke bijstand. De griffier vervult ook de rol van schakel tussen de Statenleden en de reguliere ambtelijke organisatie, voorzover nodig in samenspraak met de secretaris.

De verordening behandelt gedetailleerd de ambtelijke bijstand. Aangezien het ook de verhouding raakt tussen de Statenleden en de reguliere ambtelijke organisatie, is er behoefte aan duidelijke regels. De ambtenaren werken doorgaans immers voor Gedeputeerde Staten. De wijziging van artikel 100 van de Provinciewet laat dit scherp zien. Voor de invoering van de Wet dualisering provinciebestuur bepaalde dit artikel dat de griffier (en daarmee de onder hem ressorterende ambtelijke organisatie) Provinciale Staten terzijde stond. In dualistische verhoudingen staat de secretaris Gedeputeerde Staten terzijde (artikel 100, Provinciewet, nieuw) en worden Provinciale Staten bijgestaan door de griffier (artikel 104a, Provinciewet, nieuw). Dat Provinciale Staten nu beschikken over een griffier met griffie betekent niet dat er geen behoefte meer zou zijn aan ambtelijke bijstand door de reguliere ambtelijke organisatie. De griffie zal, in vergelijking met de reguliere organisatie, beperkt in omvang zijn. Voor specialistische, inhoudelijke hulp op het gebied van het maken van amendementen, moties, initiatiefvoorstellen e.d. zal een beroep op deze organisatie dan ook mogelijk moeten blijven. Dit geldt ook voor specifieke informatie die alleen bij de reguliere ambtelijke organisatie beschikbaar is. De wetgever heeft dat onderkend en het recht op deze vorm van ambtelijke ondersteuning expliciet vastgelegd. De verordening vormt de uitwerking van dit recht. De nieuwe formulering van artikel 33 van de Provinciewet laat buiten twijfel dat individuele Statenleden, dus ook die behorend tot een minderheid in Provinciale Staten, recht hebben op ambtelijke bijstand. Op deze verordening kan dus door alle Statenleden een beroep worden gedaan. In de verordening is geen bepaling opgenomen voor die gevallen waarin de tot het verlenen van hulp aangewezen ambtenaar op grond van gewetensbezwaren daartoe niet bereid is. In een dergelijk geval is er sprake van een rechtspositioneel probleem dat binnen de ambtelijke organisatie tot een oplossing dient te worden gebracht.

Inhoud

Paragraaf 1. Ambtelijke bijstand

Artikel 1

  • 1

  • 1. De griffier en de secretaris dragen gezamenlijk en ieder voor zich zorg voor een vlotte, efficiënte en correcte afhandeling van verzoeken om bijstand.

  • 2. Zij voeren daartoe overleg zo vaak als nodig is.

Artikel 2

  • 2

  • 1. Een lid van Provinciale Staten wendt zich tot de griffier of een medewerker van de provincie Overijssel met een verzoek om:

    • a.

      feitelijke informatie van geringe omvang; 

    • b.

      inzage in of afschrift van documenten die openbaar zijn.

  • 2. Indien de medewerker twijfelt of het verzoek betrekking heeft op informatie bedoeld onder het eerste lid, stelt hij de secretaris van die twijfel in kennis. De secretaris beslist.

  • 3. Een lid van Provinciale Staten wendt zich tot de griffier met een verzoek om bijstand bij het opstellen van voorstellen, amendementen en moties of andere bijstand.

  • 4. De bijstand, bedoeld in het derde lid, wordt verleend door de griffier of een medewerker van de Griffie. Indien de gevraagde bijstand niet door de griffier of een medewerker van de Griffie kan worden verleend verzoekt de griffier de secretaris, één of meer medewerkers aan te wijzen, die de gevraagde bijstand zo spoedig mogelijk verlenen.

Artikel 3

  • 3

  • 1. Een medewerker verleent op verzoek van de griffier of de secretaris bijstand tenzij:

    • a.

      het lid van Provinciale Staten niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van Provinciale Staten;

    • b.

      dit het belang van de provincie Overijssel kan schaden.

  • 2. De secretaris beoordeelt of bijstand op grond van het eerste lid geweigerd wordt.

  • 3. Indien de bijstand op grond van het eerste lid wordt geweigerd, deelt de secretaris dit met redenen omkleed mee aan de griffier en aan het lid van Provinciale Staten dat het verzoek heeft ingediend.

Artikel 4

4

Indien het verzoek om bijstand van een medewerker door de secretaris wordt geweigerd, kan de griffier of het betrokken Statenlid het verzoek voorleggen aan Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten beslissen, het Presidium gehoord, zo spoedig mogelijk over het verzoek.

Artikel 5

  • 5

  • 1. Indien een lid van Provinciale Staten niet tevreden is over door een medewerker verleende bijstand, doet hij of de griffier hiervan mededeling aan de secretaris.

  • 2. Indien overleg met de secretaris niet leidt tot een voor beide partijen bevredigende oplossing leggen zij de zaak voor aan Gedeputeerde Staten. Artikel 4, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

  • 6

  • 1. Indien Gedeputeerde Staten of leden van het College van Gedeputeerde Staten informatie wensen over een verzoek om bijstand of de inhoud van het gegeven advies wenden zij zich daartoe rechtstreeks tot het betrokken lid van Provinciale Staten.

  • 2. Een lid van Provinciale Staten kan verzoeken dat een verzoek om bijstand of advies niet met Gedeputeerde Staten gedeeld wordt. Het lid doet een dergelijk verzoek via de griffier of de secretaris. 

Paragraaf 2. Fractieondersteuning

Artikel 7. Fractievergoeding

  • 7

  • 1. De fracties, zoals bedoeld in artikel 5 van het Reglement van orde, ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie.

  • 2. De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid van dit artikel bedraagt ten hoogste € 3.400,-- voor elk tot die fractie behorend Statenlid vermeerderd met € 25.200,-- per fractie.

  • 3. De in het eerste lid genoemde bedragen wordt jaarlijks geïndexeerd conform de bij de Programmabegroting gehanteerde indexcijfers.

Artikel 8. Bestedingsdoeleinden

  • 8

  • 1. Fracties besteden de bijdragen om hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol te versterken.

  • 2. Kosten die namens de fractie gemaakt worden of de fractie betreffen kunnen, indien er een fractiebesluit aan ten grondslag ligt, uit de fractievergoeding bestreden worden.

  • 3. De bijdrage mag niet gebruikt worden ter bekostiging van:

    • • uitgaven die in strijd zijn met wettelijke bepalingen en overige regelingen;

    • • betalingen aan politieke partijen, met politieke partijen verbonden instellingen of natuurlijke personen anders dan ter vergoeding van prestaties (diensten of goederen) geleverd ten behoeve van de fractie op basis van gespecificeerde, reële declaraties;

    • • giften;

    • • uitgaven welke dienen bestreden te worden uit vergoedingen die de leden ingevolge het rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden toekomen.

Artikel 9. Voorschotten

  • 9

  • 1. De vergoeding voor fractieondersteuning wordt in twee termijnen als voorschot op dat kalenderjaar verstrekt. De eerste helft van de vergoeding voor 31 januari en de tweede helft voor 31 juli van het betreffende kalenderjaar.

  • 2. In een jaar waarin verkiezingen plaatsvinden wordt het voorschot verstrekt voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden. In de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen Staten plaatsvindt, wordt het voorschot verstrekt voor de overige maanden van dat jaar.

  • 3. Het voorschot wordt verrekend met te veel ontvangen voorschotten in jaren waarvoor de Provinciale Staten de bedragen heeft vastgesteld bedoeld in artikel 13, zevende lid.

Artikel 10. Fractievergoeding na verkiezingen

Indien het zeteltal van een fractie tengevolge van verkiezingen verandert, wijzigt de bijdrage op de eerste dag van de maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen Provinciale Staten plaatsvindt.

Artikel 11. Splitsing van fracties

10

Bij splitsing van een fractie wordt de vaste component uit de fractievergoeding niet herverdeeld, maar blijft bij de oorspronkelijk gekozen fractie. De variabele component uit de vergoeding wordt naar evenredigheid van de aantallen leden van de nieuw gevormde fracties verdeeld.

Artikel 12. Opbouw financiële reserve

11

Een fractie is bevoegd het in enig jaar niet gebruikte gedeelte van het jaarlijks aan haar toekomende bedrag te reserveren ter besteding in volgende jaren.

Artikel 13. Financiële verantwoording

  • 12

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 12 legt elke fractie, binnen drie maanden na het einde van een kalenderjaar, aan Provinciale Staten verantwoording af over de besteding van de bijdrage voor fractieondersteuning door middel van een verslag. Overeenkomstig geldt deze verplichting aan het eind van de zittingsperiode van Provinciale Staten.

  • 2. De verslaglegging vindt plaats aan de hand van het bij deze verordening gevoegde format (Afrekening bestedingen tegemoetkoming Statenfracties).

  • 3. De fractie draagt er zorg voor dat er een adequate administratie wordt gevoerd. De fractie mag de uitoefening van de administratieve taken uitbesteden aan een administratiekantoor of een stichting. De fractie zelf blijft verantwoordelijk.

  • 4. De fracties zijn gehouden alle documenten en bewijsstukken, gedurende de wettelijke termijn (fiscale bewaarplicht) van 7 jaar beschikbaar te houden. Penningmeesters zijn gehouden een volledig en juist overdrachtsdossier voor hun eventuele opvolger op te stellen.

  • 5. Bij splitsing van de fractie wordt, onder overlegging van een verslag, een extra verantwoording afgelegd waarin wordt aangegeven dat eventuele reserve bij de oorspronkelijk gekozen fractie achter blijven.

  • 6. Controle van het verslag vindt plaats door de accountant, belast met de controle van de jaarrekening. De accountant brengt advies uit aan Provinciale Staten.

  • 7. Provinciale Staten stellen na ontvangst van het advies van de accountant de bedragen vast van:

    • a.

      de uitgaven van een fractie die in het vorige kalenderjaar uit de bijdrage bekostigd zijn;

    • b.

      de wijziging van de reserve;

    • c.

      de resterende reserve;

    • d.

      de verrekening tussen de in onderdeel a genoemde uitgaven en het ontvangen voorschot en, voor zover nodig, de hoogte van de terugvordering van ontvangen voorschotten.

  • 8. Aan het eind van de Statenperiode stort de fractie te veel ontvangen voorschotten, na ontvangst van de factuur hierover, terug.

  • 9. In het geval dat op grond van de Wet openbaar bestuur een verzoek om inzage in nota's en bonnen van de verantwoording van de fractievergoeding wordt gedaan, reageren PS hierop positief en verstrekken de gevraagde gegevens. De gegevens kunnen worden geanonimiseerd richting de aanvrager.

Artikel 14. Opschorting

13

Indien de fractie niet binnen de in artikel 13, lid 1, genoemde termijn het daartoe strekkende verslag heeft ingediend, wordt de uitbetaling van de fractievergoeding opgeschort tot aan de verplichting is voldaan.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de 22ste dag na uitgifte van het Provinciaal blad waarin het besluit van Provinciale Staten is geplaatst en werkt terug tot 1 januari 2009.

aanvullende_toelichting_op_artikel_8_van_de_verordening.pdf (175 Kb)

format_afrekening_bestedingen_tegemoetkoming_statenfracties.pdf (254 Kb)


Noot
1

[Toelichting: In deze bepaling is voorzien in een eigen en gezamenlijke zorgplicht van griffier en secretaris met betrekking tot verzoeken om bijstand en in daartoe te voeren overleg. ]

Noot
2

[Toelichting: De verordening is niet bedoeld om formele barrières op te werpen die het verlenen van bijstand aan Statenleden bemoeilijken. Indien het gaat om het verzoek om informatie van feitelijke aard, dan wel inzage in of afschrift van openbare documenten, kan een lid van Provinciale Staten contact opnemen met de griffier of een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie. De huidige werkwijze van ambtelijke ondersteuning door informanten wordt voortgezet.

Het begrip document wordt hier overigens gebruikt in de betekenis die het in de Wet openbaarheid van bestuur heeft. Met openbaar wordt bedoeld openbaar in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur. Voor niet openbare documenten wordt een regeling gegeven in de artikelen 25, 55 en 86 van de Provinciewet.

De bijstand wordt zo spoedig mogelijk verleend. Het is niet mogelijk in de verordening hiervoor vaste termijnen op te nemen in verband met de verschillen in aard en omvang van de werkzaam¬heden naar aanleiding van een verzoek. De griffier ziet er op toe dat er voortgang blijft in het proces. Aan leden van Provinciale Staten wordt in het eerste lid de mogelijkheid geboden, om zich in de daar bedoelde gevallen rechtstreeks tot een ambtenaar van de reguliere ambtelijke organisatie te wenden. Daarbij wordt er vanuit gegaan, dat de betreffende medewerker regulier het ingekomen verzoek aan het hoofd van zijn eenheid meldt. Op grond van het tweede lid is er bij twijfel een rol voor de secretaris weggelegd. Deze zal moeten beslissen of het een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en b betreft. ]

Noot
3

[Toelichting: Artikelen 3 en 4

Beoordeling of één van de in artikel 3 genoemde weigeringsgronden zich voordoet vindt in eerste instantie plaats door de secretaris als hoofd van de reguliere ambtelijke organisatie. In artikel 4 is

aangegeven, dat de uiteindelijke beslissing over het niet verlenen van ambtelijke bijstand is voorbehouden aan Gedeputeerde Staten, het presidium gehoord. Het ligt in de rede dat daarbij overleg plaatsvindt met de secretaris en de griffier (en indien nodig ook het betrokken Statenlid). Uiteraard kunnen Provinciale Staten, via de gebruikelijke weg, Gedeputeerde Staten verzoeken over de genomen beslissing verantwoording af te leggen.]

Noot
4

[Toelichting: Artikelen 3 en 4

Beoordeling of één van de in artikel 3 genoemde weigeringsgronden zich voordoet vindt in eerste instantie plaats door de secretaris als hoofd van de reguliere ambtelijke organisatie. In artikel 4 is

aangegeven, dat de uiteindelijke beslissing over het niet verlenen van ambtelijke bijstand is voorbehouden aan Gedeputeerde Staten, het presidium gehoord. Het ligt in de rede dat daarbij overleg plaatsvindt met de secretaris en de griffier (en indien nodig ook het betrokken Statenlid). Uiteraard kunnen Provinciale Staten, via de gebruikelijke weg, Gedeputeerde Staten verzoeken over de genomen beslissing verantwoording af te leggen.]

Noot
5

[Toelichting: Ook indien - naar de mening van het lid van Provinciale Staten - op onvoldoende wijze aan zijn of haar verzoek om bijstand gehoor wordt gegeven, kan de kwestie op dezelfde wijze als onder artikel 4 aan Gedeputeerde Staten worden voorgelegd. ]

Noot
6

[Toelichting: Indien een lid van Provinciale Staten om ambtelijke bijstand verzoekt, moet hij ervan uit kunnen gaan dat de ambtenaar bij het verrichten van die werkzaamheden onafhankelijk opereert ten opzichte van Gedeputeerde Staten. Dit is een gevolg van de door de dualisering tot stand gebrachte ontvlechting van posities. Dit artikel is opgenomen om te verzekeren dat een ambtenaar niet door leden van Gedeputeerde Staten onder druk wordt gezet om toch inlichtingen te verschaffen over het verzoek van een lid van Provinciale Staten; leden van Gedeputeerde Staten wenden zich voor informatie direct tot het betrokken lid van Provinciale Staten en niet tot de behandelend ambtenaar. Dit biedt bovendien een extra waarborg voor de onafhankelijke behandeling van een verzoek om ambtelijke bijstand.

Een lid van Provinciale Staten heeft de mogelijkheid om aan te geven dat een verzoek om ambtelijke bijstand en de inhoud van de verleende bijstand niet met Gedeputeerde Staten gedeeld wordt. ]

Noot
7

[Toelichting: Fractieondersteuning vindt zijn vorm in een financiële ondersteuning. De fractieondersteuning bestaat uit een vast en een variabel deel. Het vaste deel garandeert dat elke fractie de kans krijgt zich op gelijkwaardig niveau te laten ondersteunen. Omdat grote fracties meer lasten zullen hebben op facilitair gebied is het logisch dat zij voor dergelijke kosten een hogere vergoeding krijgen. Bij besluit van Provinciale Staten van 17 december 2008 wordt het variabele en vaste bedrag vast¬gesteld op respectievelijk € 4.300,-- en € 23.000,--. Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd.]

Noot
8

[Toelichting: De fracties worden grotendeels vrijgelaten wat betreft de inhoudelijke besteding van de fractieondersteuning. Minimumvoorwaarde is wel dat de bijdrage besteed wordt aan statenwerkzaamheden. Verder is een aantal doelen genoemd waarvoor de bijdrage niet gebruikt mag worden. Daarmee wordt onder andere voorkomen dat met de bijdrage verkiezingscampagnes worden gefinancierd en dat Statenleden hun eigen vergoeding voor het statenwerk (vastgelegd in het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden) aanvullen met de bijdrage voor fractieondersteuning.

Voor:

- kosten van aanschaf en gebruik apparatuur (niet zijnde de computerconfiguratie op basis van de Verordening Rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden);

- kosten voor ‘lief en leed' voor Statenleden;

- vergaderkosten;

- kosten werkbezoeken;

- opleidingen voor Statenleden,

geldt, dat deze mits er een fractiebesluit aan ten grondslag ligt, uit de fractievergoeding kunnen worden bekostigd.

Wanneer derden (i.c. administratiekantoor of stichting) voor het uitvoeren van administratieve taken worden ingeschakeld mogen de hiermee samenhangende kosten ten laste van de fractievergoeding worden gebracht.

Omdat het bij uitstek om politieke ondersteuning gaat, kan deze inhoudelijk niet te zeer gedetailleerd geregeld worden. Fractieondersteuning in de vorm van het beschikbaar stellen van provincieambtenaren voor de fracties wordt niet wenselijk geacht, aangezien het vaak politiek getinte ondersteuning betreft. Fracties moeten daarom vrij zijn in de keuze van de personen die de fractie eventueel ondersteunen.

In de bijlage "Aanvullende toelichting op artikel 8 van de verordening" is nadere informatie te vinden, waaronder een overzichtstabel met soorten vergoedingen, soorten uitgaven en de toepasselijke voorwaarden. U vindt deze tabel in de rechterkolom op de internetpagina waar u deze deze regeling raadpleegt. U vindt daar ook de bijlage "Format Afrekening bestedingen tegemoetkoming statenfracties."]

Noot
9

[Toelichting: De bijdrage wordt in twee termijnen als voorschot verstrekt. In een verkiezingsjaar wordt het voorschot gekoppeld aan het moment van de daadwerkelijke verkiezingen. Het is logisch dat de bijdrage aangepast wordt aan de nieuwe verhoudingen in de Staten. ]

Noot
10

[Toelichting: Als er sprake is van splitsing van fracties dan wordt het vaste deel van de fractievergoeding niet herverdeeld. De oorspronkelijk gekozen fractie behoud het recht op het vaste deel. Slechts het variabele deel van de vergoeding wordt naar rato verdeeld.]

Noot
11

[Toelichting: De reserve bestaat uit het overschot van voorgaande jaren. Dit bedrag zal niet eindeloos mogen groeien en wordt aan het einde van de zittingsperiode (4 jaar) teruggestort. Ook met betrekking tot de reserve is het van belang dat goed wordt omgegaan met de splitsing van een fractie. De regeling in het derde lid regelt dat de reserve naar evenredigheid verdeeld wordt over de nieuw ontstane fracties. Eventuele rente-inkomsten moeten als opbrengst worden verantwoord en kunnen voor het doen van fractie-uitgaven worden aangewend.]

Noot
12

[Toelichting: Voor het uitvoeren van de administratieve taken mag de fractie derden (bijvoorbeeld een administratiekantoor of een stichting oprichten) inschakelen. De vertegenwoordiging van de fractie in het bestuur van de stichting moet goed geregeld zijn.

Uit een oogpunt van transparant bestuur gelden de volgende randvoorwaarden:

  • 1de kosten voor het inschakelen van derden mogen geen onevenredig beslag op de fractie-middelen leggen;
  • 2in de doelomschrijving van een op te richten stichting moet goed verankerd zijn dat de stichting administratieve taken ten gunste van de fractie ten doel heeft;
  • 3de fractie blijft verantwoordelijk voor de doelmatige besteding van de fractievergoeding.

Als tijdens de zittingsperiode zich een splitsing van fracties voordoet, dan draagt het afgesplitste deel van de fractie zelf de consequenties van de gemaakte keuze. Eventueel aanwezige financiële reserves blijven achter bij de oorspronkelijk gekozen fractie.

Uit het verslag van de accountant kan naar voren komen dat er een verrekening dient plaats te vinden met het verstrekte voorschot. Indien niet verrekend kan worden, bijvoorbeeld omdat een fractie uit de Staten verdwijnt, zullen de Staten het ten onrechte uitgekeerde voorschot terugvorderen. ]

Noot
13

[Toelichting: Vanuit de wens om sanctiemogelijkheden te hebben indien de verantwoordingsplicht niet tijdig wordt nageleefd is deze bepaling opgenomen. Om de sanctie ook reëel effect te kunnen laten sorteren, is de verstrekking van het voorschot in twee termijnen verdeeld. Als niet binnen drie maanden het in artikel 13, eerste lid bedoelde verslag aan Provinciale Staten is voorgelegd, wordt de uitbetaling van het tweede, en eventuele volgende, voorschotten opgeschort, totdat aan de verantwoordingsplicht is voldaan.]