Regeling vervallen per 03-01-2024

Beleidsregel schadeprocedures Reconstructiewet concentratiegebieden

Geldend van 21-10-2008 t/m 02-01-2024

Intitulé

Beleidsregel schadeprocedures Reconstructiewet concentratiegebieden

Algemene toelichting

1. Op 1 april 2002 is de Reconstructiewet concentratiegebieden (hierna: Rwc) in werking getreden. Met deze wet wordt beoogd om te komen tot een integrale aanpak van de verbetering van de kwaliteit van gebieden die in het bijzonder kampen met problemen op het vlak van inrichting, landbouw, natuur, bos, landschap, recreatie, water en milieu. De belangrijkste aanleiding tot de Rwc waren de problemen waar de intensieve veehouderijbedrijven de afgelopen jaren mee te kampen kregen (varkenspest). In de Rwc worden concentratiegebieden aangewezen waarop de wet van toepassing is. Deze gebieden zijn gelegen in de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg.

De Rwc verplicht de reconstructieprovincies om reconstructieplannen vast te stellen, waarbij een nadere begrenzing plaatsvindt van een deel van het concentratiegebied. In het in een reconstructieplan begrepen gebied vindt vervolgens de daadwerkelijke reconstructie plaats.

Een reconstructieplan moet worden vastgesteld door Provinciale Staten van een reconstructieprovincie en worden goedgekeurd door de ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, alsmede Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu. Na goedkeuring kan door belanghebbenden beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRS).

2. De Rwc kent enkele schadevergoedingsregelingen – inclusief een voorschotregeling – met de toepassing waarvan Gedeputeerde Staten belast zijn. Het betreft artikel 13, derde en vierde lid, artikel 30, eerste tot en met zesde lid en artikel 47, vierde en vijfde lid van de Rwc. Op grond van artikel 92, Rwc, komen de schadevergoedingen bedoeld in de zojuist genoemde artikelonderdelen ten laste van het Rijk.

Met het oog de behandeling van aanvragen om schadevergoeding door Gedeputeerde Staten moet het wenselijk worden geacht om hiervoor nadere regels vast te stellen. Daartoe is door de colleges van Gedeputeerde Staten van de reconstructieprovincies een regeling vastgesteld waarin procedureafspraken zijn opgenomen die bij de afhandeling van aanvragen om schadevergoeding in acht moeten worden genomen. Juridisch gezien gaat het hier om de vaststelling van een beleidsregel zoals bedoeld in titel 4.3 van de Awb (artikelen 4:81 e.v.). Uitgangspunt is dat deze schadeprocedureregeling flexibel van opzet is en dat niet meer geregeld wordt dan strikt noodzakelijk is. Wat al in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geregeld is, hoeft niet nog eens in de schadeprocedureregeling te worden opgenomen.

Inhoud

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1

  • Voor de toepassing van deze Beleidsregel schadeprocedures Reconstructiewet concentratiegebieden wordt verstaan onder:

  • 1. reconstructieprovincies: de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg;

  • 2. schadevergoedingsregeling: de regeling inzake schadevergoeding zoals bedoeld in artikel 13, derde en vierde lid, artikel 30, eerste tot en met zesde lid, en artikel 47, vierde en vijfde lid van de Rwc;

  • 3. aanvrager: de natuurlijke of rechtspersoon die een aanvraag om toekenning van schadevergoeding op grond van de Rwc heeft ingediend;

  • 4. schadevergoedingsadviseur: het door Gedeputeerde Staten van een reconstructieprovincie benoemde adviesbureau belast met het uitbrengen van advies aan Gedeputeerde Staten over een aanvraag om toekenning van schadevergoeding op grond van de Rwc;

  • 5. de minister: de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel 2. Aanvraag om schadevergoeding, ontvangstbevestiging door bestuursorgaan

  • 2

  • 1. De aanvraag om schadevergoeding moet zijn ondertekend en bevat tenminste:

    • a.

      een aanduiding van het besluit of het handelen dat de gestelde schade naar het oordeel van de aanvrager tot gevolg heeft;

    • b.

      een vermelding van de reden of de redenen waarom Gedeputeerde Staten gehouden zouden zijn de schade te vergoeden die het gevolg is van het onder a bedoelde besluit of handelen;

    • c.

      een zo nauwkeurig mogelijke opgave van de aard en omvang, alsmede een specificatie van de schade;

    • d.

      een omschrijving van de wijze waarop de schade naar het oordeel van de aanvrager dient te worden vergoed en, zo een vergoeding in geld wordt gewenst, een opgave van het schadebedrag dat naar het oordeel van de aanvrager dient te worden vergoed;

    • e.

      indien de schade betrekking heeft op een waardevermindering van een onroerende zaak, een beschrijving van deze zaak, alsmede een bewijs van eigendom dan wel ander recht op gebruik ervan;

    • f.

      kaartbijlagen met daarop de ligging van de percelen, inclusief eventueel aanwezige opstallen, waarop de aanvraag betrekking heeft, op een schaal van ten minste 1:1000.

  • 2. Van de aanvrager heffen Gedeputeerde Staten een recht ten bedrage van € 300,-- (driehonderd euro). De bepalingen uit artikel 30, lid 4 Rwc zijn hierbij van toepassing.

  • 3. Bij de aanvraag om schadevergoeding wordt gebruikgemaakt van het door Gedeputeerde Staten van een reconstructieprovincie vastgestelde formulier.

  • 4. Gedeputeerde Staten bevestigen de ontvangst van de aanvraag binnen twee weken na ontvangst en stellen aanvrager daarbij in kennis van de te volgen procedure.

Artikel 3. Inwinnen advies

  • 3

  • 1. Na ontvangst van een aanvraag om schadevergoeding kunnen Gedeputeerde Staten de schadevergoedingsadviseur verzoeken om over deze aanvraag schriftelijk advies uit te brengen.

  • 2. Het verzoek wordt door Gedeputeerde Staten schriftelijk gedaan.

Artikel 4. Taak schadevergoedingsadviseur

  • 4

  • 1. De schadevergoedingsadviseur onderzoekt of aanvrager tengevolge van de toepassing van de Rwc voor vergoeding in aanmerking komende schade lijdt of zal lijden zoals bedoeld in de schadevergoedingsregeling.

  • 2. Wanneer het onder 1 bedoelde onderzoek als uitkomst heeft dat er sprake is van voor vergoeding in aanmerking komende schade berekent de schadevergoedingsadviseur de omvang van de schade.

  • 3. In het advies wordt gemotiveerd welke schade voor vergoeding in aanmerking komt en welke niet of niet geheel.

Artikel 5. Conceptadvies en termijn voor uitbrengen eindadvies

  • 5

  • 1. Tenzij aanvrager en Gedeputeerde Staten anders overeenkomen, zendt de schadevergoedingsadviseur binnen twee maanden na verzending van het schriftelijk verzoek zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, aan aanvrager en Gedeputeerde Staten het concept van het advies dat hij voornemens is over de aanvraag uit te brengen. De aanvrager en Gedeputeerde Staten worden in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken hun zienswijzen schriftelijk aan de schadevergoedingsadviseur kenbaar te maken.

  • 2. Ingeval het advies betrekking heeft op de verstrekking van een voorschot op de schadevergoeding kan de schadevergoedingsadviseur zijn advies uitbrengen zonder vooraf een concept van het uit te brengen advies aan aanvrager en Gedeputeerde Staten te hebben voorgelegd.

  • 3. De schadevergoedingsadviseur brengt zijn eindadvies uit:

    • a.

      wanneer geen toezending van het concept van het advies aan aanvrager en Gedeputeerde Staten plaatsvindt, binnen twee maanden na verzending van het schriftelijk verzoek zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid;

    • b.

      wanneer toezending van het concept van het advies aan aanvrager en Gedeputeerde Staten plaatsvindt, binnen zes weken na afloop van de in het eerste lid genoemde termijn van zes weken.

Artikel 6. Voorbereiding beslissing op aanvraag en zienswijzen

  • 6

  • 1. Wanneer Gedeputeerde Staten voornemens zijn om in afwijking van het eindadvies van de schadevergoedingsadviseur zoals bedoeld in artikel 5, derde lid, de gevraagde schadevergoeding toe te kennen, wordt de minister in de gelegenheid gesteld om gedurende een periode van zes weken na verzending van het conceptbesluit van Gedeputeerde Staten tot afwijking van bedoeld eindadvies, schriftelijk zijn zienswijze over dit voornemen kenbaar te maken.

  • 2. Wanneer Gedeputeerde Staten voornemens zijn om in afwijking van het eindadvies van de schadevergoedingsadviseur zoals bedoeld in artikel 5, derde lid, de gevraagde schadevergoeding af te wijzen, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om gedurende een periode van zes weken na verzending van het conceptbesluit van Gedeputeerde Staten tot afwijking van bedoeld eindadvies, schriftelijk zijn zienswijze over dit voornemen kenbaar te maken.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 7

  • 1. Gedeputeerde Staten beslissen op een aanvraag om schadevergoeding binnen acht weken nadat:

    • a.

      het eindadvies van de schadevergoedingsadviseur zoals bedoeld in artikel 5, derde lid, is ontvangen of,

    • b.

      de zienswijze zoals bedoeld in artikel 6, eerste of tweede lid, is ontvangen of,

    • c.

      de termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste of tweede lid, is verstreken zonder dat een zienswijze kenbaar is gemaakt.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen het nemen van de in het eerste lid bedoelde beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3. Het eindadvies van de schadevergoedingsadviseur wordt met de beslissing van Gedeputeerde Staten aan de minister en aanvrager gezonden.

Artikel 8. Voorschot op schadevergoeding

  • 8

  • 1. Aan belanghebbende wordt op aanvraag een door Gedeputeerde Staten te bepalen voorschot op de schadevergoeding toegekend.

  • 2. Met het verlenen van een voorschot wordt geen aanspraak op schadevergoeding erkend.

  • 3. Het voorschot kan uitsluitend worden verleend wanneer aanvrager schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling van het bedrag dat ten onrechte als voorschot is uitbetaald, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente over het teveel betaalde en te rekenen vanaf de datum van betaling van het voorschot.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen als zekerheidsstelling voor de terugbetaling van een voorschot een bankgarantie eisen.

  • 5. Gedeputeerde Staten nemen op de aanvraag om een voorschot geen beslissing voordat het standpunt van de schadevergoedingsadviseur over deze aanvraag is ingewonnen.

Artikel 9. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als Beleidsregel schadeprocedures reconstructie provincie Overijssel.


Noot
1

[Toelichting: Dit artikel voorziet in de noodzakelijke begripsbepalingen. Bij het begrip ‘schadevergoedingsregeling’ wordt verwezen naar de relevante regelingen in de Rwc, te weten artikel 13, derde en vierde lid, artikel 30, eerste tot en met zesde lid en artikel 47, vierde en vijfde lid van de Rwc.]

Noot
2

[Toelichting: Deze bepaling heeft betrekking op de indiening van een aanvraag om schadevergoeding door een belanghebbende. Het eerste lid bevat minimale eisen waaraan een aanvraag om schadevergoeding moet voldoen. In de regel zal de gevraagde informatie voldoende zijn om tot een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag te kunnen komen.

Het tweede lid bepaalt dat Gedeputeerde Staten van de aanvrager een recht heffen ten bedrage van € 300,-- (driehonderd euro). Zij wijzen de aanvrager op de verschuldigdheid van dit recht en delen hem mee dat dit bedrag binnen vier weken na verzending van de mededeling op de rekening van de provincie dan wel op een aangegeven plaats moet zijn gestort. Als het bedrag niet binnen de termijn is bijgeschreven of gestort, verklaren zij de aanvrager niet ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat aanvrager in verzuim is geweest. Als op de aanvraag tot schadevergoeding geheel of gedeeltelijk positief beslist wordt, storten Gedeputeerde Staten het betaalde recht terug.

Ter bevordering van de uniformiteit en een zo spoedig mogelijke afhandeling van aanvragen om schadevergoeding stellen Gedeputeerde Staten van de reconstructieprovincies ieder een formulier vast zoals bedoeld in artikel 4:4 van de Awb. Dat formulier moet door de aanvrager worden ingevuld.

Mochten Gedeputeerde Staten in een concreet geval niettemin over onvoldoende gegevens en bescheiden beschikken voor de beoordeling van de  aanvraag, dan kunnen zij alsnog op grond van artikel 4:5 van de Awb de aanvrager in de gelegenheid stellen de aanvraag binnen een bepaalde termijn aan te vullen. Wanneer de aanvrager in verzuim blijft, kunnen Gedeputeerde Staten vervolgens besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. ]

Noot
3

[Toelichting: De colleges van Gedeputeerde Staten van de reconstructieprovincies hebben in 2005 een schadevergoedingsconvenant gesloten met de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, met als doel, nadere afspraken te maken over de wijze waarop toepassing zal worden gegeven aan de in de Rwc opgenomen schadevergoedingsregelingen. In artikel 4, eerste lid van het convenant hebben de betrokken colleges de verplichting op zich genomen om een schadeprocedureregeling voor de behandeling van aanvragen om toekenning van schadevergoeding vast te stellen. Het betreft de vaststelling van een beleidsregel zoals bedoeld in de artikelen 4:81 e.v. Awb. In het tweede lid van artikel 4 wordt voorzien in de benoeming door de colleges van Gedeputeerde Staten van de reconstructieprovincies van een deskundig onafhankelijk adviesbureau dat op verzoek advies uitbrengt over een aanvraag om toekenning van schadevergoeding op grond van de Rwc. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:

a. het adviesbureau moet beschikken over expertise op het gebied van taxatie en beheer van onroerende zaken, van administratieve bedrijfsvoering en van juridische aspecten van bestuursrechtelijke schade;

b. de desbetreffende reconstructieprovincie draagt zelf de kosten die verbonden zijn aan de advisering door het adviesbureau.

Ter uitvoering van deze convenantsverplichting hebben Gedeputeerde Staten van de reconstructieprovincies het adviesbureau SAOZ te Rotterdam aangewezen als schadevergoedingsadviseur zoals bedoeld in artikel 1, vierde lid van deze beleidsregel. In artikel 3 e.v. wordt de advisering door het adviesbureau in geval van een verzoek om advies door Gedeputeerde Staten nader uitgewerkt.

In de regel zullen Gedeputeerde Staten het standpunt van de schadevergoedingsadviseur inwinnen wanneer een aanvraag om toekenning van schadevergoeding is ingekomen. Er kunnen echter redenen zijn om dit achterwege te laten. In de toelichting op artikel 2 is al gewezen op de mogelijkheid van het niet in behandeling nemen van een aanvraag omdat Gedeputeerde Staten over onvoldoende gegevens en bescheiden beschikken om tot een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag te kunnen komen (artikel 4:5 van de Awb). In deze gevallen zal het dan ook niet (altijd) nodig zijn om de schadevergoedingsadviseur om advies te vragen. Denkbaar is ook dat op voorhand duidelijk is dat een aanvrager geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Awb. In dat geval kan het inwinnen van het advies van de schadevergoedingsadviseur eveneens achterwege blijven. Evenmin valt uit te sluiten dat op voorhand duidelijk is dat een aanvraag om toekenning van schadevergoeding op inhoudelijke gronden niet voor inwilliging in aanmerking komt. Ook in die situatie zal het niet nodig zijn om de schadevergoedingsadviseur om advies te vragen. Uiteraard moet het achterwege blijven van een advies van de schadevergoedingsadviseur in het besluit van Gedeputeerde Staten op het verzoek om toekenning van schadevergoeding nader worden toegelicht. ]

Noot
4

[Toelichting: In dit artikel wordt de taak van de schadevergoedingsadviseur vastgelegd, terwijl ook artikel 5 bepalingen bevat die betrekking hebben op de werkwijze van deze adviseur. Het gaat daarbij om de termijn die de aanvrager en Gedeputeerde Staten hebben om hun zienswijze aan de schadevergoedingsadviseur kenbaar te maken over een door deze uitgebracht conceptadvies, alsmede de termijn waarbinnen de schadevergoedingsadviseur zijn eindadvies moet uitbrengen aan Gedeputeerde Staten. Deze beleidsregels binden echter niet de schadevergoedingsadviseur maar alleen Gedeputeerde Staten. Om die reden moeten Gedeputeerde Staten het bepaalde in de artikelen 4 en 5 dan ook vastleggen in hun met de schadevergoedingsadviseur te sluiten contract.

In het eerste lid wordt de kerntaak van de schadevergoedingsadviseur aangegeven, namelijk allereerst te onderzoeken of naar haar mening de aanvrager tengevolge van de toepassing van de Rwc schade lijdt of zal lijden zoals bedoeld in de artikelen 13, derde lid, 30, eerste lid en 47, vierde lid Rwc. Uit het tweede lid volgt dat, indien er sprake is van voor vergoeding in aanmerking komende schade, de schadevergoedingsadviseur vervolgens de omvang van de schade berekent. Het derde lid bevat een motiveringsplicht voor de schadevergoedingsadviseur.

In de regeling is bewust afgezien van het opnemen van inhoudelijke criteria. De vraag, of in een concreet geval aanspraak bestaat op toekenning van schadevergoeding, moet worden bepaald aan de hand van de jurisprudentie. Daarbij is in het bijzonder de jurisprudentie van de ABRS over planschadevergoeding op basis van artikel 49 WRO van belang. In de loop van de tijd zijn in deze jurisprudentie belangrijke criteria ontwikkeld die betrekking hebben op de uitgangspunten die gelden voor de vaststelling van de schade (vergelijking van planologische regimes - het oude met het nieuwe - is de basis voor schadevergoeding; per individueel geval moet worden bezien of schade is ontstaan; schadebegroting moet door een onafhankelijke deskundige plaatsvinden, tenzij er sprake is van een kennelijke ongegrondheid van de aanvraag). Voorts komt uit de jurisprudentie over artikel 49 WRO naar voren dat (in beginsel) de volgende posten in aanmerking (kunnen) komen voor planschadevergoeding: vermogensschade (zoals de waardevermindering van een onroerend goed); inkomensschade (waaronder een achterblijvende winst- of omzetontwikkeling); kosten ter beperking van de schade; vergoeding van wettelijke rente en kosten t.b.v. juridische en deskundige bijstand. Van belang is voorts dat bij de begroting van de schade voordeelverrekening kan plaatsvinden (de eventuele voordelen die de aanvrager heeft van een nieuw planologisch regime worden verrekend met de nadelen die hij heeft).

Overigens komt niet ieder schade die geleden wordt als gevolg van de wijziging van een planologisch regime voor vergoeding in aanmerking. Alleen de schade die iemand lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, komt voor schadevergoeding in aanmerking (tenzij de vergoeding van deze schade voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd). In de jurisprudentie van de ABRS zijn in dit verband de volgende criteria van belang om vast te stellen of de schade redelijkerwijs voor rekening van een benadeelde moet blijven: (1e) actieve risicoaanvaarding (wanneer iemand ten tijde van de aankoop wist of had kunnen weten dat zich een bepaalde negatieve ruimtelijke ontwikkeling zou kunnen voordoen wordt hij geacht het risico van de schade bij aankoop van het onroerend goed te hebben aanvaard);

(2e) passieve risicoaanvaarding (wanneer de eigenaar van een perceel gedurende lange tijd de bouw- en gebruiksmogelijkheden die het planologische regime aan het perceel toekent, onbenut laat, wordt hij onder omstandigheden geacht het risico te hebben aanvaard dat in de toekomst deze mogelijkheden door een wijziging van planologische inzichten komen te vervallen).

Juist de bestuursrechtelijke schadevergoedingsjurisprudentie wordt gekenmerkt door de snelle ontwikkelingen die zich op dit terrein voordoen. Het vastleggen van deze ontwikkelingen door middel van criteria in de verordening zou dan ook alleen maar verstarrend werken. In een concreet geval zal de  schadevergoedingsadviseur haar standpunt dus vooral moeten onderbouwen aan de hand van de relevante jurisprudentie. ]

Noot
5

[Toelichting: In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over de toezending van een conceptadvies van de schadevergoedingsadviseur aan degene die een aanvraag om schadevergoeding heeft ingediend en Gedeputeerde Staten, waarbij de mogelijkheid bestaat om gedurende een termijn van zes weken schriftelijk zienswijzen kenbaar te maken bij de schadevergoedingsadviseur. Aanvrager en Gedeputeerde Staten kunnen overigens met elkaar overeenkomen dat toezending van een conceptadvies achterwege blijft. Naar verwachting zal in veel gevallen het conceptadvies wel aan aanvrager en Gedeputeerde Staten worden toegezonden, al is het alleen al om uit een oogpunt van zorgvuldigheid de concrete feiten en omstandigheden zo duidelijk mogelijk in beeld te krijgen. In mogelijke vervolgprocedures staan deze feiten en omstandigheden dan voldoende vast. In een procedure bij de bestuursrechter kan dan de volle aandacht worden gericht op de kernvraag, namelijk of aanvrager al dan niet voor schadevergoeding in aanmerking komt en zo ja, de omvang van de door Gedeputeerde Staten te vergoeden schade. Uiteraard zal de commissie in het eindadvies aandacht moeten besteden aan eventuele bedenkingen die bij haar naar voren zijn gebracht en de invloed die deze bedenkingen gehad hebben op de inhoud van het eindadvies. In het derde lid zijn termijnen opgenomen voor het uitbrengen van het eindadvies door de commissie.

De regeling uit artikel 5 bevordert in sterke mate de zorgvuldigheid, in die zin dat de relevante feiten en omstandigheden die voor het te nemen bestuursbesluit van belang zijn, voldoende in beeld worden gebracht. ]

Noot
6

[Toelichting: Dit artikel bevat enkele bepalingen in verband met de voorbereiding door Gedeputeerde Staten van hun beslissing op een aanvraag om toekenning van schadevergoeding. In het eerste lid is geregeld dat, wanneer Gedeputeerde Staten voornemens zijn om een aanvraag om schadevergoeding toe te kennen in afwijking van het advies van de schadevergoedingsadviseur, zij de minister in de gelegenheid stellen om gedurende een periode van zes weken te reageren op dit voornemen. Deze voorziening is opgenomen met het oog op artikel 92 Rwc. Op basis van deze bepaling komen de door Gedeputeerde Staten toegekende schadevergoedingen ten laste van het Rijk. Om die reden is het van belang om het standpunt van de ministers te kennen over een voorgenomen afwijking van het standpunt van de schadevergoedingsadviseur. Wanneer duidelijk wordt dat de minister niet van plan is om in een dergelijke situatie de door Gedeputeerde Staten toegekende schadevergoeding aan de provincie te vergoeden, kan dat aspect bij de definitieve besluitvorming door Gedeputeerde Staten worden meegewogen. Het tweede lid kent een vergelijkbare regeling als het eerste lid, maar dan voor de situatie waarin Gedeputeerde Staten voornemens zijn om in afwijking van het standpunt van de  schadevergoedingsadviseur de aanvraag om schadevergoeding af te wijzen. In dat geval wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om op dit voornemen te reageren.]

Noot
7

[Toelichting: De termijn waarbinnen Gedeputeerde Staten moeten beslissen op een aanvraag om toekenning van schadevergoeding is opgenomen in het eerste lid.

Een belanghebbende kan tegen een besluit van Gedeputeerde Staten op een aanvraag om toekenning van schadevergoeding beroep instellen bij de bestuursrechter. In eerste instantie staat beroep open bij de rechtbank. Tegen een uitspraak van de rechtbank kan hoger beroep worden ingesteld bij de ABRS. Voordat beroep bij de rechtbank kan worden ingesteld, moet op grond van artikel 7, eerste lid van de Awb, eerst een bezwaarschrift bij Gedeputeerde Staten worden ingediend. Hierop bestaan echter twee uitzonderingen:

1. wanneer een aanvraag om toekenning van schadevergoeding wordt voorbereid met toepassing van de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) opgenomen uniforme openbare voorbereidingsprocedure;

2. wanneer er sprake is van rechtstreeks beroep.

Ad 1

Op grond van artikel 7:1, eerste lid, onder d van de Awb kan bij toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure geen bezwaarschrift tegen een besluit tot weigering van schadevergoeding worden ingediend maar moet tegen dat besluit rechtstreeks beroep bij de rechtbank worden ingesteld. Naar verwachting zal de uniforme openbare voorbereidingsprocedure in de eerste helft van 2005 in werking treden.  Toepassing van deze procedure op aanvragen om toekenning van schadevergoeding lijkt echter niet voor de hand te liggen. Een ontwerpbesluit moet op grond van artikel 3:12, eerste lid van de Awb ter inzage worden gelegd. Deze terinzagelegging moet vooraf door het bestuursorgaan bekend worden gemaakt in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen. Dat is een zware procedure waarbij al snel privacyaspecten in het geding kunnen komen.

Ad 2

Een bezwaarschrift tegen een besluit tot weigering van schadevergoeding is evenmin aan de orde wanneer toepassing wordt gegeven aan artikel 7:1a van de Awb, dat de mogelijkheid biedt om met overslaan van de bezwarenfase rechtstreeks beroep bij de bestuursechter in te stellen. De indiener van een bezwaarschrift kan hier in het bezwaarschrift om vragen. Een voorwaarde voor rechtstreeks beroep is dat de zaak daarvoor geschikt is (artikel 7:1a, derde lid). Het is de vraag of de bestuursrechter ook zal oordelen dat een bezwaarschrift tegen een besluit van Gedeputeerde Staten tot weigering van schadevergoeding geschikt is voor rechtstreeks beroep. Wanneer dat oordeel negatief uitvalt kan de bezwarenfase niet worden overgeslagen en zullen Gedeputeerde Staten alsnog een besluit moeten nemen op het bezwaarschrift. ]

Noot
8

[Toelichting: De Rwc kent een aantal bepalingen die het mogelijk maken dat Gedeputeerde Staten op aanvraag een voorschot op de schadevergoeding toekennen. Het betreft de artikelen 13, vierde lid, 30, zesde lid en 47, vijfde lid. Om een en ander in goede banen te leiden is in artikel 8 een voorschotregeling opgenomen.]