Regeling vervallen per 24-10-2007

Reglement voor de Statencommissies 2003

Geldend van 23-07-2003 t/m 23-10-2007

Intitulé

Reglement voor de Statencommissies 2003

Hoofdstuk 1. Instelling, taken en samenstelling

Artikel 1. Instelling statencommissies

  • 1

  • 1. Provinciale Staten stellen de volgende statencommissies in:

    • a

      Statencommissie Ruimte en groen;

    • b

      Statencommissie Verkeer, milieu en water;

    • c

      Statencommissie Zorg en cultuur;

    • d

      Statencommissie Economie en bestuur.

  • 2. De Statencommissie Ruimte en groen adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    plattelandsontwikkeling, landbouw, natuur, reconstructie, volkshuisvesting, ruimtelijke ordening, bodemsanering en ontgrondingen.

  • 3. De Statencommissie Verkeer, milieu en water adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    verkeer en vervoer, wegen en kanalen, milieu en water.

  • 4. De Statencommissie Zorg en cultuur adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    welzijn/minderheden, cultuur en media, kulturhusen, sport, onderwijs, ouderen- en jeugdzorg, volksgezondheid, regeling vitaliteit kleine kernen, grotestedenbeleid.

  • 5. De Statencommissie Economie en bestuur adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    energie, bestuurlijke organisatie, algemeen bestuur, financiën inclusief financieel toezicht, juridische zaken/mediation, deelnemingen, procescoördinatie vergunningverlening en handhaving, procescoördinatie herijking financiële relaties, economie, recreatie en toerisme, grondbeleid, ict, vastgoed, coördinatie Europese fondsen, procescoördinatie gebiedsgericht werken, proces­coördinatie provinciaal omgevingsplan, integrale veiligheid, handhaving(sbeleid), communicatie en voorlichting, procescoördinatie burgerparticipatie, integriteit van bestuur, rechtspositie provinciale bestuurders, openbare orde en veiligheid, promotie, externe betrekkingen, lobby, internationali­sering (inclusief Letland), coördinatie samenwerking andere bestuurslagen en landsdelige samen­werking, procescoördinatie dualisering.

  • 6. Indien een onderwerp meerdere statencommissies aangaat, bepaalt het presidium van Provinciale Staten in welke statencommissie dit onderwerp behandeld zal worden.

Artikel 2. Taken

Een statencommissie heeft de volgende taken:

  • a

    het uitbrengen van advies aan Provinciale Staten over een voorstel of onderwerp dat ingevolge artikel 1 tot het werkterrein van de statencommissie behoort;

  • b

    het uitbrengen van advies aan Provinciale Staten uit eigener beweging;

  • c

    voeren van overleg met de commissaris van de Koningin of het College van Gedeputeerde Staten over in ieder geval door de Commissaris van de Koningin of het College van Gedeputeerde Staten verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de ingevolge artikel 1 tot het werkterrein van de statencommissie behorende onderwerpen.

Artikel 3. Samenstelling

  • 2

  • 1. Een statencommissie bestaat uit ten minste één en maximaal 6 Statenleden per fractie naar evenredigheid van het aantal zetels in Provinciale Staten.

  • 2. De leden worden door de voorzitter van Provinciale Staten, op voorstel van de voorzitters van de fracties en gehoord Provinciale Staten, benoemd.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kunnen, ingeval een fractie uit minder leden bestaat dan het aantal ingestelde statencommissies, tevens tot lid van de commissie worden benoemd, niet tot Statenlid gekozen personen die tijdens de laatste verkiezingen van Provinciale Staten geplaatst waren op de kandidatenlijst van die fractie, tot een aantal bestaande uit het verschil tussen het aantal statencommissies en het aantal leden van een fractie.

  • 4. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een statencommissie.

  • 5. De voorzitter van Provinciale Staten benoemt, op voorstel van de voorzitters van de fracties en gehoord Provinciale Staten, voor iedere statencommissie ten minste één plaatsvervangend lid per fractie, die zitting in een statencommissie heeft bij verhindering of ontstentenis van een lid. Het plaatsvervangend lid voldoet aan de in het derde lid genoemde vereisten.

  • 6. Bij incidentele wisselingen van leden en/of vaste vervangers in een statencommissie gedurende de loop van een zittingsperiode geschiedt de benoeming op voorstel van de desbetreffende fractievoorzitter door de voorzitter van Provinciale Staten, mits een dergelijke wisseling niet in strijd komt met de afspraken die aan het begin van, danwel tijdens bedoelde zittingsperiode zijn gemaakt met betrekking tot de verdeling van het aantal leden en vaste vervangers over de fracties.

  • 7. In afwijking van het bepaalde in voorgaande leden, kan een lid en/of een vaste vervanger zich bij bijzondere omstandigheden laten vervangen door een ander lid uit zijn fractie.

Artikel 4. Voorzitter

  • 1. De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door Provinciale Staten uit hun midden benoemd.

  • 2. De voorzitter is geen lid van de statencommissie.

  • 3. De voorzitter is belast met:

    • a

      het leiden van de vergadering;

    • b

      het handhaven van de orde;

    • c

      het doen naleven van dit reglement;

    • d

      hetgeen dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 5. Zittingsduur en vacatures

  • 1. De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van Provinciale Staten.

  • 2. Een lid en zijn plaatsvervanger houden op lid te zijn van een statencommissie indien zij niet meer voldoen aan de in artikel 3, vierde lid, gestelde eisen.

  • 3. De voorzitter van Provinciale Staten kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 4. Provinciale Staten kunnen de voorzitter of zijn plaatsvervanger ontslaan.

  • 5. Een lid, de voorziter of hun plaatsvervangers kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan Provinciale Staten. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

Artikel 6. Griffier en commissiesecretaris

  • 1. Ter ondersteuning van iedere statencommissie fungeert een ambtenaar als commissiesecretaris. De griffier bepaalt welke medewerker van de griffie deze functie vervult.

  • 2. De commissiesecretaris is in iedere vergadering aanwezig.

  • 3. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een daartoe door de griffier aangewezen medewerker van de griffie.

  • 4. De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

Hoofdstuk 2. Aanwezigheid Commissaris van de Koningin en college

Artikel 7. Commissaris van de Koningin en gedeputeerden

1. De voorzitter kan de Commissaris van de Koningin en één of meer gedeputeerden uitnodigen in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

2. Indien de Commissaris van de Koningin of een gedeputeerde bij een vergadering aanwezig wil zijn en wil deelnemen aan de beraadslagingen, doet hij hiertoe een verzoek aan de voorzitter.

3. De voorzitter neemt zo spoedig mogelijk een voorlopige beslissing op het verzoek.

4. De statencommissie kan bij aanvang van de vergadering beslissen dat de Commissaris van de Koningin en één of meer gedeputeerden niet in de vergadering aanwezig mogen zijn of aan de beraadslagingen mogen deelnemen.

Hoofdstuk 3. Vergaderingen

Artikel 8. Vergaderfrequentie

  • 1. De vergaderingen van de statencommissies vinden plaats conform een door het presidium van Provinciale Staten jaarlijks vast te stellen schema.

  • 2. Een statencommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 3. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangsuur bepalen. Hij voert hierover overleg met de griffier.

Artikel 9. Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste twee weekenden voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de artikel 25, eerste en tweede lid van de Provinciewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden

Artikel 10 De agenda

  • 1. Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de voorzitter de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de statencommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de statencommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda verwijderen.

  • 4. Wanneer de statencommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan hij aan de Commissaris van de Koningin of het College van Gedeputeerde Staten nadere inlichtingen of advies vragen. De statencommissie bepaalt voor welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de statencommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 11. Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Achterliggende stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het provinciehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 12. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste danwel tweede lid van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze achterliggende stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden inzage.

Artikel 12. Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen en door plaatsing op de internetsite van de provincie openbaar bekendgemaakt.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 15.

Artikel 13. Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt de presentielijst door de voorzitter en de commissiesecretaris door ondertekening vastgesteld.

Artikel 14. Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden de presentielijst heeft getekend.

  • 2. Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste 24 uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.

  • 3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De statencommissie kan echter over andere aangelegenheden dan op de voorlopige agenda staan alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 15. Spreekrecht burgers

  • 1. De voorzitter stelt toehoorders bij een openbare vergadering van een statencommissie op hun verzoek in de gelegenheid het woord te voeren tijdens de vergadering.

  • 2. Het in lid 1 bedoelde verzoek dient voor het begin van de vergadering bij voorkeur schriftelijk bij de voorzitter te worden ingediend, onder vermelding van het punt of de punten waarover men het woord wil voeren. De voorzitter doet bij aanvang van de vergadering mededeling van de ingediende verzoeken.

  • 3. De voorzitter geeft degene die daartoe een verzoek heeft ingediend de gelegenheid het woord te voeren over niet op de agenda staande, maar wel op het werkterrein van de statencommissie liggende, punten, direct na de opening van de vergadering.

  • 4. De voorzitter geeft degene die daartoe een verzoek heeft ingediend de gelegenheid het woord te voeren over een agendapunt dat aan de orde is voordat de leden en de voorzitter daarover in eerste termijn het woord hebben gevoerd.

  • 5. Voor de toehoorder die de gelegenheid ontvangt het woord te voeren geldt een spreektijd van ten hoogste 5 minuten per agendapunt.

  • 6. Op voorstel van de voorzitter kan de statencommissie de totale spreektijd van hen die de gelegenheid ontvangen het woord te voeren per agendapunt beperken.

  • 7. Op voorstel van de voorzitter kan de commissie afwijking van het bepaalde in lid 5 toestaan.

Artikel 16. Verslag

  • 1. De commissiesecretaris draagt zorg voor het opstellen van het verslag.

  • 2. Het verslag wordt als regel binnen 7 dagen na de vergadering, na vaststelling door de voorzitter, toegezonden aan de leden. Het verslag wordt op hetzelfde moment aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 3. Het verslag moet inhouden:

    • a

      de namen van de deelnemers aan de vergadering, met afzonderlijke vermelding van de afwezige leden;

    • b

      een vermelding van zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen der aanwezigen die het woord voerden;

    • d

      een samenvatting van het advies aan Provinciale Staten met vermelding van eventuele afwijkende standpunten;

    • e

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 25 door de statencommissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 4. Het verslag wordt door de voorzitter en de commissiesecretaris ondertekend.

Artikel 17. Spreekregels

Leden spreken als regel vanaf hun plaats en richten zich tot de voorzitter.

Artikel 18. Volgorde sprekers

  • 1. Ieder lid voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer het woord wordt gevraagd over de orde van de vergadering.

Artikel 19. Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de statencommissie anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één keer het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over de orde van de vergadering.

Artikel 20. Spreektijd

De statencommissie kan op voorstel van een lid of van de voorzitter regels stellen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

Artikel 21. Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de statencommissie terstond.

Artikel 22. Handhaving orde

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, danwel anderszins de orde verstoort, roept de voorzitter hem tot de orde. Indien de desbetreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaatsheeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

Artikel 23. Schorsing en verdaging

  • 1. De voorzitter schorst of verdaagt de vergadering wanneer hij dit nodig oordeelt.

  • 2. Na schorsing wordt de vergadering dezelfde dag op het door de voorzitter te bepalen uur voortgezet.

  • 3. Na verdaging wordt de vergadering hervat op de dag en het uur door de voorzitter bij de verdaging mede te delen; hij brengt dag en plaats der vergadering en het uur van de opening in dit geval onverwijld ter kennis van de niet aanwezige leden, tenzij deze hiervan reeds op de hoogte zijn gesteld.

Artikel 24. Beraadslaging

  • 1. De statencommissie kan op voorstel van de voorzitter of van een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op voorstel van een lid of van de voorzitter kan de statencommissie beslissen de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde de leden of Gedeputeerde Staten de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 25. Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De statencommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt wordt begonnen.

Artikel 26. Advies

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is besproken, sluit hij de beraadslaging, tenzij de statencommissie voortzetting wenst.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de statencommissie of er een advies aan Provinciale Staten wordt uitgebracht.

  • 3. Indien de statencommissie een advies aan Provinciale Staten uitbrengt beslist de statencommissie op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 4. Het advies vermeldt tevens eventuele afwijkende standpunten.

Hoofdstuk 4. Besloten vergadering

Artikel 27. Algemeen

  • 1. De vergaderingen van de statencommissies worden in het openbaar gehouden.

  • 2. De deuren worden evenwel gesloten wanneer ten minste twee der aanwezige leden het vorderen of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3. De statencommissie beslist vervolgens, of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd.

  • 4. Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 28. Verslag besloten vergadering

In afwijking van het bepaalde in artikel 16, tweede lid, ligt het verslag uitsluitend voor de leden ter inzage bij de griffier.

Artikel 29. Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de statencommissie overeenkomstig artikel 25, eerste lid van de Provinciewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De statencommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 30. Opheffen geheimhouding

Indien Provinciale Staten op grond van artikel 25, derde en vierde lid, of artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 91, tweede lid van de Provinciewet, voornemens zijn de geheimhouding op te heffen wordt, indien de statencommissie die de geheimhouding heeft opgelegd dit verzoekt, in een besloten vergadering met de desbetreffende statencommissie overleg gevoerd over de opheffing van de geheimhouding.

Hoofdstuk 5. Toehoorders en pers

Artikel 31. Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen van statencommissies bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 32. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- danwel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 33. Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het ‘standby houden’ van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 34. Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van dit reglement beslist de statencommissie op voorstel van de voorzitter, danwel in spoedeisende gevallen, de voorzitter.

Artikel 35. Inwerkingtreding

  • 1. Dit reglement treedt in werking met ingang van de eerste dag na uitgifte van het Provinciaal blad waarin het besluit van Provinciale Staten is geplaatst en werkt terug tot 16 april 2003.

  • 2. Op dat tijdstip vervallen het Reglement voor de Adviescommissies van Provinciale Staten van Overijssel, vastgesteld bij statenbesluit van 4 juli 1962 en de Regeling Spreekrecht in Commissies als bedoeld in het Reglement voor de Adviescommissies, vastgesteld bij statenbesluit van 28 januari 1981.


Noot
1

[Toelichting: Met het vijfde lid wordt beoogd de huidige regeling te handhaven, dat onderwerpen niet in meer dan één commissie besproken worden.]

Noot
2

[Toelichting: Alleen meegenomen is dat lijstopvolgers van eenmansfracties lid kunnen worden. Niet is bijvoorbeeld voorzien in de mogelijkheid tot het in de commissie opnemen van buitengewone leden (bijvoorbeeld deskundige, niet partijpolitiek gebonden, burgers).]