Regeling vervallen per 01-10-2005

Subsidieverordening landbouwstimulering Overijssel 1997

Geldend van 01-11-1997 t/m 30-09-2005

Intitulé

Subsidieverordening landbouwstimulering Overijssel 1997

Algemene toelichting

1. Inleiding

In de provinciale landbouwvisie is aangegeven op welke wijze de provincie een perspectiefvolle landbouwsector met actieve ondernemers en een positief imago wil bereiken.

De pijlers van het beleid zijn (samen met de landbouw):

- het in gang zetten van meer bedrijfsontwikkeling op basis van bedrijfssituatie, omgeving, de markt en de ondernemer;

- het bieden van heldere beleidskaders door de overheid met voldoende ruimte voor de ondernemer om zelf invulling te geven aan de beleidsdoelstellingen.

Daarbij vormen, voor de landbouwsector, goed ondernemerschap en het ontwikkelen van toekomstperspectief (bedrijfsontwikkeling) de centrale aandachtspunten. Voor de provincie zijn dit goede afstemming met andere overheden, strategische plannen en vooral een passend instrumentarium.

Het belangrijkste provinciale instrument is het stimuleringsbeleid. Subsidieverstrekking is hiervan het belangrijkste onderdeel.

Ten behoeve van de landbouw in het algemeen worden gelden beschikbaar gesteld door het Rijk (VROM en LNV alsmede doorsluizen van gelden van de Europese Unie), de provincie en het landbouwbedrijfsleven zelf.

De onderhavige verordening heeft alleen betrekking op de autonome provinciale middelen en bestrijkt het hele scala van subsidies, die verstrekt kunnen worden voor landbouwstimulering. Het gaat hier dus om een invulling van hetgeen met de provinciale landbouwvisie wordt beoogd.

2. Onderwerp en inhoud van de verordening

De verordening vult de Algemene subsidieverordening Overijssel 1997 (hierna: ASV) op een aantal onderdelen aan. Er wordt niet afgeweken van hetgeen in de ASV is geregeld.

In de verordening gaat het om twee soorten activiteiten, waarvoor subsidie kan worden verstrekt: in de eerste plaats om de financiële ondersteuning van projecten die op planmatige basis uitgevoerd worden door het landbouwbedrijfsleven, de programmatische activiteiten (projectsubsidies in de zin van artikel 2, eerste lid onder a van de ASV).

Daarbij speelt de Stichting Stimuland de rol van aanjager en coördinator.

De provincie heeft samen met de Gewestelijke Land- en Tuinbouworganisatie ZuidMiddenOost de Stichting Stimuland in het leven geroepen. De Stichting stelt zich ten doel een bijdrage te leveren aan het bevorderen van een economisch en ecologisch duurzame landbouw op een leefbaar platteland.

De Stichting stelt jaarlijks in overleg met de provincie een activiteitenplan (Activiteitenprogramma Stimuland) op waarin de projecten worden aangegeven. De aanvragen die op de uitvoering van dit Activiteitenprogramma Stimuland zijn gebaseerd worden aangeduid als "programmatische activiteiten". Met het programma krijgt het provinciaal stimuleringsbeleid gestalte.

In de tweede plaats biedt de verordening de mogelijkheid om buiten het Activiteitenprogramma Stimuland om, voor de uitvoering van activiteiten, die uit een bepaald project voortvloeien, subsidie aan te vragen. Dit zijn de "incidentele activiteiten" (eveneens projectsubsidies). Bij deze activiteiten moet gedacht worden aan initiatieven van derden.

Het subsidie kan verleend worden voor activiteiten, die voortvloeien uit een project. Het subsidie wordt dus niet voor het project verstrekt, maar voor concrete activiteiten.

In artikel 2 wordt de basis voor de subsidieverstrekking gegeven: activiteiten die passen in het brede kader van de ontwikkeling van de landbouw in Overijssel. Dit is een ruime opzet: een nadere inkadering kan aanleiding geven tot onduidelijkheid indien een bepaalde activiteit niet genoemd zou worden.

Een deel van de autonome middelen is niet voor subsidiëring bestemd, maar wordt bijvoorbeeld ingezet voor onderzoek, het bijhouden en actualiseren van gegevens, het financieren van uitvoeringsorganen etc. Bij de bepaling van de voor subsidie beschikbare plafonds wordt hiermee rekening gehouden.

Bovendien wordt momenteel een substantieel deel van de gelden specifiek ingezet in gebieden, die bijzondere aandacht behoeven, zoals Noordoost-Twente en Noordwest-Overijssel (integraal gebiedenbeleid).

De verordening geeft in artikel 3 aan dat het moet gaan om een activiteit die past binnen de provinciale landbouwvisie en de strategische plannen. De provinciale landbouwvisie en die plannen (Steekplannen, Waterhuishoudingsplan, Milieubeleidsplan en Beleidsplan Natuur en Landschap) vormen daarmee het belangrijkste toetsingskader voor de subsidieverstrekking.

Bovendien moet het gaan om een activiteit die niet reeds wettelijk verplicht is, zoals het voldoen aan voorschriften van een milieuvergunning.

De mogelijkheid wordt geopend dat beleidsregels worden vastgesteld voor een nadere uitwerking van de criteria. Indien hieraan in de praktijk behoefte zal ontstaan, wordt hieraan invulling gegeven.

Geen subsidie wordt verstrekt indien het project, waartoe de uitvoering van de activiteit behoort, niet een bepaalde uitstraling heeft. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat activiteiten die voortvloeien uit een project dat alleen een gunstig effect heeft voor een individueel bedrijf, zonder dat anderen daarvan mee kunnen profiteren, niet voor subsidieverstrekking in aanmerking kan komen. Dit geldt ook bij incidentele activiteiten. Evenmin wordt subsidie verstrekt indien men alvast met de uitvoering van de activiteit is begonnen voordat de aanvraag om subsidieverlening is ingediend. Tenslotte wordt voor bepaalde kosten geen subsidie verstrekt.

Verder verschaft de verordening het kader voor de maximale hoogte van het subsidiebedrag (artikel 4), voor het doen van een aanvraag (artikel 5), de vaststelling van het subsidieplafond (artikel 6), de subsidieverlening (artikel 7, met mogelijkheid van prioritering) en de wijze van bevoorschotting (artikel 8).

Het betreft hier aanvullingen op de ASV. In de artikelsgewijze toelichting wordt een en ander nader toegelicht.

Tenslotte bevat de verordening een inwerkingtredingsbepaling en een citeertitel.

3. Mandatering programmatische activiteiten

De uitvoering van de subsidieverstrekking voor programmatische activiteiten zal worden gemandateerd aan de Stichting Stimuland. Dit behoeft niet in deze verordening opgenomen te worden, aangezien titel 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht hierin al voorziet.

Hiermee wordt nauw aangesloten bij de bestaande praktijk waarbij het al gebruikelijk is dat de uitvoering en de coördinatie van de projecten bij de Stichting (of haar voorganger, de Commissie Landbouw en Milieu) ligt en de provincie zich niet bezighoudt met de individuele landbouwbedrijven die meedoen aan een project. Nu als gevolg van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht de subsidiëring formeel geregeld moet worden, wordt met deze mandatering bereikt, dat de bestaande praktijk formeel-juridisch wordt vastgelegd.

Het is niet mogelijk dat een orgaan, dat in mandaat beschikkingen vaststelt, beslist op daartegen ingediende bezwaarschriften (artikel 10:3, derde lid Awb). Daarom blijft de bevoegdheid om te beslissen op bezwaarschriften (en daarmee ook die tot het voeren van verweer in beroepszaken) berusten bij gedeputeerde staten.

Het mandaatbesluit zal vergezeld gaan van instructies, waarin het uitvoeringsbeleid (de bestaande praktijk, de bestaande afspraken) wordt neergelegd. Hierin wordt ook aangegeven, hoe de Stichting de prioritering, die in artikel 8 is voorzien, gestalte moet geven (zie artikelsgewijze toelichting).

inhoud

Artikel 1 - Begripsbepalingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. provinciale landbouwvisie: het provinciale landbouwbeleid zoals dat is neergelegd in de provinciale landbouwvisie "Toekomst door ondernemerschap en bedrijfsontwikkeling";

  • b. strategische plannen: het Streekplan West-Overijssel, het Streekplan Twente, het Waterhuishoudingsplan Overijssel, het Milieubeleidsplan Overijssel 1995-2003 en het Beleidsplan Natuur en Landschap Overijssel;

  • c. Activiteitenprogramma Stimuland: het jaarlijkse overzicht van projecten dat door de Stichting Stimuland ter goedkeuring bij gedeputeerde staten wordt ingediend voor 1 oktober van het kalenderjaar, voorafgaand aan het jaar waarop het activiteitenprogramma betrekking heeft;

  • d. programmatische activiteit: de uitvoering van een activiteit die voortvloeit uit deelname aan een project dat is opgenomen in het Activiteitenprogramma Stimuland;

  • e. incidentele activiteit: de uitvoering van een activiteit, die voortvloeit uit een project dat niet is opgenomen in het Activiteitenprogramma Stimuland.

Artikel 2 - Subsidiabele activiteiten

1

Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken voor de uitvoering van activiteiten ten behoeve van de ontwikkeling van de landbouw in Overijssel.

Artikel 3 - Criteria

  • 2

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor de uitvoering van activiteiten, die voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      de uitvoering van de activiteit past binnen de provinciale landbouwvisie en de strategische plannen;

    • b.

      de uitvoering van de activiteit is niet reeds wettelijk verplicht.

    • c.

      het project waaruit de uitvoering van de activiteit voortvloeit, heeft een uitstraling naar een groter gebied of de totale landbouwsector;

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen in een beleidsregel een nadere uitwerking geven van de criteria, genoemd in het eerste lid.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt indien met de uitvoering van de activiteit een aanvang is genomen voordat de aanvraag tot verlening van subsidie is ingediend.

  • 4. Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten die voortvloeien uit:

    • a.

      de normale taakuitoefening van aanvragers;

    • b.

      verrekenbare BTW.

Artikel 4 - Grondslag van de subsidie

  • 3

  • 1. Het subsidie voor een incidentele activiteit bedraagt ten hoogste 50% van de werkelijk gemaakte kosten van de activiteit.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedragen

    • a.

      subsidies ten behoeve van milieuverbeterende investeringen in onroerende zaken maximaal 35% van de werkelijk gemaakte kosten en in roerende zaken maximaal 20% van de werkelijk gemaakte kosten;

    • b.

      subsidies ten behoeve van voorlichting en scholing en projectbegeleiding maximaal 100% van de werkelijk gemaakte kosten;

    • c.

      subsidies ten behoeve van experimentele, innovatieve activiteiten maximaal 100% van de werkelijk gemaakte kosten, met dien verstande dat voor milieuverbeterende experimentele, innovatieve activiteiten de maxima gelden die genoemd zijn onder a.

  • 3. De hoogte van het subsidie voor een programmatische activiteit wordt door gedeputeerde staten bepaald bij de goedkeuring van het Activiteitenprogramma Stimuland, met dien verstande dat het subsidie nooit meer kan bedragen dan 50% van de werkelijk gemaakte kosten dan wel, indien een vast bedrag wordt toegekend, dat dit bedrag lager kan worden gesteld indien dit ten hoogste 50% van de werkelijk gemaakte kosten te boven gaat. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 - Aanvraag tot verlening van subsidie

  • 4

  • 1. Een aanvraag tot verlening van subsidie wordt ingediend voor 1 oktober van het kalenderjaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd of gestart.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen een aanvraag welke betrekking heeft op een incidentele activiteit die na 1 oktober is ingediend in behandeling nemen, indien na behandeling van de voor die datum ingekomen aanvragen tot verlening van subsidie voor een incidentele activiteit blijkt dat het subsidieplafond voor incidentele activiteiten nog niet is bereikt.

  • 3. De aanvrager van een beschikking tot verlening van subsidie voor een incidentele activiteit overlegt bij de aanvraag een advies van de Stichting Stimuland en verschaft bij de aanvraag inzicht in:

    • a.

      doel en inhoud van de activiteit;

    • b.

      het verwachte effect voor de ontwikkeling van de landbouw in Overijssel en de wijze waarop dit gemeten wordt;

    • c.

      wie de projectverantwoordelijke is;

    • d.

      de fasering van het project;

    • e.

      de kosten van de activiteit;

    • f.

      de financiering van de activiteit.

Artikel 6 - Subsidieplafond

  • 5

  • 1. Jaarlijks wordt op de begroting aangegeven, welk subsidieplafond voor dat jaar vastgesteld is voor de uitvoering van deze verordening. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in een plafond voor programmatische activiteiten en een plafond voor incidentele activiteiten.

  • 2. Gedeputeerde staten maken in december van het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor de plafonds zijn vastgesteld, de hoogte van de subsidieplafonds bekend.

Artikel 7 - Subsidieverlening

  • 6

  • 1. Aanvragen worden behandeld in volgorde van ontvangst.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen de aanvragen in een prioriteitsvolgorde plaatsen, indien de aard van de activiteit of bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Zij kunnen ter zake beleidsregels vaststellen.

Artikel 8 - Bevoorschotting

7

Gedeputeerde staten verstrekken de aanvrager op verzoek een voorschot van ten hoogste 90% van de verleende subsidie, in termijnen naar evenredigheid met de voortgang van de activiteit.

Artikel 9 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 november 1997.

Artikel 10 - Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Subsidieverordening landbouwstimulering Overijssel 1997.


Noot
1

[Toelichting: De term "activiteiten" moet hier opgevat worden in neutrale zin, dus ongeacht of het een programmatische of individuele activiteit in de zin van artikel 1 betreft.]

Noot
2

[Toelichting: Voor een aantal onderwerpen wordt geen subsidie verstrekt. Dit betreft de kosten, die gepaard gaan met de normale taakuitoefening van de aanvrager (bijvoorbeeld kosten voor normaal beheer en onderhoud) of van verrekenbare BTW.]

Noot
3

[Toelichting: De hoogte van het subsidie vormt een wezenlijk element van de bijzondere verordening.

De subsidie wordt gesteld op ten hoogste 50% van de werkelijk gemaakte kosten van de activiteit (het kan dus ook minder zijn). Hierin wordt tot uitdrukking gebracht, dat men nog andere financieringsbronnen moet aanboren, dan wel zelf een deel van de kosten moet dragen.

Onder bepaalde omstandigheden wordt van dit maximumpercentage afgeweken. Zo geldt voor milieuverbeterende investeringen in de landbouwsector de EG-verordening 2328/91 van 15 juli 1991 betreffende de verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwsector. In deze verordening wordt een maximum gesteld aan de steun, die aan de landbouwsector verschaft mag worden, te weten 35% voor investeringen in onroerende zaken en 20% voor investeringen in roerende zaken. Er kan dus nooit meer totale subsidie toegekend worden dan deze maxima. Indien een aanvrager van verschillende subsidiemogelijkheden gebruikmaakt, gelden deze maxima ook. Deze regels van dwingend recht worden voor alle duidelijkheid opgenomen. Deze maxima gelden ook voor experimentele, innovatieve activiteiten.

Voor kosten van voorlichting, scholing of projectbegeleiding kan een subsidie van maximaal 100% worden verstrekt. Deze activiteiten moeten dan wel buiten de normale taakuitoefening van de betrokken overheid of rechtspersoon vallen.

Ten aanzien van experimenten geldt, dat moeilijk een (grote) bijdrage van de doelgroep kan worden verlangd, vandaar dat ook hier een percentage van 100 is opgenomen.

De subsidies voor programmatische activiteiten worden vastgesteld volgens afspraken tussen de provincie, de Stichting Stimuland en de ministeries van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (de ministeries verschaffen doorgaans ook een subsidie; de afspraken hebben dan ook betrekking op de afstemming van de verschillende bijdragen).

Gelet op de vele verschillende soorten projecten, die in het Activiteitenprogramma Stimuland worden opgenomen, is het niet mogelijk, in de onderhavige verordening zelf alle subsidiegrondslagen per project op te nemen. Dit zou ook tot gevolg hebben, dat telkens wanneer een nieuw project wordt gestart, de verordening gewijzigd zou moeten worden. Daarom is bepaald, dat de grondslag voor het subsidie voor een bepaald project wordt aangegeven bij de goedkeuring van het Activiteitenprogramma Stimuland van de Stichting Stimuland en wordt hier volstaan met het vastleggen van een maximumpercentage van 50% (de provincie kan dus niet meer bijdragen dan de helft van de werkelijk gemaakte kosten bij standaardprojecten, maar dit kan ook minder zijn). Hogere bijdragen zijn mogelijk bij voorlichtende, scholende of innovatieve projecten en de EG-verordening is natuurlijk ook van toepassing.

Omdat soms ook een vast bedrag toegekend moet kunnen worden, is tevens bepaald dat een vast bedrag ook mogelijk is, maar dat, indien dit vaste bedrag de helft van de werkelijk gemaakte kosten te boven gaat, hierop een korting kan worden toegepast, waardoor de bijdrage nooit meer kan bedragen dan 50% van de werkelijk gemaakte kosten. Voor een concreet project kan dit percentage lager gesteld worden, analoog aan de verhouding tussen de normale kosten en de vaste bijdrage. ]

Noot
4

[Toelichting: In de ASV wordt niet aangegeven wat de indieningstermijn voor een subsidieaanvraag is, dit moet in de bijzondere verordening worden geregeld.

Aanvragen voor programmatische activiteiten zijn planmatig. Deze aanvragen kunnen probleemloos voor 1 oktober van het jaar, waarin zij worden uitgevoerd of gestart, worden ingediend.

Ten aanzien van aanvragen voor incidentele activiteiten geldt dit niet. In principe moeten deze aanvragen ook voor 1 oktober worden ingediend, maar indien het plafond voor incidentele activiteiten nog niet is uitgeput, kunnen dergelijke aanvragen ook na 1 oktober nog in behandeling genomen worden voor het einde van het begrotingsjaar.

Omdat voor de honorering van een dergelijke aanvraag altijd de voorwaarde geldt dat de activiteit een effect heeft op de ontwikkeling van de landbouw en de Stichting Stimuland bij uitstek toegerust is om dit aspect te beoordelen, moeten aanvragen voor incidentele activiteiten vergezeld zijn van een advies van de Stichting. De verplichte inschakeling van de Stichting heeft het voordeel, dat de provincie een aanvrager niet meer naar de Stichting hoeft te verwijzen en biedt de Stichting de mogelijkheid het project eventueel in te passen in andere initiatieven.

Bij de aanvraag moet inzicht verschaft worden in een aantal elementen. De ASV noemt het activiteitenprogramma als bedoeld in artikel 4:62 van de Algemene wet bestuursrecht en een begroting als bedoeld in artikel 4:63 van de Algemene wet bestuursrecht. Als aanvulling hierop worden nog geëist: het verwachte effect op de ontwikkeling van de landbouw en de monitoring hiervan, wie de projectverantwoordelijke is, de fasering en de kosten van de activiteit. Omwille van de duidelijkheid zijn het activiteitenprogramma en de begroting hier nogmaals opgesomd. Met betrekking tot de begroting is van belang dat op grond van artikel 4:65 van de Algemene wet bestuursrecht ook inzicht verschaft moet worden in aanvragen om subsidie bij andere bestuursorganen, waardoor de subsidieverlening van verschillende organen op elkaar afgestemd kan worden. Dit is met name ook van belang bij subsidies voor milieuverbeterende investeringen, waarop de EG-verordening betrekking heeft, omdat op basis daarvan nooit meer totale subsidie verstrekt mag worden dan 35 respectievelijk 20% (zie toelichting artikel 4). ]

Noot
5

[Toelichting: Het wordt wenselijk geacht een subsidieplafond in te stellen, opdat alle betrokkenen op voorhand inzicht hebben in de beschikbare bedragen en de verordening geen open einde heeft.

Voor programmatische activiteiten en incidentele activiteiten worden aparte plafonds ingesteld, opdat de toekenning van programmatische subsidies niet ten koste gaat van de ruimte om incidentele activiteiten te subsidiëren.]

Noot
6

[Toelichting: Op grond van de ASV moet op een subsidie-aanvraag beslist worden binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn is ook in deze verordening van toepassing, zodat zij niet opgenomen behoeft te worden.

Wel wordt geregeld hoe de aanvragen in behandeling worden genomen. Daarbij geldt dat de aanvragen in principe allemaal worden behandeld in volgorde van ontvangst.

De aanvragen kunnen echter in een prioriteitsvolgorde worden geplaatst. Hiertoe is bijvoorbeeld aanleiding bij bepaalde projecten, die weliswaar provinciebreed in aanmerking komen voor subsidiëring, maar waarbij de provincie in verband met het integraal gebiedenbeleid accenten wil plaatsen in gebieden waar integraal gebiedenbeleid wordt gevoerd. Een en ander zal in een beleidsregel nader worden uitgewerkt.

Voor de incidentele aanvragen kan het ook nodig zijn de aanvragen in een prioriteitsvolgorde te plaatsen, met name indien gebruikgemaakt wordt van de mogelijkheid na 1 oktober nog aanvragen in te dienen als het plafond nog niet is uitgeput. Een beleidsregel wordt in dit verband niet nodig geacht. ]

Noot
7

[Toelichting: De ASV bepaalt dat bevoorschotting tot 90% mogelijk is, maar regelt niet hoe de wijze van bevoorschotting zal zijn. Hier wordt aangegeven dat dit mogelijk is in termijnen naar evenredigheid met de voortgang van de activiteit.]