Regeling vervallen per 01-11-2005

Subsidieverordening Arbeidsplaatsenpremieregeling Overijssel 2003

Geldend van 01-10-2003 t/m 31-10-2005

Intitulé

Subsidieverordening Arbeidsplaatsenpremieregeling Overijssel 2003

Algemene toelichting

De Arbeidsplaatsenpremieregeling Twente was van kracht tot 1 november 1999. Op grond van de APR Twente kwam een onderneming die een bedrijf vestigde op met name genoemde bedrijventerreinen in aanmerking voor een premie van € 4.537,80 (f 10.000,--) per gerealiseerde arbeidsplaats.

De APR Twente is geëvalueerd. Hieruit is naar voren gekomen dat, gezien het succes van de regeling, voortzetting onder het nieuwe EPD Oost-Nederland gewenst is.

De evaluatie heeft wel aanleiding gegeven de regeling op een aantal punten aan te passen, zodat deze beter aan de doelstellingen van het EPD tegemoet komt, beter is aangepast aan de normen die gesteld worden door de Europese Commissie en een grotere rol geeft aan de gemeenten in het besluitvormingsproces.

De APR II is met name gericht op de ontwikkeling van de dienstensector en op het versterken van kennis en hoogwaardige technologische en innovatieve industriële en dienstverlenende sectoren.

Inhoud

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. groep: een economische eenheid waarin organisatorisch zijn verbonden een natuurlijk persoon of privaatrechtelijk rechtspersoon die direct of indirect:

    • – de helft of meer van het geplaatste kapitaal verschaft aan;

    • – volledig aansprakelijk vennoot is van of

    • – overwegende zeggenschap heeft over één of meer rechtspersonen of vennootschappen;

  • b. ondernemer: een natuurlijk persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die een onderneming in stand houdt; 1

  • c. stuwende onderneming: een onderneming die naar aard niet aan enige plaats van vestiging is gebonden, die de economische ontwikkeling van Overijssel stimuleert en waarvan minimaal 50% van de omzet ter zake van de afzet van producten en diensten buiten de provincie Overijssel wordt gerealiseerd; 2

  • d. hoofdkantoor: kantoor van een groep waarin de centrale leiding of een zelfstandig onderdeel daarvan is gehuisvest; 3

  • e. laboratorium: een bedrijf of een zelfstandig onderdeel van een stuwende onderneming op het gebied van technisch en fysisch onderzoek dat een belangrijke functie vervult voor de ontwikkeling van voor de groep of voor de onderneming nieuwe producten;

  • f. project: een technisch, functioneel en in de tijd samenhangend geheel van investeringen in duurzame bedrijfsuitrusting al dan niet in combinatie met grond of bedrijfsgebouwen;

  • g. vestigingsproject: een project inhoudende het stichten van een stuwende onderneming, een hoofdkantoor of een laboratorium of het verplaatsen daarvan van buiten Overijssel of van buiten de door de Europese Commissie goedgekeurde steunkaartgebieden in Nederland, naar de op grond van artikel 2, lid 1 van deze regeling aangewezen gemeente; 4

  • h. uitbreidingsproject: een project dat de uitbreiding van het aantal arbeidsplaatsen omvat van een stuwende onderneming, een hoofdkantoor of een laboratorium in een op grond van artikel 2, lid 1, van deze regeling aangewezen gemeente;

  • i. arbeidsplaats: de permanent bezette en tot volledige dagtaak omgerekende arbeidsplaats op jaarbasis, gebaseerd op een arbeidsovereenkomst voor een aaneengesloten periode van minimaal 12 maanden; 5

  • j. loonkosten: het bruto-jaarloon volgens kolom 14 van de loonstaat, verhoogd met de op basis van de CAO wettelijk verschuldigde werkgeverslasten;

  • k. projectkosten: de investeringen in materiële vaste activa die worden verricht in verband met het project en die in gebruik worden genomen na indiening van de aanvraag maar voor de datum waarop de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend. 6

Artikel 2. Subsidiabele activiteiten

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verlenen aan de ondernemer die een vestigingsproject of een uitbreidingsproject uitvoert in de gemeente of delen van de gemeente Almelo, Borne, Enschede, Hardenberg, Hengelo, Oldenzaal of Steenwijk. 7

  • 2. De in lid 1 genoemde delen van gemeenten betreffen de gebieden in de gemeenten Borne en Enschede die zijn aangewezen in het phasing out doelstelling 2 programma alsmede het Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT), dat in het doelstelling 2 platteland programma is opgenomen.

    Hierbij worden de gemeentegrenzen in acht genomen zoals deze golden per 1 januari 2000.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen artikel 1, onder g en h en artikel 3b buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voorzover strikte toepassing, gelet op het belang van de regionale economie, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Voorwaarde hierbij is dat de gemeente waar het project wordt gerealiseerd hiermee instemt. 8

Artikel 3. Criteria

  • Aanvragen voor subsidie moeten voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvraag moet worden ingediend door middel van het door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier; 9

  • b. het aantal als gevolg van het project gecreëerde arbeidsplaatsen bedraagt in het geval van een vestigingsproject minimaal 25. Voor een uitbreidingsproject geldt dat het aantal arbeidsplaatsen toeneemt met minimaal 50 en met minimaal 30% van het aantal, binnen de onderneming of binnen de groep waartoe de onderneming behoort, aanwezige arbeidsplaatsen op het moment van het indienen van de aanvraag; 10

  • c. de projectkosten bedragen in het geval van een vestigingsproject minimaal € 150.000,-- en in het geval van een uitbreidingsproject minimaal € 500.000,

  • d. cumulatie van uit hoofde van deze regeling verleende subsidie en door het Rijk en de Europese Unie verstrekte subsidies in het kader van regionaal beleid ten behoeve van investeringen door ondernemers, is niet toegestaan; 11

  • e. de projectkosten worden in redelijke mate met eigen middelen gefinancierd. Hierbij wordt een norm gehanteerd van 25% van de projectkosten;

  • f. de onderneming zal naar verwachting blijven voortbestaan nadat de ondernemingsactiviteiten, na de uitvoering van het project, zijn begonnen; 12

  • g. de betrokken sector van het bedrijfsleven verzet zich niet tegen het project; 13

  • h. het project omvat niet de vestiging of uitbreiding van een complex van vakantiewoningen of vakantieappartementen;

  • i. tegen het project bestaan geen anderszins overwegende bezwaren.

Artikel 4. Grondslag voor de subsidie

  • 1. De subsidiegrondslag bestaat uit de gemaakte en betaalde subsidiabele loonkosten van het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen gedurende een periode van maximaal twee jaren. 14

  • 2. De loonkosten die verband houden met arbeidsplaatsen waarvoor arbeidsovereenkomsten zijn gesloten vóór de indiening van de aanvraag behoren niet tot de subsidiabele loonkosten. 15

  • 3. De subsidiabele loonkosten worden recht evenredig verlaagd, indien gedurende het tijdvak gelegen tussen één jaar voor de indiening van de aanvraag en een jaar na de indiening van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie, als bedoeld in artikel 12, binnen de onderneming van de aanvrager of binnen de groep waartoe de onderneming behoort arbeidsplaatsen zijn of komen te vervallen. Deze vermindering wordt alleen toegepast voor het vervallen van arbeidsplaatsen in Overijssel of in de door de Europese Commissie goedgekeurde steunkaartgebieden in Nederland. 16

  • 4. Het subsidiepercentage bedraagt maximaal 15% van de subsidiegrondslag. De subsidie bedraagt maximaal € 4.000,-- per gecreëerde arbeidsplaats. Het maximale subsidiebedrag wordt verlaagd indien de normen van de Europese Commissie daartoe aanleiding geven. 17

  • 5. Bij een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden opgelegd. In ieder geval wordt de verplichting opgelegd dat de met de verleende subsidie te realiseren arbeidsplaatsen niet binnen vijf jaar na de indiening van de subsidieaanvraag komen te vervallen. 18

Artikel 5. Ontvankelijkheid van aanvragen

  • 19

  • Aanvragen tot verlening van subsidie worden in behandeling genomen indien zij afkomstig zijn van een onderneming niet zijnde een onderneming:

  • – in de toeristische sector;

  • – waarvoor een vergunning moet worden verleend op grond van de Wet personenvervoer;

  • – van openbaar nut;

  • – behorende tot de door de Europese Commissie uitgesloten sectoren.

Artikel 6. Indieningtermijn

20

Een subsidieaanvraag moet worden ingediend vóór 1 oktober 2005. Aanvragen die betrekking hebben op het Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT) moeten worden ingediend vóór 1 oktober 2006.

Artikel 7. Aanvullende stukken bij een aanvraag

De aanvrager van een subsidie overlegt bij de aanvraag tevens de bijlagen zoals aangegeven in het aanvraagformulier zoals bedoeld in artikel 3, letter a.

Artikel 8. Subsidieplafond

21

Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond per jaar vast. Bij de vaststelling van het subsidieplafond kan worden bepaald welke plafonds van toepassing zijn voor de diverse werkingsgebieden en voor respectievelijk vestigingsprojecten en uitbreidingsprojecten.

Artikel 9. Wijze van behandeling van de aanvragen

Subsidieaanvragen worden behandeld in volgorde van ontvangst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst geldt.

Artikel 10. Advies

  • 1. Een subsidieaanvraag wordt, onmiddellijk na ontvangst, om schriftelijk advies voorgelegd aan de gemeente waar het project wordt gerealiseerd. 22

  • 2. Bij de in het vorige lid genoemde adviesaanvraag wordt de termijn waarbinnen de gemeente het advies aan Gedeputeerde Staten moet uitbrengen, bepaald.

  • 3. Indien binnen de in lid 2 genoemde termijn geen advies van de gemeente is ontvangen beslissen Gedeputeerde Staten over de subsidieaanvraag.

Artikel 11. Vaststelling van de subsidie

  • 1. Na de uitvoering van het project, doch in ieder geval vóór 1 november van het jaar na de indiening van de subsidieaanvraag, dient een aanvraag tot vaststelling van de subsidie te worden ingediend. 23

  • 2. Gedeputeerde Staten stellen een formulier vast voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie. Het formulier vermeldt welke bijlagen daarbij dienen te worden meegezonden.

  • 3. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast op basis van de ten behoeve van de uitvoering van het project gemaakte en betaalde loonkosten die op eenduidige wijze uit de administratie van de onderneming zijn af te leiden, alsmede op basis van het aantal daadwerkelijk gecreëerde arbeidsplaatsen.

  • 4. Bij de berekening van de subsidie worden de arbeidsplaatsen in aanmerking genomen die op het moment van het indienen van de aanvraag tot vaststelling zijn gerealiseerd en daadwerkelijk zijn vervuld.

  • 5. Het vastgestelde subsidiebedrag is niet hoger dan het bedrag zoals genoemd in de beschikking tot subsidieverlening of niet hoger dan het bedrag dat op grond van de normen van de Europese Commissie is toegestaan.

Artikel 12. Intrekken of wijzigen subsidieverlening

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:48 en 4:50 van de Algemene Wet Bestuursrecht kunnen Gedeputeerde Staten een beschikking tot subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien de subsidieontvanger niet voldoet aan de voorschriften van de Algemene wet bestuursrecht, van de Algemene Subsidieverordening Overijssel 1997, van de Subsidieregeling Europese Programma’s Overijssel of van deze subsidieregeling.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen de beschikking tot subsidieverlening bovendien intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

    • a.

      de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen in de onderneming gezien de rentabiliteit en de aard van de onderneming niet aanvaardbaar is of indien gerede twijfel bestaat omtrent het voortbestaan van de onderneming; of

    • b.

      aan de subsidieontvanger surséance van betaling is verleend of de subsidieontvanger failliet is verklaard.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van zes weken na de datum van publicatie in het provinciaal blad.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Subsidieverordening Arbeidsplaatsenpremieregeling Overijssel 2003.


Noot
1

[Toelichting: Alleen projecten die worden uitgevoerd door een natuurlijk persoon of privaatrechtelijk rechtspersoon kunnen voor subsidie in aanmerking komen. Publiekrechtelijke rechtspersonen, bijvoorbeeld de provincie en gemeenten, zijn uitgesloten van subsidiëring. Een project dat wordt uitgevoerd door een privaatrechtelijk rechtspersoon waarvan de aandelen geheel of gedeeltelijk in bezit zijn van een publiekrechtelijke rechtspersoon, kan ook in aanmerking komen voor subsidie.]

Noot
2

[Toelichting: Tot de categorie stuwende ondernemingen worden ondernemingen gerekend die naar hun aard niet aan enige vestigingsplaats zijn gebonden en waarvoor dus een keuze tussen een aantal reële vestigingsplaatsen bestaat. Van de onderneming dient een stimulerende werking uit te gaan op de economische ontwikkeling van Overijssel en minstens de helft van de omzet dient te worden gerealiseerd buiten de provincie Overijssel.

Stuwende ondernemingen onderscheiden zich van verzorgende ondernemingen. Bij verzorgende ondernemingen wordt de plaats van vestiging voor een belangrijk deel bepaald door de nabijheid van de klantenkring. Deze ondernemingen vallen buiten de werkingssfeer van de regeling.

Tot de verzorgende ondernemingen kunnen in zijn algemeenheid worden gerekend (niet limitatief):

- gezondheids- en veterinaire diensten;

- bouw- en installatiebedrijven;

- tussenpersonen in de handel m.u.v. landelijk werkende distributiecentra;

- detailhandel m.u.v. postorderbedrijven;

- restaurants en café’s;

- (sociaal-)culturele instellingen;

- reparatiebedrijven voor gebruiksgoederen;

- onderwijsinstellingen m.u.v. bedrijven voor schriftelijk onderwijs;

- exploitatie van en handel in onroerend goed;

- persbureaus;

- bankfilialen;

- vestigingen van vrije beroepen;

- uitzendbureaus.

Indien bovengenoemde bedrijven overigens wel voldoen aan de criteria van het begrip stuwend kunnen zij uiteraard een beroep doen op de regeling.]

Noot
3

[Toelichting: Op basis van dit artikel kan subsidie worden verleend voor de vestiging of uitbreiding van het hoofdkantoor van een landelijk werkende onderneming die verschillende vestigingen binnen en buiten Overijssel heeft. De vestigingen buiten Overijssel dienen daarbij een wezenlijke bijdrage te leveren aan de winst van de onderneming.]

Noot
4

[Toelichting: Indien een onderneming, al dan niet uit faillissement, door een andere eigenaar wordt voortgezet of wordt ingebracht in een andere rechtspersoon, is er geen sprake van het stichten van een onderneming. In de beoordeling van een mogelijke aanvraag wordt onder meer betrokken in hoeverre de duurzame bedrijfsuitrusting, het personeel, de voorraden, de orderportefeuille en het klantenbestand worden overgenomen, alsmede de activiteiten onder dezelfde handelsnaam worden voortgezet.

De APR II wordt gefinancierd vanuit het EPD Oost-Nederland. Het Ministerie van Economische Zaken heeft het voorbehoud gemaakt dat regionale steuninstrumenten niet mogen worden gebruikt om bedrijfsverplaatsingen tussen de verschillende ‘steunkaartgebieden’ in Nederland te stimuleren. Dit betekent dat voor het verplaatsen van een onderneming vanuit de overige steunkaartgebieden in Nederland naar Overijssel geen subsidie wordt verleend. Daarnaast wenst GS bedrijfsverplaatsingen binnen de provincie Overijssel niet te subsidiëren.

Indien de verplaatsing gepaard gaat met een uitbreiding, komt het uitbreidingsdeel eventueel voor subsidie in aanmerking.

De overige steunkaartgebieden in Nederland zijn:

Provincie Groningen:

Appingedam, Delfzijl, Eemsmond, Groningen, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Menterwolde, Slochteren, Veendam, Vlagtwedde (bedrijventerrein Groningen-Zuid Oost), Winschoten.

Provincie Friesland:

Bolsward, Franekeradeel, Harlingen, Heerenveen, Leeuwarden, Menaldumadeel, Opsterland, Skarsterland, Smallingerland, Sneek, Weststellingwerf (bedrijventerrein Wolvega-Oostflank).

Provincie Drenthe:

Assen, Coevorden, Emmen, Hoogeveen, Meppel, Middelveld (bedrijventerrein Tweesporenland), Noordenveld, Zuidlaren.

Provincie Limburg:

Beek, Born, Echt, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maasbracht, Nuth, Roermond, Sittard, Susteren.

Provincie Flevoland:

Lelystad en Urk.]

Noot
5

[Toelichting: Van permanente bezetting is in het algemeen sprake, indien de arbeidsplaats door personeel in vaste dienst of door personeel met een tijdelijke arbeidsovereenkomst voor een aaneengesloten periode van ten minste 12 maanden wordt vervuld. Deze periode van minimaal 12 maanden moet zijn opgenomen in de arbeidsovereenkomst. Bij de omrekening tot volledige dagtaak wordt rekening gehouden met de in de CAO vermelde werkweek.

Niet in aanmerking worden genomen arbeidsplaatsen die worden vervuld door middel van uitzendkrachten of zgn. nul uren contracten. Arbeidsplaatsen waarbij sprake is van detachering worden eveneens niet in aanmerking genomen.]

Noot
6

[Toelichting: De projectkosten zijn van belang omdat de uitbreiding van arbeidsplaatsen gepaard moet gaan met investeringen in vaste activa. Overigens zijn deze projectkosten alleen van belang voor de bepaling van het minimumbedrag zoals bedoeld in artikel 3, lid c.

Om die reden wordt als investeringskosten ook in aanmerking genomen de contante waarde van de huurtermijnen ingeval een pand wordt gehuurd. Hierbij wordt alleen de vaste huurperiode in aanmerking genomen die in de huurovereenkomst wordt genoemd.]

Noot
7

[Toelichting: Het werkingsgebied van de regeling betreft de gemeenten: Almelo, Borne, Enschede, Hardenberg, Hengelo, Oldenzaal en Steenwijk. Deze gemeenten staan op de Nederlandse regionale steunkaart. De Europese Commissie heeft de steunkaart voor de periode 2000-2006 vastgesteld, zodat wordt uitgegaan van de gemeentegrenzen per 1 januari 2000.]

Noot
8

[Toelichting: Bij dit artikel gaat het om projecten die van eminent belang zijn voor de regionale economie maar niet geheel aan de omschrijving van een vestigings- of uitbreidingsproject voldoen. Het gaat dan bijvoorbeeld om een bedrijf die bij aanvraag net niet voldoet aan de vereiste minimale 25 arbeidsplaatsen, maar waarvan duidelijk is dat zij op termijn zeer hard zullen groeien en van groot belang worden voor de economie van Overijssel. Een ander voorbeeld: een bedrijf die bij aanvraag net niet voldoet aan de eisen voor een uitbreidingsproject maar veel arbeidsplaatsen overneemt van een bedrijf die failliet gaat of weggaat uit de provincie, zodat op die manier de arbeidsplaatsen niet verloren gaan voor Overijssel.

De instemming van de gemeente waar het project wordt gerealiseerd, is cruciaal bij de beoordeling of sprake is van een uitzonderingsgeval.]

Noot
9

[Toelichting: Een aanvraag moet worden ingediend door gebruikmaking van het origineel van een ondertekend aanvraagformulier. Ook een subsidieaanvraag die per faxbericht, in de vorm van een brief of per

e-mail wordt ingediend, kan, mits voorzien van een handtekening, als een aanvraag worden beschouwd, indien uit de stukken voldoende blijkt voor welk project om een subsidie wordt verzocht. In dat geval moet alsnog, binnen een termijn van 4 weken na indiening van het betreffende faxbericht/de brief/e-mail, het origineel van een ondertekend aanvraagformulier met de vereiste bijlagen worden ingediend. De datum waarop het faxbericht/de brief/e-mail is ingediend, wordt als formele indieningdatum van de subsidieaanvraag aangemerkt. Wordt het origineel na de termijn van 4 weken ingediend, dan geldt als indieningdatum van de subsidieaanvraag de ontvangstdatum van het originele aanvraagformulier.]

Noot
10

[Toelichting: Bij het bepalen of voldaan wordt aan het uitbreidingscriterium worden als meetmomenten gehanteerd de indieningdatum van de aanvraag en de indieningdatum van de aanvraag om vaststelling van de subsidie (artikel 11, lid 1).

Hierbij worden voor wat betreft het eerste meetmoment alle arbeidsplaatsen meegeteld die binnen de onderneming of binnen de groep waartoe de onderneming behoort, aanwezig zijn, in de in artikel 2, eerste lid, genoemde gemeenten.]

Noot
11

[Toelichting: Cumulatie van uit hoofde van deze regeling verleende subsidie en (bijvoorbeeld) subsidie door het Ministerie van Economische Zaken op grond van het Besluit Subsidies Regionale Investeringsprojecten 2000, is niet toegestaan.]

Noot
12

[Toelichting: Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat subsidie wordt uitgekeerd aan een bedrijf dat, naar verwachting, na realisatie van het project niet levensvatbaar blijkt te zijn. De levensvatbaarheid wordt op het moment van indiening van de aanvraag onder andere beoordeeld aan de hand van de verwachte verhouding tussen eigen en vreemd vermogen in de onderneming na realisatie van het project.]

Noot
13

[Toelichting: Indien de gewenste structuur van de betrokken sector van het bedrijfsleven zich tegen het project verzet bijvoorbeeld indien in de betrokken sector sprake is van aantoonbare overcapaciteit, kan de aanvraag worden afgewezen.]

Noot
14

[Toelichting: De wijze waarop de subsidiegrondslag wordt berekend geschiedt als volgt:

vestigingsproject: het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen wordt bepaald op het moment van indienen van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie (artikel 11, lid 1). Alle arbeidsplaatsen die op dat moment voldoen aan de definitie van artikel 1, onder i, worden in aanmerking genomen. Vervolgens worden van deze arbeidsplaatsen de loonkosten berekend conform artikel 1, onder j, voorzover deze loonkosten zijn betaald op het moment van indienen van de aanvraag tot vaststelling. Dit betekent dat indien een arbeidsplaats wordt vervuld 1 maand voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling, van deze arbeidsplaats slechts de loonkosten gedurende 1 maand worden meegenomen;

uitbreidingsproject: de toename van het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen wordt bepaald als het verschil in arbeidsplaatsen tussen de 2 meetmomenten. Indien de toename voldoet aan artikel 3, onder b, vindt de berekening van de subsidiegrondslag verder plaats op dezelfde wijze als vermeld onder vestigingsproject.

In beide gevallen kan overigens nog wel een correctie plaatsvinden op grond van artikel 4, lid 3.]

Noot
15

[Toelichting: Het aangaan van mondelinge arbeidsovereenkomsten, alsmede arbeidsovereenkomsten met ontbindende danwel opschortende voorwaarden, wordt in het kader van deze regeling in het algemeen aangemerkt als het aangaan van verplichtingen. Indien de datum van deze arbeidsovereenkomsten is gelegen vóór de datum van de indiening van de aanvraag tellen deze niet mee als arbeidsplaats.]

Noot
16

[Toelichting: Deze bepaling heeft betrekking op situaties waarin (nagenoeg) gelijktijdig met de uitvoering van het project het aantal arbeidsplaatsen wordt verminderd, bijvoorbeeld door het opheffen van bestaande arbeidsplaatsen bij realisering van nieuwe gesubsidieerde arbeidsplaatsen. Het positieve effect van de subsidie op de regionale economie wordt als gevolg van het opheffen van die arbeidsplaatsen per saldo minder. De subsidiabele loonkosten worden dan ook zodanig verminderd dat het subsidiebedrag meer in overeenstemming is met het netto effect van de investering.

Daarbij wordt gekeken naar het opheffen van arbeidsplaatsen binnen de onderneming of binnen de groep waartoe de onderneming behoort, in de rest van Overijssel en in de overige gemeenten van de steunkaartgebieden. Detachering van personeel bij andere bedrijven en het op non-actief stellen van personeel vallen eveneens onder het opheffen van arbeidsplaatsen.]

Noot
17

[Toelichting: De regionale steun voor Twente mag volgens de normen van de Europese Commissie niet meer bedragen dan 15% bruto. De normen van de Europese Commissie zijn vastgelegd in de Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (PbEG 1998, C74). Om budgettaire redenen is het daarnaast gewenst het maximale bedrag per arbeidsplaats af te toppen op € 4.000,--.]

Noot
18

[Toelichting: De hierin opgenomen verplichting houdt verband met de eis van de Europese Commissie, zoals geformuleerd in de richtsnoeren voor regionale steun, dat de arbeidsplaatsen gedurende een periode van minimaal vijf jaar behouden moeten blijven voor de regio. De subsidieontvanger dient de provincie Overijssel dan ook onverwijld in kennis te stellen van elk voornemen om arbeidsplaatsen af te stoten of te laten vervallen. Op basis daarvan kan de provincie bepalen welk deel van de vastgestelde en uitbetaalde subsidie door de subsidieontvanger moet worden terugbetaald.]

Noot
19

[Toelichting: Aanvullend op de Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen heeft de Europese Commissie bepaald dat ondernemingen van subsidiëring zijn uitgesloten die behoren tot de volgende sectoren:

a. sectoren van de productie, de verwerking en de afzet van landbouwproducten zoals bedoeld in bijlage 1 van het EG-verdrag;

b. sectoren van de productie, de verwerking en de afzet van visserij- of aquacultuurproducten zoals bedoeld in bijlage 1 van het EG-verdrag;

c. de vervoerssector;

d. de ijzer- en staalindustrie, bedoeld in de Beschikking nr. 2496/96/EGKS van de Europese Commissie van 18 december 1996 houdende communautaire regels voor steun aan de ijzer- en staalindustrie (PbEG 1997, L218) en de Kaderregeling voor bepaalde, niet onder het EGKS-verdrag vallende staalsectoren (PbEG 1988, C320);

e. de kolensector, bedoeld in de Beschikking nr. 3632/93/EGKS van de Commissie van 28 december 1993 tot vaststelling van een communautaire regeling voor de steunmaatregelen van de lidstaten ten behoeve van de kolenindustrie (PbEG 1993, L329) en de Beschikking nr. 341/94/EGKS van de Commissie van 8 februari 1994 houdende toepassing van Beschikking nr. 3632/93/EGKS tot vaststelling van een communautaire regeling voor steunmaatregelen van de lidstaten ten behoeve van de kolenindustrie (PbEG 1994, L49);

f. de scheepsbouw, bedoeld in Verordening (EG) nr. 1540/98 van de Raad van 29 juni 1998 betreffende steunverlening aan de scheepsbouw (PbEG 1998, L202);

g. de synthetische-vezelsector, bedoeld in de Kaderregeling voor steunmaatregelen in de sector synthetische vezels (96/C 94/07) en de uitbreiding ervan (PbEG 1999, C24);

h. de automobielindustrie, bedoeld in de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun aan de automobielindustrie (PbEG 1997, C279). ]

Noot
20

[Toelichting: De datum waarop de subsidieaanvraag moet zijn ingediend houdt verband met de looptijd van het programma. Beschikkingen aan individuele projectuitvoerders kunnen worden verstrekt tot 31 december 2005 (en voor het Regionaal Bedrijventerrein Twente tot 31 december 2006). GS hebben voor de behandeling van een subsidieaanvraag een redelijk termijn nodig vandaar dat de indieningstermijn gesteld is op 1 oktober 2005 resp. 1 oktober 2006. ]

Noot
21

[Toelichting: Jaarlijks stelt GS het beschikbare budget vast. Hierbij heeft GS de mogelijkheid het budget naar werkingsgebied en naar aard van het project (vestigings- of uitbreidingsproject) te verdelen.

Het werkingsgebied van de APR II is immers verdeeld over drie verschillende Europese Programma’s:

Doelstelling 2 Phasing Out: gemeenten Almelo, Hengelo, Enschede, Oldenzaal, Borne;

Doelstelling 2 Platteland: Regionaal Bedrijventerrein Twente;

Doelstelling 5b Phasing Out: Steenwijk en Hardenberg (gedeeltelijk).

Daarnaast worden projecten in het gedeelte van Hardenberg dat niet valt onder Doelstelling 5b Phasing Out gefinancierd uit andere middelen. ]

Noot
22

[Toelichting: Het is van belang dat de gemeente waar het project wordt gerealiseerd, betrokken wordt bij een subsidieaanvraag, zodat alle elementen die van belang zijn bij de beoordeling van het project kunnen worden meegenomen. Bovendien wordt een deel van de subsidie gefinancierd door de gemeente. Vandaar dat de betrokken gemeente om advies wordt gevraagd voordat over het project wordt beslist.]

Noot
23

[Toelichting: Het gaat bij subsidieverlening niet alleen om de intentie arbeidsplaatsen te creëren maar ook om de daadwerkelijke inzet daarvan. Alleen dan kan de doelstelling van de regeling, het stimuleren van het creëren van extra arbeidsplaatsen in de stuwende sectoren van de regionale economie, worden gerealiseerd. Het is de bedoeling de beschikbare subsidies te gebruiken voor projecten die op korte termijn een impuls geven aan de sociale economische ontwikkeling van de regio. Een verzoek om vaststelling moet worden ingediend vóór 1 november van het jaar volgend op het jaar dat de subsidieaanvraag is ingediend. Deze datum houdt eveneens verband met de afrekeningstermijnen met de Europese Unie. De provincie dient de middelen die aan haar in het kader van deze APR worden toegekend binnen 24 maanden na de toekenning af te rekenen. Dit houdt in dat de jaartranche 2003 bij toewijzing bijvoorbeeld in februari 2003 vóór februari 2005 moet worden afgerekend. Om de individuele projecten tijdig af te kunnen wikkelen is gekozen voor de datum van 1 november. Aanvragers van subsidie in 2003 dienen derhalve vóór 1 november 2004 een verzoek om vaststelling in te dienen.]