Regeling vervallen per 01-11-2005

Subsidieverordening vermindering afvalstoffen en schoner produceren Overijssel 2001

Geldend van 01-04-2001 t/m 31-10-2005

Intitulé

Subsidieverordening vermindering afvalstoffen en schoner produceren Overijssel 2001

Algemene toelichting

In het Bestuursakkoord 1999-2003 hebben Gedeputeerde Staten de ambitie uitgesproken om de tegenstelling tussen milieu en economie om te bouwen naar synergie. In het Milieubeleidsplan Overijssel 2000+ wordt dit nader uitgewerkt. De daarin opgenomen uitgangspunten over ontwikkeling van duurzame bedrijvigheid, ontwikkeling duurzame energie en energiebesparing en beheersing van de afvalproblematiek zijn de ankerpunten voor de beleidsvoornemens gericht op het verbeteren van de milieuprestaties van het Overijssels Midden- en Kleinbedrijf. In de beleidsnotitie ëSchoner Produceren; op weg naar verbetering van milieuprestaties van het Overijsselse MKBí zijn deze beleidsvoornemens verder uitgewerkt. Voor de uitvoering van dit beleid is subsidie op het gebied van preventie van bedrijfsafvalstoffen beschikbaar. Deze verordening geeft de randvoorwaarden aan voor subsidieverstrekking. In deze verordening zijn tevens de randvoorwaarden voor subsidieverstrekking geregeld voor projecten ter stimulering van de uitvoering van het huishoudelijk afvalstoffenbeleid. De hierbij behorende subsidie-onderdeel heeft betrekking op huishoudelijk afval.

Inhoud

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of andere producten, waarvan de houder zich ñ met het oog op de verwijdering daarvan ñ ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, als bedoeld in artikel 1.1 Wet Milieubeheer;

  • b. verbetering van milieuprestaties: een zo efficiÎnt mogelijk gebruik van grondstoffen, water en energie.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1

  • Gedeputeerde Staten kunnen rechtspersonen een projectsubsidie verstrekken voor een activiteit:

  • a. met een experimenteel of innovatief karakter die tot doel heeft danwel ertoe kan leiden dat de hoeveelheid huishoudelijk afval vermindert of op een hoogwaardiger wijze wordt verwerkt, of;

  • b. die past binnen het beleidskader als vastgelegd in de beleidsnotitie ëSchoner Produceren; op weg naar verbetering van milieuprestaties van het Overijsselse MKBí.

Artikel 3 Criteria

  • Een aanvraag om een subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • 1. De aanvraag heeft geen betrekking op individuele bedrijfssteun.

  • 2. De aanvraag moet voldoen aan de volgende inhoudelijke criteria: 

    • a.

      er vindt een nulmeting en een eindmeting plaats naar de bereikte milieu-effecten; hierover wordt gerapporteerd; 

    • b.

      er is voor de voorgenomen activiteit niet eerder een subsidie ontvangen op basis van deze verordening; 

    • c.

      de begrote kosten staan in een redelijke verhouding tot de voorgenomen activiteit; 

    • d.

      een relevante kennisoverdracht van de resultaten is mogelijk; 

    • e.

      de resultaten van de activiteit hebben toepassingsmogelijkheden; 

    • f.

      de activiteit voorziet in een behoefte van de doelgroep(en) van het project; 

    • g.

      de activiteit gericht op Schoner Produceren past binnen het in artikel 2, onder b, genoemde beleidskader.

Artikel 4 Grondslag voor de subsidie

  • 2

  • 1. De subsidie voor activiteiten die vallen onder artikel 2, onder a, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximumbedrag van € 6.806,70.

  • 2. De subsidie voor activiteiten die vallen onder artikel 2, onder b, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximumbedrag van € 18.151,20.

  • 3. Niet subsidiabel zijn de kosten van: 

    • a.

      vaste personeelslasten en omzetbelasting, voorzover deze laatste niet door de subsidieontvanger teruggevorderd kan worden; 

    • b.

      voorbereiding en ontwikkeling, administratie en accountant; 

    • c.

      dat deel van de activiteit dat voorafgaand van de subsidieverlening door Gedeputeerde Staten is gestart.

Artikel 5 Aanvullende stukken bij de aanvraag

  • In aanvulling op artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Overijssel 1997 overlegt de aanvrager:

  • a. een beschrijving op welke wijze wordt voldaan aan de in artikel 3 genoemde criteria;

  • b. een planning van de voorgenomen activiteiten met aanduiding van betrokken organisaties.

Artikel 6 Indieningstermijn en volgorde van behandeling

  • 1. Een aanvraag kan gedurende het gehele kalenderjaar worden ingediend.

  • 2. Aanvragen die voldoen aan artikel 5 worden behandeld in volgorde van ontvangst.

Artikel 7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten kunnen een subsidieplafond vaststellen.

Artikel 8 Bevoorschotting

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen de aanvrager op schriftelijk verzoek een voorschot van 50% van de verleende subsidie verstrekken, zodra met de uitvoering van de activiteiten is gestart.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen de aanvrager op schriftelijk verzoek een tweede voorschot van maximaal 40% van de verleende subsidie verstrekken, zodra is aangetoond dat meer dan 50% van de subsidiabele kosten is gerealiseerd.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 april 2001.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Subsidieverordening vermindering afvalstoffen en Schoner Produceren Overijssel 2001.

Bijlage Beleidsnotitie Schoner Produceren

Samenvatting Beleidsnotitie Schoner Produceren; op weg naar verbetering van milieuprestaties van het Overijsselse MKB

“Voorkomen is verdienen” was de afgelopen jaren het credo voor het beleid gericht op het verminderen van gebruik van grondstoffen, water en energie en het voorkomen van milieuschadelijke emissies. De uitvoering werd vooral opgepakt vanuit de milieu-invalshoek.

De komende periode richten wij ons als provincie nog steeds in de kern op hetzelfde uitgangspunt, met dat verschil dat wij de uitvoering vanuit een breder perspectief gaan inzetten. Wij stellen ons ten doel te streven naar een duurzame ontwikkeling van de Overijsselse industrie. Hieronder verstaan wij een gelijktijdige versterking van de industriÎle structuur en een afname van de milieudruk in Overijssel. Hiermee geven wij invulling aan onze ambitie om de tegenstelling tussen milieu en economie om te bouwen naar synergie (Bestuursakkoord 1999-2003).

Deze nota vormt een nadere uitwerking van het Milieubeleidsplan Overijssel 2000+. De daarin opgenomen uitgangspunten over ontwikkeling van duurzame bedrijvigheid, ontwikkeling duurzame energie en energiebesparing en beheersing van de afvalproblematiek zijn de ankerpunten voor de beleidsvoornemens gericht op het verbeteren van de milieuprestaties van het Overijsselse Midden- en Kleinbedrijf.

Vanzelfsprekend worden in deze nota ook de lijnen doorgetrokken die in de evaluatienota (Prestatierapportage Afvalpreventiebeleid Overijssel 1996-2000) zijn neergelegd.

Het is goed om ons te realiseren dat de door ons gewenste milieuprestaties door het Overijsselse bedrijfsleven tot stand gebracht moeten worden. Wij draaien niet aan de kraantjes die tot een betere grondstoffen-, water- en energie-efficiency kunnen leiden. Schoner produceren of duurzaam ondernemen zijn begrippen die alleen door het Overijsselse bedrijfsleven, en in het bijzonder onze doelgroep, het MKB1, kunnen worden ingevuld. Met andere woorden; het is de Overijsselse ondernemer die schoner gaat produceren of duurzamer gaat ondernemen.

Rol provincie Overijssel

Onze doelstelling voor de komende periode:

onze inspanningen richten zich op het faciliteren van de totstandkoming van verbeterde milieuprestaties van de MKB-bedrijven. Onder verbeterde milieuprestaties verstaan wij een zo efficiÎnt mogelijk gebruik van grondstoffen, water en energie.

Als provincie richten wij ons met name op het stimuleren en faciliteren van kansrijke nieuwe ontwikkelingen en op het consequent toepassen van de kansen en mogelijkheden die de Wet Milieubeheer biedt. Bij onze eigen werkprocessen besteden wij meer aandacht aan het toepassen van de verruimde reikwijdte van de Wet Milieubeheer. Ook zullen wij de Overijsselse gemeenten zo optimaal mogelijk proberen te ondersteunen bij het integreren van grondstoffen-, water- en energie-efficiency in de vergunningverlening.

Vanuit het streven naar zoveel mogelijk synergie tussen milieu- en economiethemaís binnen het provinciale beleid gaan wij ons in de komende periode richten op die sectoren die de speerpuntsectoren2 van de Overijsselse Innovatiestrategie zijn. Het gaat dan om de volgende sectoren: kunststofverwerkende industrie, metaalproducten industrie, machine- en apparatenbouw, voedingsmiddelenindustrie, grafische en media-industrie, transportmiddelenindustrie (ëautomotiveí; (vracht)autoís, schepen, treinen en fietsen). Binnen deze branches koppelen wij daar waar mogelijk onze aanpak aan bestaande initiatieven en houden wij in ieder geval rekening met afspraken uit het doelgroepenbeleid Industrie.

Kansrijke ontwikkelingen zijn momenteel te ontdekken op de volgende terreinen: milieugerichte productontwikkeling, productgerichte milieuzorg en integraal ketenbeheer.

Maar wij kijken ook naar de mogelijkheden en kansen die er ontstaan door aan te sluiten bij andere beleidsonderdelen. Bijvoorbeeld samen optrekken bij de uitvoering van de Overijsselse Innovatiestrategie, bij de uitvoering van het actieprogramma duurzame energie en energiebesparing, betrokkenheid bij het streven naar meer duurzame bedrijventerreinen en meer aandacht voor themaís als Schoner Produceren en Duurzaam Ondernemen.

Natuurlijk past onze aanpak in de landelijke Uitvoeringsstrategie ‘Met preventie op weg naar duurzaam ondernemen’.

1 Zie voor afbakening doelgroep tot de voor Overijssel belangrijkste industriÎle sectoren hoofdstuk 3 op bladzijde 8.

2 Zie voor nadere toelichting de Bijlage met Achtergrondinformatie.

Monitoring van resultaten

De opgedane meet-ervaringen van de afgelopen periode leren ons dat het zeer moeilijk is om de directe effecten van het provinciale beleid in kaart te brengen. Desalniettemin willen wij blijven leren en nieuwe mogelijkheden onderzoeken. In de komende periode zullen wij zowel binnen onze eigen organisatie als daarbuiten partijen inschakelen, waarmee wij samen willen optrekken om na te gaan of wij ons op dit punt kunnen verbeteren.

Voor het overige nemen wij in ieder geval deel aan landelijke trendonderzoeken.

Ook zullen wij bij het deelnemen aan en zelf opzetten van projecten aandacht besteden aan evaluaties op projectbasis.


Noot
1

[Toelichting: Bij te subsidiÎren activiteiten onder sub a gaat het om projecten gericht op de uitvoering van het huishoudelijk afvalstoffenbeleid. Vooral activiteiten die gericht zijn op het bereiken van een hogere trede op de zogenaamde Ladder van Lansink komen voor subsidiÎring in aanmerking. Het hoogste op de ladder van Lansink staat Preventie (voorkomen) van afvalstoffen. Daarna komt hergebruik, verbranden en als laatste storten van afval. Bedrijven en samenwerkingsverbanden zullen van deze subsidiemogelijkheid kunnen profiteren.

Bij activiteiten onder sub b gaat het om projecten ter stimulering van preventie van bedrijfsafvalstoffen. Het gaat hierbij om het ondersteunen van projecten die passen binnen de notitie ëSchoner Produceren; op weg naar verbetering van milieuprestaties van het Overijsselse MKBí. ]

Noot
2

[Toelichting: Het in het eerste lid genoemde maximumbedrag per project geldt voor projecten ter stimulering van de uitvoering van het huishoudelijk afvalstoffenbeleid. De hoogte van het maximumbedrag heeft te maken met de omvang van de subsidiepot.

Het in het tweede lid genoemde maximumbedrag per project geldt voor projecten die passen binnen de notitie ëSchoner Produceren; op weg naar verbetering van milieuprestaties van het Overijsselse MKBí. ]