Regeling vervallen per 20-05-2016

Verordening maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas

Geldend van 01-01-2015 t/m 19-05-2016

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas

De raad van de gemeente Peel en Maas,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 september 2014;

gelet op de artikelen 2.1.3, [2.1.4 eerste, tweede, derde en zevende lid, [2.1.5 eerste lid,] 2.1.6, [2.1.7,] [2.3.6 vierde lid] en 2.6.6 eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

overwegende dat het noodzakelijk is om burgers  te ondersteunen als zij dusdanige beperkingen ondervinden bij hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid dat zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

overwegende dat het noodzakelijk is om burgers  met psychische of psychosociale problemen en belanghebbenden die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico's voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, te ondersteunen bij het zich handhaven in de samenleving als zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg , of met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

overwegende dat het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen met betrekking tot de invulling van de plicht tot ondersteuning;

besluit vast te stellen:

de Verordening maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas 

Hoofdstuk 1 Begrippen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden, aannemelijk is dat de burger daarover, ook als hij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken;

  • b.

    algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning

  • c.

    bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • d.

    burger: persoon met een ondersteuningsvraag, zijnde de cliënt zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • e.

      Concept-arrangement: schriftelijk verslag van de gesprekken en afspraken in de onderzoeksfase;

  • f.

      hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • g.

    ingezetene: burger  die hoofdverblijf heeft in de gemeente Peel en Maas;

  • h.

     melding: het kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • i.

     persoonlijk plan: plan waarin de burger de omstandigheden, bedoeld in art. 2.3.2, vierde lid, onderdelen a t/m 9 van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest aangewezen is;

  • j.

    uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

  • k.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Hoofdstuk 2 Melding, onderzoek en aanvraag

Artikel 2 Melding

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een burger vormvrij bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van de melding en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek.

  • 3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3 Cliëntondersteuning

  • 1. Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van kostenloze cliëntondersteuning.

  • 2. Het college wijst de burger en zijn mantelzorger voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 4 Vooronderzoek: indienen persoonlijk plan

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de burger en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaft de burger het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De burger verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Als de burger genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de burger afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Het college informeert de burger over de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen. In overleg kan deze termijn worden aangepast.

  • 5. Het college betrekt het persoonlijk plan bij het onderzoek als bedoeld in artikel 5 van deze verordening.

Artikel 5 Onderzoek

  • 1. De onderzoeksfase bestaat uit zoveel als nodig en zo weinig als mogelijk persoonlijke gesprekken om de situatie van de burger helder te krijgen. Het gesprek of de gesprekken worden gevoerd met de burger, dan wel zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig zijn familie.

  • 2. De factoren, genoemd in artikel 2.3.2, vierde lid, van de wet maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek of de gesprekken als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Tijdens het gesprek of de gesprekken wordt aan de burger dan wel diens vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een persoonsgebonden budget en wat de gevolgen van die keuze zijn.

  • 4. Het college wijst de burger dan wel zijn vertegenwoordiger op de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 7 in te dienen.

Artikel 6 Verslag: concept-arrangement

  • 1. Het college verstrekt de burger dan wel diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder een verslag van het gesprek of de gesprekken als bedoeld in het eerste lid. Dit verslag vormt het concept-arrangement.

  • 2. Als de burger in aanmerking wil komen voor een maatwerkvoorziening wordt dit opgenomen in het concept-arrangement.

Artikel 7 Advisering

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, degene door of namens wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke hulp diens relevante huisgenoten:

    • a.

      a. Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

    • b.

      Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

    • a.

      Het een melding of aanvraag betreft van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad cq met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 5 is gevoerd.

    • b.

      Het een melding of aanvraag betreft van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 5 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden.

    • c.

      c. Het college dat overiewenst vindt.

Artikel 8 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na de ontvangst van de melding.

  • 2. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan door of namens een burger bij het college worden ingediend. Een concept-arrangement kan, indien de burger dit wenst, worden beschouwd als aanvraagformulier.

  • 3. De burger die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening, verstrekt het college desgevraagd terstond een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorziening

Artikel 9 Criteria voor maatwerkvoorziening

  • 1. Een burger komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen, als gevolg waarvan de burger niet voldoende in staat is tot zelfredzaamheid  of participatie en voor zover de burger deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen

      • 1.

        op eigen kracht;

      • 2.

        met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

      • 3.

        met gebruikmaking van algemeen (gebruikelijke) voorzieningen

    De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in hoofdstuk 2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de burger in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en/of

     

    • b.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de burger met psychische of psychosociale problemen en de burger die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de burger deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen

      • 1.

        op eigen kracht;

      • 2.

        met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

      • 3.

        met gebruikmaking van algemene (gebruikelijke) voorzieningen.

      De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in hoofdstuk 2 onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de burger aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de burger in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 2. Als van een noodzakelijke maatwerkvoorziening meerdere varianten qua compensatie adequaat zijn, verstrekt het college de goedkoopste.

Artikel 10 Beschikking

  • 1. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening geeft het college een beschikking af.

  • 2. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening worden de met de burger gemaakte afspraken vastgelegd.

  • 3. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

Artikel 11 Persoonsgebonden budget (Pgb)

  • 1. De hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de situatie van de burger qua compensatie goedkoopste adequate voorziening in natura en is toereikend voor de aanschaf daarvan.

  • 2. Voor zover dit geen onderdeel is van het pgb, kan het bedrag worden aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

  • 3. Het college bepaalt in de beleidsregels onder welke voorwaarden betreffende o.a. het tarief, een burger aan wie een pgb wordt verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk.

  • 4. Een pgb dient door de burger binnen zes maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het beoogde resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 5. Het college kan in  de beleidsregels nadere regels stellen over de hoogte van het pgb.

Artikel 12 Controle

Het college kan in de beleidsregels nadere regels stellen met betrekking tot de controle op het gebruik of de besteding van de verstrekte voorziening.

Artikel 13 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een burger aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de burger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de burger niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen; de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • c.

      de burger niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • d.

      de burger de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 3. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de burger opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de burger en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 6. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7. Het college kan in de beleidsregels uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg nadere regels opstellen voor de besteding van het pgb.

Hoofdstuk 4 Bijdrage in de kosten

Artikel 14 Bijdrage in de kosten

  • 1. Een burger kan een bijdrage in de kosten verschuldigd zijn:

    • a.

      voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning;

    • b.

      voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel een pgb.

  • 2. De bijdrage in de kosten overstijgt niet de kostprijs van de voorziening

  • 3. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura wordt bepaald:

    • a.

      door een aanbesteding;

    • b.

      na een consultatie in de markt of

    • c.

      in overleg met de aanbieder.

  • 4. De kostprijs van een pgb is gelijk aan het verstrekte bedrag.

  • 5. De bedragen die gelden voor een bijdrage in de kosten zijn gelijk aan de maximale eigen bijdrage zoals genoemd in het uitvoeringsbesluit.

  • 6. De bijdragen in de kosten voor opvang als maatwerkvoorziening worden door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 7. Als een maatwerkvoorziening in natura of een persoonsgebonden budget wordt verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige burger is de bijdrage in de kosten verschuldigd door:

    • a.

      de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en

    • b.

      degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een burger.

  • 8. In afwijking van het vorige lid is in ieder geval geen bijdrage verschuldigd indien de ouders van het gezag over de burger zijn ontheven of ontzet.

Hoofdstuk 5 Kwaliteit en veiligheid

Artikel 15 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. De kwaliteit van de ondersteuning en zorg in natura wordt geborgd door inzet van beroepskrachten die past bij de mate van kwetsbaarheid van de deelnemers en gebruikers.

  • 2. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen door:

    • a.

      a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de burger;

    • b.

      b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van ondersteuning en zorg;

    • c.

      het erop toezien dat beroepskrachten over voldoende deskundigheid beschikken en tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de profesionele  staaard.

  • 3. Het college kan in de beleidsregels nadere regels stellen ten aanzien van de kwaliteit van voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten die deze verstrekken.

  • 4. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op het voldoen aan het gestelde in lid 1,2, en 3 door periodieke overleggen met de aanbieders, periodiek ervaringsonderzoek onder deelnemers en gebruikers en het zo nodig in overleg met de burger ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 16 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1. In het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven voor door derden te leveren diensten, houdt het college in ieder geval rekening met:

    • a.

      a. de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      c. een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van personeel.

  • 2. In het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven voor door derden te leveren overige voorzieningen, houdt het college in ieder geval rekening met:

    • a.

      a. de marktprijs van de voorziening en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • 1.

        aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

      • 2.

        instructie over het gebruik van de voorziening;

      • 3.

        onderhoud van de voorziening en

      • 4.

        verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden

Artikel 17 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

Het college treft met inachtneming van hetgeen daarover in de wet is bepaald een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de levering van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

Hoofdstuk 6 Waardering mantelzorgers en tegemoetkoming meerkosten

Artikel 18 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt in de beleidsregels waaruit de jaarlijks blijk van waardering van mantelzorgers van burgers in de gemeente bestaat.

Hoofdstuk 7 Klachten, medezeggenschap en inspraak

Artikel 19 Klachtregeling

  • 1. Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van burgers ten aanzien van de voorzieningen die het onderwerp zijn van de met hen door de gemeente gesloten raamcontracten.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een periodiek ervaringsonderzoek onder deelnemers en gebruikers.

Artikel 20 Medezeggenschap bij aanbieders

  • 1. Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van burgers over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van de maatwerkvoorzieningen die het onderwerp zijn van de met hen door de gemeente gesloten raamcontracten.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 21 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

In de verordening die betrekking heeft op co-creatie, meespraak en advisering in het sociale domein is bepaald hoe ingezetenen betrokken worden bij het beleid.

Hoofdstuk 8 Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 22 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt ten minste eenmaal per jaar geëvalueerd. Het college zendt een rapportage over het gevoerde beleid en de effecten daarvan aan de gemeenteraad.

Artikel 23 Beleidsregels en hardheidsclausule

  • 1. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan  beleidsregels  stellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de burger afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 24 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen gemeente Peel en Maas, vastgesteld door de raad op 16 december 2009, wordt ingetrokken.

  • 2. Een burger houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen gemeente Peel en Maas, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen gemeente Peel en Maas en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4. Van het in lid 3 gestelde kan ten gunste van de burger worden afgeweken.

  • 5. Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen gemeente Peel en Maas, geschiedt op grond van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen gemeente Peel en Maas die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

  • 6. Van het in lid 5 gestelde kan ten gunste van de burger worden afgeweken.

Artikel 25 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Peel en Maas.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 oktober 2014
De griffier, de voorzitter,
drs. A.G. Joosten, W.J.G. Delissen-van Tongerlo

Toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning

Toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning