Regeling vervallen per 01-01-2017

Beleidsregel jeugdhulp

Geldend van 08-01-2015 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregel jeugdhulp

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS;

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op het bepaalde in de Jeugdwet;

Gelet op het bepaalde in de Verordening Jeugdhulp Peel en Maas;

Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de uitvoering van de Verordening;

BESLUITEN:

Vast te stellen de volgende beleidsregel:

Beleidsregel jeugdhulp

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze beleidsregel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    Beroepsmatige ondersteuning: ondersteuning uitgevoerd door een daartoe opgeleide beroepskracht

  • -

    Budgethouder: de persoon die het persoongebonden budget toegekend heeft gekregen

  • -

    Familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren

  • -

    Gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 4

  • -

    Gezinsplan: Plan dat door de gezinscoach wordt opgesteld samen met de jeugdige en/of ouders waarin de doelen van het gezin zijn uitgewerkt en wie welke rol heeft bij het vervullen van die doelen

  • -

    Hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet

  • -

    Jeugdige: persoon tot 23 jaar

  • -

    Melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 2, eerste lid van deze beleidsregels

  • -

    Wet: Jeugdwet

Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet 2015 (in het bijzonder artikel 1.1), het Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp en de Verordening Jeugdhulp Peel en Maas.

Artikel 2. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1. Zowel jeugdige als ouder kunnen een hulpvraag melden bij het college. De hulpvraag kan rechtstreeks bij de gemeente worden aangemeld maar ook via andere hulp- of dienstverleners (waaronder vrijwilligers) worden ingediend.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding en vraagt daarbij toestemming om informatie te mogen verzamelen in het kader van het vooronderzoek en om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4. Jeugdige en ouder kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 3. Vooronderzoek

  • 1. Het college maakt zo spoedig mogelijk met de jeugdige en zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Ten behoeve van het gesprek verzamelt het college alle voor het onderzoek, zoals edoeld in artikel 4, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 4. Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek, of eventueel meerdere gesprekken, met de jeugdige en/of zijn ouders en eventueel deskundigen, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de veiligheid, ontwikkeling, behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3. Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 5. In deze fase vindt indien nodig ook overleg plaats met de (beoogde) zorgaanbieder(s).

  • 6. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 5. Verslag: concept-gezinsplan

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het vooronderzoek en het gesprek. Dit verslag is het concept-gezinsplan. In ieder geval moeten hierin de doelen van het gezin en wie welke rol heeft bij het vervullen van die doelen worden opgenomen.

  • 2. Zo spoedig mogelijk na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders het concept-gezinsplan, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het concept-gezinsplan toegevoegd.

  • 4. Het concept wordt door aanvrager ondertekend voor akkoord of voor gezien en daarmee wordt het een definitief gezinsplan.

Artikel 6. Aanvraag: gezinsplan

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen na het onderzoek een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Het college kan een ondertekend gezinsplan aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het gezinsplan hebben aangegeven.

Artikel 7. Beschikking

  • 1.

    • Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval:

      • a.

        welke individuele voorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

      • b.

        de ingangsdatum en duur van de verstrekking;

      • c.

        of een ouderbijdrage is verschuldigd;

      • d.

        Welke aanbieder(s) worden ingezet (voor zover bekend) en,

      • e.

        Wat de omvang van de voorziening bedraagt;

  • 2. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van persoonsgebonden budget (pgb) vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      aan welk resultaat het persoonsgebonden budget kan worden besteed;

    • b.

      wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is en hoe dit tot stand is gekomen;

    • c.

      wat de duur is van de verstrekking waarop het persoonsgebonden budget ziet;

    • d.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget.

Artikel 8. Voorwaarden, verplichtingen en weigeringsgronden

  • 1. Geen individuele voorziening wordt verstrekt:

    • a.

      indien de jeugdige aanspraak kan maken op enige andere voorziening of dienst op grond van andere wet- of regelgeving;

    • b.

      voor zover de jeugdige op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen;

    • c.

      voor zover de jeugdige met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen;

    • d.

      indien de voorziening voor een persoon als jeugdige algemeen gebruikelijk is;

    • e.

      indien het een voorziening betreft die de jeugdige vóór de datum van de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

    • f.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan de jeugdige al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de jeugdige zijn toe te rekenen, of tenzij jeugdige of zijn ouders geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;

    • g.

      indien de jeugdige of zijn ouders tekortschietend besef van verantwoordelijkheid hebben betoond.

  • 2. Het college is bevoegd om overige, bijzondere voorwaarden en verplichtingen op te leggen.

Artikel 9 Jeugdhulp

Bij de toekenning van een individuele voorziening voor jeugdhulp wordt toepassing gegeven aan de criteria zoals opgenomen in de Jeugdwet.

Artikel 10 Voorwaarden pgb

Bij het opstellen van een gezinsplan worden de voorwaarden uit artikel 8.1, lid 1, sub a en c van de Jeugdwet getoetst.

Artikel 11. Eigen verantwoordelijkheden van de budgethouder

De budgethouder is zelf verantwoordelijk voor:

  • a.

    het inkopen van de individuele voorziening;

  • b.

    het afsluiten van een zorgovereenkomst met elke zorgverlener en het aanleveren van deze zorgovereenkomst(en) bij het SVB;

Artikel 12. Hoogte pgb individuele voorzieningen

Bij de hoogte van de uurtarieven voor het pgb gelden twee tarieven:

  • -

    Voor beroepsmatige ondersteuning: het laagst vastgestelde tarief voor soortgelijke ondersteuning binnen de regionaal afgesloten raamcontracten.

  • -

    Voor niet-beroepsmatige ondersteuning: maximaal 75% van het laagst vastgesteld tarief voor soortgelijke ondersteuning binnen de regionaal afgesloten raamcontracten.

Artikel 13. Pgb voor inzetten sociaal netwerk

Het verstrekken van een pgb als een financiële compensatie voor ondersteuning door het eigen netwerk is mogelijk onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    als de ondersteuning de gebruikelijke zorg overstijgt en het leidt tot een doelmatiger, efficiënter en tot effectievere ondersteuning;

  • b.

    als deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de jeugdige voor hem niet tot overbelasting leidt;

  • c.

    het tarief maximaal 20 euro per uur bedraagt.

Artikel 14. Besteding en verantwoording kosten pgb

  • 1. De schriftelijke (zorg)overeenkomst die de budgethouder sluit met iedere persoon of zorgaanbieder bij wie hij een individuele voorziening inkoopt, moet in overeenstemming zijn met de door het college afgegeven beschikking (inclusief gezinsplan). Indien het college van mening is dat de zorgovereenkomst hier niet aan voldoet, wordt de budgethouder in de gelegenheid gesteld om de overeenkomst in de gewenste zin aan te passen. De goedkeuring door het college is een voorwaarde voor de Sociale Verzekeringsbank om tot uitbetaling aan de zorgverlener over te kunnen gaan. Zonder een goedgekeurde zorgovereenkomst vindt namelijk geen uitbetaling plaats. Indien het college wel akkoord is met de zorgovereenkomst dan wordt dit doorgegeven aan de Sociale Verzekeringsbank en tevens wordt dan aangegeven wat het maximumtarief is per zorgovereenkomst.

  • 2. De volgende kosten zijn uitgesloten uit het persoonsgebonden budget:

    • a.

      een eenmalige uitkering of een feestdagenuitkering voor de zorgverlener.

    • b.

      reiskosten van de zorgverlener

    • c.

      Kosten voor bemiddelingsbureaus, tussenpersonen of belangenbehartigers

    • d.

      Administratiekosten

  • 3. Er is een vrij besteedbaar bedrag van 250 euro toegestaan bij de besteding van het persoonsgebonden budget. Dit vrij besteedbaar bedrag moet de budgethouder zelf uit het toegekende budget weten vrij te spelen. Het staat de budgethouder vrij hier de uitgesloten kosten uit lid 2 uit te betalen.

  • 4. In geval van meerdere typen ondersteuning mag de budgethouder onderling schuiven zolang dit binnen het toegekende budget past.

Artikel 15 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als jeugdhulp;

  • 2.

    De beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de dag van bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2015.

Ondertekening

Panningen, 5 januari 2015
Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,
de gemeentesecretaris/directeur, de burgemeester,
drs. H. Mensink W.J.G. Delissen-van Tongerlo