Regeling vervallen per 01-01-2017

Beleidsregel Bijzondere Bijstand Participatiewet

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Beleidsregel Bijzondere Bijstand Participatiewet

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op het bepaalde in artikel 15, 35, 48, 49, 50, 51 van de Participatiewet.

Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de wijze waarop het college op grond van artikel 35 Participatiewet uitvoering geeft aan de bevoegdheid Bijzondere Bijstand te verstrekken. 

B E S L U I T E N

Vast te stellen de volgende beleidsregel:

Beleidsregel Bijzondere Bijstand Participatiewet

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. In deze beleidsregel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Alleenstaande : de ongehuwde zoals bedoeld in artikel 4 sub a Participatiewet;

    • b.

      Alleenstaande ouder : de ongehuwde zoals bedoeld in artikel 4 sub b Participatiewet;

    • c.

      Awb : Algemene wet bestuursrecht;

    • d.

      AWBZ : de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

    • e.

      AZC : Asielzoekers Centrum;

    • f.

      Belanghebbende : degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is;

    • g.

      Bijstandsnorm : de norm zoals bedoeld in artikel 5 sub c Participatiewet bijstandsnorm verminderd met de van toepassing zijnde verlaging conform de beleidsregel uitkering in verband met de woonsituatie, schoolverlaters en inkomsten uit commerciële verhuur Participatiewet;epasselijke

    • h.

      Bijzondere bijstand : de bijstand, bedoeld in artikel 35, eerste lid Participatiewet;

    • i.

      College : het college van burgemeester en Maas; en wethouders van de gemeente Peel

    • j.

      Gehuwde : de echtgenoot of partner als bedoeld in artikel 3 Participatiewet;

    • k.

      Gezin : het gezin als bedoeld in artikel 4 sub c Participatiewet;

    • l.

      IND : Immigratie- en Naturalisatiedienst;

    • m.

      Inkomen : het inkomen zoals bedoeld in de

      artikelen 31, 32 en 33 Participatiewet;

    • n.

      Inrichting : de instelling als bedoeld in artikel 1 sub f Participatiewet;

    • o.

      Kind : het kind als bedoeld in artikel 4 sub d Participatiewet;

    • p.

      Ten laste komend kind : het kind als bedoeld in artikel 4 sub e Participatiewet;

    • q.

      Vermogen : het vermogen zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet;

    • r.

      Wht : Wet op de huurtoeslag;

    • s.

      Wmo : Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • t.

      Woning : een woning, woonwagen of woonschip;

    • u.

      WJZ : Wet op de jeugdzorg;

    • v.

      WLZ : Wet Langdurige Zorg;

    • w.

      ZIN : Zorginstituut Nederland;

    • x.

      Zvw : Zorgverzekeringswet;

    • y.

      Zorgverzekering : een bij een zorgverzekeraar afgesloten zorgverzekering inc aanvullende verzekering en tandartsverzekering.

  • 2. Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze beleidsregel gebruikt in dezelfde betekenis als in de Participatiewet.

Artikel 2 aard van de bijzondere bijstand

  • 1. Bijzondere bijstand, zoals aangegeven in artikel 35 lid 1 van de Participatiewet, wordt verstrekt als in het individuele geval bijzondere omstandigheden leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan, waarin het inkomen niet voorziet en die niet gedekt worden door voorliggende voorzieningen en die niet uit de draagkracht kunnen worden voldaan.

  • 2. Bijzondere bijstand is maatwerk op het gebied van noodzakelijke kosten. Niet de aard van de kosten, maar de individuele omstandigheden van personen bepalen de bijzonderheid van bestaanskosten.

  • 3. Bijzondere bijstand wordt in beginsel niet bij voorschot verstrekt.

Artikel 3 De doelgroep

  • 1. Een persoon heeft recht op bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 1 Participatiewet als het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen lager is als het vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet.

  • 2. Als uitzondering op lid 1 geldt voor artikel 8 en 9 van deze beleidsregel dat het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120 procent zoals bedoeld in artikel 20, 21 of 22 Participatiewet, zonder rekening te houden met de feitelijk van toepassing zijnde kostendelersnorm zoals bedoeld in artikel 22a Participatiewet en het vermogen lager is als het vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet.

  • 3. Voor belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt of ouder, die geen begrafenis of crematie voorziening getroffen hebben, wordt als uitzondering op hetgeen onder lid 1 van dit artikel gesteld, een gemaximeerd bedrag als reservering voor kosten van begrafenis of crematie vrijgelaten.

Artikel 4 Periode

De hoogte van het inkomen en vermogen, zoals bedoeld in artikel 3 kan worden vastgesteld voor een periode van maximaal 12 maanden, vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag voor bijzondere bijstand wordt ingediend of waarop de bijstandsverlening betrekking heeft.

Artikel 5 Vaststellen maandinkomen

  • 1. Het inkomen, dat voor de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen, wordt over de in artikel 4 eerste en tweede lid aangegeven periode, op maandbasis vastgesteld.

  • 2. Bij de vaststelling van het maandinkomen wordt ten aanzien van regelmatig ontvangen inkomsten uitgegaan van de hoogte van deze inkomsten over de laatste gebruikelijke betalingsperiode voorafgaande aan het tijdstip waarop de in artikel 6 aangegeven periode van een jaar aanvangt.

  • 3. Bij wisselende inkomsten wordt voor het vaststellen van het maandinkomen de som van deze inkomsten over de 3 maanden berekend voorafgaande aan het tijdstip waarop de in artikel 6 aangegeven periode van een jaar aanvangt, gedeeld door 3.

  • 4. Bij de toepassing van het tweede en derde lid, kan al rekening worden gehouden met een wijziging van omstandigheden die binnen de in artikel 4 lid 1 van deze beleidsregel aangegeven periode van 12 maanden zal optreden.

Artikel 6 De wijze en het tijdstip van aanvragen

  • 1. Het college stelt het recht op bijzondere bijstand op schriftelijke aanvraag vast.

  • 2. De bijstand wordt door de gehuwden gezamenlijk aangevraagd, dan wel door één van hen met schriftelijke toestemming van de ander.

  • 3. Het college kan het recht op bijstand in bijzondere omstandigheden ambtshalve vaststellen.

  • 4. Een aanvraag bijzondere bijstand moet worden ingediend zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen de termijn van 3 maanden gerekend vanaf de datum van de factuur. Bij duurzame gebruiksgoederen geldt gelet op artikel 10 lid 3 een afwijkende regeling.

  • 5. Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door het college aan te reiken aanvraagformulier.

Artikel 7 De hoogte van de bijstand

  • 1. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van de meest actuele NIBUD-prijzengids en voor zover de gevraagde kosten niet vermeld staan op deze lijst wordt de hoogte vastgesteld op individuele basis.

  • 2. In voorkomende gevallen wordt een mogelijke besparing van kosten die algemeen gebruikelijk zijn op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.

  • 3. Bij de vaststelling van de hoogte van de bijstand wordt uitgegaan van:

    • a.

      de goedkoopst mogelijke adequate voorziening en;

    • b.

      tot een maximum bedrag van 5% van de van toepassing zijnde norm maal 60 maanden.

Artikel 8 Medische of sociaal noodzakelijke kosten

  • 1. Medische kosten die hoger zijn dan de hiervoor gehanteerde vergoedingen ingevolge de AWBZ, WLZ, Zvw, WMO en aanvullend verzekeringspakket ‘Compleet’ VGZ gemeentepakket, al dan niet afgesloten, kunnen als bijzondere kosten worden aangemerkt. Op medische indicatie kunnen de kosten van extra bewassing, kledingslijtage, extra stookkosten, dieetkosten, alarmering, maaltijdvoorziening en andere specifieke kosten ten gevolge van gebreken of ziekte van belanghebbende als bijzondere kosten worden aangemerkt en vergoed.

  • 2. Als uitzondering op lid 1 geldt dat voor de volledige medisch noodzakelijke kosten bijzondere bijstand wordt verleend, ingeval belanghebbende zich niet aanvullend kan verzekeren als gevolg van registratie bij het ZIN. De bijzondere bijstand wordt in deze situatie verstrekt in de vorm van leenbijstand. De aflossing van deze leenbijstand vindt plaats conform artikel 12.

  • 3. Als uitzondering op lid 2 geldt dat, in geval van geregistreerde schuldsanering, de medisch noodzakelijke kosten om niet worden verstrekt.

Artikel 9 Premie aanvullende ziektekostenverzekering

  • 1. Als afgeleide van de tegemoetkoming in de kosten van de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering komen belanghebbenden die gebruik maken van de aanvullende collectieve ziektekostenverzekering VGZ, in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten van de premie per persoon per maand, tot het bedrag zoals vermeld in lid 2. De inkomensgrens ligt op 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm met een vermogen tot de geldende vermogensgrens zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet.

  • 2. De tegemoetkoming in aanvullende ziektekosten bedraagt per maand per verzekerde:

    € 21,00 voor het pakket Compact

    € 30,00 voor het pakket Compleet (exclusief meeverzekeren verplicht eigen risico)

    € 45,00 voor het pakket Compleet + ER (inclusief meeverzekeren verplicht eigen risico)

Artikel 10 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1. Eenmaal per 6 jaar kunnen huishoudens die onvoldoende draagkracht hebben uit de hen ter beschikking staande middelen, na vaststelling van de noodzaak, bijzondere bijstand om niet ontvangen, voor de kosten van vervanging van wasmachine, koelkast, kookplaat of stofzuiger en bezorgkosten.

  • 2. Als voorwaarde om in aanmerking te komen voor de bijzondere bijstand om niet voor bovengenoemde duurzame gebruiksgoederen geldt dat men 36 maanden voorafgaande aan de aanvraag een inkomen heeft ontvangen dat lager of gelijk is aan 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm waarbij bij een overschrijding een geringe marge tot € 5,00 wordt gehanteerd.

  • 3. Een aanvraag voor een bijdrage ten behoeve van duurzame gebruiksgoederen moet in beginsel worden ingediend vóór het tijdstip dat de kosten worden gemaakt c.q. de nieuwe duurzame goederen zijn aangeschaft in verband met het vaststellen van de noodzaak. Het te vervangen goed moet worden bewaard om de noodzaak van de vervanging aan te kunnen tonen.

  • 4. Voorafgaand aan de vervanging wordt de mogelijkheid van reparatie onderzocht. In dat geval worden voorrij- en reparatiekosten vergoed.

Artikel 11 Kosten beschermingsbewind en budgetbeheer

  • 1. Als er sprake is van beschermingsbewind kan het college bijzondere bijstand verstrekken indien de kantonrechter een beschikking heeft afgegeven waarin hij de hoogte van de beloning voor de bewindvoerder heeft bepaald.

  • 2. Als er sprake is van noodzakelijk geacht budgetbeheer kan het college hiervoor bijzondere bijstand verstrekken.

Artikel 12 Leningen bij schulden

  • 1. Als er sprake is van een door het college noodzakelijk geachte lening in het kader van schuldsanering wordt het bedrag van de lening vastgesteld op de maximale aflossingscapaciteit, zijnde 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, gedurende 60 maanden.

  • 2. De bijstand wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening.

Artikel 13 Eigen bijdrage rechtsbijstand

  • 1. Indien een advocaat op grond van de Wet op de rechtsbijstand is toegevoegd kan bijzondere bijstand worden verleend voor de eigen bijdrage, het griffierecht en andere bijkomende kosten die nodig zijn om de gerechtelijke procedure in te stellen.

  • 2. Geen bijstand wordt verstrekt voor:

    • a.

      De veroordeling in de proceskosten, tenzij er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden

    • b.

      De kosten die worden gemaakt in een bezwaarfase.

    • c.

      Vertaalkosten.

    • d.

      Reiskosten voor het bijwonen van rechtszittingen van bestuursrechters. Hiervoor bestaat een voorliggende voorziening, namelijk het Besluit proceskosten bestuursrecht.

  • 3. Het Juridisch Loket van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is een voorliggende voorziening voor rechtsbijstand. De belanghebbenden die een aanvraag indienen voor een bijdrage ten behoeve van de kosten voor rechtsbijstand, zonder dat een beroep is gedaan op het Juridisch Loket, wordt op de in aanmerking te nemen kosten een korting toegepast.

Artikel 14 Legeskosten

  • 1. Legeskosten voor het aanvragen of verlengen van de verblijfsvergunning en legeskosten voor naturalisatie kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

  • 2. Op de, bij lid 1 genoemde, vergoeding worden de kosten van een Nederlandse identiteitskaart in mindering gebracht na rato de periode waarover de verblijfsvergunning geldig is.

  • 3. De bij lid 1 genoemde vergoeding wordt verstrekt in de vorm van een lening.

Artikel 15 Reiskosten

  • 1. In het geval het de eigen bijdrage ziekenvervoer betreft wordt de bijzondere bijstand vastgesteld tot het bedrag dat voor eigen rekening blijft.

  • 2. Reiskosten in verband met ziekenbezoek van familieleden in de eerste en tweede graad kunnen voor maximaal 2 dagen per week volgens het openbaar vervoer tarief worden vergoed. Bij terminale patiënten is een hogere frequentie mogelijk. Als bewijs voor betaling wordt het (ziekenhuis-)bewijs van opnamen en ontslag gehanteerd.

  • 3. Sommige verzekeraars vergoeden de kosten onder 1, 2 en 3 vanuit een aanvullende verzekering, geheel of gedeeltelijk. Deze vergoeding wordt op de bijzondere bijstand als zijnde een voorliggende voorziening in mindering gebracht.

  • 4. Reiskosten in verband met het bezoeken van familieleden in de eerste en tweede graad in detentie (in Nederland) worden volgens het openbaar vervoer tarief voor maximaal 1 dag per week vergoed.

Artikel 16 Vaste lasten tijdens tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis

  • 1. Tijdens een tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis en vanaf het moment dat dit een wijziging van de norm tot gevolg heeft kan er voor de duur van maximaal één jaar bijzondere bijstand worden verleend voor de doorbetaling van de vaste lasten (huur, vast recht voor gas, water en electra en netwerkkosten) in verband met het aanhouden van de woning in de gemeente Peel en Maas.

  • 2. Als vooraf vaststaat dat de opname geldt voor onbepaalde tijd kan er bijzondere bijstand worden verleend voor de periode van huuropzegging.

Artikel 17 Eerste huurlasten, waarborgsom en inrichtingskosten

  • 1. Indien een belanghebbende vanuit een niet verwijtbare inkomensloze situatie beschikt over onvoldoende draagkracht voor de betaling van de eerste maandhuur naar rato, administratiekosten en inrichtingskosten en redelijkerwijze niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten, kan hij in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor deze kosten.

  • 2. Tot de in het eerste lid genoemde categorie behoren in ieder geval personen die:

    • a.

      de opvang in een Asielzoekerscentrum (AZC) verlaten; of

    • b.

      langdurig verblijf in een inrichting verlaten en die een inkomen hadden op basis van zak- en kleedgeld.

  • 3. De eerste maandhuur naar rato en de administratiekosten worden om niet verstrekt, de inrichtingskosten worden in de vorm van een geldlening verstrekt.

  • 4. De bijzondere bijstand voor de inrichtingskosten wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening, waarbij de aflossing conform artikel 22 van deze beleidsregel wordt vastgesteld.

Artikel 18 Woonkostentoeslag

  • 1. Indien een eigen woning wordt bewoond of een huurwoning wordt bewoond waarbij geen aanspraak gemaakt kan worden op een bijdrage op grond van de Wet op de huurtoeslag, kan gedurende maximaal een jaar een woonkostentoeslag worden verleend.

  • 2. Indien een woning wordt bewoond waarvan de woonlasten hoger zijn dan de subsidiabele maximale huurgrens op grond van de Wht wordt belanghebbende op grond van artikel 55 Participatiewet de aanvullende verplichting opgelegd dat hij actief op zoek gaat naar woonruimte en dat hij passende goedkopere woonruimte accepteert.

Artikel 19 Jong meerderjarigen

Aan de 18- tot 21- jarige die geen of een ontoereikend beroep kan doen op de ouders voor de noodzakelijke kosten van het bestaan, kan in ieder geval bijzondere bijstand worden verstrekt als ze voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 12 van de Participatiewet: Een eenmaal vastgesteld bedrag aan bijzondere bijstand wijzigt alleen indien de leefomstandigheden veranderen, waardoor de belanghebbende gaat behoren tot een andere categorie zoals bedoeld in de artikelen 21 en 24 Participatiewet.

Artikel 20 De wijze van verstrekken

  • 1. In het besluit aan belanghebbende zal het college de vorm aangeven waarin de bijstand wordt verleend, te weten om niet, in de vorm van een renteloze geldlening of op borgtocht.

  • 2. Analoog aan de bepaling van artikel 48 lid 1 van de Participatiewet wordt de bijstand om niet verleend, tenzij de wet of deze beleidsregel anders bepaalt.

  • 3. Indien het college borgstelling verleent dan staat het college borg voor de netto schuld, het geleende bedrag minus eventuele aflossingen. De niet betaalde (vervallen) rente is door belanghebbende verschuldigd.

Artikel 21 De wijze van betalen

De betaling van de bijstand vindt uitsluitend op de volgende manieren plaats:

  • a.

    Als belanghebbende in bezit is van de definitieve factuur: rechtstreeks aan de belanghebbende.

  • b.

    Op basis van factuur op schriftelijk verzoek van belanghebbende: rechtstreeks aan de leverancier.

  • c.

    De bijzondere bijstand moet worden besteed aan de kosten waarvoor de bijstand is verleend.

Artikel 22 De aflossing van leenbijstand

  • 1. Bij de vaststelling van de maandelijkse termijnen waarin de leenbijstand wordt afgelost wordt als uitgangspunt gehanteerd dat belanghebbende 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm besteedt aan de aflossing van de lening. Inhoudingen die ten behoeve van cliënt worden gedaan, worden niet bij de vaststelling van deze norm in aanmerking genomen.

  • 2. Een eenmaal vastgestelde maandelijkse termijn wijzigt indien de leefomstandighedenwijzigen, waardoor de belanghebbende gaat behoren tot een andere categorie zoals bedoeld in de artikelen 20, 21, 22, 22a, 23 en 24 Participatiewet.

  • 3. De aflossing op een noodzakelijk geachte lening vindt maximaal gedurende 60 maanden plaats.

  • 4. Indien er 60 maanden aaneengesloten is voldaan aan de aflossingsverplichting en er resteert nog leenbijstand dan wordt dit restant omgezet naar bijstand om niet.

  • 5. Bij beëindiging van de uitkering binnen 60 maanden wordt de aflossingscapaciteit opnieuw vastgesteld.

Artikel 23 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 24 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als 'Beleidsregel Bijzondere Bijstand Participatiewet‘.

  • 2. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

  • 3. De beleidsregel 'Beleidsregel bijzondere bijstand Participatiewet' zoals vastgesteld op 5 januari 2015 wordt ingetrokken op de datum dat deze beleidsregel in werking treedt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Peel en Maas van 21 december 2015
de gemeentesecretaris/directeur, de burgemeester,
drs. H. Mensink , W.J.G. Delissen-van Tongerlo

Toelichting

Toelichting Beleidsregel Bijzondere Bijstand Participatiewet