Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening langdurigheidstoeslag WWB Peel en Maas

Geldend van 04-01-2010 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag WWB Peel en Maas

DE RAAD VAN DE GEMEENTE PEEL EN MAASGelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethoudersGezien de behandeling in de gezamenlijke raadsbijeenkomst van 7 december 2009Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 149 van de Gemeentewet;Gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d en 36 van de Wet werk en bijstand;

 

 

 

Vast te stellen de volgende verordening:Verordening langdurigheidtoeslag Wet werk en bijstand Peel en

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet : de Wet werk en bijstand;

  • b.

    referteperiode : een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

  • c.

    peildatum : de datum waarop in enig jaar het recht op langdurigheidtoeslag ontstaat;

  • d.

    bijstandsnorm : de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet;

  • e.

    inkomen : het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, daaronder mede verstaan een uitkering krachtens de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’;

Artikel 2 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

 

Hoofdstuk 2 Recht op langdurigheidtoeslag

Artikel 3 Langdurig een laag inkomen

  • 1 Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het langdurig hebben van een laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het gemiddelde inkomen per maand niet uitkomt boven 101 procent van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm.

     

Artikel 4 Hoogte van de langdurigheidtoeslag

  • 1 De langdurigheidtoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor gehuwden € 500,-

    • b.

      voor een alleenstaande ouder € 450,- en

    • c.

      voor een alleenstaande € 350,-.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend. 

  • 3 Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidtoeslag op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidtoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

     

  • 4 Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het eerste lid genoemde bedragen indexeren en deze vervolgens afronden op bedragen in hele euro’s.

     

Artikel 5 Wet investering in jongeren (WIJ)

De personen die behoren tot de doelgroep van de Wet investeren in jongeren, dan wel daartoe desgewenst zouden kunnen behoren, worden uitgesloten van het recht op langdurigheidtoeslag.

 

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 6 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

  • 1 De verordening langdurigheidtoeslag, zoals vastgesteld door: de raad van Helden op 12 januari 2009, de raad van Kessel op 16 februari 2009, de raad van Maasbree op 10 februari 2009, de raad van Meijel op 2 december 2008 wordt ingetrokken.

     

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerst dag na bekendmaking. 

  • 3 Deze verordening werkt terug tot 1 januari 2010. 

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening langdurigheidtoeslag WWB Peel en Maas.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 4 januari 2010
 
 
de griffier,                             de voorzitter,
 
 
 
drs. A.G. Joosten,                ing. M.J.H. Vestjens

Toelichting 1 verordening langdurigheidtoeslag

Algemeen

Op grond van artikel 8 lid eerste lid, aanhef en onderdeel van de wet moet de gemeenteraad bij verordening regels vaststellen over het verlenen van een langdurigheidtoeslag, zoals bedoeld in artikel van de wet.

Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte van de langdurigheidtoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip ‘langdurig een laag inkomen uit artikel 36 eerste lid van de wet.

In de verordening is gekozen voor invulling die rekening houdt met de nota meetellen en meedoen, een ruimhartig beleid, maar ook met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijk gesignaleerde tekortkomingen.

Aangenomen wordt dat het begrip ‘geen uitzicht op inkomensverbetering’ door interpretatie in de jurisprudentie vorm moet krijgen.

 

Artikelsgewijs

Artikel 1

Begrippen die in de wet voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als

in de wet. Van begrippen, die als zodanig niet in de wet staan is dan wel een afwijkende betekenis hebben, is wel een definitie gegeven in deze verordening.

 

Met de invulling van het begrip ‘peildatum’ wordt aangesloten bij de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), waaruit blijkt dat het niet gaat om de datum waarop is aangevraagd (zie CRvB 22 juli 2008, nr. 07/2304 WWB, LJN: BD8637), maar om de datum waarop het recht ontstaat. De aanvraag wordt daarom steeds geacht te zijn gedaan tegen de eerst mogelijke datum na afloop van een referteperiode. Voldoet iemand al langer dan drie jaren aan de voorwaarden die gesteld worden in artikel 36 WWB, dan is de eerst mogelijke datum waarop de belanghebbende in aanmerking komt voor de nieuwe langdurigheidtoeslag 1 januari 2009, de datum van inwerkingtreding van de nieuwe regeling. Voor de opeenvolgende jaren geldt dan dat deze datum kan worden aangemerkt als peildatum.

 

Voor het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen.

Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te

geven voor het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd

om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met

de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde en ook door de wetgever bedoelde invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB (tekst tot 2009), doch wordt de wetstechnische imperfectie weggenomen.

 

Artikel 2

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 3

Een referteperiode van vijf jaar, zoals deze periode tot 1 januari 2009 in artikel 36 van de wet stond vermeld, wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden drie jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen, is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is immers (normaal gesproken) vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig rechtssubject.

 

Het begrip ‘langdurig een laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 101 procent van de voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm. Eigenlijk gaat het om de bijstandsnorm, maar door daar één procent boven te zitten wordt voorkomen dat afrondingsverschillen in andere minimuminkomens in de weg zouden kunnen staan aan toekenning. Dat zou nu immers net niet de bedoeling zijn.

 

Door uit te gaan van het gemiddelde inkomen wordt voorkomen dat iemand, die wegens werkaanvaarding een korte periode een inkomen boven de bijstandsnorm heeft gehad, zonder meer zijn recht op de toeslag zou verliezen. Dat zou immers een negatieve prikkel voor werkaanvaarding inhouden. Middeling met een periode van uitsluiting van het recht op bijstand is daarentegen weer niet de bedoeling. Om gemiddeld onder de 101 % te blijven kan er overigens maar weinig bijverdiend zijn.

 

Artikel 4

De hoogten van de langdurigheidtoeslag zijn de op ronde bedragen afgeronde hoogten van 2009. Jaarlijks kan dit bedrag geïndexeerd worden door het college. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het percentage,waarmee de alimentatie jaarlijks wordt verhoogd.

 

In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 van de wet gegeven voor situaties, waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidtoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13, eerste lid van de wet. De wet voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties evenmin opportuun is. Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitinggrond van artikel 11 of artikel 13, eerste lid van de wet.

 

Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidtoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 van de wet of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidtoeslag. Het recht op langdurigheidtoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

 

Artikel 5

OP 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking getreden. Deze wet regelt de mogelijkheid van een werk-leeraanbod aan jongeren van 16 tot en met 26 jaar, eventueel gecombineerd met een inkomensvoorziening. Het is niet de bedoeling dat de uitvoering van de WIJ wordt tegengewerkt door de toekenning van een langdurigheidtoeslag. Omdat jongeren niet verplicht zijn om een beroep op de WIJ te doen is de bepaling zo geredigeerd dat ook potentiële WIJ-gerechtigden zijn uitgesloten van het recht op de toeslag.

 

Artikel 6

In artikel 36 WWB is een overgangsbepaling opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden.

 

Artikel 7

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.