Regeling vervallen per 02-05-2013

Verordening bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik WWB Peel en Maas

Geldend van 14-01-2010 t/m 01-05-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Verordening bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik WWB Peel en Maas

PEEL EN MAASGelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethouders vanGezien de behandeling in de gezamenlijke raadsvergadering van 7 december 2009Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 149 van de Gemeentewet.Gelet op artikel 8a van de Wet werk en bijstandVast te stellen de volgende verordening:Verordening Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik WWB Peel en Maas

 

Artikel 1 Opstellen handhavingplan

Burgemeester en wethouders dragen in het kader van het voorkomen van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand zorg voor het opstellen van een handhavingplan.

 

Artikel 2 Vereisten handhavingplan

  • 1 Het in artikel 1 genoemde handhavingplan bevat tenminste:

    • a.

      een gemeentelijke visie op handhaving;

    • b.

      een plan van aanpak met beleidsdoelen / maatregelen om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen;

    • c.

      een plan van aanpak met beleidsdoelen / maatregelen om niet-naleving van de wet of vermoedens van niet-naleving op te sporen en te bestraffen.

  • 2 In de gemeentelijke visie is tenminste opgenomen dat gestreefd wordt de spontane nalevingbereidheid te bevorderen door:

    • a.

      vroegtijdig verstrekken van informatie;

    • b.

      optimaliseren dienstverlening;

    • c.

      vroegtijdig opsporen en afdoen van fraudesignalen;

    • d.

      daadwerkelijk sanctioneren.

Artikel 3 Nadere regels opschorten, herzien en intrekken van bijstand

Burgemeester en wethouders stellen nadere regels voor het opschorten, het herzien en het intrekken van de bijstand als bedoeld in artikel 54 van de Wet werk en bijstand. Er worden tenminste regels gesteld op grond waarvan wordt afgezien van herziening en intrekking.

 

Artikel 4 Nadere regels terugvorderen van bijstand

  • 1 Burgemeester en wethouders stellen nadere regels voor het terugvorderen van bijstand als bedoeld in artikel 58 van de Wet werk en bijstand, waarin tenminste is vastgelegd dat:

    • a.

      bij niet fraudeschulden een aflossingspercentage geldt van 6%;

    • b.

      bij fraudeschulden een aflossingspercentage geldt van 10%;

    • c.

      bij fraudeschulden en schulden uit ander verwijtbaar gedrag in principe niet afgezien kan worden van terugvordering en in zeer beperkte mate tot kwijtschelding kan worden overgegaan;

    • d.

      bij ingebrekestelling het terugvorderingbedrag wordt verhoogd met 15%, eventueel te verhogen met deurwaarderskosten;

  • 2 Vastgelegd is tevens op welke wijze bij niet fraudeschulden in het stadium van in gebreke stelling doelmatigheidsoverwegingen worden toegepast.

     

Artikel 5 Nadere regels verhaal van bijstand

Burgemeester en wethouders stellen nadere regels voor verhaal van bijstand als bedoeld in artikel 61 van de Wet werk en bijstand.

 

Artikel 6 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

  • 1 De Verordening Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik WWB vastgesteld door:de raad van Helden op 21 april 2008de raad van Kessel op 21 april 2008de raad van Maasbree op 1 april 2008de raad van Meijel op 31 maart 2008.wordt ingetrokken

     

  • 2 Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking. 

  • 3 Deze verordening heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2010. 

Ondertekening

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik WWB Peel en Maas .
 
 
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 4 januari 2010.
 
 
 
 
de griffier, de voorzitter,
 
 
 
drs. A.G. Joosten ing. M.J.H. Vestjens
 
 
 

Toelichting 1 Algemene Toelichting

InleidingDe verplichting om in het kader van het financiële beheer bij verordening regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet is in de Wet werk en bijstand opgenomen.Afgezien van de korte bepaling van artikel 8a van de Wet werk en bijstand, zijn er geen nadere bepalingen die aangeven wat in de verordening moet worden geregeld. Er is voor gekozen om de verordening als kader te laten dienen en de nadere uitwerking van het beleid op te dragen aan het college van burgemeester en wethouders. De nadere uitwerking kan plaatsvinden in een handhavingplan en door het stellen van nadere regels ten aanzien van herziening, terugvordering en verhaal van bijstand.In het handhavingplan moet worden weergegeven hoe de gemeente denkt zo goed mogelijk vorm te kunnen geven aan handhaving van de bestaande wet- en regelgeving.

Artikel 1. Opstellen handhavingplanDe wettelijke bepaling is vooral gericht op fraudebestrijding. Wij kiezen voor het ruimere begrip handhaving. De term fraudebestrijding roept teveel het beeld op van repressie en genoegdoening, terwijl handhaving meer uit gaat van het bevorderen van de spontane naleving van de wet- en regelgeving. Naast repressie is in deze optiek preventie onontbeerlijk. Het is immers altijd nog beter om fraude te voorkomen.

Artikel 2. Vereisten handhavingplanOm het belang van een goede handhaving te onderstrepen, is in dit artikel aangegeven welke onderwerpen in een gemeentelijk handhavingplan op zijn minst aan bod moeten komen. Tevens is in dit artikel aangegeven welke onderwerpen in ieder geval deel uit moeten maken van de gemeentelijke visie.

Artikel 3. Nadere regels opschorten, herzien en intrekken van bijstandIn artikel 54 van de Wet werk en bijstand is de bevoegdheid neergelegd om het recht op bijstand op te schorten als de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien anderszins onvoldoende medewerking is verleend. Ook regelt dit artikel de bevoegdheid tot herzien en intrekken van de bijstand. Ter bevordering van de rechtszekerheid is het wenselijk de bevoegdheid nader uit te werken in regels. Daarbij zal onder meer moeten worden aangegeven wanneer het recht op bijstand wordt opgeschort. De bevoegdheid tot het stellen van nadere regels wordt gedelegeerd aan burgemeester en wethouders.

Artikel 4. Nadere regels terugvorderen van bijstandIn artikel 58 is de bevoegdheid neergelegd om kosten van bijstand terug te vorderen voor zover de bijstand:

  • a.

    ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend

  • b.

    in de vorm van geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen

  • c.

    voortvloeit uit borgtocht

  • d.

    ingevolge artikel 52 bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat

  • e.

    anderszins onverschuldigd is betaald.De Wet werk en bijstand bevat de bevoegdheid door het stellen van nadere regels aan te geven in welke gevallen bijstand wordt teruggevorderd en onder welke voorwaarden van terugvordering of verdere terugvordering wordt afgezien.

De gemeente kan ook zelf bepalen hoe zij tot een adequate invordering komt. In dit verband blijft het noodzakelijk dat periodiek onderzoek wordt gedaan naar de concrete invorderingsmogelijkheden. Bij de te stellen nadere regels zullen hiervoor dan ook nadere criteria worden opgenomen. Het college kan ook de frequentie en de wijze waarop heronderzoeken worden uitgevoerd zelf bepalen. Ook hiervoor worden nadere regels gesteld.

Artikel 5. Nadere regels verhaal van bijstandArtikel 61 van de wet bepaalt dat kosten van bijstand kunnen worden verhaald op:

  • 1.

    degene die zijn onderhoudsplicht op grond van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend;

  • 2.

    degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan;

  • 3.

    de nalatenschap van de persoon, indien aan die persoon ten onrechte bijstand is verleend of bijstand in de vorm van geldlening of borgtocht is verleend.

Ook deze bevoegdheid moet in beleidsregels nader worden uitgewerkt.

Artikel 6. CiteertitelDit artikel betreft de naamgeving van de verordening.

Artikel 7. Tijdstip inwerkingtredingIn dit artikel is aangegeven wanneer de verordening in werking treedt.