Regeling vervallen per 13-02-2014

Verordening Wet inburgering 2010 gemeente Pijnacker-Nootdorp

Geldend van 11-03-2010 t/m 12-02-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Verordening Wet inburgering 2010 gemeente Pijnacker-Nootdorp

De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het voorstel van het college van 8 december 2009;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en de artikelen 8, 19 lid 5, 19A lid 1, 23 lid 3, 24a lid 5, 24e lid 2, 24fen 35 van de Wet inburgering;

overwegende dat:

  • -

    de gemeente Pijnacker-Nootdorp de maatschappelijke participatie en integratie van alle personen woonachtig in de gemeente wil bevorderen;

  • -

    kennis van de Nederlandse Taal en samenleving essentiële voorwaarden zijn voor maatschappelijke participatie en integratie;

  • -

    de medewerking aan een voorziening wordt bevorderd door het doen van een gepast aanbod en de expliciete acceptatie van dit aanbod door de inburgeraar;

  • -

    de raad bij verordening regels dient te stellen over informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars, alsmede over inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen en over rechten en plichten vanwege een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • -

    de raad bij verordening kan bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen;

  • -

    de raad bij verordening regels dient te stellen met betrekking tot het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan vrijwillige inburgeraars;

  • -

    de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

besluit:

vast te stellen de Verordening Wet inburgering 2010 gemeente Pijnacker-Nootdorp:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering.

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeraars

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van een combinatie van een of meer middelen genoemd onder a tot en met f:

    • a.

      informatieverstrekking via het Loket WMO;

    • b.

      informatieverstrekking via de gemeentelijke website;

    • c.

      informatieverstrekking via folders;

    • d.

      informatieverstrekking via de klantmanagers van de Afdeling Sociale Zaken;

    • e.

      informatieverstrekking via Vluchtelingenwerk Pijnacker-Nootdorp;

    • f.

      informatieverstrekking via voorlichtingsbijeenkomsten.

  • 3.

    Het college beoordeelt eens in de twee jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2 Doelgroepen, vorm en samenstelling van de Inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1.

    Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars aan waaraan bij voorrang een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan worden aangeboden op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de sociaal- economische positie van persoon of gezin;

    • b.

      de positie van de inburgeraar binnen het gezin, de leefomgeving of het samenlevingsverband;

    • c.

      de directe woon- en leefomgeving;

    • d.

      het opleidingsniveau;

    • e.

      de persoonlijke capaciteiten en mogelijkheden van de inburgeraar om zelf een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening te verwerven;

    • f.

      het behoren tot de doelgroepen die vermeld worden in de Participatienota;

    • g.

      het volgen van een beroepsopleiding mbo-I of mbo-II en waarbij de inburgeraar vanwege een taalachterstand de school voortijdig zonder diploma dreigt te verlaten.

  • 2.

    De taalkennisvoorziening heeft primaat boven een reguliere inburgeringsvoorziening in het geval er sprake is van het volgen van een beroepsopleiding mbo-I of mbo-II.

  • 3.

    Het college kan besluiten geen aanbod te doen aan de vrijwillige inburgeraar:

    • a.

      die beschikt over een inkomen van meer dan anderhalf maal de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm als genoemd in paragraaf 3.2 en de verhoging of verlaging als genoemd in paragraaf 3.3 van de Wet werk en bijstand (WWB) en een vermogen dat gelegen is boven het bescheiden vrij te laten vermogen als genoemd in artikel 34, derde lid, van de WWB;

    • b.

      ten aanzien van wie op grond van signalen blijkt of redelijkerwijs kan worden vermoed:

      • i.

        dat hij kennelijk feitelijk niet in Nederland zijn woonstede heeft of verblijft;

      • ii.

        dat hij binnen 12 maanden na het inburgeringsgesprek uit Nederland vertrekt;

      • iii.

        dat hij de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening niet zal afronden.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

  • 1.

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, of de taalkennisvoorziening af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie en mogelijkheden van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3.

    Een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      NT-2 onderwijs;

    • b.

      activiteiten gericht op arbeid of verwerving daarvan, zoals stages, regulier of gesubsidieerd betaald werk, vrijwilligerswerk, bemiddeling naar arbeid, beroepsvaardigheden et cetera;

    • c.

      activiteiten gericht op een vervolgopleiding en/of voorbereiding daarop, zoals beroepsoriëntatie, taalstage, geïntegreerde trajecten et cetera;

    • d.

      activiteiten gericht op participatie en gezin, zoals vrijwilligerswerk, sociale vaardigheden, opvoedingsondersteuning, thuisstudie met behulp van computer, tv en radio, et cetera;

    • e.

      een cursus kennis van de Nederlandse maatschappij;

    • f.

      een sociaal activeringstraject voor niet-vluchtelingen.

Artikel 5 Vorm inburgerings- of taalkennisvoorziening (PIB)

  • 1.

    De inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan op verzoek worden verstrekt in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB).

  • 2.

    Bij een verzoek om een PIB dient de inburgeraar een plan in te dienen, op grond waarvan de gemeente goedkeuring verstrekt. In het plan moet het inburgeringstraject inhoudelijk zijn beschreven en moet staan met welke partij(en) afspraken worden gemaakt over het te volgen programma.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de vorm en inhoud van het plan als genoemd in lid 2.

  • 4.

    Het college kent bij voorrang een persoonlijk inburgeringsbudget toe aan de volgende personen:

    • a.

      inburgeraars die beschikken over een groot sociaal netwerk dat ingeschakeld kan worden bij het vinden van de juiste inburgeringsaanbod;

    • b.

      inburgeraars die onderdelen van het inburgeringsexamen al beheersen en met een individueel traject sneller kunnen opgaan voor het inburgeringsexamen of het staatsexamen, dan wel hiermee sneller een taalkennisvoorziening, ondersteunend aan een mbo-opleiding I of II, kunnen afronden;

    • c.

      inburgeraars die heel specifieke wensen hebben ten aanzien van hun inburgeringsvoorziening en niet passen binnen het reguliere aanbod.

Artikel 6 De eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23 lid 2 van de wet dient in zijn geheel te zijn voldaan binnen zes weken gerekend vanaf de eerste dag na de dag waarop de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar voor de eerste maal heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen, het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, of de taalkennisvoorziening heeft afgerond.

  • 2.

    Voor een taalkennisvoorziening die wordt aangeboden aan een inburgeraar die een beroepsopleiding mbo-I of mbo-II volgt en een reguliere- of gecombineerde voorziening die als tweede voorziening naast of volgend op een eerste voorziening wordt aangeboden wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

  • 3.

    De betaling van de eigen bijdrage als bedoeld in het eerste lid geschiedt op de wijze die door de gemeente bij beschikking of overeenkomst is bepaald.

  • 4.

    Betaling van de eigen bijdrage kan niet in meerdere termijnen geschieden, tenzij er sprake is van inhouding op een uitkering of inkomensvoorziening op grond van de WWB, IOW, IOAW/Z, de WIJ of een van de sociale verzekeringswetten.

Artikel 7 De premie

  • 1.

    Indien de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar het inburgeringsexamen, het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II binnen de daarvoor bij of krachtens de wet of beschikking gestelde termijn heeft behaald, dan wel binnen de afgesproken termijn is geslaagd voor de eindtoets van de taalkennisvoorziening, komt hij in aanmerking voor een premie ter hoogte van de verschuldigde eigen bijdrage.

  • 2.

    De premie wordt niet uitbetaald, maar in een keer verrekend met de verschuldigde eigen bijdrage als genoemd in artikel 6, eerste lid.

  • 3.

    Het college kan de premie ter hoogte van de eigen bijdrage eveneens toekennen aan de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar, indien deze persoon naar het oordeel van het college in voldoende mate heeft deelgenomen aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, maar op grond van omstandigheden niet tijdig heeft kunnen deelnemen aan het examen, dan wel het examen niet heeft behaald, tenzij hem dit naar het oordeel van het college te verwijten valt.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

  • 1.

    Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

    • a.

      het deelnemen aan een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

    • b.

      het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

    • c.

      het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

    • d.

      voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, dan wel het examen van de taalkennisvoorziening op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

    • e.

      het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

    • f.

      overige verplichtingen die strekken tot het succesvol deelnemen aan en afronden van de aangeboden inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

  • 2.

    De verplichtingen van het eerste lid gelden eveneens voor de vrijwillige inburgeraar en worden in de overeenkomst tussen het college en de vrijwillige inburgeraar, na aanvaarding van het aanbod als bedoeld in artikel 24d eerste lid van de wet, vastgelegd, onverminderd hetgeen met betrekking tot de overeenkomst in het Besluit inburgering (nieuw) is bepaald.

Hoofdstuk 3 Het aanbod van een inburgeringsvoorziening of Taalkennisvoorziening

Artikel 9 De procedure van het doen van een aanbod aan een Inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar

  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19 lid 1 en 2 en 24a van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen vier weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen zes weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 10 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:

  • 1.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening en de vorm daarvan;

  • 2.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraars;

  • 3.

    de gevolgen voor de toegekende inburgerings- of taalkennisvoorziening bij niet nakoming van een of meer verplichtingen uit de overeenkomst, bedoeld in artikel 24d lid 2;

  • 4.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald, dan wel de taalkennisvoorziening moet zijn afgerond;

  • 5.

    de regels over de betaling van de eigen bijdrage en toekenning van de premie; en

  • 6.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 4 De hoogte van de bestuurlijke boete en sanctie bij niet-nakoming van de overeenkomst

Artikel 11 Opleggen boete bij verschillende overtredingen/ sanctie

  • 1.

    Indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25 lid 4 van de wet legt het college een bestuurlijke boete op van ten hoogste € 75.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23 lid 1 of artikel 23 lid 3 van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening legt het college een boete op van ten hoogste € 100.

  • 3.

    Verzuim vaardigheden en kennis te verwerven en tijdig examen te behalen.

  • Indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7 lid 1 de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31 lid 2 onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald legt het college een boete op van ten hoogste € 150.

  • 4.

    Indien de vrijwillige inburgeraar één of meer verplichtingen van artikel 8 van deze verordening verwijtbaar niet of niet tijdig nakomt, kan het college besluiten om de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening onmiddellijk te beëindigen.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het opleggen van een boete of het geven van een waarschuwing of de beëindiging van de voorziening bij de vrijwillige inburgeraar.

Artikel 12 Recidive (verhoging bestuurlijke boete bij herhaling)

  • 1.

    Indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding bedoeld in artikel 11 lid 1 van de verordening opnieuw schuldig maakt aan een dergelijke overtreding, legt het college een boete op van ten hoogste € 150.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding als bedoeld in artikel 11 lid 2 van de verordening opnieuw schuldig maakt aan een dergelijke overtreding, legt het college een bestuurlijke boete op van ten hoogste € 200.

  • 3.

    Indien de inburgeringsplichtige niet binnen de krachtens artikel 32 of 33 van de wet door het college vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, legt het college een boete op van ten hoogste € 300.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 13 Afwijkingsbevoegdheid

Het college kan de gevallen waarin deze verordening niet voorziet afwijken van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na publicatie.

  • 2.

    De Verordening wet inburgering wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid geldt ten aanzien van de taalkennisvoorziening dat de verordening terugwerkende kracht heeft tot en met 1 september 2008 en ten aanzien van het staatsexamen dat de verordening terugwerkende kracht heeft tot en met 1 januari 2008.

  • 4.

    Onverminderd artikel VI eerste lid, van het Voorstel van wet met nummer 31791, werken de bepalingen van de verordening die betrekking hebben op de vrijwillige inburgeraar terug tot en met 1 januari 2010.

Artikel 15 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als Verordening Wet inburgering 2010 gemeente Pijnacker-Nootdorp.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 18 februari 2010
de plv. griffier, de voorzitter,
drs. S.G.W.M. Heerdink drs. F.H. Buddenberg

Algemene toelichting

De Wet inburgering (Wi) is op 1 januari 2007 in werking getreden. De Wi regelt de inburgering voor personen van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

Sedert 1 januari 2007 heeft de wet een aantal veranderingen ondergaan waarbij de doelgroep voor inburgering is uitgebreid, de gemeenten meer vrijheid hebben gekregen om eigen invulling te geven aan de inburgering en de uitvoering en regelgeving is vereenvoudigd. Aan een aantal van deze wijzigingen ligt het Deltaplan inburgering ten grondslag.

De belangrijkste veranderingen op een rij:

  • -

    per 1 november 2007 kan de gemeente aan alle inburgeringsplichtigen een aanbod doen;

  • -

    per 1 januari 2008 kan de inburgeraar ook een staatsexamen I of II afleggen ter afronding van het inburgeringstraject;

  • -

    per 1 september 2008 kan de gemeente ook een taalkennisvoorziening aanbieden naast of in plaats van een inburgeringsvoorziening;

  • -

    per 1 januari 2009 kan de gemeente kiezen tussen het doen van een aanbod voor inburgering of de vaststelling van een voorziening.

De Wet Participatiebudget maakt het voor de gemeenten mogelijk dat de middelen voor inburgering, educatie en re-integratie integraal worden ingezet, bijvoorbeeld bij een gecombineerde voorziening gericht op inschakeling in de arbeid en inburgering.

De huidige verordening van Pijnacker-Nootdorp dateert van begin 2007 en wordt met de inwerkingtreding van de thans voorliggende verordening ingetrokken.

In deze nieuwe verordening wordt vooruitgelopen op het wetsvoorstel 31.791, waarvan de plenaire behandeling op 1 december 2009 zal plaatsvinden. In dit wetsvoorstel is onder andere bepaald dat de huidige Regeling vrijwillige inburgering wordt opgenomen in de wet en dat de termijn van handhaving voor iedere inburgeraar op drie- en een half jaar wordt gesteld (dit was vijf jaar voor de oudkomer).

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • -

    de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod;

  • -

    de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod;

  • -

    de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening;

  • -

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23 lid 3 Wi).

Artikel 35 van de wet draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd. In artikel 24f (nieuw) van de wet is onder meer bepaald, dat de gemeente bij verordening moet regelen wat de gevolgen zijn van niet-nakoming van de overeenkomst als bedoeld in artikel 24d lid 2 (nieuw) van de wet. Dit artikel heeft betrekking op de vrijwillige inburgeraar.

De gemeente heeft in de nota “Inburgeren in Pijnacker-Nootdorp" en in de "Participatienota” een visies geformuleerd die ten grondslag liggen aan de keuzes die de gemeente maakt voor de uitvoering ten aanzien van de Wi. Die keuzes hebben betrekking op de drie taken waar de gemeente voor staat bij de uitvoering van de WI: informeren, faciliteren en handhaven.

Aanbodstelsel

Artikel 19a van de Wi biedt de mogelijkheid om het college de bevoegdheid te geven inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen vast te stellen, zonder dat eerst een aanbod aan de inburgeringsplichtigen wordt gedaan. In deze voorbeeldverordening wordt het aanbodstelsel gehandhaafd. Dit stelsel houdt in dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod doet en de voorziening vaststelt overeenkomstig het aanbod als de inburgeringsplichtige het aanbod heeft aanvaard.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeraars

De gemeente heeft de verplichting om de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in de gemeente adequaat te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de wet. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars wordt georganiseerd. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

Gekozen is om van een ruim pakket aan middelen voor de informatieverstrekking gebruik te maken om een zo groot mogelijk aantal inburgeraars te bereiken. De middelen kunnen gecombineerd worden.

Het derde lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college kan aan alle inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars een aanbod doen voor een inburgeringsvoorziening. Het college is echter verplicht een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren.

Op grond van de wet moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen aan welke groepen inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan worden aangeboden. Bovendien wordt in dit artikel vastgelegd binnen welke kaders het college tot zijn keuze van doelgroepen moet komen. Deze kaders (in casu het aanwijzen van groepen waaraan een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden) mogen niet te eng worden gedefinieerd. Het college zal binnen deze kaders gedurende een aantal jaren groepen moeten kunnen aanwijzen.

Dit artikel regelt dat de groepen die het college aanwijst bij voorrang een inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden. Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kan aanbieden.

De gemeente Pijnacker-Nootdorp kiest ervoor om de criteria op basis waarvan de doelgroepen worden aangewezen aan te laten sluiten bij andere beleidsdoelen, zoals bijvoorbeeld ‘wonen in de wijken: leefbaar, sociaal en veilig’, re-integratie en de doelstellingen van de Participatienota. Daarmee is de uitvoering van de Wi een onderdeel van de integrale aanpak van het gemeentelijke sociaal beleid.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening. In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • -

    de kennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en de leercapaciteit van de inburgeraar;

  • -

    de maatschappelijke rol die de inburgeraar vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • -

    de persoonlijke situatie van de inburgeraar. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeraar moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

Bij inburgeraars die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, dat diens arbeidsinschakeling door de voorziening niet mag worden belemmerd. Dit wordt voorkomen door de inburgerings- of taalkennisvoorziening te combineren en af te stemmen op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, WI).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 19 lid 6 Wi (nieuw)). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen, kan worden gedacht aan trajectbegeleiding of het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen of vrijwillige inburgeraars. Ook kan worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage of een aparte module die gericht is op het verwerven van kennis van de Nederlandse samenleving.

Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeraars die geen inburgeringsvoorziening in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling krijgen. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel van het traject.

Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.

Artikel 5 Vorm inburgerings- of taalkennisvoorziening (PIB) artikel 19 lid 2 Wi

Per 1 januari 2010 is het mogelijk om op verzoek van de inburgeraar (de inburgeringsplichtige én de vrijwillige inburgeraar) een persoonlijk inburgeringsbudget te verstrekken. Hiermee kan de inburgeraar zelfstandig een voorziening inkopen dat niet past binnen het reguliere aanbod. In sommige gevallen kan het toekennen van een dergelijk budget ertoe leiden dat de voorziening beter aansluit bij de mogelijkheden en capaciteiten van de betreffende inburgeraar.

Het budget wordt niet aan de inburgeraar zelf verstrekt, maar overgemaakt aan de aanbieder van de voorziening. Dit wordt in de nadere regels bij of krachtens de wet bepaald. Voorts dient de inburgeraar die om een PIB verzoekt een plan in te dienen, op grond waarvan de gemeente goedkeuring verstrekt. In het plan moet het inburgeringstraject inhoudelijk zijn beschreven en moet staan met welke partij(en) afspraken worden gemaakt over het te volgen programma.

Het college stelt nadere criteria vast waar het projectplan aan moet voldoen. Ten aanzien van de persoon van de inburgeraar zijn de criteria vermeld in dit artikel van de verordening.

Artikel 6 De eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23 lid 3 Wi). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23 lid 2 Wi).

De eigen bijdrage behoeft niet te worden opgelegd aan de vrijwillige inburgeraar.

Omdat de eigen bijdrage een drempel kan vormen voor deelname aan inburgering, is ervoor gekozen om de verplichting tot betaling van de bijdrage uit te stellen tot na het afleggen van het examen.

Een inburgeraar die een mbo I of II opleiding volgt heeft in de meeste gevallen weinig eigen financiële middelen. Daarom wordt van hem geen eigen bijdrage gevraagd.

De vrijwillige inburgeraar met wie een inburgerings of taalkennisvoorziening is overeengekomen en die verplicht is een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24d lid 1 (nieuw) van de wet te volgen, is geen eigen bijdrage verschuldigd. Dit volgt uit artikel 24e lid 3 van de wet (nieuw).

Artikel 7 De premie

Een premie kan worden verstrekt aan de inburgeraar die met succes het inburgeringstraject of de taalkennisvoorziening heeft afgerond, dan wel naar het oordeel van het college in voldoende mate hieraan heeft deelgenomen. De premie wordt verrekend met de eigen bijdrage en kan worden beschouwd als stimulans.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

De verplichtingen die in dit artikel worden genoemd voormen een uitwerking van de verplichtingen uit de wet die zien op het verlenen van medewerking aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat deze verplichtingen eveneens gelden voor de vrijwillige inburgeraar en worden opgenomen in de overeenkomst. Dit is een uitwerking van artikel 24f van de wet (nieuw).

Artikel 9 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan de inburgeraar op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeraar een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot het vaststellen van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeraar van een verklaring die door de gemeente is opgesteld.

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeraar aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.

Een inburgeraar hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het ligt voor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt: een besluit op grond van artikel 26 Wi waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (drie- en een half jaar na aanvang van deze termijn). Het verdient de aanbeveling dat het college deze handelwijze vastlegt in beleidsregels, zodat tevoren voor betrokkenen duidelijk is (of zou kunnen zijn) wat de gevolgen zijn van het weigeren van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

Artikel 10 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige en de vrijwillige inburgeraar de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

In de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeraar nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeraar is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening. Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen duidelijk zijn omschreven en aan de belanghebbende bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7 lid 1 Wi). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening).

De gemeente bepaalt voor een oudkomer op welk moment de termijn van de handhaving van de inburgeringsplicht aanvangt, als bedoeld in artikel 26 van de wet (onderdeel e). Per 1 januari 2010 is de handhavingstermijn voor iedere inburgeringsplichtige (oud- en nieuwkomer) drie- en een half jaar.

Artikel 11 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 Wi draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen.

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38 lid 2 Wi). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18 lid 2 Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 Wi bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Per 1 juli 2009 is de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht inwerking getreden. In artikel 5.53 lid 1 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat indien voor een overtreding een bestuurlijke boete hoger dan € 340 kan worden opgelegd er een rapport (=kennisgeving) moet worden opgemaakt. Ook andere bepalingen van Titel 5.4 van de Awb worden dan van toepassing, zoals de hoorplicht en functiescheiding tussen degene die de overtreding constateert en degene die de boete (bijvoorbeeld bij verleend mandaat) oplegt. Om uitvoeringstechnische redenen is ervoor gekozen om het maximale boetebedrag lager vast te stellen dan € 340. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente voor een overtreding terzake van de Wi een hogere boete kan opleggen dan € 340 en wordt de procedure bij zware boeten van artikel 5.53 Awb ontweken.

In het vierde lid is geregeld dat het college nadere regels kan stellen met betrekking tot het opleggen van een boete, het geven van een waarschuwing of de beëindiging van een voorziening. De artikelen 11 en 12 bieden immers uitsluitend een kader in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader voor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen. Het college zal binnen deze kaders zelf een beleid moeten ontwikkelen. Het is aan te bevelen dat het college in beleidsregels vastlegt hoe dat beleid er uit ziet: welke boete wordt in beginsel opgelegd bij welke overtreding en met welk bedrag wordt de boete in beginsel verhoogd als de betrokken inburgeringsplichtige dezelfde overtreding nogmaals pleegt.

Aan de vrijwillige inburgeraar kan bij niet nakoming van de verplichtingen geen boete worden opgelegd. Het college heeft dan de mogelijkheid om een aangeboden voorziening onmiddellijk te beëindigen (vijfde lid). Deze mogelijkheid tot beëindiging wordt in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar opgenomen.

Artikel 12 Recidive (verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling)

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 11 mogelijk is.

De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 Wi worden genoemd.

Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, bijvoorbeeld 12 maanden.

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. Op grond van artikel 32 Wi moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen dan wel op een andere wijze aan zijn inburgeringsplicht heeft voldaan. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, kan het college een hogere boete vaststellen. Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.

Artikel 13 Afwijkingsbevoegdheid

In de gevallen waarin de wet of de nadere regels bij of krachtens de wet worden gewijzigd en een of meer bepalingen van deze verordening daarmee in strijd blijken te zijn, kan worden afgeweken van deze bepalingen met een verwijzing naar dit artikel.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Met de nieuwe verordening wordt ondermeer beoogd om de gemeentelijke uitvoeringspraktijk in overeenstemming te brengen met de wet inburgering. Ten aanzien van een aantal onderdelen is het wenselijk om de verordening eerder dan 1 januari 2010 in werking te laten treden.

Artikel 15 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.