Verordening inburgering gemeente Pijnacker-Nootdorp 2014

Geldend van 13-02-2014 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Verordening inburgering gemeente Pijnacker-Nootdorp 2014

De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het voorstel van het college van 10 december 2013;

gelet op het bepaalde in artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, artikel 8, 19 vijfde en zesde lid, 23, derde lid, 24e, 24f en 35 van de Wet inburgering zoals deze luidde op 31 december 2012 en artikel X van de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering (2012, 430);

overwegende dat:

  • -

    de raad bij verordening regels dient te stellen over informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, alsmede over inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen en over rechten en plichten vanwege een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • -

    de raad bij verordening het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd vast moet stellen;

  • -

    als gevolg van wijziging van de Wet inburgering de gemeentelijke taken op het gebied van inburgering zijn beperkt;

de navolgende Verordening inburgering gemeente Pijnacker-Nootdorp 2014 vast te stellen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet, de Wet inburgering 2013 en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten op grond van de Wet en de Wet inburgering 2013 en over het aanbod en de toegang tot de inburgeringsvoorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de navolgende middelen dan wel een combinatie daarvan:

    • a.

      informatieverstrekking via het KCC en de Frontoffice (WMO);

    • b.

      informatieverstrekking via de gemeentelijke website;

    • c.

      informatieverstrekking via de consulenten van het taakveld Maatschappelijke Zaken;

    • d.

      informatieverstrekking via Vluchtelingenwerk Pijnacker-Nootdorp.

Artikel 3 Inburgeringsaanbod

Het college biedt de inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel X, lid 3 van de Wet inburgering 2013 een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan, te weten aan:

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1.

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening en/of taalkennisvoorziening aan de inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 3 onder a. af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a. een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor, dat de inburgeringsvoorziening hierop wordt afgestemd.

  • 3.

    Aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a. biedt het college maatschappelijke begeleiding aan.

  • 4.

    Een inburgeringsvoorziening en/of taalkennisvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de navolgende onderdelen bevatten:

    • a.

      activiteiten gericht op arbeid of de werving daarvan, zoals stages, regulier of gesubsidieerd betaald werk, vrijwilligerswerk, bemiddeling naar arbeid, beroepsvaardigheden, etc.;

    • b.

      activiteiten gericht op een vervolgopleiding of de voorbereiding daarop, zoals beroepsoriëntatie, taalstage, geïntegreerde trajecten etc.;

    • c.

      activiteiten gericht op participatie, gezin en zelfredzaamheid; opvoedingsondersteuning, gezondheid, thuisstudie met behulp van de computer, etc.;

    • d.

      een cursus kennis van de Nederlandse maatschappij;

    • e.

      een sociaal activeringstraject voor niet-vluchtelingen.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23 lid 2 van de wet) dient in zijn geheel te zijn voldaan binnen zes weken gerekend vanaf de eerste dag na de dag waarop de inburgeringsplichtige voor de eerste maal heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen, het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, of de taalkennisvoorziening heeft afgerond.

  • 2.

    Voor een taalkennisvoorziening die wordt aangeboden aan een inburgeraar die een beroepsopleiding mbo-I of mbo-II volgt en een reguliere- of gecombineerde voorziening die als tweede voorziening naast of volgend op een eerste voorziening wordt aangeboden wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

  • 3.

    De betaling van de eigen bijdrage als bedoeld in het eerste lid geschiedt op de wijze die door de gemeente bij beschikking of overeenkomst is bepaald.

  • 4.

    Betaling van de eigen bijdrage kan niet in meerdere termijnen geschieden, tenzij sprake is van inhouding op een uitkering op grond van de WWB, IOWIOAW/Z) of een van de sociale verzekeringswetten.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 bij beschikking een of meer van de navolgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan een inburgeringsvoorziening en/of taalkennisvoorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, dan wel het examen van de taalkennisvoorziening binnen een door het college te bepalen periode;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    overige verplichtingen die strekken tot het succesvol deelnemen aan en afronden van de aangeboden inburgeringsvoorziening en/of taalkennisvoorziening;

  • g.

    het melden van relevante wijzigingen in de situatie.

Artikel 7 De procedure tot het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college doet het aanbod bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid van de Wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgerings-en/ of taalkennisvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de voorziening verbonden worden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt het college binnen twee weken schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Het niet aanvaarden van het aanbod ontslaat de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 niet van de in artikel 7 van de Wet opgenomen verplichtingen. Als de inburgeringsplichtige het aanbod niet aanvaardt, doet het college aan hem een schriftelijke kennisgeving van de in artikel 7 van de Wet genoemde verplichtingen en termijnen.

  • 5.

    Wanneer de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen vier weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de inburgerings- en/of taalkennisvoorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de inburgerings- of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgerings- of taalkennisvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 3;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de wijze betaling van de eigen bijdrage.

Artikel 9 De bestuurlijke boete

  • 1.

    Indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende gehoor geeft aan de oproep dan wel medewerking verleent aan het onderzoek als bedoeld in artikel 25, vierde lid van de Wet kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 75,--.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening als bedoeld in artikel 23, eerste lid van de Wet of aan de verplichtingen bedoeld in artikel 6 van deze verordening, kan het college de inburgeringsplichtige een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 100,--.

  • 3.

    Indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid van de Wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a. van de Wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, kan het college de inburgeringsplichtige een bestuurlijke boete van ten hoogste € 150,-- opleggen.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het opleggen van een boete of het geven van een waarschuwing.

Artikel 10 Recidive (verhoging bestuurlijke boete bij herhaling)

  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid bedraagt € 150,-- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen als bedoeld in artikel 9, tweede lid bedraagt € 200,-- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 300,-- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van het bepaalde in artikel 32 en 33 van de Wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 11 Afwijking van de verordening

Het college kan de gevallen waarin deze verordening niet voorziet afwijken van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt inwerking op de eerste dag na die van bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2013.

  • 2.

    De Verordening Wet inburgering 2010 gemeente Pijnacker-Nootdorp wordt bij inwerkingtreding van de Verordening inburgering gemeente Pijnacker-Nootdorp 2014 ingetrokken. Voor de inburgeringsplichtigen als bedoeld onder artikel X, lid 2 en lid 5 van de Wet inburgering 2013, blijft de wet van toepassing zoals deze gold op 31 december 2012.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening inburgering gemeente Pijnacker-Nootdorp 2014.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 6 februari 2014
de griffier, de voorzitter,
drs. S.G.W.M. Heerdink drs. F.H. Buddenberg

Algemene toelichting

Op 1 januari 2013 is de Wet inburgering gewijzigd. Op grond van de oude wet, die gold tot en met 31 december 2012 had de gemeente een aantal belangrijke taken op het gebied van inburgering te vervullen. Door het van kracht worden van de gewijzigde wet is een groot deel van deze taken komen te vervallen. Wel blijft de gemeente op grond van het overgangsrecht de eerste jaren na de inwerkingtreding van de gewijzigde wet een aantal taken uitoefenen, met name voor die inburgeraars die voor 1 januari 2013 reeds met een traject zijn gestart en op het gebied van handhaving. Hoewel de gemeente met de oude “Verordening Wet inburgering 2010 gemeente Pijnacker-Nootdorp”, ondanks het vervallen van een groot aantal artikelen, uit de voeten kon is uit praktische overwegingen nu toch gekozen voor een nieuwe verordening. Met de vaststelling van deze verordening komt de verordening uit 2010 te vervallen.

Overgangsrecht

Op grond van het overgangsrecht dient de gemeente degenen die voor 1 januari 2013 een aanbod hebben gekregen en zich voorbereiden op het inburgeringsexamen in staat te stellen het traject voort te zetten en het inburgeringsexamen af te leggen. Voorts dient de gemeente asielgerechtigden en geestelijk bedienaren die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden maar nog geen aanbod hebben gehad, alsnog een aanbod te doen. De gemeente dient de inburgeringsplichtige inwoners die onder het overgangsrecht vallen goed en duidelijk te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de wet. Voorts moet de gemeente de inburgeringsplicht van degenen die onder het overgangsrecht vallen, handhaven. Het gaat hier om inburgeringsplichtigen die voor 1 januari 2013 de inburgeringsplicht opgelegd hebben gekregen en voor die datum een gemeentelijk aanbod hebben gekregen. Omdat zich na 1 januari 2013 geschillen kunnen voordoen tussen de gemeente en deze inburgeringsplichtigen, werken de handhavingsbepalingen ook door na het van kracht worden van de nieuwe wet.

Het overgangsrecht noopt de gemeente om bij verordening regels te stellen met betrekking tot:

de informatieverstrekking door de gemeente aan de inburgeringsplichtigen over hun wettelijke rechten en plichten en over het aanbod en de toegang tot de inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 van de wet);

het aanbieden van een inburgerings- of taalkennisvoorziening en de informatieverstrekking over de daarbij behorende rechten en verplichtingen (artikel 19, vijfde lid en artikel 23, derde lid van de wet);

het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 van de wet).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft de verplichting om de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in de gemeente adequaat te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de wet. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

Gekozen is om van een ruim pakket aan middelen voor de informatieverstrekking gebruik te maken om een zo groot mogelijk aantal inburgeraars te bereiken. De middelen kunnen gecombineerd worden.

Artikel 3 Inburgeringsaanbod

Sinds 1 januari 2013 is het college alleen verplicht een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijk bedienaren die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden en niet eerder een aanbod van het college hebben ontvangen.

Artikel 4 De aanbieding van de inburgeringsvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgerings- of taalkennisvoorziening, inclusief de totstandkoming en samenstelling van die voorziening. In dit artikel worden de kaders gesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor de asielgerechtigde inburgeringsplichtige, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen. In het eerste lid van dit artikel wordt aangegeven op welke wijze een passende inburgerings- of taalkennisvoorziening moet worden vastgesteld. Bij het bepalen van een geschikte voorziening kunnen de navolgende factoren een rol spelen:

  • a.

    de kennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en de leercapaciteit van de inburgeraar;

  • b.

    de maatschappelijke rol die de inburgeraar vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • c.

    de persoonlijke situatie van de inburgeraar. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeraar moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijk bedienaren is geregeld bij Ministeriële regeling. De gemeente is dus niet bevoegd om de inburgeringsvoorziening voor geestelijk bedienaren naar eigen inzicht vorm te geven.

De Wet inburgering bepaalt, dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt en verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, tweede lid van de wet). Het college is in dat geval verantwoordelijk voor het aanbieden van een gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid van de wet). Omdat een uitkering op grond van de sociale zekerheidswetgeving ook door andere partijen dan het college kan worden verstrekt, zullen er afspraken moeten worden gemaakt met de verantwoordelijke uitvoerders, zoals het UWV en dergelijke instanties. (artikel 21 van de wet).

Voor asielgerechtigden maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel van de inburgerings- of taalkennisvoorziening uit. Hierbij kan worden gedacht aan trajectbegeleiding, periodieke voortgangsgesprekken, uitbreiding van de opleiding in de vorm van een maatschappelijke stage of een module gericht op het verwerven van kennis van de Nederlandse samenleving.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23 lid 3 wet). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23 lid 2 wet). Omdat de eigen bijdrage een drempel kan vormen voor deelname aan inburgering, is ervoor gekozen om de verplichting tot betaling van de bijdrage uit te stellen tot na het afleggen van het examen. Een inburgeraar die een mbo I of II opleiding volgt heeft in de meeste gevallen weinig eigen financiële middelen. Daarom wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel is een nadere uitwerking van het bepaalde in artikel 23, derde lid van de wet. Daarin is vastgelegd dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en verplichtingen van de inburgeraar voor wie een inburgerings- of taalkennisvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid om de in het artikel genoemde verplichtingen aan de inburgeringsplichtige op te leggen, aan het college. De opgelegde verplichtingen worden vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de inburgerings- of taalkennisvoorziening.

Artikel 7 De procedure tot het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die, als het goed is, leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening en/of taalkennisvoorziening.

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening en/of taalkennisvoorziening aan de inburgeraar op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het college de inburgeraar een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot het vaststellen van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeraar van een verklaring die door de gemeente is opgesteld.

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeraar aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgerings- en/ of taalkennisvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.

Een inburgeraar hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening en/of taalkennisvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd. In de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeraar nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeraar is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening. Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen duidelijk zijn omschreven en aan de belanghebbende bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7 lid 1). In de beschikking hoeft van deze termijn alleen melding te worden gemaakt (onderdeel c). Onderdeel d. bepaalt dat in de beschikking moet worden vastgelegd op welke wijze de eigen bijdrage kan worden betaald.

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boete

Artikel 35 van de wet draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 van de wet zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar kan ook lagere bedragen vaststellen.

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zo nodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38 lid 2 wet). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

In het kader van de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18 lid 2 Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of regeling. Artikel 37 Wet bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen. Zie ook artikel X lid 2 van de Wijzigingswet Wet inburgering.

In artikel 5.53 lid 1 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat indien voor een overtreding een bestuurlijke boete hoger dan € 340 kan worden opgelegd er een rapport (=kennisgeving) moet worden opgemaakt. Ook andere bepalingen van Titel 5.4 van de Awb worden dan van toepassing, zoals de hoorplicht en functiescheiding tussen degene die de overtreding constateert en degene die de boete (bijvoorbeeld bij verleend mandaat) oplegt. Om uitvoeringstechnische redenen is ervoor gekozen om het maximale boetebedrag lager vast te stellen dan € 340. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente voor een overtreding terzake van de Wet inburgering een hogere boete kan opleggen dan € 340 en wordt de procedure bij zware boeten van artikel 5.53 Awb ontweken.

Artikel 10 Recidive (verhoging bestuurlijke boete bij herhaling)

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 van de wet worden genoemd.

Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, bijvoorbeeld 12 maanden. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op.

Op grond van artikel 32 van de wet moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen dan wel op een andere wijze aan zijn inburgeringsplicht moet voldoen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, kan het college een hogere boete vaststellen. Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.

Artikel 11 Afwijking van de verordening

In de gevallen waarin de wet of de nadere regels bij of krachtens de wet worden gewijzigd en een of meer bepalingen van deze verordening daarmee in strijd blijken te zijn, kan worden afgeweken van deze bepalingen met een verwijzing naar dit artikel.

Het college is voorts bevoegd van de verordening af te wijk in die gevallen waarin de verordening niet voorziet.

Artikel 12 Inwerkingtreding

In het tweede lid van dit artikel is een verwijzing opgenomen naar de overgangsbepalingen die opgenomen zijn in de Wijzigingswet, de Wet inburgering 2013.

Artikel 13

Spreekt voor zich.