Regeling vervallen per 01-03-2018

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Pijnacker-Nootdorp 2014

Geldend van 01-05-2014 t/m 28-02-2018

Intitulé

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Pijnacker-Nootdorp 2014

Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het advies van de afdeling Beleid d.d. 22 april 2014;

gelet op:

besluit:

vast te stellen de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Pijnacker-Nootdorp 2014.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Toepassing

  • 1.

    Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gestelde regelgeving.

  • 2.

    De wijze waarop het college haar toezicht- en handhavende rol toepast, is vastgelegd in het Toezicht- en handhavingsbeleid kinderopvang en peuterspeelzalen Pijnacker-Nootdorp dat als bijlage II aan deze beleidsregels is toegevoegd.

Artikel 2 Vormen van sanctioneren

Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:

  • a.

    herstelsanctie;

  • b.

    bestraffende sanctie.

Artikel 3 Kwaliteitseisen

  • 1.

    De kwaliteitseisen, waaraan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en alle aanverwante regelgeving. Ze worden tevens expliciet in het door de toezichthouder opgestelde rapport genoemd.

  • 2.

    In deze Beleidsregels handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen Pijnacker-Nootdorp 2014 wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.

  • 3.

    In het afwegingsoverzicht dat als bijlage I aan deze beleidsregels is toegevoegd, worden voor de prioritering en de hoogte van de bestuurlijke boete per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven.

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Artikel 4 Herstelsancties

  • 1.

    Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en alle daaruit voortvloeiende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend traject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).

  • 2.

    Bij het uitvoeren van het herstellend traject hanteert het college de volgende stappen:

    • a.

      stap 1: aanwijzing

    • b.

      stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang,

    • c.

      stap 3: exploitatieverbod

    • d.

      stap 4: verwijdering uit het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen

  • 3.

    Indien de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.

  • 4.

    De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

  • 5.

    Bij het opleggen van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:

    • a.

      prioriteit hoog: 2 weken tot maximaal 2 maanden

    • b.

      prioriteit gemiddeld: 2 tot maximaal 6 maanden

    • c.

      prioriteit laag: 6 tot maximaal 12 maanden of de volgende inspectie

Artikel 5 Beëindiging registratie

Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, wordt de registratie van de voorziening (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal) in het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen beëindigd.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Artikel 6 Toepassing

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op gesubsidieerde peuterspeelzalen.

Artikel 7 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

  • 1.

    Het college legt in excessieve gevallen een bestuurlijke boete op bij:

    • a.

      overtredingen met de prioriteit ‘hoog’ zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in bijlage I;

    • b.

      overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’.

  • 2.

    Bij overtredingen met de prioriteit ‘gemiddeld’ of ‘laag’ zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in bijlage I kan het college een bestuurlijke boete opleggen.

Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete

Artikel 9 Recidive

Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:

  • a.

    1,5 maal het onder artikel 8 bepaalde boetebedrag indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden;

  • b.

    2 maal het onder artikel 8 bepaalde boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan.

Artikel 10 Matiging

  • 1.

    Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van:

    • -

      de ernst van de overtreding;

    • -

      de mate van verwijtbaarheid;

    • -

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of;

    • -

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert;

  • boeteoplegging volgens deze Beleidsregels handhaving onevenredig is.

  • 2.

    Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien er bijzondere omstandigheden zijn waar deze Beleidsregels niet in voorzien.

Artikel 11 Samenloop

De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

Artikel 12 Overige- en slotbepalingen

  • 1.

    Het Toezicht- en handhavingsbeleid kinderopvang en peuterspeelzalen 2013 met bijlagen, vastgesteld bij besluit van het college van 29 januari 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van inwerkingtreding.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 3.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Pijnacker-Nootdorp 2014”.

Bijlage I Afwegingsoverzicht

Domein

Prioriteit

Bestuurlijke boete

Ouders

 

 

Houder heeft een reglement oudercommissie vastgesteld

Gemiddeld

€ 2.500,-

Inhoud van reglement oudercommissie

Laag

€ 500,-

Houder heeft een oudercommissie ingesteld

Laag

€ 500,-

Voorwaarden oudercommissie

Laag

€ 500,-

Adviesrecht oudercommissie

Gemiddeld

€ 750,-

Informatie aan de ouders

Laag

€ 500,-

Het gastouderbureau is goed bereikbaar

Hoog

€ 1250,-

De houder plaatst het inspectierapport op de eigen website of legt het op een voor ouders, personeel en/of gastouders toegankelijke plaats

Gemiddeld

€ 1000,-

In de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder is duidelijk te zien welk deel van het betaalde bedrag naar GOB gaat en welk deel naar de gastouder (GOB)

Gemiddeld

€ 1000,-

 

 

 

Personeel

 

 

Verklaring omtrent gedrag (VOG) • in bezit zijn van VOG • VOG is voor aanvang werkzaamheden overlegd • VOG is bij aanvang werkzaamheden niet ouder dan 2 maanden

Hoog

€ 4.000,- per ontbrekende VOG of VOG die ouder is dan 2 maanden voor aanvang werkzaamheden

Gebruik voorgeschreven voertaal

Hoog

€ 4.000,-

Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling

Gemiddeld

€ 3.000,- per gastouder met < 16 uur

Passende beroepskwalificatie voor beroepskrachten en gastouders

Hoog

€ 4.000,- per beroepskracht die niet voldoet

Gastouder beschikt over geregistreerd certificaat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen conform de ministeriele regeling

Hoog

€ 2.000,-

Vrijwilligersbeleid (peuterspeelzalen)

Gemiddeld

€ 3.000,-

Houder heeft vrijwilligers tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd (peuterspeelzalen)

Gemiddeld

€ 3.000,-

De houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal waar Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) wordt aangeboden stelt jaarlijks een opleidingsplan op

Gemiddeld

€ 3.000,- als geen beleid € 1.000,- als te oud beleid

De gastouder is goed telefonisch bereikbaar

Gemiddeld

€ 750,-

 

 

 

Veiligheid en gezondheid

 

 

Risico-inventarisatie veiligheid • hebben • maximaal 1 jaar oud • actuele situatie

Hoog

€ 8.000,- indien risico-inventarisatie ontbreekt; € 4.000,- als > dan 1 jaar of niet actuele situatie

Ongevallenregistratie

Hoog

€ 8.000,-

De houder van een gastouderbureau draagt zorg voor een inventarisatie van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s door een bemiddelingsmedewerker van het bureau (samen met gastouder) vóór aanvang van de opvang en daarna jaarlijks voor elke woning waar gastouderopvang plaatsvindt

Hoog

€ 8.000,-

Risico-inventarisatie gezondheid • hebben • maximaal 1 jaar oud • actuele situatie

Hoog

€ 8.000,- indien risico-inventarisatie ontbreekt; € 4.000,- als > dan 1 jaar of niet de actuele situatie

Plan van aanpak bij risico-inventarisatie veiligheid en bij risico-inventarisatie gezondheid

Hoog

€ 8.000,-

Risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid beschrijven alle veiligheids- en gezondheidsrisico’s op de vaste thema’s

Hoog

€ 2.000,- per niet beschreven thema

Personeel kan kennisnemen van risico-inventarisaties

Hoog

€ 4.000,-

Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle aangesloten gastouders handelen naar de opgestelde risico-inventarisaties

Hoog

€ 1.000,- per gastouder die er niet naar handelt

Risico-inventarisaties zijn inzichtelijk voor vraagouders van gastouderbureau

Hoog

€ 4.000,-

 

 

 

Meldcode kindermishandeling

Hoog

€ 8.000,-

Personeel, gastouders zijn op de hoogte van meldcode kindermishandeling

Hoog

€ 2.000,-

Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders de meldcode naleven.

Hoog

€ 2.000,-

Medewerkers, gastouders zijn geïnformeerd over de werkwijze bij een vermoeden van gewelds-of zedendelict jegens een opgevangen kind door een collega of de houder

Hoog

€ 2.000,-

Vierogenprincipe is ingevoerd

Hoog

€ 4.000,-

 

 

 

Accommodatie en inrichting

 

 

Binnenspeelruimte

 

 

Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte

Gemiddeld

€ 2.000,- per ontbrekende ruimte

 

 

 

groepsruimte

 

 

Er is ten minste 3,5 m2 binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind, waaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de groepsruimte (dagopvang)

Gemiddeld

3-3.5 m2 = € 2.000,- < 3 m2 = € 3.000,-

Er is ten minste 3,5 m2 passend ingerichte binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind (BSO)

Gemiddeld

3-3.5 m2 = € 2.000,- < 3 m2 = € 3.000,-

De binnenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

Gemiddeld

€ 2.000,-

Er is een afzonderlijke slaapruimte voor in ieder geval kinderen tot anderhalf jaar (dagopvang, gastouderopvang)

Gemiddeld

€ 2.500,-

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt beschikt over voldoende binnenspeelruimte en buitenspeelmogelijkheden voor kinderen, afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen

Gemiddeld

€ 1.000,-

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij

Gemiddeld

€ 1.000,-

 

 

 

Buitenspeelruimte

 

 

Er is ten minste 3 m2 buitenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind

Gemiddeld

2-2.5 m2 = € 1.000,- < 2 m2 = € 2.000,-

De buitenspeelruimte is toegankelijk

Gemiddeld

€ 1.000,-

De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum (dagopvang)

Gemiddeld

€ 1.000,-

Aanvullende eisen indien de buitenspeelruimte niet aangrenzend is (BSO)

Gemiddeld

€ 1.000,-

De buitenspeelruimte is vast beschikbaar voor de buitenschoolse opvang (BSO)

Gemiddeld

€ 1.000,-

De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid

Gemiddeld

€ 1.000,-

 

 

 

Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio (bkr)

 

 

Opvang in groepen

 

 

De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (BSO) of vaste groepen (peuterspeelzaal)

Hoog

€ 4.000,-

De maximale omvang van de stamgroep of basisgroep

Hoog

€ 2.000,- per kind teveel

De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen (VVE en psz)

Hoog

€ 2.000,- per kind teveel

De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijdscategorieën van de kinderen

Hoog

€ 2.000,- per kind teveel

Ieder kind behoort bij een basisgroep (BSO)

Hoog

€ 4.000,-

Gebruik maken van extra stamgroep of basisgroep

Hoog

€ 2.000,- indien niet tijdelijk of indien niet vooraf schriftelijke toestemming is van ouders

 

 

 

Vaste beroepskrachten en vaste ruimtes

 

 

Maximaal 3 vaste beroepskrachten per kind (dagopvang, peuterspeelzalen)

Hoog

€ 1.000,-

Maximaal 2 stamgroepruimtes per kind (dagopvang)

Hoog

€ 1.000,-

 

 

 

Beroepskracht-kind-ratio

 

 

Beroepskracht-kind-ratio

Hoog

€ 5.000,- per ontbrekende beroepskracht

Als conform de beroepskracht-kind-ratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is, dan is ondersteuning van deze beroepskracht door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld

Hoog

€ 2.000,-

Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio bij openingstijden van ≥ 10 uur (dagopvang)

Hoog

€ 2.000,-

Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio (BSO)

Hoog

€ 2.000,-

Indien er meer dan 3 kinderen op het opvangadres aanwezig zijn, dan is ondersteuning van de gastouder door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld.

Hoog

€ 1.000,-

De achterwacht is telefonisch bereikbaar tijdens de opvangtijden

Gemiddeld

€ 1.000,-

De achterwacht is in geval van calamiteiten binnen 15 minuten op het opvangadres aanwezig

Gemiddeld

€ 1.000,-

 

 

 

Pedagogisch beleid

 

 

Pedagogisch beleidsplan

Gemiddeld

€ 3.000,-

Inhoud pedagogisch beleidsplan

Gemiddeld

€ 750,-

Houder draagt zorg voor uitvoering van pedagogisch beleidsplan door personeel, vrijwilligers (peuterspeelzaal) danwel gastouders

Gemiddeld

€ 1.000,-

Waarborgen emotionele veiligheid

Gemiddeld

€ 1.000,-

Zorgdragen voor ontwikkeling persoonlijke competentie

Gemiddeld

€ 1.000,-

Zorgdragen voor ontwikkeling sociale competentie

Gemiddeld

€ 1.000,-

Zorgdragen voor overdracht van normen en waarden

Gemiddeld

€ 1.000,-

Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de leeftijdopbouw en aantallen kinderen die door een gastouder worden opgevangen

Hoog

€ 4.000,-

Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de eisen die gesteld worden aan de adressen waar opvang plaatsvindt

Hoog

€ 4.000,-

Gastouder kent de inhoud van het pedagogisch beleid

Gemiddeld

€ 1.000,-

 

 

 

Klachten

 

 

Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz)

Laag

€ 1.500,- indien regeling ontbreekt; € 500,- indien regeling niet aan de eisen voldoet

Klachtenregeling oudercommissie

Laag

€ 1.500,- indien regeling ontbreekt; € 500,- indien regeling niet aan de eisen voldoet

 

 

 

Administratie gastouderbureau

 

 

Een contract per vraagouder

Gemiddeld

€ 1.000,- per ontbrekende overeenkomst

Kopieën van de VOG’s van de bij het gastouderbureau werkzame personen en van de aangesloten gastouders en volwassen huisgenoten

Hoog

€ 1.500,- per ontbrekende VOG

Kopieën van de getuigschriften en/of EVC-bewijsstukken en certificaten Eerste Hulp aan kinderen van de gastouders

Gemiddeld

€ 1.500,- per ontbrekend stuk

Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouderbureau en van gastouderbureau aan gastouders

Gemiddeld

€ 1.500,- per vraagouder/gastouder waarbij niet inzichtelijk is

Een door de gastouder en bemiddelingsmedewerkers ondertekende versie van de risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid en de bijbehorende plannen van aanpak

Gemiddeld

€ 1.500,- per ontbrekend stuk

 

 

 

Kwaliteitscriteria gastouderbureau

 

 

De houder draagt er zorg voor dat per gastouder beoordeeld wordt of de samenstelling van de groep kinderen die wordt opgevangen verantwoord is

Hoog

€ 2.000,- per kind teveel

Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau

Gemiddeld

€ 1.250,-

 

 

 

Overige overtredingen

 

 

Schenden medewerkingsplicht artikel 5:20 Awb

Hoog

€ 3.900 (boete tweede categorie)

Exploitatie zonder toestemming college

Hoog

€ 19.500,- (boete vierde categorie)

Wijzigingen melden

Hoog

€ 2.000,-

Overtreding aanwijzing/bevel

Hoog

Zie de genoemde bedragen bij de betreffende overtreding

Overtreden exploitatieverbod

Hoog

€ 19.500,- (boete vierde categorie)

Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs

Hoog

€ 5.000,-

Bijlage II Toezicht- en handhavingsbeleid kinderopvang en peuterspeelzalen Pijnacker-Nootdorp

1. Inleiding

1.1 Wet- en regelgeving

Kinderopvang en peuterspeelzalen moeten bijdragen aan een goede en gezonde ontwikkeling van kinderen in een veilige en gezonde omgeving. De Rijksoverheid heeft daarom in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wet kinderopvang) eisen vermeld waaraan kinderopvang en peuterspeelzalen moeten voldoen. Deze kwaliteitseisen gaan over:

  • veiligheid en gezondheid van de kinderen;

  • opleiding en deskundigheid van het personeel;

  • pedagogisch beleid (visie op opvoeding en ontwikkeling);

  • betrokkenheid en inspraak van de ouders;

  • omgangstaal (in principe Nederlands);

  • afhandeling van klachten.

De kwaliteitseisen zijn in detail uitgewerkt in de Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Omdat in deze Regeling geen kwaliteitseisen voor de ruimte en inrichting van peuterspeelzalen zijn opgenomen, is in Pijnacker-Nootdorp ook de Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen 2011 van kracht.

1.2 De rol van de gemeente

In de Wet kinderopvang is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) verantwoordelijk is voor het toezicht en de handhaving van de Wet kinderopvang.

Het toezicht (de inspecties) wordt in Pijnacker-Nootdorp uitgevoerd door de GGD Haaglanden. In hoofdstuk 3 staat in het kort de werkwijze van de GGD Haaglanden beschreven.

Om te kunnen handhaven beschikt het college over herstellende en bestraffende sanctiemogelijkheden, die zijn uitgewerkt in de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Pijnacker-Nootdorp 2014. Deze beleidsregels zijn gepubliceerd op www.pijnacker-nootdorp.nl > Wonen en Leven > Onderwijs en kinderopvang > Kinderopvang: landelijk register en kwaliteitscontrole.

Gemeenten en GGD-en hebben een belangrijke taak bij het toezicht en handhaven van de Wet kinderopvang.

Deze notitie en de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Pijnacker-Nootdorp 2014 geven inzicht in de werkwijze van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

2. Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen

2.1 Vooraf registreren moet

Tot medio 2010 had iedere gemeente een eigen register waarin kinderopvang en peuterspeelzaalvoorzieningen werden geregistreerd. In de loop van 2010 is het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) ingevoerd. Gemeenten hebben de plicht om kinderopvang en peuterspeelzaalvoorzieningen die onder de wet vallen, bij te houden in het LRKP.

Startende ondernemers in de kinderopvang zijn wettelijk verplicht om zich, vóór aanvang van de exploitatie, te melden bij de gemeente. De ondernemer dient hiervoor een aanvraag in tot registratie in het LRKP, op een gestandaardiseerd formulier. Dit aanvraagformulier registratie is te vinden op www.rijksoverheid.nl > kinderopvang > LRKP.

De GGD Haaglanden voert in Pijnacker-Nootdorp het toezicht (de inspecties) uit. De GGD onderzoekt of de aanvraag en de exploitatie voldoen aan de Wet kinderopvang. De GGD stelt hiervan een inspectierapport op en adviseert de gemeente om de locatie wel of niet op te nemen in het LRKP. Het college beslist over de opname in het LRKP. De aanvrager ontvangt binnen tien weken na de aanvraag een beschikking (schriftelijk besluit). De exploitatie mag niet eerder starten dan dat de beschikking is verzonden en de locatie in het LRKP is opgenomen.

2.2 Wijzigingen in de registratie doorgeven: hoe gaat dat in zijn werk?

De houder is wettelijk verplicht om wijzigingen in de gegevens direct door te geven aan de gemeente.

De houder moet hiervoor een aanvraag indienen bij de gemeente, op een wijzigingsformulier. Dit formulier is te vinden op www.rijksoverheid.nl > kinderopvang > LRKP.

Gaat het uitsluitend om wijzigingen in de adressering en/of contactgegevens, dan verwerkt de gemeente deze mutaties gelijk in het LRKP.

Een aanvraag om het aantal kindplaatsen uit te breiden, wordt door de gemeente doorgestuurd naar de GGD met de opdracht om te onderzoeken of de locatie hiervoor geschikt is.

De GGD voert dan een incidenteel onderzoek uit en maakt hiervan een rapport op. Hierin geeft de GGD een advies aan de gemeente of de uitbreiding kan plaatsvinden in overeenstemming met de Wet kinderopvang. Uiterlijk acht weken na de aanvraag geeft het college een beschikking af aan de aanvrager.

3. Toezicht: de inspecteur op bezoek

3.1 Inspecties: wie doet wat?

De inspecties in Pijnacker-Nootdorp worden uitgevoerd door de GGD Haaglanden.

De GGD controleert nieuw gemelde voorzieningen, voert de jaarlijks verplichte inspecties uit, verricht herinspecties (nader onderzoeken) bij overtredingen en kan incidentele onderzoeken uitvoeren, bijvoorbeeld naar aanleiding van een klacht of verzoek om meer kinderen te mogen opvangen.

3.2 Inspectierapporten van de GGD

Om ervoor te zorgen dat alle GGD-en in Nederland op dezelfde manier werken, heeft de Rijksoverheid

de Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang en peuterspeelzalen 2013 vastgesteld. Ook zijn er modellen inspectierapporten voor de verschillende vormen van kinderopvang.

De toezichthouder stelt van de inspectie een rapport op. De houder krijgt de gelegenheid om een zienswijze over het concept rapport kenbaar te maken, die in het inspectierapport opgenomen. Alleen in het geval van een nader onderzoek is er geen mogelijkheid om een zienswijze in te dienen.

De inspectierapporten zijn openbaar en te raadplegen via het www.landelijkregisterkinderopvang.nl.

Het inspectierapport bevat een advies aan de gemeente om al dan niet handhavend op te treden. Zie verder bij hoofdstuk 4.

3.3 Risicogestuurd toezicht

Sinds 2010 wordt door de GGD risicogestuurd toezicht toegepast. Dit betekent dat op locaties waar dat nodig is intensiever toezicht plaatsvindt, en minder toezicht op locaties waar dat mogelijk is. Concreet betekent dit dat bij intensiever toezicht meer voorwaarden worden gecontroleerd. De GGD inspecteur stelt per locatie een risicoprofiel op en bepaalt het risico op naleving van de kwaliteitseisen, en dus of intensiever toezicht nodig is.

Alle kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus en peuterspeelzalen worden jaarlijks geïnspecteerd, maar de mate van toezicht wordt per locatie bepaald.

Voor gastouders geldt dat er een selectie wordt geïnspecteerd op basis van het risicoprofiel van het gastouderbureau. Dit betekent: hoe meer opmerkingen in het rapport van het gastouderbureau, hoe meer gastouders van dit bureau worden gecontroleerd.

De inspectie van nieuwe locaties wordt vooraf aangekondigd. Het bezoek aan overige locaties vindt onaangekondigd plaats.

4. Handhaving: een rol van de gemeente

4.1 Wanneer gaat de gemeente handhaven?

Het handhavingstraject start direct na ontvangst van het inspectierapport van de GGD.

Wanneer uit dit rapport blijkt dat de kinderopvang/peuterspeelzaalvoorziening niet voldoet aan de Wet kinderopvang, dan geeft de GGD in het inspectierapport het advies aan de gemeente om te handhaven.

Het college kan het advies van de toezichthouder overnemen, maar is hiertoe niet verplicht. Er kunnen bijvoorbeeld verzachtende omstandigheden zijn, die meewegen bij de te nemen handhavingacties.

Handhaving is alles wat gedaan wordt om ervoor te zorgen dat de wet- en regelgeving worden nageleefd.

4.2 Welke handhavingsmiddelen past de gemeente toe?

Wanneer handhaving nodig is, past de gemeente Pijnacker-Nootdorp de bijgevoegde Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Pijnacker-Nootdorp 2014 toe. Deze beleidsregels zijn gebaseerd op een landelijk model waardoor het handhavingsbeleid in Pijnacker-Nootdorp overeenkomt met het beleid dat in veel andere gemeenten wordt gehanteerd.

Het geven van een schriftelijke aanwijzing en het voornemen om een last onder dwangsom op te leggen, zijn door het college gemandateerd aan het hoofd van de afdeling Beleid. Over de vervolgacties, zoals het daadwerkelijk opleggen van een last onder dwangsom of bestuurlijke boete, besluit het college.

De GGD kan, als zij oordeelt dat de kinderopvang dusdanig tekortschiet dat direct maatregelen moeten worden genomen, ook zelf een schriftelijk bevel geven.

5. Wie bewaken ook de kwaliteit van de kinderopvang?

5.1 Een belangrijke taak voor ouders en oudercommissies

Ouders kunnen de kwaliteit van de kinderopvang volgen en bewaken door kennis te nemen van de inspectierapporten van de GGD. Deze zijn te raadplegen via het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. Daarnaast zijn kinderopvangorganisaties verplicht om de inspectierapporten ter inzage te leggen voor ouders en personeel.

Verder moet elke kinderopvanglocatie (met uitzondering van gastouders) een eigen oudercommissie te hebben. Ouders kunnen lid worden van de oudercommissie en kunnen daarmee invloed hebben op de kwaliteit en de organisatie van de opvang. Een oudercommissie mag een organisatie adviseren over:

  • het bieden van verantwoorde kinderopvang;

  • voeding, opvoeding, veiligheid en gezondheid;

  • openingstijden;

  • spel- en ontwikkelingsactiviteiten;

  • klachten en klachtenregeling;

  • de prijs van kinderopvang.

Wanneer een oudercommissie zelf vindt dat de organisatie zich niet aan de wet of de reglementen houdt, kan in veel gevallen een beroep worden gedaan op de Klachtenkamer Kinderopvang. Individuele ouders kunnen bij een geschil over klachten een beroep doen op de Klachtencommissie Kinderopvang.

5.2 Wie controleert de gemeente?

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) houdt toezicht op de rechtmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering van de wettelijke taken door het college. Het zogenaamde tweedelijns toezicht wordt uitgevoerd door de Inspectie van het Onderwijs onder gezag van de Minister van SZW.

Het college stelt jaarlijks op een door de minister van SZW te bepalen tijdstip een verslag vast van alle toezicht- en handhavingstaken die de gemeente in het voorgaande kalenderjaar in het kader van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen heeft verricht. Het college zendt het jaarverslag ter kennisname naar de gemeenteraad.

Vastgesteld in de vergadering van 22 april 2014.

de secretaris, de burgemeester,

drs. J.P.R. Woudstra drs. F.H. Buddenberg

Algemene toelichting

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden:

Stap 1: aanwijzing (artikel 1.65 eerste lid en 2.23 eerste lid van de Wet kinderopvang)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of een peuterspeelzaal bevindt dat de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen”) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.

In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 14 dagen bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden.

Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.

Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel 125, tweede lid Gemeentewet en artikel 5:32 Awb)

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.

De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.

Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.

De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten.

De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 en 2.24 Wko)

Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of peuterspeelzaal in exploitatie te nemen danwel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen:

  • o

    zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is

  • o

    als een kindercentrum, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet.

Stap 4: verwijdering uit het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 1.47a, tweede lid en 2.4a, tweede lid van de Wko en artikel 8, eerste lid en artikel 14, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)

Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang en peuterspeelzalen kan verwijderen:

  • indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal exploiteert;

  • indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 danwel hoofdstuk 2 afdeling 2 , paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften;

  • indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang of peuterspeelzaal niet daadwerkelijk is aangevangen.

Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang of peuterspeelzaalwerk en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid, van de Wko).

In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Pijnacker-Nootdorp 2014 is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.

Het beleid houdt in dat het college in geval van een overtreding met prioriteit hoog gebruik kan maken van zijn bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze Beleidsregels) oplegt. In beginsel zal het college van deze bevoegdheid gebruik maken bij excessieve gevallen. Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.

Als er sprake is van een overtreding zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder “overige overtredingen” dan kan het college eveneens een boete opleggen.

Bij overtredingen met een prioriteit gemiddeld of laag, kan het college besluiten een boete op te leggen. De hoogte van de boete zal met inachtneming van de algemene bepalingen hieromtrent worden bepaald.

De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen bepaalt dat een bestuurlijke boete alleen opgelegd kan worden aan niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen. Bij gesubsidieerde peuterspeelzalen wordt via de subsidie ingegrepen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Toepassing

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 2 Vormen van sanctioneren

In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd.

Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling.

Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.

Artikel 3 Kwaliteitseisen

De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.

Artikel 4 Herstelsancties

Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting op hoofdstuk 2 hierboven.

Artikel 5 Beëindiging registratie

Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal, niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit omdat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen dienen te worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet, als herstel niet aan de orde zal zijn.

Artikel 6 Toepassing

Aangezien de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen niet toestaat dat er boetes worden opgelegd aan gesubsidieerde peuterspeelzalen wordt hier expliciet nog eens bepaald dat dit hoofdstuk dan ook niet van toepassing is op gesubsidieerde peuterspeelzalen. Deze uitsluiting betreft uitsluitend het bestraffende traject.

Artikel 7 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete kan opleggen, maar daartoe niet verplicht is. Voor een aantal hierna te noemen overtredingen is bepaald dat het college slechts in excessieve gevallen van deze bevoegdheid gebruik maakt. Dit laat onverlet dat het college bevoegd blijft voor de overige overtredingen een boete op te leggen. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.

In geval van de volgende overtredingen kan het college een boete opleggen.

  • 1.

    overtredingen met prioriteit hoog; de bij of krachtens hoofdstuk 1, afdeling 3 en hoofdstuk 2, afdeling 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gestelde eisen, waaraan het college in verband met de naleving ervan een hoge prioriteit heeft toegekend, en

  • 2.

    overige overtredingen; de overige in artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen genoemde overtredingen.

Ad 1. De overtredingen van de kwaliteitseisen zijn geprioriteerd. In geval van overtredingen met een hoge prioriteit kan het college gebruik maken van zijn bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen.

Ad 2. Deze overige overtredingen betreffen het niet melden van wijzigingen als bedoeld in de artikelen 1.47 en 2.4 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, het exploiteren in strijd met artikel 1.45 of 2.2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in de artikel 1.65 en 2.23 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 en 2.24 van laatstgenoemde wet.

Als er sprake is van dergelijke ‘overige overtredingen’ kan het college eveneens gebruik maken van zijn bevoegdheid.

Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete, eerste lid

In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag.

Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lage(re) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.

Mede gelet op het in artikel 1.72 en 2.28 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.

Prioritering

Boetebedrag

Hoog

€ 1.000,- tot € 8.000,-

Gemiddeld

€ 750,- tot € 3.000,-

Laag

Maximaal € 1500,-

Uitzonderingen hierop zijn:

  • In geval van overtreding van de artikelen 1.66, 2.24 en 1.45 en 2.2 is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.

  • Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.

Tweede lid

Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.

Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.

Artikel 9 Recidive

Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.

In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%.

Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau, peuterspeelzaal of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd.

Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.

Artikel 10 Matiging, Artikel 11 Samenloop en Artikel 12 Overige- en slotbepalingen

Deze artikelen spreken voor zich.