Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015

De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het voorstel van het college van 7 oktober 2014;

gezien het advies van de Adviesraad Werk & Inkomen van 26 september 2014;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen die betrekking hebben op de uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening, bedoeld in artikel 60b van de Participatiewet;

gelet op de Participatiewet, artikel 8, eerste lid, aanhef en sub d;

besluit:

vast te stellen de volgende 'Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015':

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 - Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Participatiewet;  

  • b.

    beslagvrije voet: beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;  

  • c.

    recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de wet;  

  • d.

    toepasselijke bijstandsnorm: de hoogte van de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de wet die geldt voor de alleenstaande of het gezin die de bestuurlijke boete opgelegd krijgt;

  • e.

    bezit: het saldo van alle bank- en spaarrekeningen en de waarde van auto('s) van belanghebbende;

  • f.

    verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid, van de wet;  

  • g.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.  

Paragraaf 2. Bescherming beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive

Artikel 2 - Verrekenen met beslagvrije voet bij voldoende bezit

  • 1.

    Indien het bezit van een belanghebbende ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekent het college de recidiveboete zonder inachtneming van de beslagvrije voet.

  • 2.

    De verrekening, bedoeld in het eerste lid, geschiedt gedurende een tijdvak van drie maanden vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.

Artikel 3 - Verrekenen bij geen of onvoldoende bezit

  • 1.

    Indien het bezit van een belanghebbende niet ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekent het college de recidiveboete gedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. De verrekening geschiedt vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.

  • 2.

    Aansluitend op verrekening als bedoeld in het eerste lid, verrekent het college de recidiveboete in de daarop volgende twee maanden op een dusdanige wijze dat belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 3.

    Tot het inkomen, bedoeld in het tweede lid, worden ook middelen gerekend als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r, van de wet.

Artikel 4 - Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

  • In afwijking van de artikelen 2 en 3 kan het college de recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen indien:

  • a.

    aannemelijk is dat verrekening op de wijze, bedoeld in de artikelen 2 of 3, zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin; of

  • b.

    anderszins sprake is van dringende redenen.

Artikel 5 - Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de wet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.

Paragraaf 3. Slotbepalingen

Artikel 6 - Inwerkingtreding

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015'.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 27 november 2014
de griffier, de voorzitter,  
drs. S.G.W.M. Heerdink mw. F. Ravestein

Algemene toelichting Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015 gemeente Pijnacker-Nootdorp

Op 1 januari 2013 is de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving" in werking getreden. Voor de Wet werk en bijstand (WWB) introduceerde deze wet de bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht. Het college is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden. Is echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan kan het college besluiten gedurende maximaal drie maanden met de beslagvrije voet te verrekenen.

De WWB destijds en thans de Participatiewet verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete. Gemeenten hebben daarmee de ruimte een afweging te maken van situaties of omstandigheden waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht. De bevoegdheid kan op veel verschillende manieren worden ingevuld.

De gemeente Pijnacker-Nootdorp kiest ervoor om de recidiveboete volledig en maximaal te verrekenen in drie maanden. Het gaat immers om een boete bij recidive: de belanghebbende heeft voor de tweede maal zijn inlichtingenplicht geschonden, voor een aanzienlijk benadelingsbedrag, waarbij volledige verrekening proportioneel wordt geacht.

In de verordening biedt het college wel de mogelijkheid aan de recidivist om aan te tonen dat verrekening van de bestuurlijke boete niet proportioneel is. Hiervoor is aansluiting gemaakt bij het actuele banksaldo van de belanghebbende en diens gezinsleden om tijdens de verrekening van de recidiveboete te individualiseren. Tevens wordt in de verordening aangegeven dat er van verrekening met de beslagvrije voet wordt afgezien, als er sprake is van dringende redenen die leiden tot een situatie van onredelijke en onbillijke aard. Door een individuele beoordeling te maken rondom de verrekening, houdt het college op verzoek van de belanghebbende rekening met de omstandigheden in de individuele situatie. Het niet kunnen betalen van de vaste lasten kan immers leiden tot een schuldenproblematiek met gevolgen voor de woonsituatie van de belanghebbende en zijn gezinsleden. Uiteraard moet de belanghebbende deze problematiek deels zelf oplossen, maar biedt het college de mogelijkheid tot maatwerk. Door dit maatwerk is er balans tussen de aanscherping van de handhaving en de zorgplicht van de gemeente.

De bevoegdheid van de gemeenteraad strekt zich slechts uit over het al dan niet in acht nemen van de beslagvrije voet bij verrekening van de recidiveboete. Terugvordering van ten onrechte verstrekte uitkering als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht, is sinds 1 januari 2013 een wettelijke verplichting op grond van de WWB. Dat blijft onder de Participatiewet ongewijzigd. Bij verrekening van de terugvordering dient echter altijd rekening gehouden te worden met de beslagvrije voet. In het kader van pseudoverrekening kunnen gemeenten te maken krijgen met verzoeken van andere gemeenten om een door hen opgelegde recidiveboete te verrekenen. Het college dat de boete heeft opgelegd zal in dat geval aangeven in hoeverre het de beslagvrije voet in acht wil nemen (volgens de regels van zijn gemeentelijke verordening). De gemeente die de uitkering verstrekt, moet in beginsel gehoor geven aan dit verzoek. Mocht de beslagvrije voet niet gerespecteerd worden, dan kan de belanghebbende het college waarvan hij uitkering ontvangt, verzoeken de beslagvrije voet toch in acht te nemen. In artikel 60b, tweede lid, van de wet is geregeld dat het college dat de uitkering verstrekt, de bevoegdheid heeft aan dit verzoek van belanghebbende tegemoet te komen. Het ligt voor de hand dat het college bij de beslissing op dat verzoek handelt analoog aan de regels die in de eigen gemeentelijke verordening zijn vastgelegd.

Periode Een bestuurlijke boete wordt verrekend in de maand volgend op het besluit. Van recidive is sprake tot vijf jaar na het opleggen van de (eerste) boete.

Artikelsgewijze toelichting Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015 gemeente Pijnacker-Nootdorp

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze bepaling zijn een aantal begrippen nader omschreven. De meeste behoeven geen nadere toelichting.

Bezit

In deze verordening wordt onder bezit verstaan het saldo van alle bank- en spaarrekeningen en de waarde van auto('s) van belanghebbende. In de modelverordening is dit (de waarde van) alle bezittingen waarover een belanghebbende of diens gezinsleden beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken. Bezittingen kunnen zowel bestaan uit geld als op geld waardeerbare goederen. In de uitvoering moet, voordat de verrekening toegepast kan worden, een onderzoek plaatsvinden naar gelden en op geld waardeerbare goederen. Om de verrekening uitvoeringstechnisch efficiënt en simpel te houden is de keuze gemaakt om onder het begrip bezit te verstaan het actieve saldo van alle bank- en spaarrekeningen van de belanghebbende en diens gezinsleden. Een belanghebbende die vanwege de volledige verrekening met de beslagvrije voet zonder inkomsten komt te zitten, zal het saldo van de bankrekeningen waarover hij of zijn gezinsleden beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, volledig moeten aanwenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien.

Verrekening De wet kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de duidelijkheid is daarom een aparte begripsbepaling opgenomen in de verordening.

Artikel 2. Verrekenen met beslagvrije voet bij voldoende saldo

Uitgangspunt van deze verordening is dat volledige verrekening met de beslagvrije voet plaats vindt voor de maximale termijn van drie maanden als een belanghebbende over voldoende bezittingen beschikt om dit op te kunnen vangen. Dat uitgangspunt is vastgelegd in artikel 2 van deze verordening. Van voldoende bezit is sprake als de waarde van de bezittingen waarover belanghebbende beschikt (of redelijkerwijs kan beschikken), ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. Immers, bij aanwending of tegeldemaking van deze bezittingen, zou een periode van drie maanden overbrugd moeten kunnen worden.

Artikel 3. Verrekenen bij geen of onvoldoende saldo

Heeft een belanghebbende onvoldoende bezittingen om een periode van drie maanden volledige verrekening met de beslagvrije voet te kunnen overbruggen, dan verrekent het college slechts ‚‚n maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. Voor de overige twee maanden vindt weliswaar verrekening met de beslagvrije voet plaats, maar niet volledig. Belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm. Voor het percentage van 80% is aansluiting gezocht bij de invorderingsmogelijkheden die de Belastingdienst heeft bij notoire wanbetalers. Onder omstandigheden kan deze de beslagvrije voet (90% van de toepasselijke bijstandsnorm) verlagen met 10% op grond van artikel 19, eerste lid, van de Invorderingswet 1990.

Met de gekozen opzet wordt enerzijds uiting gegeven aan het principe dat fraude niet mag lonen. Het gaat hier immers om belanghebbenden die herhaaldelijk hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Daar mag een duidelijk signaal tegenover staan. Anderzijds wordt rekening gehouden met de zorgplicht van gemeenten. Het volledig buiten werking stellen van de beslagvrije voet gedurende drie maanden kan kwalijke maatschappelijke consequenties hebben. Dat moet voorkomen worden, nu de regeling daarmee zijn doel voorbij zou schieten.

Een belanghebbende kan inkomsten uit arbeid hebben die op grond van artikel 31, tweede lid, onderdelen n of r, van de wet worden vrijgelaten voor de algemene bijstand. Bij verrekening van een recidiveboete tot 80% van de bijstandsnorm, tellen deze inkomsten echter gewoon mee. Het college laat deze inkomsten dus niet buiten beschouwing bij de beoordeling van de vraag of een belanghebbende nog over voldoende inkomen beschikt. Dat is geregeld in lid 3.

Artikel 4. Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

Hoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht, zijn situaties denkbaar waarin volledige verrekening zonder toepassing van de beslagvrije voet niet aanvaardbaar wordt geacht. Die situaties komen aan de orde in artikel 4. Het gaat daarbij altijd om individuele omstandigheden waaraan het college zal moeten toetsen.

In onderdeel a is geregeld dat het college kan besluiten in afwijking van de artikelen 2 en 3 toch de beslagvrije voet te respecteren wanneer volledige verrekening waarschijnlijk leidt tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin. Voorkomen moet worden dat een belanghebbende door de volledige verrekening op straat komt te staan, nu dit de problematiek alleen maar verergert, met alle maatschappelijke kosten van dien. Het is aan de belanghebbende(n) om met een schriftelijk verzoek aan te tonen dat verrekenen zonder inachtneming van de beslagvrije voet zou leiden tot huisuitzetting.

Een dreigende huisuitzetting wordt in deze verordening gezien als een dringende reden om van verrekening met de beslagvrije voet af te zien. Dat volgt uit het woord 'anderszins' in onderdeel b. Ook bij aanwezigheid van andere dringende redenen dan een dreigende huisuitzetting, kan het college rekening houden met de bescherming van de beslagvrije voet. Van dringende redenen is niet snel sprake. Het gaat slechts om incidentele gevallen, waarbij de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende en diens gezinsleden verkeren op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. Het enkele feit dat het belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is op zich geen voldoende voorwaarde om te kunnen spreken van dringende redenen.

Artikel 5. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

In artikel 60b, derde lid, van de wet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 5 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.