Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening bedrijveninvesteringszone Pijnacker-Centrum 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening bedrijveninvesteringszone Pijnacker-Centrum 2017

De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het voorstel van het college van 8 november 2016;

gelet op de Wet op de bedrijveninvesteringszones;

gezien de uitvoeringsovereenkomst van 21 november 2016 gesloten met BIZ-vereniging Pijnacker-Centrum;

besluit:

vast te stellen de Verordening bedrijveninvesteringszone Pijnacker-Centrum 2017:

Hoofdstuk I   

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a. bedrijveninvesteringszone:

    het op de bij deze verordening behorende kaart (met kenmerk: 16BIJ05323) aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven;

  • b. college:

    college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • c. uitvoeringsovereenkomst:

    tussen de gemeente en BIZ-vereniging Pijnacker-Centrum op 21 november 2016 gesloten overeenkomst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet;

  • d. wet:

    Wet op de bedrijveninvesteringszones.

Artikel 2 Belastbaar feit en aard van de belasting

  • 1. Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt jaarlijks een directe belasting geheven ter zake van binnen de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken die op grond van artikel 220a Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2. De BIZ-bijdrage wordt geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten in de openbare ruimte en op internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.

Artikel 3 Belastingobject

Belastingobject is de onroerende zaak bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 4 Belastingplicht

De BIZ-bijdrage wordt geheven van de gebruiker, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht een in de bedrijveninvesteringszone gelegen belastingobject gebruikt;

Indien er geen gebruiker bekend is, wordt de BIZ bijdrage geheven van de eigenaar, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde zoals deze geldt voor het kalenderjaar.

Artikel 6 Vrijstellingen

  • 1. In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a.

      voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

    • b.

      glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

    • c.

      onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • d.

      één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

    • e.

      natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

    • f.

      openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

    • g.

      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • h.

      werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • i.

      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

    • j.

      onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs;

    • k.

      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – die zijn geplaatst ten gerieve of voor belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

    • l.

      plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • m.

      begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning.

  • 2. De vrijstelling voor de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 3. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 7 Tarief BIZ-bijdrage

Het tarief van de BIZ-bijdrage bedraagt 0,2% van de heffingsmaatstaf, met een minimum van € 400,– en een maximum van € 7.000,–

Artikel 8 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt jaarlijks bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 worden de aanslagen betaald binnen 3 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 10 Looptijd belastingheffing

De BIZ-bijdrage wordt ingesteld voor de periode 2017–2021.

Artikel 11. Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

Artikel 12 Buiten toepassing algemene subsidieverordening

Op de subsidie op grond van deze verordening is de Algemene subsidieverordening 2015 niet van toepassing.

Artikel 13 Aanwijzing vereniging

BIZ-vereniging Pijnacker-Centrum wordt aangewezen als de vereniging bedoeld in artikel 7 van de wet, waarmee een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht is gesloten, waarin is bepaald dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt verplicht moeten worden verricht.

Artikel 14 Subsidieverlening

  • 1. De subsidie wordt jaarlijks door het college verleend aan de vereniging voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. De subsidie wordt verleend op een daartoe gedane aanvraag, die vergezeld moet gaan van de in de uitvoeringsovereenkomst genoemde stukken.

  • 2. De subsidie wordt bepaald op de jaarlijks ontvangen BIZ-bijdragen verminderd met de perceptiekosten voor de heffing en invordering van de BIZ-bijdragen zoals opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 15 Subsidieverplichtingen

Naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen kunnen aan de vereniging ook andere doelgebonden verplichtingen worden opgelegd. Deze verplichtingen zijn opgenomen in de met de vereniging gesloten uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 16 Subsidievaststelling

  • 1. De vereniging is verplicht om binnen 5 maanden na afloop van het subsidiejaar de in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen stukken te overleggen.

  • 2. De subsidie wordt definitief vastgesteld uiterlijk 18 weken na ontvangst van de in het voorgaande lid genoemde stukken.

Artikel 17 Melding van relevante wijzigingen

De vereniging stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van:

  • meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie;

  • een wijziging van de statuten;

  • verandering of beëindiging van activiteiten.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de wet is gebleken.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening BIZ 2017.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2016.

de griffier,

drs. B.S.M. Segers

de voorzitter,

mw. F. Ravestein