Verordening inspraak en medezeggenschap sociaal domein gemeente Pijnacker-Nootdorp 2017

Geldend van 02-12-2017 t/m heden

Intitulé

Verordening inspraak en medezeggenschap sociaal domein gemeente Pijnacker-Nootdorp 2017

De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het voorstel van het college van 10 oktober 2017;

gezien het advies van de Adviesraad Werk & Inkomen van 8 september 2017;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over inspraak en medezeggenschap in het sociaal domein;

gelet op:

artikel 2.10 van de Jeugdwet;

artikel 2.1.3, derde lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

artikel 47 van de Participatiewet;

artikel 2, derde lid van de Wet sociale werkvoorziening

besluit:

vast te stellen de volgende Verordening inspraak en medezeggenschap sociaal domein gemeente Pijnacker-Nootdorp 2017.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Artikel 2. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende het sociaal domein overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt ingezetenen, waaronder cliënten en vertegenwoordigers van cliënten, vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende het sociaal domein te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende het sociaal domein, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 3. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie.

  • 2. De verordening inspraak en medezeggenschap sociaal domein 2015 gemeente Pijnacker-Nootdorp en de Verordening cliëntenparticipatie Wsw worden ingetrokken met ingang van de datum waarop deze verordening in werking treedt.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als Verordening inspraak en medezeggenschap sociaal domein gemeente Pijnacker-Nootdorp 2017.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 23 november 2017.

de griffier,

drs. B.S.M. Sepers

de voorzitter,

mw. F. Ravestein

Algemene toelichting Verordening inspraak en medezeggenschap sociaal domein gemeente Pijnacker-Nootdorp 2017

In deze verordening zijn bepalingen opgenomen over inspraak en medezeggenschap bij de gemeente.

Regeling van de inspraak en medezeggenschap is verplicht op grond van artikel 2.10 van de Jeugdwet, artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015, artikel 47 van de Participatiewet, en artikel 2, derde lid, van de Wet sociale werkvoorziening.

In artikel 2.10 van de Jeugdwet (in de redactie van de Nota van wijziging op het wetsvoorstel Wmo 2015 van 12 maart 2014, kamerstukken II 22841, nr. 35) worden de artikelen 2.1.3, derde lid, en 2.5.1 (jaarlijks cliëntervaringsonderzoek) van de Wmo 2015 van overeenkomstige toepassing verklaard.

Om te integraliteit en samenhang in het sociaal domein ook op het gebied van inspraak en medezeggenschap vorm te geven, is er gekozen voor één verordening waarin de inspraak en medezeggenschap op grond van zowel de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Participatiewet, als de Wet sociale werkvoorziening is geregeld.

Artikelsgewijze toelichting Verordening inspraak en medezeggenschap sociaal domein gemeente Pijnacker-Nootdorp 2017

De artikelsgewijze toelichting is beperkt tot slechts een artikel. Artikelen of onderdelen die geen vragen oproepen worden niet nader toegelicht.

Artikel 2

In het eerste lid is verwezen naar de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde inspraakverordening. Op deze manier wordt gewaarborgd dat eenzelfde inspraakprocedure geldt voor het beleid in het sociaal domein als op andere terreinen. De inspraak geldt voor alle ingezetenen. Dit is uitdrukkelijk de bedoeling van de wetgever, omdat iedereen op enig moment aangewezen kan raken op ondersteuning.

Met het vierde lid wordt het aan het college overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap vorm te geven.