Regeling vervallen per 01-01-2024

Mandaatbesluit Pijnacker-Nootdorp Omgevingsdienst Haaglanden 2018

Geldend van 07-05-2022 t/m 31-12-2023

Intitulé

Mandaatbesluit Pijnacker-Nootdorp Omgevingsdienst Haaglanden 2018

Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het advies van de afdeling Wijkzaken d.d. 19 juni 2018;

gelet op;

  • afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet bodembescherming, de Waterwet, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Wet openbaarheid van bestuur en de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur alsmede de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten, circulaires en regelingen;

  • artikel 4 van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Haaglanden en de met de regiogemeenten in Haaglanden gesloten ‘dienstverleningsovereenkomst houdende het raamwerk en de algemene voorwaarden voor uitvoering van wettelijke taken, additionele wettelijke taken en adviesdiensten door de Omgevingsdienst Haaglanden op grond van artikel 4 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Haaglanden’;

  • het voorstel van het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Haaglanden van 6 februari 2018 tot wijziging en aanvulling van het uniform mandaatbesluit;

besluit:

vast te stellen:

het Mandaatbesluit Pijnacker-Nootdorp Omgevingsdienst Haaglanden 2018

Artikel 1 - Begripsbepalingen

In dit besluit en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Haaglanden

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

  • c.

    directeur: de directeur van de Omgevingsdienst, bedoeld in artikel 22 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Haaglanden, tevens secretaris van het dagelijks en algemeen bestuur van de Omgevingsdienst;

  • d.

    gemeente: de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

  • e.

    Omgevingsdienst: het openbaar lichaam Omgevingsdienst Haaglanden, bedoeld in artikel 3 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Haaglanden;

  • f.

    taken: taken zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Haaglanden, voor zover van toepassing voor de gemeente;

  • g.

    Dienstverleningsovereenkomst: tussen de gemeente en omgevingsdienst gesloten Dienstverleningsovereenkomst houdende het raamwerk en de algemene voorwaarden voor uitvoering van wettelijke taken, additionele wettelijke taken en adviesdiensten door de Omgevingsdienst Haaglanden.

Artikel 2 - Mandaat

  • 1. Aan de directeur wordt, voor zover het bevoegdheden van het college betreft, mandaat verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende mandaatlijst.

  • 2. Aan de directeur wordt, voor zover het de in het eerste lid genoemde bevoegdheden betreft, in mandaat opgedragen de bevoegdheid tot het in rechte vertegenwoordigen van het college en ook het ondersteunen van de vertegenwoordiging van het college in gerechtelijke procedures alsmede het nemen van besluiten inzake bestuursrechtelijke procedures inclusief het opstellen van verweerschriften en pleidooien alsmede het machtigen van ambtenaren van de Omgevingsdienst voor het in rechte vertegenwoordigen van het college dan wel het ondersteunen van de vertegenwoordiger van het college in gerechtelijke procedures.

  • 3. Aan de directeur wordt, voor zover het bevoegdheden van het college betreft, in mandaat opgedragen de bevoegdheid tot het besluiten tot het aanvragen van subsidies, bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht, namens de gemeente, ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Haaglanden.

  • 4. Het mandaat houdt zowel een beslissings- als een ondertekeningsmandaat in.

  • 5. Indien ten gevolge van wijziging van wet- en regelgeving bevoegdheden als bedoeld in dit besluit en de bij dit besluit behorende mandaatlijst gaan strekken ter uitvoering van andere wet- en regelgeving dan waarvan zij ten tijde van het in werking treden van dit besluit strekten, dan wel indien in de uitoefening ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de bevoegdheden zoals genoemd in dit besluit en de bij dit besluit behorende mandaatlijst, die aan de Omgevingsdienst zijn opgedragen.

  • 6. De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, behelzen niet de bevoegdheid te beslissen op bezwaarschriften, bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 7. De directeur neemt bij de aan hem in mandaat opgedragen bevoegdheden de algemene instructies en de instructies per geval van het college in acht, als bedoeld in artikel 10:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3 - Kaders uitoefening bevoegdheden

  • 1. De directeur houdt zich bij de uitoefening van de aan hem opgedragen bevoegdheden aan het beleid van het college ter zake, alsmede de door de gemeenteraad van de gemeente vastgestelde kaders en neemt hierbij artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht in acht.

  • 2. Het college treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de Omgevingsdienst inzake uitvoeringsaspecten indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die de Omgevingsdienst uitvoert.

  • 3. Het college zendt de directeur alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 4: Machtiging

De directeur, alsmede de functionarissen aan wie overeenkomstig artikel 6 ondermandaat is gegeven, alsmede door de directeur aangewezen niet-leidinggevende medewerkers zijn gemachtigd om namens het college aan de gemandateerde bevoegdheden gelieerde feitelijke handelingen te verrichten.

Artikel 5 - Informatieplicht

  • 1. Een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of ondermandaat is verleend informeert het college bij zwaarwegende omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de gemandateerde bevoegdheden.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, heeft de directeur een aan de uitoefening van de bevoegdheid voorafgaande informatieplicht en een signaleringsplicht jegens het college indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor het college naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de gemeente aansprakelijk zal worden gesteld of anderszins aangesproken zal worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur alle benodigde informatie en voert hij overleg met het college alvorens de bevoegdheden bedoeld in artikel 2 uit te oefenen.

  • 3. De directeur rapporteert, zoals afgesproken is in de Dienstverleningsovereenkomst aan het college over de in mandaat genomen besluiten.

Artikel 6 - Ondermandaat

  • 1. De directeur kan de bevoegdheden, genoemd in artikel 2, in ondermandaat opdragen aan ambtenaren in dienst van de Omgevingsdienst.

  • 2. Artikel 2, vijfde lid, artikel 3 en artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat.

Artikel 7- Ondertekening

  • 1. Indien een besluit wordt genomen bij of krachtens het bepaalde in artikel 2 luidt de ondertekening:

    Namens het college van Pijnacker-Nootdorp

    directeur van de Omgevingsdienst Haaglanden

    Gevolgd door de handtekening en naam van de functionaris.

  • 2. Indien een besluit wordt genomen bij of krachtens het bepaalde in artikel 5, luidt de ondertekening:

    Namens het college van Pijnacker-Nootdorp

    functie ondergemandateerde (naam afdeling) van de Omgevingsdienst Haaglanden

    Gevolgd door de handtekening en naam van de functionaris.

  • 3. Indien gebruikt wordt gemaakt van een elektronische handtekening als bedoeld in artikel 2:16 Awb dan worden naam en functie van de ondertekenaar in schrifttekens vermeld.

Artikel 8- Slotbepalingen

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag nadat het overeenkomstig artikel 3:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bekendgemaakt.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Pijnacker-Nootdorp Omgevingsdienst Haaglanden 2018.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 25 juni 2018

de secretaris,

drs. J.P.R. Woudstra

de burgemeester,

mw. F. Ravestein

Bijlage 1 MANDAATLIJST OMGEVINGSDIENST HAAGLANDEN 2018

OMGEVINGSDIENST HAAGLANDEN 2018

Mandaatlijst ex artikel 2, eerste lid, van het Mandaatbesluit Omgevingsdienst Haaglanden 2018 

 

 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

TOELICHTING

Algemeen

1.

Het uitvoeren van de door het college van Burgemeester en wethouders aan de Omgevingsdienst opgedragen wettelijke taken, additionele wettelijke taken en adviesdiensten op grond van artikel 4 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Haaglanden, zoals opgenomen in de met de gemeente gesloten Dienstverleningsovereenkomst.

Omvat ook het uitvoeren van voorbereidingshandelingen tot het nemen van besluiten en het nemen van besluiten ter uitvoering van wettelijk voorgeschreven voorbereidingsprocedures, alsmede het voeren van de correspondentie en het verrichten van de (rechts)handelingen die nodig zijn ter uitvoering van de in de Dienstverleningsovereenkomst t bedoelde taken.

Algemene wet bestuursrecht

2.

  • a.

    Het nemen van besluiten op grond van de artikelen 4:5 en 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht inzake het niet behandelen van een aanvraag en het afdoen van een nieuwe aanvraag na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking.

  • b.

    Het beslissen over het toepassen van de artikelen 4:7, 4:8 4:11 van de Algemene wet bestuursrecht inzake het horen van de aanvrager en de belanghebbende.

  • c.

    Het nemen van besluiten op grond van afdeling 4.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht inzake het verlengen en opschorten van de beslistermijn en inzake de dwangsom bij niet tijdig beslissen.

  • d.

    Het nemen van besluiten op grond van de artikelen 8:51a, 8:51b, 8:51c, 8:80a en 8:80b van de Algemene wet bestuursrecht inzake de bestuurlijke lus en tussenuitspraak.

3.

Het uitoefenen van toezicht en naleving, alsmede het nemen van sanctiebesluiten waaronder in ieder geval begrepen een bestuurlijke sanctie vorderingen om informatie in het kader van de controle op de naleving van regelgeving, alsmede de reacties op de in dit kader toegezonden informatie (art. 5:16, Algemene wet bestuursrecht).

Bestuurlijke sancties zoals omschreven in de geldende handhavingsstrategie

Hieronder valt ook het voeren van correspondentie in het kader van toezicht en handhaving, waaronder in ieder geval begrepen:

  • -

    een constateringsbrief;

  • -

    een waarschuwingsbrief.

4.

Het nemen van besluiten op verzoeken van derden om handhavend op te treden op grond van de Algemene wet bestuursrecht.

5.

Het nemen van een herstelsanctie op grond van titel 5.1 en 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht jo. artikel 125 van de Gemeentewet.

-

6.

Het nemen van een besluit tot invordering van de kosten van bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:25 en het invorderen van een dwangsom als bedoeld in artikel 5:37, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede het nemen van besluiten tot restitutie van te veel betaalde dwangsombedragen of vermindering van het inningsbedrag vanwege verjaring van de invorderingsbevoegdheid op grond van de Algemene wet bestuursrecht alsmede het aanmanen en invorderen bij dwangbevel als bedoeld in artikel 4:112 en verder van de Algemene wet bestuursrecht.

-

7.

Het uitvoeren van alle (rechts)handelingen inzake bestuursrechtelijke procedures die betrekking hebben op alle onder 1 genoemde taken.

Omvat in ieder geval:

  • -

    Indienen van verweerschriften in procedures die tegen het college worden gevoerd.

  • -

    Vragen van uitstel van behandeling van bezwaar- en beroepszaak en het verrichten van andere proceshandelingen.

  • -

    Het voeren van verweer voor het voeren van verweer ter zitting namens het college in bestuursrechtelijke procedures.

  • -

    Het voeren van het woord als derdebelanghebbende ter zitting, alsmede het verlenen van een machtiging voor het voeren van het woord ter zitting, namens het college in bestuursrechtelijke procedures

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 

8.

Het nemen van besluiten op grond van hoofdstuk 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en procedurehandelingen in het kader van voorbereidingsprocedures op grond van Hoofdstuk 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

In de DVO kan worden geregeld in hoeverre en voor welke procedurestappen van deze gemandateerde bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt voor enkelvoudige en meervoudige omgevingsvergunningen met de activiteit milieu.

9.

Het beoordelen van meldingen en rapportages ingevolge het gestelde in een voorschrift verbonden aan een omgevingsvergunning.

10.

Het uitoefenen van toezicht op de naleving en handhaving van het bij of krachtens de in artikel 5.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde wetten. Het nemen van besluiten en uitoefenen van de bevoegdheden op grond van paragraaf 5.1 tot en met 5.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

11.

Het aanwijzen van ambtenaren belast met het houden van toezicht op de naleving op grond van artikel 5.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

Wet milieubeheer 

12.

Het in behandeling nemen en beoordelen van meldingen en rapportages en het nemen van besluiten ingevolge het gestelde bij of krachtens de artikelen in Hoofdstuk 8 en 10 van de Wet milieubeheer.

13.

Het nemen van besluiten inzake het beoordelen van PRTR-verslagen, overeenkomstig de bij of krachtens titel 12.3 van de Wet milieubeheer gestelde regels.

14.

Het nemen van besluiten op grond van hoofdstuk 17 van de Wet milieubeheer inzake maatregelen bij ongewoon voorval.

Een ongewoon voorval als bedoeld in hoofdstuk 17 wordt zo spoedig mogelijk doorgemeld aan het college

15.

Het nemen van besluiten op grond van de hoofdstuk 19 van de Wet milieubeheer inzake de openbaarheid van milieu-informatie.

16.

Het uitoefenen van toezicht op de naleving en de handhaving van het gestelde bij of krachtens de artikelen in paragraaf 8.1 van de Wet milieubeheer in samenhang met hoofdstuk 18 van de Wet milieubeheer.

Dit omvat tevens het verrichten van (rechts)handelingen ter voorbereiding van de bestuursrechtelijke handhaving ingevolge deze bepalingen.

16a.

Het nemen van besluiten op grond van artikel 9.2.1.2 van de Wet milieubeheer, inzake de zorgplicht bij handelingen met gevaarlijke stoffen.

 

Besluit bodemkwaliteit 

17.

Het uitoefenen van toezicht op de naleving en het nemen van sanctiebesluiten op grond van het Besluit bodemkwaliteit. 

 

Waterwet

18.

Het toepassen van artikel 3.8 van de Waterwet inzake het zorgdragen voor de met het oog op een doelmatig en samenhangend waterbeheer benodigde afstemming van taken en bevoegdheden, voorzover het betreft de indirecte lozingen van inrichtingen.

Betreft de samenwerking met de waterbeheerder bij het stellen van voorschriften voor indirecte lozingen bij inrichtingen.

Wet vervoer gevaarlijke stoffen

19.

Het nemen van besluiten op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

20.

Het vragen van advies op basis van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur en het maken van afspraken naar aanleiding van het uitgebrachte advies.

Besluit risico’s zware ongevallen 1999

21.

 

 

Wet open overheid

22.

Het nemen van besluiten in het kader van de Wet open overheid inzake een verzoek om informatie betreffende de taken die genoemd zijn onder 1.

Wet bodembescherming

23.

Alle bevoegdheden en besluiten die bij of krachtens hoofdstuk III en hoofdstuk !V de paragraven 1,2,3 en 3a en artikel 95 van de Wet bodembescherming door het college worden uitgevoerd.

Wet geluidhinder 

24.

 Alle bevoegdheden en besluiten die behoren tot de bevoegdheden van het college met betrekking artikel 81, artikel 99, artikel 110a en artikel 163 van de Wet geluidhinder.

Het betreft het nemen van een maatregelenbesluit, een reconstructiebesluit, het besluit om een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vast te stellen en het beheer van geluidszones rond industrieterreinen.

25.

Vuurwerk 

26.

Alle bevoegdheden en besluiten die geacht worden te behoren tot de bevoegdheden van het college voor het in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf ter beschikking stellen dan wel het ter beschikking stellen aanwezig hebben van consumentenvuurwerk, zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening.

 

Milieu effect rapportage 

27.

Besluiten omtrent de verplichting tot het maken van een milieu effectrapportage als genoemd artikel 7.17 Wet milieubeheer in de gevallen genoemd in artikel 2, vijfde lid, Besluit Milieueffectrapportage.

Het betreft de vormvrije m.e.r. beoordeling

Asbestverwijdering 

28.

Het accepteren en behandelen van een sloopmelding ex artikel 1.26 Bouwbesluit 2012 voor het bedrijfsmatig verwijderen van asbest en het uitoefenen van de bevoegdheden van art. 1.29 en 1.30 Bouwbesluit 2012, alsmede het uitoefenen van milieukundig toezicht en het uitoefenen van de handhavingsbevoegdheden ten aanzien van asbestverwijdering in opdracht van, of door bedrijven.

grondslag: artikel 92 van de Woningwet en het Asbestverwijderingsbesluit 2005

Ten aanzien van sloopmeldingen ex. art. 1.26 bouwbesluit 2012:

Er moet altijd sprake zijn van asbestsanering door of in opdracht van een bedrijf; Niet van toepassing op: slopen zonder asbestsanering; verwijdering van asbest door een particulier zelf < 35 m²; Bij asbestsanering in combinatie met sloopwerkzaamheden, geldt het volgende: De Omgevingsdienst adviseert de gemeente over de acceptatie van asbestsaneringswerkzaamheden; De gemeente accepteert zelf de volledige sloopmelding; Het toezicht op de milieukundig asbestsanering vindt plaats door de Omgevingsdienst; Het toezicht op de bouwkundige sloopwerkzaamheden vindt altijd plaats door de gemeente zelf; ·In situaties, waar alleen sprake is van asbestsanering zonder sloopwerkzaamheden, omvat dit mandaat alle (proces)handelingen, die noodzakelijk zijn voor de milieukundige beoordeling en behandeling van de sloopmelding, zoals bijvoorbeeld: Het inhoudelijk beoordelen van de juistheid van asbestinventarisatierapport; Administratief onderzoek; Beoordelen van sloopmelding op volledigheid; Verzoek om aanvullingen bij onvolledigheid; Accepteren van een sloopmelding, voor wat betreft de milieukundige aspecten, inclusief correspondentie; Meldingsvrij verklaren; Melden van risicovolle afwijkingen in opgestelde asbestinventarisatierapporten aan Cki, Inspectie SZW en politie (na overleg met gemeente)

Milieukundig toezicht betreft het toezicht op de verwijdering; juiste afgifte (bij stortplaatsen); naleving voorwaarden asbestinventarisatierapporten en sloopmelding; melding van start en beëindiging saneringswerkzaamheden; asbestvrijgaverapporten in opdracht van of door bedrijven