Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp houdende regels omtrent jeugdhulp (Verordening jeugdhulp gemeente Pijnacker-Nootdorp 2020)

Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp houdende regels omtrent jeugdhulp (Verordening jeugdhulp gemeente Pijnacker-Nootdorp 2020)

De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het voorstel van het college van 07 mei 2020;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet en artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat:

  • de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;

  • het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:

    • -

      de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen;

    • -

      de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

    • -

      de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;

    • -

      de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

    • -

      de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

    • -

      de waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort

tot diens sociale netwerk;

besluit:

vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Pijnacker-Nootdorp 2020:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 - Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de Jeugdwet;

    • b.

      bestedingsplan: plan dat de jeugdige of zijn ouders indienen bij een aanvraag voor een persoonsgebonden budget. In dit plan motiveren zij waarom het natura aanbod van de gemeente niet passend is en beschrijven zij op welke wijze ze de jeugdhulp willen organiseren;

    • c.

      budgethouder: persoon die een persoonsgebonden budget ontvangt op grond van de Jeugdwet;

    • d.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

    • e.

      gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders;

    • f.

      gezinsplan: document waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of zijn ouders is vastgelegd, samen met de doelen (beoogde resultaten) en hoe deze te bereiken, evenals de bijdragen die zowel het college als de hulpvrager en zijn sociale netwerk hieraan kunnen leveren;

    • g.

      hulpvraag: behoefte van een jeugdige of een ouder aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet;

    • h.

      inclusief uurtarief: tarief dat is opgehoogd met de volgende componenten: vakantietoeslag, vakantie-uren en reiskosten volgens de regeling van de Belastingdienst;

    • i.

      individuele voorziening: een op de jeugdige of ouder toegesneden jeugdhulpvoorziening die door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

    • j.

      kernteam: team van professionele hulpverleners met veel kennis en ervaring op het gebied van jeugd en gezin. Het kernteam verzorgt de toeleiding naar jeugdhulp binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

    • k.

      melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college;

    • l.

      overige voorziening: voorziening als bedoeld in artikel 2.9, onder a, van de Jeugdwet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of ouder;

    • m.

      persoonlijk plan: een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan dat aangeeft welke jeugdhulp naar mening van de jeugdige of zijn ouders het meest aangewezen is;

    • n.

      persoonsgebonden budget (pgb): persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • o.

      sociaal netwerk: familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de jeugdige of ouders een sociale relatie onderhoudt;

    • p.

      Veilig Thuis: regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

    • q.

      verklaring: verklaring als bedoeld in artikel 8ab, eerste lid, van de Regeling Jeugdwet;

    • r.

      wet: Jeugdwet.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 2. VORMEN VAN JEUGDHULP

Artikel 2.1 - Overige voorzieningen

  • 1. De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      informatie, training en (opvoed)advies;

    • b.

      jongerencoaching;

    • c.

      jeugdgezondheidszorg;

    • d.

      maatschappelijk werk;

    • e.

      praktijkondersteuners jeugd;

    • f.

      professionele ondersteuning van het kernteam, waaronder:

      • -

        ambulante opvoedondersteuning;

      • -

        kortdurende individuele begeleiding;

      • -

        kortdurende lichte ambulante behandeling;

      • -

        gezinsondersteuning waaronder gezinscoaching;

    • g.

      (voor)school maatschappelijk werk;

    • h.

      welzijnswerk;

    • i.

      zorgcoördinatie.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen over welke overige voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

Artikel 2.2 - Individuele voorzieningen

  • 1. In aanvulling op de overige voorzieningen draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van individuele voorzieningen.

  • 2. De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      ambulante opvoedhulp;

    • b.

      begeleiding individueel;

    • c.

      begeleiding groep;

    • d.

      behandeling scheidingsproblematiek;

    • e.

      crisisopvang;

    • f.

      dagbehandeling;

    • g.

      dagbesteding;

    • h.

      diagnostisch onderzoek en behandeling van ernstige dyslexie;

    • i.

      gezinsbegeleiding;

    • j.

      jeugd-ggz;

    • k.

      noodzakelijk vervoer van de jeugdige van of naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid;

    • l.

      persoonlijke verzorging;

    • m.

      pleegzorg;

    • n.

      verblijf (logeervoorziening).

  • 3. Het Servicebureau Jeugdhulp Haaglanden maakt op www.jeugdhulp-haaglanden.nl bekend welke aanbieders individuele voorzieningen in welke categorie uitvoeren.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen over welke individuele voorzieningen op basis van het tweede lid beschikbaar zijn.

HOOFDSTUK 3. PROCEDUREREGELS

Artikel 3.1 - Melding hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en wijst de jeugdige en zijn ouders voor het onderzoek, als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning en op de mogelijkheid om een persoonlijk plan op te stellen en stelt hen gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid dit plan te overhandigen.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende voorziening. Het college legt de beslissing omtrent de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, doch in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp, vast in een beschikking.

  • 4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 3.2 - Cliëntondersteuning

Het college zorgt ervoor dat jeugdigen en ouders een beroep kunnen doen op gratis cliëntondersteuning, waarbij het belang van de jeugdigen en ouders het uitgangspunt is.

Artikel 3.3 - Onderzoek

  • 1. Het college onderzoekt in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouders zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige en zijn ouders, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige, de gezinssituatie en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      of sprake is van opgroeiproblemen, psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen, en zo ja:

      • 1°.

        welke problemen of stoornissen dat zijn;

      • 2°.

        welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

    • c.

      of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;

    • h.

      indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoording wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de jeugdige of zijn ouders een persoonlijk plan aan het college hebben overhandigd, betrekt het college dit plan bij het onderzoek als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De jeugdige, ouders en de relevante huisgenoten in het kader van gebruikelijke hulp verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. Daarnaast verlenen zij medewerking aan het uitvoeren van het onderzoek.

  • 4. Bij het onderzoek stelt het college de identiteit van de jeugdige en zijn ouders vast aan de hand van een door hen ter inzage verstrekt document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • 5. Het college informeert de jeugdige en zijn ouders over de gang van zaken bij het onderzoek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

Artikel 3.4 - Deskundig oordeel en advies

Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

Artikel 3.5 - Gezinsplan

  • 1. Het college verstrekt de jeugdige of zijn ouders een gezinsplan met daarin de schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid.

  • 2. De jeugdige en/of zijn ouders tekent het gezinsplan voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen vijf werkdagen wordt geretourneerd aan het college.

  • 3. Als getekend wordt voor gezien, dan kan daarbij tevens aangeven worden wat de reden is waarom niet akkoord gegaan is met de schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 4. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het gezinsplan toegevoegd.

Artikel 3.6 - Aanvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag voor een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Het college kan een ondertekend gezinsplan aanmerken als aanvraag voor een individuele voorziening als de jeugdige of ouders dat op het gezinsplan hebben aangegeven.

Artikel 3.7 - Inhoud beschikking

  • 1. Het college kan -mits sprake is van een door de jeugdige en/of zijn ouders ondertekend gezinsplan- beslissen dat dit gezinsplan wordt aangemerkt als een beschikking als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. In dat geval zendt het college het gezinsplan toe onder vermelding van de mogelijkheid tot bezwaar.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid leidt tot uitzondering:

    • a.

      bij weigering van een gevraagde individuele voorziening;

    • b.

      indien de individuele voorziening bestaat uit de toekenning van een pgb.

  • 3. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura vermeldt het gezinsplan dan wel de beschikking in ieder geval:

    • a.

      welke individuele voorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      de ingangsdatum en duur van de verstrekking;

    • c.

      welke gecontracteerde of gesubsidieerde aanbieder van jeugdhulp de individuele voorziening verstrekt;

    • d.

      het moment en de wijze waarop de resultaten en de voortgang van de jeugdhulp met de jeugdige en/of zijn ouders, het kernteam en de jeugdhulpaanbieder besproken en geëvalueerd worden, en indien van toepassing;

    • e.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 4. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de ingangsdatum en de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb;

    • f.

      eventuele andere verplichtingen die verbonden zijn aan het pgb.

HOOFDSTUK 4. TOEGANG JEUGDHULP VIA DE GEMEENTE

Artikel 4.1 - Criteria voor een individuele voorziening

  • 1. Jeugdigen en ouders komen in aanmerking voor een individuele voorziening voor zover in het onderzoek wordt vastgesteld dat zij geen oplossing voor de hulpvraag kunnen vinden:

    • a.

      binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

      • gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

      • het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten.

    • b.

      door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening, of;

    • c.

      door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2. Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouders voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kan het college hier slechts een individuele voorziening voor verstrekken:

    • a.

      als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en;

    • b.

      voor zover het college de noodzaak, passendheid van de individuele voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 3. De individuele voorziening als bedoeld in het tweede lid kan slechts betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal drie maanden vóór de aanvraag.

  • 4. Het college kan beleidsregels opstellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste en tweede lid.

HOOFDSTUK 5. TOEGANG JEUGDHULP VIA HUISARTS, MEDISCH SPECIALIST OF JEUGDARTS

Artikel 5.1 - Doorverwijzing naar een gecontracteerde aanbieder

  • 1. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een door het college gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening vast in een beschikking.

Artikel 5.2 - Doorverwijzing naar niet-gecontracteerde aanbieder

  • 1. Indien verwijzing plaatsvindt naar een niet-gecontracteerde aanbieder onder wie begrepen een aanbieder die weliswaar is gecontracteerd maar niet voor de individuele voorziening waarvoor verwijzing plaatsvindt, is deze aanbieder gehouden om onverwijld, in ieder geval voor de start van de zorginzet contact te leggen met het college middels een verzoek tot toewijzing.

  • 2. Het verzoek tot toewijzing aan een niet-gecontracteerde aanbieder zoals genoemd in het eerste lid zal door het college worden gedaan indien het college van oordeel is dat:

    • a.

      het zorgaanbod van de niet-gecontracteerde aanbieder in het individuele geval passender is dan het reeds bestaande gecontracteerde aanbod; én

    • b.

      alsnog overeenstemming wordt bereikt over een te sluiten overeenkomst zorg in natura gelijk aan de reeds bestaande gecontracteerde aanbieders bij een soortgelijk zorgaanbod.

  • 3. Indien geen contractering plaatsvindt, als bedoeld in het tweede lid, komt geen opdracht tot het verlenen van zorg tot stand en accepteert het college vervolgens geen declaratie van de betreffende aanbieder.

HOOFDSTUK 6 PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 6.1 - Regels pgb

  • 1. Indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen, verstrekt het college een pgb dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort, van derden te betrekken.

  • 2. Een aanvraag voor een pgb wordt bij het college ingediend door middel van een door de jeugdige of zijn ouders ondertekend bestedingsplan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, sub b.

  • 3. Conform artikel 8.1.1, tweede lid, van de wet verstrekt het college de jeugdige of zijn ouders een pgb, indien:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders motiveren dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder niet passend achten;

    • c.

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is.

  • 4. Voor het pgb geldt het volgende:

    • a.

      het is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld bestedingsplan;

    • b.

      het is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen;

    • c.

      het bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende individuele voorziening in natura;

    • d.

      indien de kosten hoger zijn dan de kostprijs van de naar het oordeel van het college passende individuele voorziening in natura is er de mogelijkheid dat de jeugdige of zijn ouders het verschil tussen de kosten en de kostprijs naar het oordeel van het college zelf bekostigen;

    • e.

      de aan een pgb verbonden taken als bedoeld in het derde lid, sub a worden niet uitgevoerd door een zorgverlener die tevens uitvoerder is van de ondersteuning die de jeugdige of ouders met het pgb hebben ingekocht.

  • 5. De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

    • a.

      kosten voor bemiddeling;

    • b.

      kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • c.

      kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

    • d.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

    • e.

      kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

  • 6. De jeugdige of zijn ouders aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:

    • a.

      het inhuren van personen uit het sociaal netwerk leidt tot effectieve en doelmatige hulp;

    • b.

      de persoon uit het sociaal netwerk heeft aangegeven dat de hulp aan de jeugdige en ouders voor hem niet tot overbelasting leidt;

    • c.

      het betreft geen ggz-behandeling.

  • 7. Het college kan nadere regels vaststellen over de aan het pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 6.2 - Onderscheid professionele en niet-professionele jeugdhulp

  • 1. Van professionele jeugdhulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of

    • c.

      personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.

  • 2. Indien de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de budgethouder, is altijd sprake van niet-professionele jeugdhulp.

  • 3. Indien de jeugdhulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in het eerste lid, onder a, b of c, is sprake van niet-professionele jeugdhulp.

Artikel 6.3 - Hoogte pgb

  • 1. De hoogte van het pgb voor professionele jeugdhulp bedraagt 80% van het tarief voor gecontracteerde jeugdhulp in natura, tenzij op basis van het door de jeugdige of zijn ouders ingediende bestedingsplan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht.

  • 2. Indien het op basis van eerste lid vastgestelde pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen jeugdhulp te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij tenminste één jeugdhulpaanbieder kan worden ingekocht.

  • 3. De hoogte van het pgb voor niet-professionele jeugdhulp wordt vastgesteld op basis van een inclusief uurtarief dat is gebaseerd op de FWG 15, periodiek 5, van de cao Verpleeg- en Verzorgingshuizen, Thuiszorg en Jeugdgezondheidszorg of maximaal het in artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg genoemde uurtarief voor een persoon uit het sociaal netwerk.

  • 4. Het uurtarief voor niet-professionele jeugdhulp als bedoeld in het derde lid wordt per individueel geval vastgesteld met inachtneming van de noodzakelijke deskundigheidsgraad, planbaarheid en onregelmatigheid van de hulp en andere relevante factoren met betrekking tot de voor de jeugdige of zijn ouders vereiste jeugdhulp.

  • 5. De hoogte van het pgb voor niet-professionele jeugdhulp bij kortdurend verblijf en dagbesteding wordt per individueel geval vastgesteld op basis van de daarvoor geldende tarieven als bedoeld in het derde lid. Hierbij wordt uitgegaan van het aantal uren individuele begeleiding en/of persoonlijke verzorging dat per etmaal kortdurend verblijf of per dagdeel dagbesteding noodzakelijk is. Het pgb bedraagt ten hoogste het pgb voor professionele jeugdhulp als bedoeld in het eerste lid.

  • 6. Bij jeugdhulp die wordt verleend op grond van een verklaring wordt de hoogte van het pgb vastgesteld op basis van een tegemoetkoming ter hoogte van € 90,00 per kalendermaand voor een hulp uit het sociaal netwerk zoals opgenomen in artikel 8ab, eerste lid, van de Regeling Jeugdwet, tenzij op basis van het bestedingsplan kan worden volstaan met een lagere tegemoetkoming.

  • 7. Het college stelt de concrete bedragen van de pgb tarieven als bedoeld in het eerste en derde lid, vast in nadere regels.

HOOFDSTUK 7. NIEUWE FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN, HERZIENING, INTREKKING OF TERUGVORDERING

Artikel 7.1 - Nieuwe feiten en omstandigheden

  • 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen de jeugdige en zijn ouders aan het college op verzoek of onmiddellijk uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening beëindigen, wijzigen, herzien of intrekken als het vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor deze is bestemd.

  • 3. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, d of e heeft herzien of ingetrokken, kan het college van de jeugdige of zijn ouders, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

Artikel 7.2 - Opschorting betaling pgb

  • 1. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een jeugdige of zijn ouders een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 7.1 tweede lid, sub a, d en e van deze verordening.

  • 2. Indien de jeugdige langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet kan het college de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname.

  • 3. Het college stelt de jeugdige en ouders schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

Artikel 7.3 - Onderzoek rechtmatigheid gebruik voorzieningen

  • 1. Het college onderzoekt al dan niet periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van voorzieningen in natura en de besteding van pgb’s met het oog op de beoordeling van de rechtmatigheid daarvan en stelt hierover nadere regels.

  • 2. Het college wijst de personen aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de wet en deze verordening bepaalde.

HOOFDSTUK 8. KWALITEIT

Artikel 8.1 - Verhouding prijs en kwaliteit van voorzieningen geleverd door derden

  • 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 2. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening;

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

HOOFDSTUK 9. AFSTEMMING MET ANDERE VOORZIENINGEN

Artikel 9.1 - Afstemming met gezondheidszorg

  • 1. Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, sub e van de wet en artikel 5.1, eerste lid, van deze verordening, plaatsvindt.

  • 2. Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die jeugdhulp ontvangen en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.

  • 3. Het college draagt zorg dat jeugdigen en ouders ondersteund worden richting het CIZ, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.

Artikel 9.2 - Afstemming met gecertificeerde instellingen

  • 1. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de overige voorzieningen als bedoeld in artikel 2.1 van de verordening en de gecertificeerde instellingen.

  • 2. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:

    • a.

      het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, van de wet;

    • b.

      het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

    • c.

      de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt;

    • d.

      wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een pgb kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders;

    • e.

      hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.

  • 3. Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5, derde lid van de wet.

Artikel 9.3 - Afstemming met het justitiedomein

  • 1. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, sub b van de wet.

  • 2. Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in het eerste lid op in het protocol als bedoeld artikel 3.1, vijfde lid van de wet.

Artikel 9.4 - Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

  • 1. Het college zorgt ervoor dat alle locaties voor kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs een contactpersoon hebben bij het Kernteam van de gemeente.

  • 2. Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de in het eerste lid genoemde contactpersonen en de leerplichtambtenaren.

  • 3. Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het gezinsplan van de jeugdige en/of zijn ouders.

Artikel 9.5 - Afstemming met Veilig Thuis

Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar overige en individuele voorzieningen.

Artikel 9.6 - Afstemming met Wmo‐voorzieningen

  • 1. Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen dan wel ouders op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2. Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

Artikel 9.7 - Afstemming met voorzieningen werk en inkomen

Het college draagt zorg dat het Kernteam, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen –zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen - te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

HOOFDSTUK 10. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 10.1 - Klachtregeling

De klachtregeling van de gemeente is van toepassing op de afhandeling van klachten van jeugdigen of ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

Artikel 10.2 - Vertrouwenspersoon

  • 1. Jeugdigen of ouders kunnen een beroep doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2. Het college wijst jeugdigen of ouders op de mogelijkheid van een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 10.3 - Betrekken ingezetenen bij ontwikkelen beleid

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt jeugdigen, ouders en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

HOOFDSTUK 11. SLOTBEPALINGEN

Artikel 11.1 - Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van jeugdigen en ouders afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 11.2 - Intrekking oude verordening

De Verordening jeugdhulp gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 11.3 - Overgangsrecht

  • 1. Aanvragen die bij het college zijn ingediend voor 1 juli 2020 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de Verordening jeugdhulp gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015.

  • 2. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015 wordt beslist met inachtneming van die verordening waarop het besluit is gebaseerd.

  • 3. Het college heeft de bevoegdheid een besluit op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015 in te trekken met toepassing van deze verordening. Het college kan daarvoor een ander besluit in de plaats stellen met toepassing van deze verordening.

Artikel 11.4 - Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Pijnacker-Nootdorp 2020.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2020.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 25 juni 2020.

drs. B.S.M. Sepers

griffier

mw. F. Ravestein

voorzitter