Regeling vervallen per 09-02-2023

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp houdende regels omtrent het briefadres (Beleidsregels briefadres gemeente Pijnacker-Nootdorp 2020)

Geldend van 15-10-2020 t/m 08-02-2023

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp houdende regels omtrent het briefadres (Beleidsregels briefadres gemeente Pijnacker-Nootdorp 2020)

Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het advies van de afdeling Ruimte, Belastingen en Gegevensbeheer d.d. 9 juli 2020;

Gelet op het bepaalde in de artikelen 1.1, 2.23 tot en met 2.42, 2.45, 2.47, 2.52 en 4.17 van de Wet basisregistratie personen(Wet BRP); artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen(Besluit BRP), de artikelen 17, 18 en 19 van de Regeling basisregistratie personen(Regeling BRP);

gelet op het bepaalde in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op de circulaire BRP en briefadres(2016-0000656211) van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties van 18 oktober 2016 en het Protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing (NVVB-2016);

besluit:

vast te stellen de navolgende Beleidsregels inschrijving op een briefadres 2020 gemeente Pijnacker-Nootdorp:

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen in deze Beleidsregels gebruikt en niet nader omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet basisregistratie personen (Wet BRP), het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP) en de Algemene wet bestuursrecht (AWB);

    • a.

      briefadres: het adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen (artikel 1.1 onder p. Wet BRP) en waar, indien het post van de overheid betreft, zorg wordt gedragen dat geschriften of inlichtingen daarover, betrokkene bereiken (artikel 2:45, lid 3 Wet BRP);

    • b.

      briefadresgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon bedoeld als in artikel 2.42 van de Wet BRP, die een briefadres ter beschikking stelt;

    • c.

      briefadreshouder: degene die een briefadres houdt bij een briefadresgever;

    • d.

      het College: Burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp;

    • e.

      gezinshuishouden:

      • 1.

        twee personen die volgens de Basisregistratie Personen een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan of gehuwd zijn, met of zonder kind(eren);

      • 2.

        twee personen die door het overleggen van een door een notaris opgemaakt samenlevingscontract hebben aangetoond, dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren, met of zonder kind(eren);

      • 3.

        een alleenstaande ouder met kind(eren).

    • f.

      kort verblijf in het buitenland: hiervan is sprake als betrokkene gedurende één jaar ten hoogste twee derden van de tijd in het buitenland verblijft;

    • g.

      woonadres: het adres als bedoeld in artikel 1.1. onder o. van de Wet BRP.

Artikel 2 Redenen voor het vestigen van een briefadres

Een briefadres kan worden gevestigd, vanwege:

  • 1.

    het ontbreken van een woonadres vanwege:

    • a.

      dak- en thuisloosheid;

    • b.

      korte overbrugging tussen twee woonadressen;

    • c.

      de uitoefening van een ambulant beroep;

    • d.

      kort verblijf in het buitenland: gedurende een jaar ten hoogste twee derden van de tijd;

    • e.

      verblijf van maximaal 2 jaar in het buitenland en beroepshalve varend op een schip dat in Nederland de thuishaven heeft;

    • f.

      Het behoren tot een kwetsbare groep, zoals verwarde personen;

    • g.

      Langdurig vermiste personen.

  • 2.

    Verblijf in een instelling voor mannen- of vrouwenopvang (blijf-van-mijn-lijfhuis).

  • 3.

    Verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 2.40, lid 3 en 4 van de Wet BRP.

  • 4.

    Een briefadres kan ook worden gevestigd als het opnemen van een woonadres naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen niet gewenst is (artikel 2.41 Wet BRP).

  • 5.

    Het College is bevoegd ambtshalve te besluiten tot opneming van een briefadres indien een woonadres ontbreekt en de ingezetene verzuimt aangifte van de vestiging van een briefadres te doen (artikel 2.23 lid 2 Wet BRP).

Artikel 3 Voorwaarden

  • 1. De aangifte wordt gedaan in de gemeente waar het briefadres wordt gehouden;

  • 2. De aangever is verplicht bij de aangifte de nodige informatie te verstrekken en bescheiden te overleggen.

  • 3. Onder benodigde bescheiden als bedoeld in het 2e lid wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in de Wet op de Identificatieplicht;

    • b.

      een schriftelijke verklaring (aangifte) van de aangever met de redenen voor de aangifte en de te verwachten periode waarvoor het briefadres noodzakelijk zal zijn;

    • c.

      een schriftelijke verklaring van instemming van degene bij wie het briefadres wordt gehouden alsmede (een afschrift van) een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in de Wet op de identificatieplicht;

    • d.

      een ingevulde en ondertekende vragenlijst briefadres, als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, lid 1.

  • 4. Als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, lid 4 is een schriftelijke verklaring van de burgemeester noodzakelijk waaruit blijkt dat opname van een woonadres niet wenselijk is.

  • 5. Als een briefadres noodzakelijk is op grond van artikel 2, lid 1 onder f en g, dient de noodzakelijkheid te blijken uit een onderliggend dossier.

  • 6. Een briefadresgever mag maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden of aan een gezinshuishouden en een alleenstaande toestemming geven een briefadres te houden.

  • 7. Lid 6 van dit artikel is niet van toepassing indien de briefadresgever het college van burgemeester en wethouders betreft of een door dit college aangewezen rechtspersoon, bedoeld in artikel 2.42 onder b van de Wet BRP.

  • 8. Een briefadres kan worden gevestigd bij een als ingezetene in de basisregistratie ingeschrevene of bij een door het College aan te wijzen rechtspersoon.

Artikel 4 Volledige aangifte

  • 1. De aangifte is volledig als alle benodigde gegevens als bedoeld in artikel 3, lid 2 en 3 zijn ingeleverd.

  • 2. Bij het ontbreken van één of meer gegevens wordt de aangever in de gelegenheid gesteld om het verzuim binnen 14 dagen te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen.

  • 3. De in het vorige lid genoemde termijn kan op verzoek van belanghebbende eenmalig met nog eens 14 dagen worden verlengd.

  • 4. Indien de aangifte niet binnen 14 dagen na aangifte wordt aangevuld of niet om verlenging van de hersteltermijn wordt verzocht, wordt de aangifte van toepassing door bepaalde in artikel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld.

Artikel 5 Verplichtingen briefadresgever

  • 1. De briefadresgever is verplicht om op verzoek van het College, desverlangd in persoon, alle inlichtingen te verschaffen die noodzakelijk zijn voor de bijhouden van de basisregistratie.

  • 2. De identiteit van de briefadresgever die desverlangd in persoon verschijnt wordt vastgesteld aan de van een geldig legitimatiebewijs als bedoeld in de Wet op de identificatieplicht;

  • 3. De briefadresgever draagt er zorg voor, dat geschriften van de overheid de briefadresnemer daadwerkelijk bereiken. Daartoe overlegt de briefadresgever bij de aangifte een schriftelijke verklaring waaruit blijkt, dat deze akkoord gaat met het ontvangst nemen van de voor betrokkene bestemde geschriften en garandeert, dat geschriften of inlichtingen daarover de briefadresnemer bereiken.

Artikel 6 Weigeringsgronden

Het is in ieder geval niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres, indien:

  • a.

    de aangever een woonadres heeft, tenzij hij in de situatie verkeerd zoals beschreven in artikel 2, lid onder f en lid 4;

  • b.

    de aangever langer dan acht maanden gedurende één jaar in het buitenland verblijft en niet beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft.

  • c.

    de aangever beroepsmatig varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft en langer dan twee jaar in het buitenland verblijft of zal verblijven;

  • d.

    er een onderzoek loopt naar de verblijfplaats van de briefadresgever dan wel is vastgesteld, dat de briefadresgever zich bewust van zijn verplichtingen als genoemd in artikel 5 onttrekt;

  • e.

    het briefadres een adres betreft waarop reeds aan twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of een alleenstaande en een gezinshuishouden een briefadres is verleend met inachtneming van de uitzonderingen bedoeld in artikel 3, lid 7;

Artikel 7 Termijn briefadres

  • 1. In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b, mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal drie maanden. Deze termijn kan met maximaal drie maanden worden verlengd.

  • 2. In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder d en e mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal de periode dat aangever buiten Nederland zal verblijven.

  • 3. Als de aangever voor het aflopen van de termijn als bedoeld in het eerste en tweede lid geen aangifte heeft gedaan van een woonadres, wordt door de aangever een verzoek ingediend om het briefadres te verlengen.

  • 4. In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 4 mag een briefadres worden verleend voor de duur die de burgemeester noodzakelijk acht.

  • 5. De aanvraag voor de verlenging van het briefadres wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 2 en 6.

  • 6. Onverminderd hetgeen is bepaald in het eerste tot en met het derde lid, is diegene op wie het briefadres betrekking heeft en een ander adres krijgt, gehouden om in de periode tussen vier weken vóór de beoogde verhuisdatum tot en met de vijfde dag na verhuisdatum hiervan aangifte te doen bij de gemeente waar hij zijn nieuw adres heeft.

Artikel 8 Bestuurlijke boete

  • 1. Onverminderd het gestelde in artikel 2 tot en met 6 is de zowel de briefadresgever als de briefadresnemer verplicht om op verzoek van het college van burgemeester en wethouders inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de registratie van het briefadres.

  • 2. De betrokkene verschijnt hierbij desgevraagd in persoon.

  • 3. Op de naleving van deze beleidsregels is het bepaalde in de artikelen 4.17 van de Wet BRP en 6 van de “Regeling oplegging bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen” van toepassing.

Artikel 9 Onvoorziene omstandigheden en afwijking van de beleidsregels

  • 1. In de gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist het College;

  • 2. Indien strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling vanwege individuele bijzondere omstandigheden leidt tot onredelijkheid of onbillijkheid, kan van deze regeling worden afgeweken.

Artikel 10 Citeertitel en Inwerkingtreding

  • 1. De “beleidsregels briefadres gemeente Pijnacker-Nootdorp 2016” vastgesteld bij besluit van het college van 15-03-2016, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van inwerkingtreding.

  • 2. Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3. Deze regeling kan worden aangehaald als: “Beleidsregels briefadres gemeente Pijnacker-Nootdorp 2020”.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 6 oktober 2020.

het college van Pijnacker-Nootdorp,

drs. J.P.R. Woudstra

secretaris

mw. F. Ravestein

burgemeester

Toelichting op de Beleidsregels briefadres gemeente Pijnacker-Nootdorp 2020.

  • 1.

    Algemeen

De essentie van de bijhouding van de Basisregistratie Personen (BRP) is dat de overheid haar burgers kent en weet te bereiken. De ingezetene dient daarom altijd over een adres te beschikken. Het adres kan een woonadres of een briefadres zijn. Voor de bereikbaarheid van de burger is het van belang waar hij fysiek woont. Voor de overheid is het van belang te weten wie er op welk adres woont, bijvoorbeeld voor het toekennen van huurtoeslag of in geval van een calamiteit. In verband hiermee dient het aantal briefadressen in de basisregistratie beperkt te blijven. Het kan immers nodig zijn, dat de overheid de burger direct en fysiek bereikt. Om dat doel te kunnen bereiken is het wettelijk kader in deze beleidsregels nader uitgewerkt.

Adres

Het adres waarop betrokkene in de basisregistratie is ingeschreven, is het voor de overheid relevante (administratieve) adres. De Wet Basisregistratie Personen (Wet BRP) onderscheidt het woonadres en het briefadres. Het woonadres is het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voer- of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft (artikel 1.1 onder p. Wet BRP). Het briefadres is een adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen en waar, indien daartoe grond bestaat, zorg wordt gedragen dat geschriften of inlichtingen daarover betrokkene bereiken.

  • 2.

    Artikelsgewijze toelichting

Artikelen die geen nadere toelichting behoeven zijn in dit onderdeel niet opgenomen.

Toelichting artikel 1, sub d, onder 3:

Onder een alleenstaande ouder wordt verstaan:

  • -

    een ongehuwd ouder, zonder geregistreerd partnerschap,

  • -

    een ouder wiens huwelijk of geregistreerd partnerschap is ontbonden of beëindigd,

  • -

    een gehuwd ouder, die niet samenwoont met de echtgenoot (of echtgenote), of

  • -

    een ouder met een geregistreerd partnerschap, die niet samenwoont met deze partner.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub a:

Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres ingeschreven worden bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres, maar geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht elders een briefadres te kiezen.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub b:

Hierbij valt te denken aan twee echtgenoten die gaan scheiden, maar op één adres wonen. Wanneer de één op het huidige adres blijft wonen, heeft de ander (tijdelijk) geen vast woonadres. Deze laatste persoon kan ingeschreven worden op een briefadres.

Een ander voorbeeld is als een persoon een nieuwe woning heeft gekocht en de oude woning heeft verkocht. De nieuwe woning moet echter nog opgeleverd worden terwijl de oude woning al overgedragen is aan de nieuwe eigenaar.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub c:

Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub d:

Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan 8 maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres.

Op grond van artikel 2.43 Wet BRP mag iemand die voor een periode van meer dan 8 maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP. In dat geval is de burger verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst een verantwoordelijkheid van de minister van BZK en ‘verhuist’ de PL naar de RNI vanwege emigratie. In dat geval kan geen briefadres gekozen worden.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub e:

Als een inwoner beroepshalve gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en is er bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen (artikel 29 Besluit BRP). Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is de burger wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie. Een verplichting daartoe bestaat niet.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub f:

Deze kwetsbare groep kampt soms met de gevolgen van een verslaving, psychiatrische aandoeningen en verstandelijke beperkingen. Daardoor komen deze mensen hun administratieve verplichtingen en afspraken niet altijd na. Juist deze mensen hebben laagdrempelige medische basiszorg nodig die zij in de praktijk alleen krijgen na inschrijving in de BRP. Zonder zorgverzekering krijgen deze personen niet de zorg die zij nodig hebben. Dat vergroot de kans op bijvoorbeeld ernstige lichamelijke en/of psychiatrische aandoeningen. Zonder inschrijving in de BRP komen zij in de praktijk ook niet in aanmerking voor een plek op de wachtlijst voor een woning, waardoor zij gedwongen dakloos blijven. Een inschrijving op een briefadres is daarom voor deze groep noodzakelijk.

Waar nodig wordt het briefadres ambtshalve toegekend op een adres van een gemeentelijke instelling.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub g:

Met een langdurig vermist persoon wordt bedoeld een persoon, die:

  • 1.

    tegen redelijke verwachting in afwezig is uit zijn of haar gebruikelijke en/of veilig geachte omgeving,

  • 2.

    waarvan de verblijfplaats van de persoon onbekend is, en

  • 3.

    het in diens belang is dat de verblijfplaats wordt vastgesteld.

Gemeenten kunnen te maken krijgen met de melding dat een persoon is vermist. In het protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing is vermeld dat in overleg de vermiste persoon kan worden geregistreerd met een briefadres op het adres van de melder.

Toelichting artikel 2, lid 2:

In de circulaire BRP en briefadres van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 oktober 2016 (kenmerk 2016-0000656211) is geregeld dat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen met een briefadres ingeschreven kunnen worden op het kantooradres van de desbetreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijke woonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming door onbevoegden.

Toelichting artikel 2, lid 3:

Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 2.38, lid 1 en artikel 2.39, lid 1 van de Wet BRP in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Op grond van artikel 2.40, lid 3 Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. In de artikelen 17 t/m 19 van de Regeling BRP is aangegeven voor welke instellingen een briefadres gekozen kan worden.

Het college van B&W is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, lid 4 Wet BRP, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.

Toelichting artikel 3, lid 1:

Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. Voor gedetineerden of personen die in een psychiatrische inrichting verblijven is het advies om bij voorkeur een briefadres te kiezen in de gemeente van herkomst. Dit is onder andere van belang voor de verworven rechten die de briefadreshouder daar heeft opgebouwd, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.

Toelichting artikel 3, lid 2 en 3:

Bij de aangifte dient een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden op grond van artikel 2.45 lid 2 van de wet BRP. In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachten duur te worden opgenomen. De aangever dient tevens een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zichzelf als van degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen. De vragenlijst briefadres is als bijlage 1 bijgevoegd.

Toelichting artikel 3, lid 4:

Het is niet waarschijnlijk dat de briefadreshouder bij zijn aangifte altijd de verklaring van de burgemeester zal kunnen overleggen. De verwachting is, dat deze verklaring veelal bij de afdeling burgerzaken terecht komt via de interne kanalen van de gemeente.

Toelichting artikel 3, lid 6:

Maximaal 2 briefadressen betekent maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden of één gezinshuishouden en één alleenstaande.

Het blijft mogelijk en is toegestaan dat een briefadresgever meer dan één briefadreshouder op zijn woonadres kan hebben. Bijvoorbeeld een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten. In dat geval kan uitgeweken worden naar de hardheidsclausule van artikel 8.

Toelichting artikel 3, lid 7:

Als de gemeente zelf of een instelling voor maatschappelijke opvang als briefadresgever optreedt, is de beperking die lid 6 vermeldt, niet van toepassing.

Toelichting artikel 4:

Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. De aangever wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na verzending van het verzoek het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen met de ontbrekende stukken. De aangever kan echter in reactie daarop het verzoek doen de termijn om de aangifte aan te vullen eenmalig te verlengen met veertien dagen.

Wanneer de aangever niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief verstuurd over het besluit dat aan de aangifte briefadres geen gevolg wordt gegeven wegens het ontbreken van de gevraagde documenten, met inachtneming van artikel 2.60 Wet BRP. Hiertegen is bezwaar mogelijk.

Het is toegestaan om in de mededeling tot aanvulling van gegevens (4:5 Awb) al melding te maken van het voornemen om aan de aangifte geen gevolg te geven (4:7 Awb) in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.

Toelichting artikel 6:

Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangifte briefadres.

In de gevallen dat een briefadres wordt toegekend vanwege veiligheidsreden vastgesteld door de burgemeester (art 2, lid 4) of omdat de briefadreshouder behoort tot een kwetsbare groep (art 2, lid 1 onder f), zal de gemeente zelf altijd de afweging maken tot al dan niet toekennen van een briefadres.

Het is toegestaan om een briefadres bij inschrijving op grond van aangifte van verblijf en adres te kiezen. Dit is in niet strijd met artikel 2.38 Wet BRP.

Toelichting artikel 6 sub a:

Er kan geen briefadres gekozen worden indien de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1 Wet BRP. Hieronder valt ook het adres, a. indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; of b. het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten. In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, moet gekozen worden voor een briefadres.

Uitzondering wordt gemaakt voor zogenaamde verwarde personen (vraag collega uit sociaal domein om advies!) en voor personen waarbij naar het oordeel van de burgemeester het om veiligheidsredenen niet wenselijk om betrokkene op zijn woonadres in te schrijven.

Het permanent bewonen van een recreatiewoning wordt ook aangemerkt als woonadres en is dus geen reden om een briefadres toe te kennen. Er wordt niet voldaan aan artikel 5 onder a van deze regel.

Toelichting artikel 6:

Uit dit artikel zijn verwijderd de weigeringsgrond als het een niet BAG-adres of postbus betreft. Bij een niet BAG-adres kunnen er twijfels zijn over de goede bereikbaarheid van de personen die daarop zijn ingeschreven. Als echter toegestaan wordt dat iemand daarop wel wordt ingeschreven als zijnde woonadres dan is het niet goed verdedigbaar om een briefadres op dit adres niet toe te staan.

Een postbus mag niet voorkomen in de BRP, dus een bepaling hierover in deze regeling is overbodig.

Toelichting artikel 6 sub b en c:

Er dient aangifte van vertrek uit Nederland gedaan te worden als de persoon langer buiten Nederland verblijft dan een periode van 2/3e deel van een jaar. In dat geval kan niet gekozen worden voor een briefadres. Hierop is één uitzondering in het geval de persoon beroepshalve op een schip vaart. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub e.

Toelichting artikel 6 sub e:

Met de hierin vermelde weigeringsgrond wordt bedoeld dat een briefadres alleen verleend kan worden op een woonadres waar nog geen of slechts één briefadres is geregistreerd. Hierbij geldt een briefadres verleend aan een gezinshuishouden als één briefadres. Dit betekent dat er maximaal of twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of één alleenstaande en één gezinshuishouden een briefadres kunnen hebben op één adres. Zie ook de toelichting bij artikel 3, lid 4 en artikel 8.

Toelichting artikel 7, lid 1 en 4:

Om het tijdelijke karakter te bevestigen is besloten om een briefadres voor een periode van drie maanden te verlenen met de mogelijkheid tot verlenging met nogmaals drie maanden. Na het verloop van deze periode, moet de burger zijn ingeschreven op het woonadres waar hij feitelijk verblijft.

Deze periode van drie maanden is bewust gekozen om op deze manier in ieder geval na drie maanden een contactmoment te hebben met de burger, om zo te zorgen dat hij/zij snel een woonadres heeft (artikel 2, 1e lid sub b).

Hierop is een aantal uitzonderingen.

  • -

    Als van te voren al bekend is dat iemand een bepaalde periode in het buitenland zal verblijven en geen woonadres heeft, dan kan een briefadres worden verleend voor maximaal deze termijn.

  • -

    Een andere uitzondering heeft te maken met de feitelijke onmogelijkheid van de burger om een woonadres te hebben. Hierbij valt te denken aan binnenvaartschippers. Zolang deze schippers varen kunnen zij kiezen voor een briefadres. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie bijvoorbeeld om de vijf jaar worden getoetst.

  • -

    Ook voor dak- en thuislozen ligt het voor de hand om een afwijkende termijn te kiezen. Zolang de briefadreshouder een zwervend bestaan leidt kan een briefadres gehouden worden. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie bijvoorbeeld elk jaar getoetst worden.

Toelichting artikel 7, lid 5:

Als de briefadreshouder een verzoek doet om na de overeengekomen termijn ingeschreven te blijven op zijn briefadres, dan wordt opnieuw beoordeeld of hij aan de voorwaarden die zijn gesteld in deze regeling voldoet.

Toelichting artikel 7, lid 6:

De Wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres, moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de maximale termijn van het briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, dan wordt dit uiteraard weer getoetst aan de voorwaarden uit deze regeling.

Toelichtingartikel 8:

Op grond van artikel 4.17 Wet BRP kan een bestuurlijke boete worden opgelegd als er geen of een onjuiste aangifte van een (brief)adres wordt gedaan. Dit geldt ook voor de verplichting voor zowel de briefadreshouder als ook voor de briefadresgever om op verzoek van het college van burgemeester en wethouders inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor een juiste bijhouding van de basisregistratie zoals bepaald in artikel 2.45 Wet BRP. Voor de op te leggen bestuurlijke boete geldt een maximaal bedrag van € 325.

Toelichting artikel 9:

In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze regeling, bijvoorbeeld in het geval van de eenmalige verlenging zoals vastgelegd in artikel 6 lid 4 van de regeling. Individuele omstandigheden kunnen er toe leiden dat er nog een extra verlenging van de termijn wordt overeengekomen.

Een ander voorbeeld van een gerechtvaardigde afwijking is een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten.

Conform artikel 4:84 Awb wordt gehandeld overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit kan zich voordoen bij bedreigde personen in de opvang conform de circulaire BRP en briefadres (kenmerk 2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016. . In deze circulaire zijn de mogelijkheden aangegeven die bewoners van opvanghuizen hebben om in de Wet basisregistratie personen (BRP) een briefadres te kiezen bij een gemeente of aan het kantoor van een opvanghuis.