Regeling vervallen per 01-11-2018

regeling mandaat en volmacht van bevoegdheden betreffende de uitvoering van arbeidsvoorwaarden- en rechtspositieregelingen en overige personele en organisatorische aangelegenheden 2016

Geldend van 02-05-2018 t/m 31-10-2018

Intitulé

regeling mandaat en volmacht van bevoegdheden betreffende de uitvoering van arbeidsvoorwaarden- en rechtspositieregelingen en overige personele en organisatorische aangelegenheden 2016

Burgemeester en wethouders en de burgemeester van Purmerend, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft,

Overwegende dat:

De ambtelijke organisatie belast is met de beleidsvoorbereiding en de bedrijfsvoering;

Burgemeester en wethouders op 22 november 2016 besloten heeft tot een nieuwe organisatie- en topstructuur per 1 december 2016;

Dat de mandaten daarop moeten worden aangepast;

Gehoord het advies van de Ondernemingsraad;

Gelet op de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

B e s l u i t e n:

vast te stellen de regeling mandaat en volmacht van bevoegdheden betreffende de uitvoering van arbeidsvoorwaarden- en rechtspositieregelingen en overige personele en organisatorische aangelegenheden 2016.

Artikel 1 Algemeen

  • 1. De bevoegdheden tot het nemen van besluiten over de uitvoering van de regelgeving, zoals neergelegd in deel I van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregelingen en deel II de lokale arbeidsvoorwaardenregelingen, worden gemandateerd aan de algemeen directeur. Dit geldt ook voor personele en/of organisatorische aangelegenheden waaruit financiële verplichtingen voortvloeien.

  • 2. Aan de algemeen directeur wordt mandaat verleend om binnen de vastgestelde financiële kaders te besluiten overeenkomsten aan te gaan die personele aangelegenheden betreffen.

    Door de burgemeester wordt aan de algemeen directeur volmacht verleend om namens de gemeente deze overeenkomsten te tekenen.

  • 3. Burgemeester en wethouders en de burgemeester staan toe dat ondermandaat en ondervolmacht wordt verleend.

    De algemeen directeur kan van de in mandaat en bij volmacht verkregen bevoegdheden, conform de instructies in artikel 3 en met inachtneming van artikel 4, ondermandaat en ondervolmacht verlenen aan de domeindirecteuren. 

    De domeindirecteuren kunnen van de aan hen verleende bevoegdheden, conform de instructies in artikel 3 en met inachtneming van artikel 4, ondermandaat en ondervolmacht verlenen aan de teammanagers.

    Ondermandaat en ondervolmacht geschiedt bij schriftelijk besluit.

  • 4. Het uitoefenen van de bevoegdheden in ondermandaat is gebonden aan de door de algemeen directeur vastgestelde concernbrede kaders en/of richtlijnen. Bijvoorbeeld het aangaan van financiële verplichtingen kan alleen binnen het daarvoor aan de domeindirecteur en teammanager/groepsmanager toegekende budget.

  • 5. De algemeen directeur blijft verantwoordelijk voor de uitoefening van een ondergemandateerde bevoegdheid. De algemeen directeur blijft te allen tijde bevoegd om een ondergemandateerde bevoegdheid zelf uit te oefenen.

Artikel 2 Bevoegdheden/Kwaliteitsborging

  • 1. In de lijn van de besturingsfilosofie van de gemeente kunnen de bevoegdheden voor de bedrijfsvoering zo laag mogelijk in de organisatie worden ondergemandateerd en wel op het niveau van de teammanager. Daar staat tegenover dat de naast hogere manager (algemeen directeur of domeindirectuer) altijd bevoegd blijft om een ondergemandateerde bevoegdheid zelf uit te oefenen.

  • 2. Ingevolge artikel 10:2 van de Awb kan er in mandaat alleen een beslissing worden genomen over de uitvoering van regelingen. De bevoegdheid om te beslissen over het vaststellen van regelingen blijft echter voorbehouden aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 3. Verder is belangrijk dat elk besluit schriftelijk en begrijpelijk wordt gemotiveerd. Bovendien is het noodzakelijk dat er “teruggelezen” kan worden hoe een besluit tot stand is gekomen. Ook de belangenafweging, organisatie- versus het persoonlijk belang, zal voor zover aan de orde een plek moeten krijgen in de besluitvorming.

  • 4. Om de kwaliteit van besluitvorming zo goed mogelijk te borgen is, naast heldere kaders en/of richtlijnen, een ‘goed en gedegen' advies een absolute voorwaarde. Het management wordt hierin gefaciliteerd door het team P&O. Het laten informeren/adviseren over zaken waar rechtspositionele, organisatorische en financiële consequenties aan zijn verbonden heeft een verplicht karakter bij complexe personele en organisatorische vraagstukken. De adviseur van P&O brengt zijn advies uit met inachtneming van wet- en regelgeving, de concernbrede kaders en/of vastgestelde richtlijnen.

Artikel 3 Instructies ondermandaat

  • 1. Slechts de volgende aan de algemeen directeur gemandateerde bevoegdheden kunnen door deze aan de domeindirecteuren en de concerncontroller worden verleend en kunnen door de domeindirecteuren aan de teammanagers worden verleend:

    • -

      Het binnen de geldende wet- en regelgeving en de overige vastgestelde kaders uitvoering en toepassing geven aan de regelingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en rechtspositie;

    • -

      Het binnen de geldende kaders en het beschikbaar gestelde budget toekennen van beloningscomponenten;

    • -

      Het aanpassen van de formatie, waaronder het aanstellen van personeel, binnen de geldende kaders van de loonkostenbegroting;

    • -

      Het binnen de geldende kaders en het beschikbaar gestelde budget inhuren van derden;

    • -

      Het binnen de geldende kaders en het beschikbaar gestelde budget aangaan van verplichtingen ter uitvoering van de Arbo-wet;

    • -

      Het binnen de geldende kaders en het beschikbaar gestelde budget vaststellen van het teamgerichte vorming en opleidingsplan.

  • 2. De keerzijde van mandatering is verantwoording afleggen. Dit om te kunnen controleren en/of toetsen of de van te voren gemaakte afspraken zijn nagekomen, de besluiten binnen de kaders en/of richtlijnen hebben plaatsgevonden, maar ook om toe te zien dat het gelijkheidsbeginsel in acht wordt genomen.

    De verantwoording vindt in het algemeen plaats door:

    • ·

      Managementrapportages waarin formeel verantwoording wordt afgelegd over de toepassing van verkregen bevoegdheden en in het bijzonder over de wijze waarop met P-aspecten is omgegaan.

    • ·

      Het via bilateraal overleg bespreken, toetsen of controleren door de naast hogere leidinggevende van de afspraken.

    De frequentie hangt samen met de P&C-cyclus en de overlegmomenten (en verder ad-hoc als er aanleiding toe is).

Artikel 4 Uitzondering op mandaat(door)verlening

Bij het uitoefenen van gemandateerde bevoegdheden gelden verder de volgende instructies:

1. Niet vrijwillig ontslag

Tot niet vrijwillig ontslag, met uitzondering van strafontslag, wordt besloten door de naast hogere leidinggevende. Dit betekent het volgende: 

  • o

    Voor medewerkers en groepsmanagers ligt de bevoegdheid bij de domeindirecteur;

  • o

    Voor teammanagers ligt de bevoegdheid bij de betreffende algemeen directeur;

  • o

    Voor domeindirecteuren ligt de bevoegdheid bij burgemeester en wethouders;

  • o

    Voor de algemeen directeur ligt de bevoegdheid bij burgemeester en wethouders.

Op bovenstaande regel geldt een uitzondering voor medewerkers die rechtstreeks hiërarchisch onder de algemeen directeur vallen. De bevoegdheid om te beslissen ligt in deze bij burgemeester en wethouders.

Alvorens de bevoegde leidinggevende een beslissing neemt, legt hij het voorstel ter toetsing voor aan de manager P&O. Indien de manager P&O negatief adviseert, beslist de algemeen directeur, dan wel in voorkomende gevallen burgemeester en wethouders.

2. Strafontslag en disciplinaire schorsing

Gelet op jurisprudentie en parlementaire geschiedenis is het mandateren van de bevoegdheid tot het opleggen van een disciplinair strafontslag en schorsing als disciplinaire maatregel niet toelaatbaar. De bevoegdheid te beslissen bij strafontslag en disciplinaire schorsing blijft bij burgemeester en wethouders.

Overige disciplinaire straffen

De bevoegdheid tot het opleggen van andere disciplinaire straffen wordt gemandateerd aan de algemeen directeur.

3. Kan/kunnen bepalingen

De CAR/UWO is een samenstel van regels, die bindend zijn. Dit geldt in gelijke mate voor de lokale regelingen. In een aantal situaties is aangegeven dat het bevoegde gezag anders kan beslissen: de zogenaamde kan/kunnen bepalingen. De bevoegdheid tot beslissen bij het toepassen van kan/kunnen bepalingen is neergelegd bij de naast hogere manager, doch niet lager gemandateerd dan aan de domeindirecteur.

4. Hardheidsclausules

In de CAR / UWO en in onze lokale regelingen zijn in enkele hoofdstukken hardheidsclausules opgenomen. Zo luidt de letterlijke tekst: Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te beslissen in gevallen waarin dit hoofdstuk, of deze regeling, naar hun oordeel niet of niet in redelijkheid voorziet een voorziening te treffen. Teneinde eenheid van toepassing binnen de gemeentelijke organisatie te behouden, wordt de bevoegdheid op hardheidsclausules te beslissen aan de algemeen directeur gemandateerd.

Artikel 5 Inwerkingtreding en intrekking

Deze regeling, die kan worden aangehaald als "Regeling mandaat en volmacht personeel en organisatie aangelegenheden 2016, " treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking. Vanaf dat moment wordt de “Regeling mandaat, volmacht personeel en organisatie aangelegenheden 2009” ingetrokken.

Ondertekening

Purmerend, 29 november 2016
Burgemeester en wethouders van Purmerend,
de secretaris,
J.C.M. Cox
de burgemeester,
D. Bijl
De burgemeester van Purmerend,
D. Bijl

Inhoudsopgave

Artikel 1 Algemeen

Artikel 2 Bevoegdheden/Kwaliteitsborging

Artikel 3 Instructies ondermandaat

Artikel 4 Uitzondering op mandaat(door)verlening

Artikel 5 Inwerkingtreding en intrekking